Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 februari 2008
gepubliceerd op 11 maart 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere bepalingen aangaande de inventarisatie van gegevens in het kader van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

bron
vlaamse overheid
numac
2008035403
pub.
11/03/2008
prom.
15/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/15/2008035403/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere bepalingen aangaande de inventarisatie van gegevens in het kader van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, inzonderheid op artikel 4, § 1, 14, § 5, 23, §§ 5 en 7, en 24 § 5;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 december 2007;

Gelet op het advies 43.974/3 van de Raad van State, gegeven op 15 januari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu;2° perceelsnummer : het nummer dat bij de laatste registratie van het betrokken perceel landbouwgrond in het GBCS aan dat perceel werd toegekend;3° het GBCS : het GBCS, als vermeld in artikel 2, 14°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, waarbij het GBCS de afkorting is van het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem;4° de bevoegde instantie : de bevoegde instantie, als vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;5° het vervoerbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot het bepalen van de nadere regels voor het vervoer van meststoffen en houdende uitvoering van artikel 8, § 5, 3°, van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;6° de verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, als vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en van het landbouwbeleid;7° diervoeder : iedere stof die de nutriënten P2O5 of N bevat en die bestemd kan zijn om gevoederd te worden aan een van de diercategorieën als vermeld in de tabel in artikel 27, § 1, van het Mestdecreet;8° perceelsgroep : twee of meer percelen waarop eenzelfde gewas of gewascombinatie wordt geteeld en die qua bodemtype en bemestingspraktijk homogeen zijn.Worden in ieder geval niet beschouwd als een perceelsgroep met een homogene bemestingspraktijk : percelen waarop een verschillende periode voor het op of in de bodem brengen van meststoffen, als vermeld in artikel 8 van het Mestdecreet, of verschillende maximale bemestingsnormen, overeenkomstig de artikelen 13, 16, 17, 18, en 86, van het Mestdecreet, van toepassing zijn. Opdat twee of meer percelen grasland tot eenzelfde perceelsgroep zouden kunnen behoren, dienen deze in elk geval : a) hetzij allemaal enkel gemaaid te worden;b) hetzij allemaal begraasd te worden met al dan niet één of meerdere sneden gemaaid. HOOFDSTUK II. - De berekening van de gemiddelde veebezetting

Art. 2.§ 1. Ter uitvoering van artikel 23, § 7, van het Mestdecreet, wordt de gemiddelde veebezetting van een exploitatie in een bepaald kalenderjaar bepaald door, voor alle diersoorten uitgezonderd de diersoort Runderen, per diercategorie de som te maken van de gemiddelde veebezetting van elk van de dierregisters die in dat kalenderjaar voor die exploitatie bijgehouden zijn, en, voor wat betreft de diersoort Runderen, door de in Sanitel voor dat kalenderjaar voor die exploitatie geregistreerde gegevens om te rekenen. § 2. De gemiddelde veebezetting van een dierregister van het type maandregister, wordt bepaald door per diercategorie de som te nemen van de 12 geregistreerde maandgemiddelden en deze vervolgens te delen door 12. § 3. De gemiddelde veebezetting van een dierregister van het type veranderingsregister, wordt bepaald door voor elk dier dat vermeld is in een van de dierregister die in dat kalenderjaar voor die exploitatie bijgehouden zijn, te bepalen tot welke diercategorie dat dier behoort en hoeveel dagen dat dier in het desbetreffende kalenderjaar op de exploitatie aanwezig was. Wanneer een dier in de loop van een kalenderjaar van diercategorie gewijzigd is, wordt voor elk van de diercategorieën dat het betreffende dier in het voorbije kalenderjaar geweest is, bepaald hoeveel dagen dat dier in die diercategorie op die exploitatie aanwezig is geweest.

De aldus bekomen aantallen dagen worden per diercategorie opgeteld, en gedeeld door het aantal kalenderdagen van het desbetreffende kalenderjaar. § 4. De gemiddelde veebezetting van een dierregister van het type ronderegister, wordt bepaald door per diercategorie de som te nemen van : - het aantal dieren dat op 1 januari op de exploitatie aanwezig was; - voor elk van de rondes die in de loop van dat kalenderjaar gestart zijn, het aantal dieren dat bij de start van de ronde aanwezig was; - voor elk van de rondes die in de loop van dat kalenderjaar beëindigd zijn, het aantal dieren dat bij het einde van de ronde aanwezig was; - het aantal dieren dat op 31 december op de exploitatie aanwezig was.

De aldus bekomen totalen, per diercategorie, dienen gedeeld te worden door twee, vervolgens vermenigvuldigd te worden met het aantal dagen dat er volgens het dierregister dieren van die diercategorie aanwezig waren, en tenslotte gedeeld te worden door het aantal kalenderdagen van dat bepaald kalenderjaar. § 5. Voor de omrekening van de in Sanitel voor dat kalenderjaar voor die exploitatie geregistreerde gegevens, wordt voor elk dier dat volgens de in Sanitel geregistreerde gegevens in de loop van het betrokken kalenderjaar op de betrokken exploitatie gehouden is, bepaald tot welke diercategorie dat dier behoort en hoeveel dagen dat dier in het desbetreffende kalenderjaar op de exploitatie aanwezig was. Wanneer een dier in de loop van een kalenderjaar van diercategorie gewijzigd is, wordt voor elk van de diercategorieën dat het betreffende dier in het voorbije kalenderjaar geweest is, bepaald hoeveel dagen dat dier in die diercategorie op die exploitatie aanwezig is geweest.

De aldus bekomen aantallen dagen worden per diercategorie opgeteld, en gedeeld door het aantal kalenderdagen van het desbetreffende kalenderjaar. § 6. Er wordt afgerond op een geheel getal volgens de regel elk getal na de komma lager dan 5 naar beneden en elk getal na de komma gelijk of hoger dan 5 naar boven. HOOFDSTUK III. - De aangiftes

Art. 3.§ 1. Elke aangifteplichtige landbouwer, landbouwer met groeimedium en landbouwer gevestigd buiten het Vlaamse Gewest, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, 5° en 7° van het Mestdecreet, moet op unieke wijze als landbouwer geïdentificeerd zijn in het GBCS. § 2. Elke aangifteplichtige landbouwer en landbouwer met groeimedium, als vermeld in artikel 23, § 1, 1° en 5° van het Mestdecreet, doet elk jaar, per exploitatie, naast de gegevens vermeld in artikel 23, § 5, van het Mestdecreet, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de identificatiegegevens van de exploitant van de betrokken exploitatie, zoals opgenomen in het GBCS.Hieronder wordt verstaan de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de exploitant van de betrokken exploitatie; 2° het staltype of de staltypes waarin de dieren op de betrokken exploitatie worden gehouden, evenals per staltype, het gemiddeld aantal dieren, gespecificeerd naar diercategorie, dat gedurende het afgelopen kalenderjaar in het betrokken staltype werd gehouden;3° de op de betrokken exploitatie geproduceerde hoeveelheid spuiwater, uitgedrukt in kg N, evenals de vermelding van het soort luchtwassysteem dat op de betrokken exploitatie gebruikt wordt;4° indien het op de betrokken exploitatie geproduceerde spuiwater een nabehandeling ondergaat op de betrokken exploitatie waardoor de stikstof in het spuiwater omgezet wordt in N2, het aantal liter spuiwater dat nabehandeld is geworden evenals het resultaat van deze nabehandeling;5° de tot de exploitatie behorende oppervlakte groeimedium;6° de voor eigen gebruik geteelde maïs, voedergranen, en voederbieten, uitgedrukt in hectare;7° de aangekochte oppervlakte maïs, uitgedrukt in hectare;8° de aangekochte hoeveelheid perspulp van suikerbieten, uitgedrukt in ton;9° in voorkomend geval de op de eigen exploitatie geproduceerde hoeveelheid dierlijke mest die op de eigen exploitatie verwerkt werd. Voor de berekening in een bepaald kalenderjaar van de op de betrokken exploitatie geproduceerde hoeveelheid spuiwater, uitgedrukt in kg N, als vermeld in het eerste lid, 3°, wordt het verschil tussen de stand van de spuiwatermeter op 1 januari en op 31 december, in voorkomend geval omgerekend naar liter, vermenigvuldigd met de gemiddelde concentratie aan stikstof in het spuiwater, zoals blijkt uit de analyses uitgevoerd overeenkomstig de S-lijst : Lijst van technieken die de uitgaande stallucht zuiveren, van Bijlage I bij het Ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. Deze analyses dienen op de exploitatie bijgehouden te worden.

Voor de berekening in een bepaald kalenderjaar van het resultaat van de nabehandeling, als vermeld in het eerste lid, 4°, wordt de hoeveelheid vloeistof die men overhield na de nabehandeling, uitgedrukt in liter, vermenigvuldigd met de overeenkomstige concentratie aan stikstof. Voor het bepalen van de overeenkomstige concentratie aan stikstof, dient de landbouwer gebruik te maken van het gemiddelde van minstens twee door een krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, in het betreffende kalenderjaar, conform het compendium, als vermeld in artikel 62, § 7, van het Mestdecreet, uitgevoerde analyses. Deze analyses dienen op de exploitatie bijgehouden te worden.

Voor de berekening in een bepaald kalenderjaar van de oppervlakte groeimedium, als vermeld in artikel 23, § 1, 5°, van het Mestdecreet, en in het eerste lid, 5°, wordt de effectieve oppervlakte groeimedium voor het telen van gewassen genomen. De rijpaden en de ruimtes tussen de teelten worden meegerekend.

Ingeval van meerdere teeltlagen wordt de oppervlakte van elke teeltlaag opgeteld voor het bekomen van de effectieve oppervlakte. Als het maximum aantal lagen dat op enig moment in het betrokken kalenderjaar in de betreffende bedrijfsruimte of op het betreffende perceel, aanwezig was, groter is dan 1, wordt het resultaat van de vermenigvuldiging met 10 % verminderd.

Onder de voor eigen gebruik geteelde maïs, voedergranen, en voederbieten, uitgedrukt in hectare, als vermeld in het eerste lid, 6°, wordt verstaan het aantal hectare landbouwgrond die op 1 januari tot de exploitatie behoorde en waarop maïs, voedergranen, of voederbieten, als hoofdteelt geteeld werd, verminderd met de oppervlakte landbouwgrond, uitgedrukt in hectare, waarvan de maïs, voedergranen, of voederbieten, als voeder gebruikt worden in een andere bedrijf dan datgene waartoe de betrokken exploitatie behoort.

Onder de aangekochte oppervlakte maïs, uitgedrukt in hectare, als vermeld in het eerste lid, 7°, wordt verstaan het aantal hectare landbouwgrond die op 1 januari tot een exploitatie, die deel uitmaakt van een ander bedrijf, behoorde en waarop maïs als hoofdteelt geteeld werd, maar waarvan de maïsopbrengst van deze landbouwgronden als voeder gebruikt wordt in het eigen bedrijf. Ingeval de overeenkomst die hieromtrent werd opgemaakt, niet gespecificeerd is in aantal hectaren maïs, maar in aantal ton maïs, dient, voor de omrekening naar hectaren, het aantal ton maïs, gedeeld te worden door 45.

Voor de berekening in een bepaald kalenderjaar van de door een installatie, als vermeld in het eerste lid, 9°, op de eigen exploitatie verwerkte hoeveelheid dierlijke mest, die op de eigen exploitatie geproduceerd werd, dient de betrokken landbouwer een balans op te maken, gestaafd door analyses, uitgevoerd door een krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, in het betreffende kalenderjaar, conform het door de Mestbank beheerde methodenboek met bemonsterings- en analysemethodes voor meststoffen, bodem en diervoeders in het kader van het Mestdecreet, zoals bedoeld in artikel 62, § 7, van het Mestdecreet. Deze analyses dienen op de exploitatie bijgehouden te worden. De minister kan nadere regels bepalen aangaande de balans en de analyses, nodig ter staving van deze balans. § 3. In uitvoering van artikel 23, § 5, van het Mestdecreet, doet de aangifteplichtige landbouwer die gevestigd is buiten het Vlaamse Gewest doch waarvan een gedeelte van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond binnen het Vlaamse Gewest gelegen is, als vermeld in artikel 23, § 1, 7°, van het Mestdecreet, jaarlijks, aangifte bij de Mestbank van minstens de volgende gegevens : 1° het adres van al de tot het bedrijf behorende exploitaties, die gelegen zijn buiten het Vlaamse Gewest;2° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de exploitant van de exploitaties, als vermeld in 1°;3° voor wat betreft de gegevens vermeld in artikel 23, § 5, van het Mestdecreet, enkel de gegevens als vermeld in artikel 23, § 5, 5°, 6°, 7° en 10°, van het Mestdecreet, voor wat betreft al de tot het bedrijf behorende landbouwgronden die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest;4° de gegevens met betrekking tot de dierlijke mest die geproduceerd werd op een van de tot het bedrijf behorende exploitaties, gelegen buiten het Vlaamse Gewest, en die opgebracht werd op de tot het bedrijf behorende landbouwgronden die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest.De landbouwer vermeldt hiervoor de soort dierlijke mest, de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in ton, evenals de naam en het adres van de betrokken mestvoerder of de betrokken mestvoerders; 5° de gegevens met betrekking tot de andere meststoffen die geproduceerd werden op een van de tot het bedrijf behorende exploitaties, gelegen buiten het Vlaamse Gewest, en die opgebracht werden op de tot het bedrijf behorende landbouwgronden die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest.De landbouwer vermeldt hiervoor de soort andere meststoffen, de hoeveelheid andere meststoffen, uitgedrukt in ton, evenals de naam en het adres van de betrokken mestvoerder of de betrokken mestvoerders. § 4. De aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, 5° of 7°, van het Mestdecreet dienen de gegevens, vermeld in artikel 23, § 5, 3° en 4°, van het Mestdecreet, gespecificeerd per soort mest, aan te geven.

De Mestbank maakt lijsten op waarin de verschillende soorten luchtwassystemen, als vermeld in § 2, 3°, de verschillende soorten dierlijke mest, als vermeld in § 3, 4°, de verschillende soorten andere meststoffen, als vermeld in § 3, 5°, evenals de verschillende soorten mest, als vermeld in het eerste lid, zijn opgenomen en stelt deze ter beschikking van de aangifteplichtigen. Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte het soort luchtwassysteem, de soort dierlijke mest, de soort andere meststoffen of de soort mest, moet specificeren, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijsten.

Art. 4.Elke aangifteplichtige uitbater van een mestverzamelpunt, als vermeld in artikel 23, § 1, 2° van het Mestdecreet doet elk jaar, per mestverzamelpunt, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de uitbater van het betrokken mestverzamelpunt;2° de soorten meststoffen die in het betrokken mestverzamelpunt opgeslagen worden;3° de opslagcapaciteit van meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort meststoffen;4° de opgeslagen hoeveelheid meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort meststoffen en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide.Voor het bepalen van de opgeslagen hoeveelheid mest, uitgedrukt in kg stikstof en in kg difosforpentoxide, wordt gerekend op basis van de samenstelling als vermeld in het register, bedoeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet; 5° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen, en de sector van bestemming van de betrokken meststoffen;6° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, op de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar ontvangen werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen. De Mestbank stelt een lijst op waarin de verschillende soorten meststoffen, als vermeld in het eerste lid, 2°, 3°, 4°, 5° en 6°, en de verschillende sectoren van bestemming, als vermeld in het eerste lid, 5°, zijn opgenomen en stelt deze ter beschikking van de aangifteplichtigen. Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte moet specificeren over welke soort meststoffen het gaat of wat de sector van bestemming is, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijsten.

De aangifteplichtige voegt bij zijn aangifte een kopie van het register als vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet, evenals in voorkomend geval, een kopie van het register als vermeld in artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit.

Art. 5.Elke aangifteplichtige uitbater van een bewerkings- of verwerkingseenheid, als vermeld in artikel 23, § 1, 3° van het Mestdecreet doet elk jaar, per bewerkings- of verwerkingseenheid, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het Ondernemingsnummer van de uitbater van de betrokken bewerkings- of verwerkingseenheid;2° het type van activiteit dat op de betrokken uitbating uitgeoefend wordt;3° de soorten meststoffen die op de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar ontvangen werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide;4° de soorten grondstoffen andere dan meststoffen die op de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar ontvangen werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide;5° de afgewerkte producten die vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort afgewerkte producten, de regio van bestemming en de sector van bestemming van de betrokken afgewerkte producten;6° de opslagcapaciteit van meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort meststoffen;7° de opgeslagen hoeveelheid meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort meststoffen en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide;8° de opslagcapaciteit van grondstoffen andere dan meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort grondstoffen andere dan meststoffen;9° de opgeslagen hoeveelheid grondstoffen andere dan meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort grondstoffen andere dan meststoffen en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide;10° de opslagcapaciteit van afgewerkte producten op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort afgewerkte producten;11° de opgeslagen hoeveelheid afgewerkte producten op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort afgewerkte producten en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide;12° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen, en de sector van bestemming van de betrokken meststoffen;13° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, op de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar ontvangen werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen. De Mestbank maakt lijsten op waarin de verschillende types van activiteiten, als vermeld in het eerste lid, 2°, de verschillende soorten meststoffen, als vermeld in het eerste lid, 3°, 6°, 7°, 12° en 13°, de verschillende soorten grondstoffen andere dan meststoffen, als vermeld in het eerste lid, 4°, 8° en 9°, de verschillende soorten afgewerkte producten, als vermeld in het eerste lid, 5°, 10° en 11°, de verschillende regio's van bestemming, als vermeld in het eerste lid, 5°, en de verschillende sectoren van bestemming, als vermeld in het eerste lid, 5° en 12°, zijn opgenomen en stelt deze ter beschikking van de aangifteplichtigen. Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte het type van activiteit, de soort meststoffen, de soort grondstoffen andere dan meststoffen, het soort afgewerkt product, de regio van bestemming of de sector van bestemming moet specificeren, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijsten.

De aangifteplichtige voegt bij zijn aangifte een kopie van het register als vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet, een kopie van de nutriëntenbalans, als vermeld in artikel 5.28.3.2.4., § 2, van het VLAREM II, evenals in voorkomend geval, een kopie van het register als vermeld in artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit.

Art. 6.Elke aangifteplichtige producent of verdeler van andere meststoffen, als vermeld in artikel 23, § 1, 4°, van het Mestdecreet doet elk jaar, per uitbating, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de uitbater van de betrokken uitbating;2° de hoeveelheid andere meststoffen die in het vorige kalenderjaar op de betrokken uitbating geproduceerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide, gespecificeerd naar de soort andere meststoffen en met vermelding van de overeenkomstige meststofcode;3° de opslagcapaciteit van andere meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort andere meststoffen;4° de opgeslagen hoeveelheid andere meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort andere meststoffen en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide. De Mestbank maakt lijsten op waarin de verschillende soorten andere meststoffen, als vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, en de verschillende meststofcodes, als vermeld in het eerste lid, 2°, zijn opgenomen en stelt deze ter beschikking van de aangifteplichtigen.

Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte de soort andere meststoffen of de meststofcode moet specificeren, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijsten.

Art. 7.Elke aangifteplichtige producent, verdeler, importeur of exporteur van kunstmest, als vermeld in artikel 23, § 1, 6°, van het Mestdecreet doet elk jaar, per uitbating, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de uitbater van de betrokken uitbating of van de betrokken importeur of exporteur;2° de soorten kunstmest die vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort kunstmest, de regio van bestemming en de sector van bestemming van de betrokken afgewerkte producten. De Mestbank maakt lijsten op waarin de verschillende soorten kunstmest, als vermeld in het eerste lid, 2°, de verschillende regio 's van bestemming, als vermeld in het eerste lid, 2°, en de verschillende sectoren van bestemming, als vermeld in het eerste lid, 2°, zijn opgenomen en stelt deze ter beschikking van de aangifteplichtigen. Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte de soort meststoffen, de soort kunstmest, de regio van bestemming of de sector van bestemming moet specificeren, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijsten.

De aangifteplichtige voegt bij zijn aangifte een kopie van het register als vermeld in artikel 24, § 2, eerste lid, van het Mestdecreet.

Art. 8.In uitvoering van artikel 23, § 7, van het Mestdecreet, wordt de aangifteplicht voor producenten, invoerders of verkopers van diervoeders, als vermeld in artikel 23, § 1, 8°, van het Mestdecreet, beperkt tot eenieder die diervoeders of bestanddelen voor diervoeders levert aan landbouwers en die : 1° hetzij diervoeders produceert op een in het Vlaamse Gewest gelegen uitbating en in het kader van Verordening (EG) Nr.183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen erkend of geregistreerd is als producent van diervoeders; 2° hetzij diervoeders invoert die geproduceerd zijn door een producent die in het kader van Verordening (EG) Nr.183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne hetzij bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, hetzij bij de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, erkend of geregistreerd is als producent van diervoeders; 3° hetzij diervoeders of bestanddelen voor diervoeders verkoopt die geproduceerd zijn door een producent van diervoeders, als vermeld in 1°, 2°, 5° en 6°;4° hetzij perspulp van suikerbieten levert aan landbouwers, gelegen in het Vlaamse Gewest.5° hetzij diervoeders onder de vorm van brijvoeders produceert;6° hetzij diervoeders onder de vorm van producten uit de voedingsindustrie produceert. De producenten, invoerders of verkopers van diervoeders, als vermeld in het eerst lid, doen elk jaar, per uitbating of per invoerder, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de naam, het adres, in voorkomend geval de geboortedatum, het telefoonnummer en het ondernemingsnummer van de uitbater van de betrokken uitbating of van de betrokken invoerder;2° de aanduiding of het gaat om een uitbating waar diervoeders worden geproduceerd, om een uitbating waar diervoeders worden verkocht of om een invoerder van diervoeders;3° de diervoeders die vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden naar landbouwers, uitgedrukt in ton, in kg ruw eiwit en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de identiteit van de afnemer.Hierbij dient eveneens vermeld te worden of het een voeder betreft waarvan de fabrikant in het kader van de productnormering een wijziging van de P2O5 of N-uitscheiding heeft gewaarborgd, als vermeld in artikel 26, § 2, 1°, van het Mestdecreet.

Onder identiteit van de afnemer, als vermeld in het tweede lid, 3°, wordt verstaan de naam, het adres en in voorkomend getal het exploitatienummer van de landbouwer die de betrokken diervoeders heeft ontvangen.

Art. 9.Elke erkende mestvoerder, als vermeld in artikel 23, § 1, 9°, van het Mestdecreet doet elk jaar, per uitbating, minstens aangifte bij de Mestbank van de volgende gegevens : 1° de opslagcapaciteit van meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, uitgedrukt in m3, en gespecificeerd naar de soort meststoffen, evenals hetzij voor niet-verplaatsbare opslagen, de locatie waar deze opslagcapaciteit gelegen is, hetzij, voor verplaatsbare opslagen, het erkenningsnummer, vermeld in de erkenningsbeslissing, als vermeld in artikel 14, § 3, van het vervoerbesluit, dat aan deze opslag is toegekend geworden;2° de opgeslagen hoeveelheid meststoffen op 1 januari van het lopende kalenderjaar, gespecificeerd naar de soort meststoffen en uitgedrukt in m3, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd per opslag;3° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, vanuit de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar afgevoerd werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen, en de sector van bestemming van de betrokken meststoffen;4° in voorkomend geval, de meststoffen die, in uitvoering van artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit, op de betrokken uitbating in het vorige kalenderjaar ontvangen werden, uitgedrukt in ton, in kg stikstof en in kg difosforpentoxide en gespecificeerd naar de soort meststoffen. De Mestbank stelt een lijst waarin de verschillende soorten meststoffen, als vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 4°, zijn opgenomen ter beschikking van de aangifteplichtigen. Wanneer de aangifteplichtige bij het invullen van zijn aangifte moet specificeren over welke soort meststoffen het gaat, dient hij hiervoor gebruik te maken van deze lijst.

De aangifteplichtige voegt in voorkomend geval bij zijn aangifte een kopie van het register als vermeld in artikel 25, § 1, van het vervoerbesluit.

Art. 10.§ 1. De aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23 van het Mestdecreet, dienen ten laatste op de eerste werkdag na 15 februari, aangifte te doen bij de Mestbank. De Mestbank verstuurt aangifteformulieren aan de aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23 van het Mestdecreet. De aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23, § 1, van het Mestdecreet, die geen aangifteformulier hebben ontvangen, moeten bij de Mestbank uiterlijk op 1 februari van het jaar waarnaar het aangiftejaar wordt genoemd een aangifteformulier aanvragen. Als de Mestbank de formulieren niet voor 15 januari verstuurt, wordt aan de aangifteplichtigen voor het indienen van de aangifte uitstel verleend tot uiterlijk de eerste werkdag na de eerstvolgende 15de van een maand, na het versturen van de formulieren.

In afwijking hiervan wordt wanneer het verschil tussen de datum van versturen van de formulieren en de eerste werkdag na de eerstvolgende 15de van een maand geen 30 kalenderdagen bedraagt, aan de aangifteplichtigen voor het indienen van de aangifte uitstel verleend tot uiterlijk de eerste werkdag na de tweede volgende 15e van een maand.

In afwijking van het eerste lid, doen de aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, 5° en 7° van het Mestdecreet, de aangifte van de gegevens, als vermeld in artikel 23, § 5, 6° en 7°, van het Mestdecreet, via de verzamelaanvraag.

De minister kan bepalen dat een of meerdere aangiftegegevens, als vermeld in artikel 23, § 5, van het Mestdecreet of in de artikelen 3 tot en met 9, door de Mestbank, op een andere wijze dan vermeld in het eerste of tweede lid, verkregen zullen worden.

In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan de Minister eveneens vastleggen dat bepaalde aangifteplichtigen hun aangifte of een deel ervan op digitale wijze of via een door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket, dienen te doen, en kan eveneens de nadere regels hieromtrent vastleggen. § 2. In afwijking van § 1, kan elke landbouwer die niet aangifteplichtig is volgens artikel 23, § 1, 1°, 5° en 7°, van het Mestdecreet, éénmalig een aangifte doen van de gegevens als vermeld in artikel 23, § 5, 6° en 7°, van het Mestdecreet. Hij moet hiervoor op unieke wijze als landbouwer geïdentificeerd zijn in het GBCS. In geval de niet-aangifteplichtige landbouwer die éénmalig een aangifte heeft gedaan, als vermeld in het eerste lid, de tot zijn exploitatie behorende oppervlakte landbouwgrond wijzigt of in geval hij zijn exploitatie stopzet, dient hij op eigen initiatief de bevoegde instantie, binnen de drie maanden na de wijziging of de stopzetting, hiervan op de hoogte te stellen. In geval van een wijziging van de tot de exploitatie behorende oppervlakte landbouwgrond, moet de landbouwer opnieuw een verzamelaanvraag indienen.

Art. 11.De in artikel 23 van het Mestdecreet bedoelde aangiftes mogen, hetzij door één aangifteplichtige, hetzij collectief door meerdere aangifteplichtigen, bij de Mestbank worden ingediend door middel van één of meerdere digitale informatiedragers waarvan de conceptie en het systeem door de Mestbank is goedgekeurd of via een door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket. Opdat een aangifteplichtige voor een bepaald aangiftejaar, de aangifte kan indienen door middel van een of meerdere digitale informatiedragers, dient de conceptie en het systeem van de betreffende digitale informatiedragers, door de Mestbank vóór 1 januari van het betreffende aangiftejaar goedgekeurd te zijn.

Aangifteplichtigen die hun aangifte indienen door middel van een of meerdere digitale informatiedragers, moeten bij deze informatiedragers evenwel een door henzelf of door hun respectieve volmachtdrager ondertekende verklaring die de juistheid van de gegevens op de informatiedrager bevestigt, voegen. De minister kan bepalen dat aangifteplichtigen die hun aangifte indienen via een door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket alsnog een door henzelf of door hun respectieve volmachtdrager ondertekende verklaring die de juistheid van de gegevens bevestigd, dienen over te maken aan de Mestbank.

De minister kan bepalen dat bepaalde aangifteplichtigen hun aangifte geheel of gedeeltelijk moeten indienen via een door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket.

De aangifteplichtige bewaart een afschrift van elke aangifte, op de exploitatie of de uitbating waarop de aangifte betrekking heeft.

Art. 12.§ 1. Eenieder, die een uitbating of delen van een uitbating opstart of overneemt, of die zijn uitbating dermate uitbreidt dat hij aangifteplichtig wordt overeenkomstig artikel 23 van het Mestdecreet, moet de Mestbank hiervan schriftelijk op de hoogte stellen voor de opstart, de overname of de uitbreiding.

De aangifteplichtige levert op vraag van de Mestbank alle identificatiegegevens die de Mestbank nodig heeft. § 2. Eenieder die in de loop van een kalenderjaar, door het opstarten of overnemen van een uitbating of delen van een uitbating of door het uitbreiden van zijn uitbating, een aangifteplichtige landbouwer, landbouwer met groeimedium of landbouwer gevestigd buiten het Vlaamse Gewest, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, 5° of 7°, van het Mestdecreet, wordt, dient zich als landbouwer laten identificeren in het GBCS of dient zijn bestaande identificatie in het GBCS aan te passen.

Na de identificatie in het GBCS ontvangen de betrokken landbouwers een verzamelaanvraag waarop ze, voor het betreffende kalenderjaar aangifte dienen te doen van de gegevens, als vermeld in artikel 23, § 5, 6° en 7°, van het Mestdecreet. De betrokken landbouwer zendt deze ingevulde en ondertekende verzamelaanvraag, hetzij binnen de maand na ontvangst, hetzij voor de voor het lopende kalenderjaar uiterste indieningsdatum van deze verzamelaanvraag, als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, over aan de bevoegde instantie. HOOFDSTUK IV. - De registers Afdeling I. - Het dierregister

Art. 13.§ 1. Ter uitvoering van artikel 24, § 1, van het Mestdecreet, dient elke landbouwer, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, a), van het Mestdecreet voor elk van zijn exploitaties, voor elk van de diersoorten die hij gedurende het afgelopen kalenderjaar op zijn exploitatie heeft gehouden, met uitzondering van de dieren die behoren tot de diersoort Rundvee, per kalenderjaar, een dierregister bij te houden. De landbouwer heeft hierbij de keuze tussen drie verschillende types van dierregister, zijnde een maandregister, een ronderegister of een veranderingsregister. Het ronderegister kan echter enkel gebruikt worden voor diercategorieën, die gehouden worden volgens een rondesysteem. § 2. Ter uitvoering van artikel 24, § 1, van het Mestdecreet, dient elke landbouwer die dieren houdt doch waarvan het bedrijf een productie aan dierlijke mest heeft, kleiner dan 300 kg P2O5, berekend overeenkomstig artikel 23, § 1, 1°, a), van het mestdecreet, een dierregister bij te houden waarin hij de diersoort of diersoorten vermeldt die op zijn bedrijf worden gehouden.

Art. 14.De landbouwer die gekozen heeft voor het dierregister, type maandregister, noteert na afloop van elke maand, per diercategorie, hoeveel dieren van die diercategorie er de voorbije maand gemiddeld op de exploitatie aanwezig waren.

Art. 15.§ 1. De landbouwer die gekozen heeft voor het dierregister, type ronderegister, noteert voor elke ronde, de start- en de einddatum, het aantal dieren dat bij de start van de ronde opgezet werd en het aantal dieren dat op het einde van de ronde nog aanwezig was. Wanneer er op 1 januari reeds een ronde lopende is, noteert de landbouwer in het dierregister het aantal dieren dat op 1 januari in de exploitatie aanwezig is. Wanneer er op 31 december een ronde lopende is, noteert de landbouwer in het dierregister het aantal dieren dat op 31 december in de exploitatie aanwezig is. § 2. Wanneer een landbouwer op zijn exploitatie meerdere stallen of delen van stallen heeft waarin hij een rondesysteem toepast, en de rondes in de verschillende stallen of delen van stallen niet steeds op hetzelfde tijdstip starten, op hetzelfde tijdstip stoppen of betrekking hebben op dezelfde diercategorieën, dan dient de landbouwer voor elke stal of deel van een stal een afzonderlijk dierregister, type ronderegister, bij te houden.

Art. 16.§ 1. De landbouwer die gekozen heeft voor het dierregister, type veranderingsregister, noteert in het dierregister het aantal dieren en de overeenkomstige diercategorieën die op 1 januari op de exploitatie aanwezig zijn evenals elke verandering aangaande het aantal dieren en de diercategorieën die op de exploitatie aanwezig zijn.

Als een verandering aangaande het aantal dieren en de diercategorieën die op de exploitatie aanwezig zijn, wordt aanzien : elk dier dat de exploitatie levend verlaat; elk dier dat op de exploitatie arriveert; elke geboorte van een dier op de exploitatie; elke dood van een dier op de exploitatie, met inbegrip van het slachten op de exploitatie zelf; elke overgang van de ene diercategorie naar de andere. § 2. Voor elk van deze veranderingen noteert de landbouwer de datum, het aantal betrokken dieren, de betrokken diercategorie en de aard van de verandering. Bij de overgang van de ene diercategorie naar de andere noteert de landbouwer de diercategorie waartoe het betrokken dier na de overgang behoort.

Art. 17.De landbouwer noteert aanpassingen aan het dierregister hetzij ten laatste de dag na de dag waarin de feiten die aanleiding gaven tot een aanpassing, gebeurden, hetzij, voor wat betreft het dierregister, type maandregister, ten laatste 1 dag na het verstrijken van elke maand. Afdeling II. - Het register voor producenten, verdelers, importeurs en

exporteurs van kunstmest en van andere meststoffen

Art. 18.§ 1. Eenieder die een register dient bij te houden, als vermeld in artikel 24, § 2, van het Mestdecreet noteert uiterlijk de dag na de ontvangst van meststoffen op zijn uitbating, het vertrek van meststoffen vanuit zijn uitbating, de import van meststoffen of de export van meststoffen, de in de volgende leden bepaalde gegevens.

Per uitbating noteert hij voor alle meststoffen die vanuit zijn uitbating vertrekken : 1° wanneer de betrokken meststoffen niet op de uitbating zelf geproduceerd zijn, de exploitatie of de uitbating waar de meststoffen geproduceerd werden, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;2° de exploitatie of de uitbating naar waar de meststoffen vertrekken, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater.Wanneer de meststoffen naar verschillende exploitaties of uitbatingen vertrekken, dient voor elk van de betrokken exploitaties of uitbatingen, het adres evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater genoteerd te worden; 3° de datum van transport.Wanneer de begin- en einddatum van het transport verschillen, dient zowel de begin- als de einddatum vermeld te worden; 4° de hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton die vanuit de uitbating vertrokken zijn, evenals de soort meststoffen die vanuit de uitbating vertrokken zijn.Wanneer de meststoffen op verschillende plaatsen gelost zijn, dienen voor elke losplaats vermeld te worden hoeveel meststoffen er gelost zijn; 5° de identificatie van de betrokken transporteur.Hieronder wordt verstaan, de naam, het adres en in voorkomende geval het Mestbanknummer, van de betrokken transporteur.

Voor elke import van meststoffen noteert hij : 1° de exploitatie of de uitbating van waar de meststoffen afkomstig zijn, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;2° de exploitatie of de uitbating naar waar de meststoffen vertrekken, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater.Wanneer de meststoffen naar verschillende exploitaties of uitbatingen vertrekken, dient voor elk van de betrokken exploitaties of uitbatingen, het adres evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater genoteerd te worden; 3° de datum van transport.Wanneer de begin- en einddatum van het transport verschillen, dient zowel de begin- als de einddatum vermeld te worden; 4° de hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton die geïmporteerd zijn, evenals de aard en de vorm van de geïmporteerde meststoffen.Wanneer de meststoffen op verschillende plaatsen gelost zijn, dienen voor elke losplaats vermeld te worden hoeveel meststoffen er gelost zijn; 5° indien de importeur niet zelf instaat voor het transport, de identificatie van de betrokken transporteur.Hieronder wordt verstaan, de naam, het adres en in voorkomende geval het Mestbanknummer, van de betrokken transporteur.

Voor elke export van meststoffen noteert hij : 1° de exploitatie of de uitbating van waar de meststoffen afkomstig zijn, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;2° de exploitatie of de uitbating naar waar de meststoffen vertrekken, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater.Wanneer de meststoffen naar verschillende exploitaties of uitbatingen vertrekken, dient voor elk van de betrokken exploitaties of uitbatingen, het adres evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater genoteerd te worden; 3° de laadplaats of wanneer de meststoffen op verschillende plaatsen geladen zijn, de laadplaatsen;4° de datum van transport.Wanneer de begin- en einddatum van het transport verschillen, dient zowel de begin- als de einddatum vermeld te worden; 5° de hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton die geëxporteerd zijn, evenals de soort geëxporteerde meststoffen;6° indien de exporteur niet zelf instaat voor het transport, de identificatie van de betrokken transporteur.Hieronder wordt verstaan, de naam, het adres en in voorkomende geval het Mestbanknummer, van de betrokken transporteur. § 2. In afwijking van § 1, dienen, als een van de documenten, als vermeld in hoofdstuk XI. De afzet en het vervoer van meststoffen, van het Mestdecreet, is opgemaakt voor het vertrek, de ontvangst, de import of de export van meststoffen, in het register enkel de volgende gegevens genoteerd te worden : 1° het nummer van het betrokken document;2° in voorkomend geval, de datum waarop dat document bij de Mestbank is aangemeld;3° de gegevens die overeenkomstig § 1 in het register genoteerd dienen te worden en die niet op het betrokken document vermeld zijn. Het betrokken document of een kopie ervan dient op de exploitatie bij het register bijgehouden te worden. Afdeling III. - Het register voor uitbaters van een mestverzamelpunt,

een bewerkings- of verwerkingseenheid, als vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet

Art. 19.§ 1. Eenieder die een register dient bij te houden, als vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet moet, uiterlijk de dag na de ontvangst van meststoffen op zijn uitbating of na het vertrek van meststoffen vanuit zijn uitbating, de in de volgende leden bepaalde gegevens noteren in een register.

Per uitbating noteert hij voor elke ontvangst van meststoffen : 1° de exploitatie of de uitbating waar de meststoffen geproduceerd werden, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;2° indien de aanbieder van de meststof niet de persoon, vermeld in 1° is, de naam en het adres van de aanbieder van de meststof;3° de laadplaats of wanneer de meststoffen op verschillende plaatsen geladen zijn, de laadplaatsen;4° de datum van transport.Wanneer de begin- en einddatum van het transport verschillen, dient zowel de begin- als de einddatum vermeld te worden; 5° de hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton die hij ontvangen heeft, evenals de soort ontvangen meststoffen;6° de identificatie van de betrokken transporteur.Hieronder wordt verstaan, de naam, het adres en in voorkomende geval het Mestbanknummer van de betrokken transporteur.

Per uitbating noteert hij voor alle meststoffen die vanuit zijn uitbating vertrekken : 1° wanneer de betrokken meststoffen niet op de uitbating zelf geproduceerd zijn, de exploitatie of de uitbating waar de meststoffen geproduceerd werden, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;2° de exploitatie of de uitbating naar waar de meststoffen vertrekken, evenals de naam van de betrokken landbouwer of uitbater;3° de datum van transport.Wanneer de begin- en einddatum van het transport verschillen, dient zowel de begin- als de einddatum vermeld te worden; 4° de hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton die vanuit de uitbating vertrokken zijn, evenals de soort meststoffen die vanuit de uitbating vertrokken zijn;5° de identificatie van de betrokken transporteur.Hieronder wordt verstaan, de naam, het adres en in voorkomende geval het Mestbanknummer, van de betrokken transporteur. § 2. In afwijking van § 1, tweede en vierde lid, dienen, als een van de documenten, als vermeld in hoofdstuk XI. De afzet en het vervoer van meststoffen, van het Mestdecreet, is opgemaakt voor het vertrek of de ontvangst van meststoffen, in het register enkel de volgende gegevens genoteerd te worden : 1° het nummer van het betrokken document;2° in voorkomend geval, de datum waarop dat document bij de Mestbank is aangemeld;3° de gegevens die overeenkomstig § 1, tweede en vierde lid, in het register genoteerd dienen te worden en die niet op het betrokken document vermeld zijn. Het betrokken document of een kopie ervan dient op de exploitatie bij het register bijgehouden te worden. § 3. Als de gehalten aan stikstof en difosforpentoxide, genoteerd in het register, vermeld in § 1, bepaald zijn op basis van een of meerdere analyses, uitgevoerd door een krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, dient een kopie van deze analyses, bij het register gevoegd te worden. Afdeling IV. - Het Bemestingsregister op perceelsniveau voor

landbouwers

Art. 20.§ 1. Elke landbouwer, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, 5°, of 7°, van het Mestdecreet, houdt, per exploitatie en per perceel of per perceelsgroep, een bemestingsregister bij. § 2. De landbouwers, als vermeld in § 1, noteren in hun bemestingsregister, elk gebruik van meststoffen.

In het geval van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing door dieren afkomstig van de eigen exploitatie, noteert de landbouwer : 1° de veebezetting op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep.De landbouwer noteert hiervoor de begin- en einddatum van de begrazingsperiode op het betrokken perceel en per diercategorie, het aantal dieren van de betrokken diercategorie dat op het betrokken perceel graast; 2° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep is opgebracht;3° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die omgerekend per hectare is opgebracht. In het geval van bemesting met dierlijke mest, geproduceerd op de eigen exploitatie, andere dan bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing, noteert de landbouwer : 1° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in ton, in kg P2O5 en in kg N, die op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep is opgebracht;2° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die omgerekend per hectare is opgebracht;3° de datum waarop de bemesting is uitgevoerd. In het geval van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing door dieren afkomstig van een andere exploitatie, noteert de landbouwer : 1° de veebezetting op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep.De landbouwer noteert hiervoor de begin- en einddatum van de begrazingsperiode op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep en per diercategorie, het aantal dieren van de betrokken diercategorie dat op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep graast; 2° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep is opgebracht;3° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die omgerekend per hectare is opgebracht.4° de naam van de landbouwer tot wiens exploitatie de dieren behoren evenals de identificatie van deze exploitatie. In het geval van bemesting met dierlijke mest afkomstig van een andere exploitatie, andere dan bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing, noteert de landbouwer : 1° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in ton, in kg P2O5 en in kg N, die op het betrokken perceel of de betrokken perceelsgroep is opgebracht;2° de hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N, die omgerekend per hectare is opgebracht.3° de naam van de landbouwer van wiens exploitatie de dierlijke mest afkomstig is evenals de identificatie van deze exploitatie;4° de datum waarop de bemesting is uitgevoerd;5° het nummer van het document, als vermeld in hoofdstuk XI.De afzet en het vervoer van meststoffen, van het Mestdecreet, dat betrekking heeft op de betrokken bemesting. § 3. Bij gebruik van andere meststoffen, moet de notitie, in het register als vermeld in § 2, gebeuren door vermelding van de datum, het nummer van het document, als vermeld in hoofdstuk XI. De afzet en het vervoer van meststoffen, van het Mestdecreet, dat betrekking heeft op de betrokken bemesting en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen per bemesting en met de omrekening naar kg P2O5 en naar kg N per hectare.

Tevens dient de naam van de producent van de andere meststoffen en de identificatie van de uitbating waar de andere meststoffen werden geproduceerd, in het register genoteerd te worden. § 4. Bij gebruik van kunstmest, moet de notitie, in het register als vermeld in § 2, gebeuren door vermelding van de datum en de hoeveelheid kunstmest uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N per hectare. § 5. Ingeval de dierlijke mest als vermeld in § 2, de andere meststoffen, als vermeld in § 3, of de kunstmest, als vermeld in § 4, opgeslagen wordt op het betrokken perceel op de betrokken perceelsgroep via een tussenopslag op de kopakker, moet dit eveneens vermeld worden in het register. § 6. De landbouwer dient het bemestingsregister ten laatste de dag na de bemesting, in te vullen. Afdeling V. - Het aanvragen, invullen, bijhouden en bewaren van de

registers

Art. 21.§ 1. De Mestbank stelt registers ter beschikking van de registerplichtigen, als vermeld in artikel 24 van het Mestdecreet. De betrokkene is verantwoordelijk voor het bijhouden van het register en is gehouden hetzij zelf een register op te vragen bij de Mestbank indien het hem niet heeft bereikt voor 31 januari van het lopende productiejaar, hetzij zelf een register op te maken. Het invullen van het register dient te gebeuren met onuitwisbare inkt. Verbeteringen mogen enkel worden gemaakt door schrapping van de oorspronkelijk ingevulde gegevens en aanvulling van de juiste gegevens.

De Mestbank kan een digitale versie van de desbetreffende formulieren ter beschikking stellen. § 2. Het register moet per exploitatie of per uitbating worden bijgehouden op de plaats waar de registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt. Voor het bemestingsregister op perceelsniveau wordt hieronder het adres van de exploitatie waar de betrokken percelen toe behoren verstaan. § 3. Het register moet, samen met al de bescheiden nodig voor de staving ervan, zoals ondermeer de luiken van de transportdocumenten die erop betrekking hebben, en de weegbonnen en analyseresultaten afgeleverd door erkende laboratoria, als vermeld in artikel 62, § 6, van het Mestdecreet, bewaard worden op de plaats waar de registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen

Art. 22.In afwijking van artikel 10, kunnen de aangifteplichtigen, als vermeld in artikel 23 van het Mestdecreet, in 2008, tot de eerste werkdag na 15 maart aangifte doen bij de Mestbank. Als de Mestbank de formulieren niet voor 15 februari 2008 verstuurt, wordt aan de aangifteplichtigen voor het indienen van de aangifte uitstel verleend tot uiterlijk de eerste werkdag na de eerstvolgende 15de van een maand, na het versturen van de formulieren. In afwijking hiervan wordt wanneer het verschil tussen de datum van versturen van de formulieren en de eerste werkdag na de eerstvolgende 15de van een maand geen 30 kalenderdagen bedraagt, aan de aangifteplichtigen voor het indienen van de aangifte uitstel verleend tot uiterlijk de eerste werkdag na de tweede volgende 15e van een maand.

Art. 23.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 13 tot en met 20, die in werking treden op 1 januari 2009.

Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 februari 2008.

De Minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister voor Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

^