gepubliceerd op 24 juni 1997
Besluitvan de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan triatlon- en duatlonwedstrijden
15 APRIL 1997. Besluitvan de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan triatlon- en duatlonwedstrijden
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening inzonderheid op de artikelen 19 en 20, gewijzigd bij decreet van 20 december 1996;
Gelet op de adviezen 93/10 en 95/11 van de Raad voor medisch verantwoorde sportbeoefening, respectievelijk gegeven op 23 april 1993 en op 19 mei 1995;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, in het vooruitzicht van het komende wedstrijdseizoen, onmiddellijk de nodige maatregelen moeten worden genomen om voor de beoefening van de triatlon- en duatlonsport door jongeren te beschikken over een afzonderlijke en specifieke reglementering inzake leeftijdsgrenzen en sportmedische geschiktheid;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid;2° triatlonwedstrijden : de georganiseerde sportmanifestaties waarbij de sportbeoefenaar in één geheel zowel de sporten zwemmen, wielrennen als lopen beoefent, met een competitief karakter;3° duatlonwedstrijden : de georganiseerde sportmanifestaties waarbij de sportbeoefenaar in één geheel twee van de sporten wielrennen, lopen of zwemmen beoefent, met een competitief karakter;4° week : de tijdspanne van zeven dagen, beginnend op maandag en eindigend op zondag;5° jaar : kalenderjaar, beginnend op 1 januari en eindigend op 31 december. HOOFDSTUK II. Toepassingsgebied
Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op triatlon- en duatlonwedstrijden, zowel op particulier als op openbaar domein.
De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op activiteiten bedoeld als initiatie in de triatlonsport of duatlonsport, die georganiseerd werden in het kader van de schoolsport, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993 houdende de erkenning en de subsidiëring van de Stichting voor de Vlaamse Schoolsport.
De reglementering houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven is niet van toepassing voor triatlon- en duatlonwedstrijden. HOOFDSTUK III. Leeftijdscategorieën
Art. 3.Jongeren mogen slechts aan triatlon- of duatlonwedstrijden deelnemen vanaf 1 januari van het jaar waarin zij 12 jaar oud worden.
Minderjarigen mogen slechts deelnemen aan triatlon- of duatlonwedstrijden als zij daartoe schriftelijk de toestemming hebben gekregen van hun ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordigers.
Art. 4.De jongeren worden voor het beoefenen van de triatlon- of de duatlonsport ingedeeld in de volgende categorieën : 1 ° de categorieën van de 12- en 13-jarigen, die B-jeugd worden genoemd, verder onderverdeeld in : a) categorie B1-jeugd (12-jarigen);b) categorie B2-jeugd (13-jarigen);2° de categorieën van de 14-, 15- en 16-jarigen, die A-Jeugd worden genoemd, verder onderverdeeld in : a) categorie A1-jeugd (14-jarigen);b) categorie A2-jeugd (15-jarigen);c) categorie A3-jeugd (16-jarigen);3° de categorieën van de 17- en 18-jarigen, die Junioren B worden genoemd, verder onderverdeeld in : a) categorie B1-junioren (17-jarigen);b) categorie B2-junioren (18-jarigen);4° de categorieën van de 19- en 20-jarigen, die Junioren A worden genoemd, verder onderverdeeld in : a) categorie A1-junioren (19-jarigen);b) categorie A2-junioren (20-jarigen); De jongeren worden in hun voormelde categorie ingedeeld vanaf 1 januari van het jaar waarin zij de vereiste leeftijd bereiken. HOOFDSTUK IV. De triatlon- en duatlonwedstrijden.
Art. 5.De B-jeugd mag slechts aan één triatlon- of duatlonwedstrijd per week, en maximaal aan tien triatlon- of duatlonwedstrijden per jaar deelnemen.
De A-jeugd mag slechts aan één triatlon- of duatlonwedstrijd per week, en maximaal aan vijftien triatlon- of duatlonwedstrijden per jaar deelnemen.
De jongeren vermeld in het eerste en tweede lid mogen slechts aan een volgende triatlon of duatlonwedstrijd deelnemen na een tussenperiode van vijf dagen.
Als de jongere de triatlon- of duatlonwedstrijd niet voleindigt, wordt hij voor de toepassing van dit artikel geacht aan de triatlon- of duatlonwedstrijd te hebben deelgenomen.
Art. 6.De sportfederaties en sportverenigingen, bedoeld in de wetgeving inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, die triatlon- of duatlonwedstrijden organiseren moeten in hun reglementen bepalingen opnemen ter bescherming van het fysiek en psychisch welzijn van de deelnemers.
Deze reglementen houden minstens volgende bepalingen in : 1° de maximale afstand van de wedstrijden en van de afzonderlijke wedstrijdonderdelen;2° de te gebruiken versnellingsapparaten bij het onderdeel wielrennen;3° de beschermkledij;4° de verplichting tot het dragen van een helm tijdens het onderdeel wielrennen;5° de bepalingen inzake waterkwaliteit en -temperatuur voor het onderdeel zwemmen;6° de technische bepalingen inzake parcours en accommodatie. Er wordt een onderscheid gemaakt naargelang het geslacht van de sportbeoefenaars.
De voormelde reglementen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister. De minister neemt een beslissing over de al dan niet goedkeuring na het advies te hebben ingewonnen van de Vlaamse Gezondheidsraad, bedoeld in het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen. HOOFDSTUK V. Het sportmedisch onderzoek.
Art. 7.Als de sportbeoefenaar aanvangt met het beoefenen van de triatlon- of duatlonsport, en jaarlijks tot en met de leeftijd van 20 jaar moet de sportbeoefenaar een medisch geschiktheidsattest kunnen overleggen om aan wedstrijden te mogen deelnemen.
Dit medisch geschiktheidsattest wordt afgegeven door een door de minister erkende keuringsarts, na een grondig sportmedisch onderzoek.
De kosten van dit sportmedisch onderzoek zijn voor rekening van de sportbeoefenaar.
De resultaten van het sportmedisch onderzoek worden opgetekend op een medische steekkaart, waarvan de minister het model vaststelt.
De sportfederaties die triatlon- en duatlonwedstrijden organiseren, moeten de inhoud van het sportmedisch onderzoek bepalen.
Art. 8.Het sportmedisch onderzoek bedoeld in artikel 7 omvat minstens : 1° een anamnese betreffende de persoonlijke, familiale, psychosociale, pedagogische, professionele en sportgegevens;2° de nodige biometrische metingen, op zijn minst lichaamslengte en gewicht;3° beoordeling van de gezichtsscherpte, kleurenzin en gehoorscherpte;4° een algemeen klinisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor het ademhalingsstelsel, het cardiovasculair stelsel en het bewegingsstelsel;5° het opsporen van proteine en van glucose in de urine;6° een elektrocardiogram in rust voor het onderzoek op de leeftijd van 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17 en 18 jaar;7° een submaximale, gegradeerde fitheidstest op een fietsergometer of op een loopband;8° een inspanningselektrocardiogram voor het onderzoek vanaf de leeftijd van l9 jaar;9° elk bijkomend onderzoek dat de erkende keuringsarts nuttig acht;10° gezondheidsbevorderende en -beveiligende voorlichting met betrekking tot de sportbeoefening, onder meer wat betreft gezonde leefgewoonte, veiligheid en voorkoming van schoolproblemen. De erkende keuringsarts ziet erop toe dat de jongere op een adequate manier tegen tetanus is ingeënt. HOOFDSTUK Vl. Het wedstrijdboekje
Art. 9.De sportbeoefenaar tot en met de leeftijd van 20 jaar, die aan een triatlon- of duatlonwedstrijd deelneemt, moet in het bezit zijn van een geldig wedstrijdboekje, waarvan de minister het model vaststelt.
Het wedstrijdboekje wordt ter beschikking gesteld van de sportfederatie, die het uitdeelt aan de sportbeoefenaars.
Het wedstrijdboekje moet voor de aanvang van elke triatlon- of duatlonwedstrijd aan de organisator van de wedstrijd worden overhandigd.
Art. 10.Het wedstrijdboekje omvat minstens : 1° het medisch geschiktheidsattest zoals bedoeld in artikel 7;2° een vermelding van de plaats, de datum en de afstand van de triatlon- of duatlonwedstrijden waaraan de sportbeoefenaar heeft deelgenomen, met een stempel of de handtekening van de organisator van de wedstrijd of van zijn afgevaardigde;3° voor de minderjarigen : de toelating zoals bedoeld in artikel 3; Om de geldigheid van zijn wedstrijdboekje te bekomen stuurt de sportbeoefenaar dit wedstrijdboekje terug naar de administratie Gezondheidszorg van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Het wedstrijdboekje moet voorzien zijn van het medisch geschiktheidsattest bedoeld in artikel 7 en voor de minderjarigen tevens de toestemming bedoeld in artikel 3. De administratie verklaart het boekje geldig na het eerste sportmedisch onderzoek.
Onverminderd de toepassing van de voorschriften inzake de leeftijd, de afstand en het aantal wedstrijden, mag een jongere die niet in het bezit is van het wedstrijdboekje, bedoeld in het eerste lid, deelnemen aan triatlon- of duatlonwedstrijden als hij door overlegging van documenten aantoont dat hij voldoet aan de voorwaarden inzake medische geschiktheid en eventueel over een licentie beschikt, opgelegd door de bevoegde overheid van een andere staat of een andere gemeenschap. HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen
Art. 11.In afwachting van de goedkeuring van de reglementen, bedoeld in artikel 6, blijft het besluit van de Vlaamse regering van 26 april 1995 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995, van toepassing inzake triatlon- en duatlonwedstrijden.
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 april 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DE MEESTER-DE MEYER