Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 november 2008
gepubliceerd op 22 januari 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

bron
vlaamse overheid
numac
2009035038
pub.
22/01/2009
prom.
14/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/14/2009035038/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)


De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), inzonderheid op artikel 43;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling.

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 2007 van het Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013;

Gelet op het decreet van 6 juli 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1994, inzonderheid op artikel 7, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2003 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 45.307/3, gegeven op 28 oktober 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Agentschap voor Natuur en Bos : de bestuursentiteit die opgericht werd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos, en die binnen de Vlaamse overheid bevoegd is voor het bos- en natuurbeleid;2° Agentschap voor Landbouw en Visserij : de bestuursentiteit die opgericht werd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Landbouw en Visserij, en die binnen de Vlaamse overheid bevoegd is voor de uitvoering van het landbouwbeleid;3° verzamelaanvraag : de aanvraag voor rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen overeenkomstig artikel 2, 11°, van Verordening (EG) nr.796/2004; 4° het decreet : het bosdecreet van 13 juni 1990;5° het decreet Natuurbehoud : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.6° Vogelrichtlijngebied : a) elk gebied dat door de Vlaamse Regering definitief is vastgesteld in de zin van artikel 36bis, § 6, van het decreet Natuurbehoud, en waarvan het definitieve vaststellingsbesluit krachtens artikel 36bis, § 7, derde lid, van voormelde decreet tevens het aanwijzingsbesluit vormt, vermeld in artikel 36bis, § 9, van voormelde decreet;b) elke zone, vermeld in artikel 36bis, § 13, van het decreet Natuurbehoud of elk onderdeel van een zone, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;c) elk gedeelte, vermeld in artikel 75 van het decreet Natuurbehoud, van een zone, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 1988, artikel 1, § 3;7° Habitatrichtlijngebied : a) elk gebied dat door de Vlaamse Regering ter uitvoering van artikel 36bis, § 9, van het decreet Natuurbehoud is aangewezen als speciale beschermingszone nadat de Europese Commissie het van communautair belang heeft verklaard;b) elk gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone en door de Vlaamse Regering definitief is vastgesteld in de zin van artikel 36bis, § 6 of § 12, van het decreet Natuurbehoud;8° waterrijk gebied van internationale betekenis : waterrijke gebieden die aangewezen zijn conform de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt in Ramsar op 2 februari 1971;9° VEN-gebied : gebied dat gelegen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk, vermeld in artikel 17 van het decreet Natuurbehoud 10° landbouwer : de persoon die een land- of tuinbouwbedrijf exploiteert met een arbeidsbehoefte van minimaal 0,5 en maximaal tien volle arbeidskrachten (VAK) per bedrijfsleider.De landbouwer kan zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon zijn. De natuurlijke persoon of de beherende vennoot, zaakvoerder, bestuurder of gedelegeerd bestuurder van de rechtspersoon moet minstens 50 % van zijn totale arbeidsduur besteden aan de werkzaamheden op het land- of tuinbouwbedrijf en minstens 35 % van zijn totale inkomen uit die activiteit halen. De rechtspersoon moet voldoen aan de voorwaarden zoals die bepaald zijn in de definitie van landbouwer in hoofdberoep in het ministerieel besluit van 8 maart 2007 betreffende de herverdeling van de steunbedragen via de reserve; 11° landbouwgronden : alle gronden waarvan het landbouwgebruik bijgedragen heeft tot de inkomsten van de exploitant en waarvan dat landbouwgebruik niet eerder dan vijf jaar voor de datum van de aanvraag van de subsidie werd stopgezet;12° pachtwet : de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen;13° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud;14° aanbevolen herkomst : herkomst van een boom- of struiksoort die door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek aanbevolen wordt voor gebruik in Vlaanderen;15° bezaaiing : het bebossen of herbebossen van een terrein door middel van inzaaiing van zaden van bomen of struiken;16° natuurlijke verjonging : bebossings- of herbebossingstechniek waarbij zich, op spontane wijze of na kunstmatige terreinvoorbereiding, een nieuwe generatie van bomen of struiken vestigt.Door de mens wordt daarbij niet geplant of gezaaid; 17° ambtenaar : elk personeelslid van het Agentschap voor Natuur en Bos dat behoort tot niveau A.

Art. 2.Binnen de beschikbare begrotingskredieten verleent de minister subsidies voor de bebossing van landbouwgronden.

De subsidies kunnen toegekend worden aan : 1° andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de federale staat, het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap voor landbouwgronden in eigendom of waarop ze het zakelijk recht hebben, die niet verpacht worden;2° privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen voor landbouwgronden in eigendom of waarop ze het zakelijk recht hebben, die niet verpacht worden;3° publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen voor landbouwgronden die ze in pacht hebben overeenkomstig de pachtwet, op voorwaarde dat er een schriftelijk akkoord van de eigenaar is of van de houder van het zakelijk recht, waarin hij toestemt met de bebossing van die landbouwgronden. De subsidies worden toegekend zolang er kredieten voorhanden zijn, in volgorde van registratie van de aanvragen. Als de kredieten van het desbetreffende begrotingsjaar uitgeput zijn, worden de subsidies automatisch in het volgende begrotingsjaar toegekend, met behoud van de toepassing van de bepalingen in het eerste lid.

Art. 3.Een subsidie kan worden verleend voor de beplanting, de bezaaiing of de natuurlijke verjonging van landbouwgronden met houtachtige gewassen, voor zover de totale te beplanten, te bezaaien of natuurlijk te verjongen oppervlakte ten minste 0,5 ha bedraagt. Die oppervlakte kan uit ruimtelijk gescheiden deeloppervlakten van minimaal 10 aren bestaan, op voorwaarde dat die maximaal 1 kilometer in vogelvlucht van elkaar verwijderd liggen.

Bij de beplanting moeten de minimaal aangegeven stamtallen, vermeld in bijlage 2 bij dit besluit, gerespecteerd worden.

Bij een bezaaiing en natuurlijke verjonging moeten minstens 2 500 exemplaren per hectare, regelmatig verspreid over de volledige oppervlakte van het perceel, aanwezig zijn. De natuurlijke verjonging moet voor minstens 90 procent uit bomen en struiken van minder dan vijf jaar oud bestaan. De natuurlijke verjonging kan gecombineerd worden met beplanting of bezaaiing.

Art. 4.Een subsidie wordt alleen toegekend als : 1° op het ogenblik van de definitieve aanvaarding van de werkzaamheden voldaan werd aan de verplichtingen met betrekking tot het opstellen van een bosbeheerplan, vermeld in artikel 43 van het decreet.Deze voorwaarde geldt niet voor de aanplantingen met een eerste generatie populier in agrarisch gebied in de ruime zin, in het kader van dit besluit; 2° de aanvrager voor het onroerend goed in kwestie of voor andere onroerende goederen die onder de toepassing van het decreet vallen, niet in overtreding is of de laatste 3 jaar niet in overtreding geweest is met de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten;3° de werkzaamheden en diensten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd niet in strijd zijn met de bepalingen van een voor de zone waarin het perceel gelegen is vastgesteld natuurrichtplan, in uitvoering van artikel 48 van het decreet Natuurbehoud;4° indien het onroerend goed gelegen is in een Vogelrichtlijngebied of een Habitatrichtlijngebied, de werkzaamheden en diensten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, niet in strijd zijn met artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud.

Art. 5.Er kunnen geen subsidies worden toegekend : 1° voor beplantingen die als maatregel tot herstel door de rechtbank worden bevolen of voor compenserende bebossingen met toepassing van artikel 90bis van het decreet;2° aan gewezen landbouwers die steun voor vervroegde uittreding ontvangen;3° voor de aanplant van kerstbomen.

Art. 6.Een subsidie kan verleend worden om de aanplantingskosten te dekken. Die wordt op de volgende manier berekend : 1° op basis van de bedragen, vermeld in bijlage 1, wordt het subsidiebedrag bepaald overeenkomstig de oppervlakte die de respectieve boomsoorten innemen, afgerond tot een oppervlakte-eenheid van 1 are.De basissubsidie voor de boomsoorten uit klasse I tot en met IV, vermeld in bijlage 1, kan overal worden verleend. Voor de boomsoorten uit de overige klassen kan enkel subsidie worden verleend buiten de gebieden, vermeld in artikel 20 van het decreet Natuurbehoud; 2° bij de aanleg van een onderetage met boomsoorten uit klasse I tot en met IV, vermeld in bijlage 1, of met de boom- of struiksoorten, vermeld in bijlage 3, wordt een extra subsidie toegekend van 500 euro per ha, in de volgende gevallen : a) als bij een plantverband van 3 meter op 3 meter of ruimer, waarbij met akkoord van de ambtenaar plantsoen wordt gebruikt dat daartoe specifiek geselecteerd en gekweekt werd, door bijmenging van boom- of struiksoorten, een plantverband van 3 meter op 3 meter of dichter bereikt wordt;b) als bij een plantverband kleiner dan 3 meter op 3 meter, 10 tot 25 % van het hoofdbestand stamsgewijs gemengd wordt met andere boom- of struiksoorten.Minder dan 10 % van het hoofdbestand mag stamsgewijs vervangen worden door andere boom- of struiksoorten, vermeld in bijlage 1 of bijlage 3, zonder dat het subsidiebedrag per klasse en per ha, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, gewijzigd wordt; 3° voor de aanleg van een omringend mantelstruweel van minimaal 6 meter breed rond een loofboombestand met soorten uit de lijst van begeleidende boom- en struiksoorten, vermeld in bijlage 3, wordt een extra subsidie toegekend.Dat bedrag bestaat uit een subsidie van 100 euro per 100 meter mantellengte; 4° bij de aanleg rond een naaldboombestand van een minimaal 6 meter brede brandsingel met loofboomsoorten, uitgezonderd cultuurpopulier, of met struiksoorten uit de lijst van begeleidende struiksoorten, vermeld in bijlage 3, wordt een extra subsidiebedrag toegekend.Dat bedrag bestaat uit een subsidie van 100 euro per 100 meter brandsingel.

Boven op de subsidies, vermeld in het eerste lid, wordt een supplement toegekend van 250 euro per ha als de beplanting met aanbevolen herkomsten uitgevoerd wordt.

Art. 7.Aan elke privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon kan voor een periode van vijf jaar een jaarlijkse subsidie verleend worden om de kosten voor het onderhoud na de aanplanting te dekken. Het bedrag van die onderhoudssubsidie is afhankelijk van de gebruikte boomsoorten en bedraagt : 1° voor een bebossing met loofbomen als vermeld in bijlage 1 : 350 euro per ha per jaar;2° voor een bebossing met naaldbomen als vermeld in bijlage 1 : 175 euro per ha per jaar;3° voor een bebossing met populier als vermeld in bijlage 1 : 220 euro per ha per jaar.

Art. 8.Aan elke privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon kan een jaarlijkse premie verleend worden ter compensatie van inkomensverliezen ten gevolge van bebossing van landbouwgrond. De hierna inkomenscompensatie te noemen premie wordt als volgt berekend : 1° landbouwers ontvangen gedurende vijftien jaar een jaarlijks bedrag van 665 euro per ha voor bebossing met soorten uit klasse I tot en met IV, vermeld in bijlage 1, en ontvangen gedurende vijf jaar een jaarlijks bedrag van 375 euro per ha voor bebossing met soorten uit klasse V tot en met VII, vermeld in bijlage 1;2° de overige privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen ontvangen gedurende vijftien jaar een jaarlijks bedrag van 150 euro per ha voor bebossing met soorten uit klasse I tot en met IV, vermeld in bijlage 1, en ontvangen gedurende vijf jaar een jaarlijks bedrag van 150 euro per ha voor bebossing met soorten uit klasse V tot en met VII, vermeld in bijlage 1. Als de landbouwer die de aanvraag tot inkomenscompensatie heeft ingediend en verkregen, in zijn hoedanigheid als natuurlijke persoon of als rechtspersoon, zijn bedrijf met inbegrip van de gronden die hij bebost heeft, op welke wijze ook overdraagt, al dan niet onder bezwarende titel, in de loop van de periode waarin hij recht heeft op de inkomenscompensatie, dan verkrijgt de overnemer, voorzover hij landbouwer is conform artikel 1, 10°, het recht op de inkomenscompensatie voor de nog resterende periode. Als de overnemer, privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, geen landbouwer is in de zin van artikel 1, 10°, heeft hij recht op de inkomenscompensatie voor de resterende periode overeenkomstig het eerste lid, 2°.

Zodra een aanvrager geen landbouwer meer is, meldt hij dat met een aangetekende brief aan de provinciale zetel van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Art. 9.Als de aanvrager in de loop van de periode waarin hij recht heeft op de subsidie, de gronden die hij bebost heeft op welke wijze ook overdraagt, al dan niet onder bezwarende titel, voorafgaand aan de volledige uitbetaling van de aanplantingsubsidie en onderhoudssubsidie overeenkomstig artikel 6 tot en met 7, dan verkrijgt de overnemer, voorzover hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 4, het recht op het resterende bedrag van de subsidies. Als de overnemer een publiekrechtelijke rechtspersoon is, heeft hij geen recht op de subsidie voor het onderhoud overeenkomstig artikel 7.

Als de privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, die de aanvraag tot inkomenscompensatie overeenkomstig artikel 8 heeft ingediend en verkreeg in hoedanigheid als landbouwer, geen landbouwer meer is, dan heeft hij recht op de inkomenscompensatie voor de resterende periode overeenkomstig artikel 8, eerste lid, 2°. Als de periode overeenkomstig artikel 8, eerste lid, 2°, verstreken is, dan heeft hij geen recht meer op de inkomenscompensatie.

Met behoud van de toepassing van artikel 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, verliest de aanvrager elk recht op het genot van de inkomenscompensatie als hij nalaat gevolg te geven aan de verzoeken om extra inlichtingen of bewijsstukken vanwege het Agentschap voor Natuur en Bos of het Agentschap voor Landbouw en Visserij.

Art. 10.Een steunaanvraag voor subsidiëring van bebossing van landbouwgronden wordt ingediend bij de provinciale zetel van het Agentschap voor Natuur en Bos van de provincie waar het goed in kwestie ligt, uiterlijk drie maanden voor de aanvang van de beplantingswerkzaamheden.

Door een steunaanvraag voor subsidie in te dienen staat de eigenaar, de houder van het zakelijk recht of de pachter van de te bebossen landbouwgronden een afgevaardigde van het Agentschap voor Natuur en Bos of van het Agentschap voor Landbouw en Visserij toe zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie te onderzoeken of uitgevoerde beplantingen te beoordelen.

De steun wordt aangevraagd door middel van een formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het Agentschap voor Natuur en Bos. De aanvraag bevat : 1° de identiteit van de eigenaar of houder van het zakelijk recht en zo nodig de identiteit van de gevolmachtigde beheerder of aanvrager. De geschreven volmacht wordt bij de aanvraag gevoegd; 2° als de aanvrager pachter is : de identiteit van de pachter en verpachter en een geschreven akkoord van de verpachter waarin hij instemt met de bebossing van die landbouwgronden;3° in voorkomend geval, een verklaring op erewoord door de aanvrager, gestaafd met de nodige bewijsstukken, dat hij landbouwer is.Als nodige bewijsstukken gelden een afschrift van de belastingaangifte en het aanslagbiljet voor het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend; 4° de gegevens over de te beplanten percelen : a) de kadastrale gegevens;b) de kadastrale oppervlakte en eventueel een afwijkende werkelijke oppervlakte;c) de bestemming volgens het geldende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;d) de eventuele bescherming als landschap;e) de eventuele ligging binnen een Habitatrichtlijngebied, Vogelrichtlijngebied of waterrijk gebied van internationale betekenis;5° een verklaring op erewoord dat het landbouwgebruik van de te beplanten percelen heeft bijgedragen tot de inkomsten van de exploitant en dat het landbouwgebruik niet eerder dan vijf jaar voor de datum van de aanvraag van de subsidie werd stopgezet;6° een volledige beschrijving van de beplantingswerkzaamheden, met opgave van de oppervlakteverdeling per boomsoort, stamtallen, plantverbanden, leeftijd en grootte van de planten, eventuele aanleg van een onderetage, een mantelstruweel of een brandsingel.Als planten uit eigen kweek worden gebruikt, wordt dat op hetzelfde formulier gemeld; 7° een beschrijving van de geplande onderhoudswerkzaamheden gedurende de eerste vijf jaar na de aanplanting;8° een gedagtekende verbintenis om het bos, behalve een eerste generatie populier in agrarisch gebied in de ruime zin, niet te kappen of te rooien, noch het terrein te ontbossen binnen een periode van vijfentwintig jaar na de aanplanting, volgens het model, gevoegd bij het aanvraagformulier.Voor een eerste generatie populier in agrarisch gebied in de ruime zin wordt een gedagtekende verbintenis aangegaan om het bos niet te kappen of te rooien noch het terrein te ontbossen binnen een periode van vijftien jaar na de aanplanting. In geval van overdracht onder enigerlei vorm, al dan niet onder bezwarende titel, verbindt de aanvrager zich ertoe om in de akte van overdracht een clausule te laten opnemen die de overnemer verplicht de resterende periode van de bovenvermelde termijn te respecteren. Het Agentschap voor Natuur en Bos kan een afwijking toestaan van de voormelde termijn; 9° een verklaring op erewoord dat de voorgestelde werkzaamheden, vermeld in punt 6°, op de percelen in kwestie niet strijdig zijn met de erfdienstbaarheden die erop rusten;10° een verklaring op erewoord dat voor de percelen in kwestie geen andere subsidies werden verkregen of verkregen zullen worden voor de werkzaamheden, vermeld in artikel 6, 7 en 8;11° een situeringsplan (schaal 1/25 000 of groter) en, als de percelen tussen meerdere bosbestanden liggen, een meer gedetailleerd plan (schaal 1/2 500 of 1/5 000), waarop de beplantingen aangegeven zijn;12° de in voorkomend geval wettelijk vereiste vergunningen en adviezen;13° een voorafgaand advies van het Agentschap voor Landbouw en Visserij betreffende de verenigbaarheid van de aanvraag met de pachtwetgeving, indien de pacht van de percelen in kwestie door de verpachter de laatste vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag van de subsidie, werd opgezegd om andere redenen dan de reden vermeld in artikel 6 van de pachtwet, of als daartoe door de eigenaar of de houder van het zakelijk recht van de percelen in kwestie een procedure werd ingezet. De aanvrager krijgt een ontvangstmelding. Als de steunaanvraag volledig is en voor verdere behandeling aanvaard wordt, wordt ook het registratienummer meegedeeld. Zo niet wordt melding gemaakt van eventuele ontbrekende gegevens of van een met redenen omklede beslissing van de onontvankelijkheid van de aanvraag. Zodra de ontbrekende gegevens aan het Agentschap voor Natuur en Bos bezorgd zijn, wordt het registratienummer meegedeeld. In geval van natuurlijke verjonging wordt het registratienummer pas meegedeeld na plaatsbezoek van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Art. 11.Bij elke steunaanvraag voegt de provinciale zetel van het Agentschap voor Natuur en Bos een schriftelijk advies. Dat advies is onder meer gebaseerd op : 1° de aard van het plantmateriaal;2° het plantverband;3° de boomsoortenkeuze in relatie tot de standplaats;4° de mengingsgraad en de mengingsvorm, afhankelijk van de onderlinge tolerantie van de voorgestelde soorten;5° de verenigbaarheid van de beplanting met een eventueel besluit tot bescherming van een landschap;6° de conformiteit met alle vereiste vergunningen en adviezen, vermeld in artikel 10, derde lid, 12°;7° de instandhouding van de habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten, in het bijzonder in de Vogelrichtlijn-, Habitatrichtlijn- en VEN-gebieden.

Art. 12.De geregistreerde steunaanvraag wordt ter beslissing voorgelegd aan de minister met advies van het Agentschap voor Natuur en Bos. De centrale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos brengen de aanvrager op de hoogte van de toekenning of de weigering van de subsidie. Elke aanvraag wordt binnen drie maanden na de mededeling van het registratienummer afgehandeld.

Art. 13.Als planten uit eigen kweek gebruikt worden, worden die planten minstens twee maanden voor de aanvang van de werkzaamheden door het Agentschap voor Natuur en Bos gecontroleerd op herkomst en kwaliteit. De aanvrager moet alle informatie met betrekking tot de herkomst van zaadgoed of stekken ter beschikking te stellen van het Agentschap voor Natuur en Bos. De planten worden gecontroleerd binnen een maand na de ontvangst van de aanvraag tot controle. Zonder de goedkeuring door het Agentschap voor Natuur en Bos van het zelfgekweekte plantsoen kan de uitbetaling van de subsidie geweigerd worden.

Het Agentschap voor Natuur en Bos kan toezicht uitoefenen op de beplanting en op de werkzaamheden ter voorbereiding ervan.

Art. 14.§ 1 Om de uitbetaling van het eerste deel van de aanplantingsubsidie aan te vragen, stuurt de aanvrager, na het beëindigen van de werkzaamheden, een betalingsaanvraag, in de vorm van een formulier dat door het Agentschap voor Natuur en Bos ter beschikking wordt gesteld, naar de provinciale zetel van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Bij bosaanleg door beplanting of bezaaiing voegt de aanvrager bij de betalingsaanvraag een attest van herkomst van het plantsoen voor de boomsoorten waarvoor zo'n attest wettelijk vereist is. § 2. Na de ontvangst van die betalingsaanvraag en uiterlijk voor 31 oktober voert het Agentschap voor Natuur en Bos een eerste controle van de werkzaamheden uit. Voor de betalingsaanvragen, ingediend tussen 30 september en 31 oktober, wordt de controle voor 31 december uitgevoerd. Bij ontstentenis daarvan worden de werkzaamheden als aanvaard beschouwd. De resultaten van de terreincontrole worden schriftelijk aan de aanvrager meegedeeld voor 31 januari van het volgende jaar. § 3. Als het Agentschap voor Natuur en Bos na de controle beslist dat de werkzaamheden voorlopig aanvaard worden, wordt de eerste schijf uitbetaald, die 60 % bedraagt van de aanplantingsubsidie waar de aanvrager recht op heeft volgens artikel 6. Zo niet krijgt de aanvrager een brief met vermelding van de redenen waarom de werkzaamheden voorlopig niet aanvaard kunnen worden. De aanvrager kan dan zelf binnen een jaar na de eerste controle een nieuwe controle aanvragen bij het Agentschap voor Natuur en Bos. § 4. Als het Agentschap voor Natuur en Bos de betalingsaanvraag voor de aanplantingsubsidies niet binnen drie jaar na de toekenning van de subsidie ontvangen heeft, stuurt het Agentschap voor Natuur en Bos een herinneringsbrief naar de aanvrager. Als het Agentschap voor Natuur en Bos zes maanden nadat het die herinneringsbrief gestuurd heeft, nog steeds geen betalingsaanvraag ontvangen heeft, vervalt de subsidie.

Art. 15.De resterende 40 % van de aanplantingsubsidie, waar de aanvrager recht op heeft volgens artikel 6, wordt zonder extra betalingsaanvraag van de aanvrager uitbetaald na de definitieve aanvaarding van de werkzaamheden. De aanvrager wordt per brief op de hoogte gebracht van de definitieve aanvaarding van de werkzaamheden na een tweede controle, die ambtshalve wordt uitgevoerd door het Agentschap voor Natuur en Bos op zijn vroegst drie jaar en uiterlijk vier jaar na de uitbetaling van de eerste subsidieschijf. Bij ontstentenis daarvan worden de werkzaamheden als aanvaard beschouwd.

Als uit de tweede controle, vermeld in eerste lid, blijkt dat de beplanting voor meer dan 60 % en minder dan 100 % van de voorziene oppervlakte is geslaagd, is het bedrag van de tweede schijf gelijk aan het verschil tussen enerzijds het volledige subsidiebedrag dat bij een volledig geslaagde bosaanleg uitbetaald zou worden, verminderd tot het niveau dat overeenstemt met het percentage van de geslaagde oppervlakte, en anderzijds het bedrag dat werd uitbetaald na de voorlopige aanvaarding van de werkzaamheden.

Als in het bovengenoemde geval uit de controle blijkt dat de geslaagde oppervlakte minder dan 60 % van de voorziene oppervlakte bedraagt, moet het gedeelte van de al uitgekeerde subsidie dat te veel betaald is in verhouding tot de geslaagde oppervlakte, vermeerderd met de wettelijke intresten, gestort worden op een door het Agentschap voor Natuur en Bos aan te geven rekening van het Vlaamse Gewest, binnen een maand nadat de aanvrager met een aangetekende brief in gebreke werd gesteld. De wettelijke intresten beginnen pas te lopen vanaf de datum van ingebrekestelling.

Art. 16.§ 1. De betaling voor de onderhoudssubsidie, vermeld in artikel 7 en de inkomenscompensatie, vermeld artikel 8 wordt aangevraagd via een melding op de verzamelaanvraag. De formulieren om de verzamelaanvraag in te dienen, worden ter beschikking gesteld door het Agentschap voor Landbouw en Visserij. De ingevulde verzamelaanvraag moet worden ingediend bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij. § 2. De melding op de verzamelaanvraag kan gedaan worden zodra de aanplanting is uitgevoerd. De eerste schijf van de onderhoudssubsidie en de inkomenscompensatie zal echter pas uitbetaald worden nadat de eerste controle op het terrein overeenkomstig artikel 14, § 2, is uitgevoerd en als positief geadviseerd is over die controle. Als de melding op de verzamelaanvraag wordt gedaan voor die eerste controle, dan zal deze pas bij de verzamelaanvraag van het volgende jaar in rekening worden gebracht voor uitbetaling. § 3. Het Agentschap voor Landbouw en Visserij bepaalt de richtlijnen en data voor het indienen van de verzamelaanvraag. § 4. Landbouwers dienen de verzamelaanvraag jaarlijks in, overeenkomstig de vastgelegde richtlijnen die jaarlijks samen met het formulier voor het indienen van de verzamelaanvraag aan de steunaanvragers bezorgd worden door het Agentschap voor Landbouw en Visserij. § 5. Steunaanvragers die geen landbouwers zijn, moeten de verzamelaanvraag enkel voor de eerste uitbetaling indienen overeenkomstig de richtlijnen. De onderhoudssubsidie en inkomenscompensatie zullen de volgende jaren jaarlijks zonder het indienen van een verzamelaanvraag uitbetaald worden, zolang de aanvrager daar recht op heeft overeenkomstig artikel 8 en 9. § 6. Voor landbouwers kunnen, bij tekortkomingen of niet-naleving van de vereisten, jaarlijks kortingen of uitsluitingen worden toegepast op de bedragen voor de onderhoudssubsidie of inkomenscompensatie overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 betreffende de herverdeling van de steunbedragen via de reserve.

Art. 17.De subsidie wordt geheel teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke intresten, voor zover de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies niet nageleefd worden. De teruggevorderde bedragen moeten gestort worden op een door het Agentschap voor Natuur en Bos aan te wijzen rekening van het Vlaamse Gewest, binnen een maand nadat de aanvrager met een aangetekende brief in gebreke werd gesteld.

De wettelijke intresten beginnen te lopen vanaf de datum van ingebrekestelling.

Art. 18.Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2003 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, wordt opgeheven.

Art. 19.In afwijking van de in artikel 10, eerste lid, vastgestelde verplichting om uiterlijk drie maanden voor de aanvang van de beplantingswerkzaamheden de steunaanvraag in te dienen, wordt bepaald dat voor aanplantingen die na 1 januari 2007 en voor de inwerkingtreding van dit besluit werden uitgevoerd, de steunaanvragen worden ingediend onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

Art. 20.In afwijking van artikel 18, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2003 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, van kracht voor dossiers die onder die regeling goedgekeurd werden en nog lopende zijn.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) : lijst van de hoofdboomsoorten die in aanmerking komen voor een subsidie om de aanplantingskosten te dekken

1° Klasse I 1.Zomereik (Quercus robur) 2. Wintereik (Quercus petraea)

Subsidiebedrag 3.700 euro/ha

2° Klasse II 1.Es (Fraxinus excelsior) 2. Beuk (Fagus sylvatica)

Subsidiebedrag 3.000 euro/ha

3° Klasse III 1.Zoete kers (Prunus avium) 2. Haagbeuk (Carpinus betulus) 3.Linde (Tilia cordata, Tilia platyphyllos en Tilia x vulgaris) 4. Zwarte els (Alnus glutinosa) 5.Berk (Betula pendula en Betula pubescens)

Subsidiebedrag 2.500 euro/ha

4° Klasse IV 1.Gewone Esdoorn (Acer pseudoplatanus) 2. Wilg (Salix alba, Salix fragilis en Salix x rubens) 3.Ratelpopulier (Populus tremula) 4. Grauwe abeel (Populus canescens) 5.Grove den (Pinus sylvestris)

Subsidiebedrag 2.000 euro/ha

5° Klasse V 1.Walnoot (Juglans regia) 2. Abeel (Populus alba)

Subsidiebedrag 1.500 euro/ha

6° Klasse VI 1.Cultuurpopulier (Populus spp.) met onderetage

Subsidiebedrag 1.000 euro/ha

7° Klasse VII 1.Cultuurpopulier (Populus spp.) zonder onderetage

Subsidiebedrag 850 euro/ha


Toelagen voor bebossing waarbij een onderetage wordt aangelegd worden verhoogd met 500 euro/ha.

Toelagen voor bebossing waarbij een mantelstruweel of brandsingel wordt aangelegd, worden verhoogd met 100 euro per 100 m.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Brussel, 14 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS

Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) : minimale stamtallen per hectare om een subsidie te verkrijgen voor de bebossing van landbouwgronden

Boomsoort

Minimaal stamtal per ha

1° Zomereik (Quercus robur)

2 000

2° Wintereik (Quercus petraea)

2 000

3° Es (Fraxinus excelsior)

1 600

4° Beuk (Fagus sylvatica)

1 600

5° Zoete kers (Prunus avium)

1 600

6° Haagbeuk (Carpinus betulus)

2 000

7° Linde (Tilia cordata, T.platyphyllos en T. x vulgaris)

2 000

8° Zwarte els (Alnus glutinosa)

2 000

9° Berk (Betula pendula en Betula pubescens)

2 000

10° Gewone Esdoorn (Acer pseudoplatanus)

1 600

11° Wilg (Salix alba, Salix fragilis en Salix x rubens)

2 000

12° Ratelpopulier (Populus tremula)

1 600

13° Grauwe abeel (Populus canescens)

123

14° Grove den (Pinus sylvestris)

2 500

15° Walnoot (Juglans regia)

625

16° Cultuurpopulier (Populus spp.)

123

17° Abeel (Populus alba)

123

18° Taxus (taxus baccata)

2 500

19° Alle soorten uit bijlage 3

2 500


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr.1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Brussel, 14 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS

Bijlage 3 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) : boom- en struiksoorten die in aanmerking komen voor subsidiëring als onderetage, mantelstruweel en brandsingel 1° Vlier (Sambucus nigra) 2° Lijsterbes (Sorbus aucuparia) 3° Hazelaar (Corylus avellana) 4° Vuilboom (Frangula alnus) 5° Gelderse roos (Viburnum opulus) 6° Wilg (Salix spp.) 7° Kardinaalsmuts (Evonymus europaeus) 8° Rode kornoelje (Cornus sanguinea) 9° Vogelkers (Prunus padus) 10° Spaanse aak (Acer campestre) 11° Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) 12° Sleedoorn (Prunus spinosa) 13° Wilde rozen (Rosa spp.) 14° Olm (Ulmus glabra (syn.U. scabra), Ulmus minor (syn. U. campstris)) 15° Hulst (Ilex aquifolium) 16° Wegedoorn (Rhamnus catharticus) 17° andere meidoornsoorten (Crataegus spp.) 18° Duindoorn (Hippophae rhamnoides) 19° Wilde appel (Malus sylvestris) 20° Wilde peer (Pyrus pyraster) 21° Mispel (Mespilus germanica) 22° Taxus (Taxus baccata) 23° Jeneverbes (Juniperus communis) 24° Fladderiep (Ulmus laevis) Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van Verordening (EG) nr.1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Brussel, 14 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS

^