gepubliceerd op 17 december 2008
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid
14 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, artikelen 15, 16 en 20;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en begrotingen, gegeven op 19 september 2008;
Gelet op het advies nummer 45.261/3 van de Raad van State, gegeven op 21 oktober 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Agentschap : het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid;2° decreet : het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;4° Vlaamse werkgroep : een werkgroep binnen het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid als vermeld in artikelen 15 en 20 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en opdrachten
Art. 2.De minister richt Vlaamse werkgroepen op.
Art. 3.Een Vlaamse werkgroep kan worden opgericht : 1° ter voorbereiding van een gezondheidsconferentie en voor de verdere uitwerking van de voorstellen of conclusies van een gezondheidsconferentie, als vermeld in artikel 15 van het decreet;2° als ondersteunende werkgroep die betrekking heeft op een welbepaald aspect van het preventieve gezondheidsbeleid, als vermeld in artikel 20 van het decreet, met het oog op : a) de voorbereiding of uitwerking van beleidsvoorstellen, strategieën of andere initiatieven met betrekking tot het preventieve gezondheidsbeleid die geen verband houden met de voorbereiding van een gezondheidsconferentie of met de uitwerking van de voorstellen of conclusies van een gezondheidsconferentie;b) het bewaken van de samenhang bij en het ondersteunen van de uitvoering van strategieën of andere initiatieven met betrekking tot het preventieve gezondheidsbeleid;c) een combinatie van de taken, vermeld in punt a) en b).
Art. 4.De minister bepaalt, met behoud van toepassing van de bevoegdheid van de Vlaamse Regering ter zake : 1° de opdracht van een Vlaamse werkgroep;2° of de werkgroep voor onbepaalde dan wel voor bepaalde duur wordt opgericht. Met betrekking tot de opdracht van de werkgroep, vermeld in § 1, kan de minister onder andere specifieke bepalingen vastleggen over : 1° het beleidsthema;2° de sectoren en doelgroepen waarop de werkgroep zich moet richten, en de manier waarop de sectoren en doelgroepen betrokken moeten worden bij de werkgroep. De minister kan, met behoud van toepassing van de bevoegdheid van de Vlaamse Regering ter zake : 1° de wijze en frequentie van rapporteren van een Vlaamse werkgroep bepalen;2° het tijdsschema vastleggen voor het realiseren van de opdracht, in het bijzonder voor de werkgroepen van bepaalde duur. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en werking
Art. 5.§ 1. De minister bepaalt de samenstelling van een Vlaamse werkgroep en benoemt de voorzitter, de leden en, in voorkomend geval, de plaatsvervangende leden, tenzij anders bepaald door de Vlaamse Regering.
Bij de oprichting van een Vlaamse werkgroep bepaalt de minister de regels over de vervanging van de personen, vermeld in het eerste lid. § 2. De werkgroep wordt op zodanige wijze samengesteld dat voor de uitvoering van zijn opdracht de relevante deskundigheden vertegenwoordigd zijn. § 3. Een Vlaamse werkgroep telt maximaal vijfentwintig leden, met inbegrip van de voorzitter.
Art. 6.§ 1. Na het akkoord van het agentschap kan een voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep externe deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan de activiteiten van de Vlaamse werkgroep of subwerkgroep.
Na het akkoord van het agentschap kan de voorzitter van een Vlaamse werkgroep een of meer subwerkgroepen oprichten om deelaspecten van de opdrachten van de Vlaamse werkgroep uit te voeren.
Om afstemming tussen de werkgroepen mogelijk te maken, kunnen voorzitters of leden van andere Vlaamse werkgroepen ook als externe deskundige worden uitgenodigd. § 2. De voorzitter van een subwerkgroep wordt door de voorzitter van de Vlaamse werkgroep in kwestie gekozen uit de leden van die Vlaamse werkgroep. § 3. Een subwerkgroep rapporteert aan de Vlaamse werkgroep waar hij deel van uitmaakt. De Vlaamse werkgroep draagt de eindverantwoordelijkheid over de werkzaamheden van een subwerkgroep.
Art. 7.§ 1. De minister kan bepalingen vastleggen over de werking van een Vlaamse werkgroep. § 2. Door de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden of de deskundigen van een Vlaamse werkgroep en zijn eventuele subwerkgroepen moet een belangenverklaring worden ingevuld, om zicht te krijgen op eventuele belangenconflicten.
De minister bepaalt de gegevens die in die belangenverklaring moeten worden opgenomen.
Als uit de belangenverklaring blijkt dat er een belangenconflict is, kunnen een of meerdere van de volgende maatregelen genomen worden ten aanzien van de voorzitter, het lid, het plaatsvervangend lid dat, of de externe deskundige die, betrokken is bij het belangenconflict : 1° de minister vervangt de voorzitter, het lid of het plaatsvervangend lid van de Vlaamse werkgroep;2° het agentschap vervangt de voorzitter, het lid of het plaatsvervangend lid van de subwerkgroep;3° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep vraagt het lid, het plaatsvervangend lid of de externe deskundige niet te participeren aan discussies rond aspecten van de opdracht die rechtstreeks in verband staan met het vastgestelde belangenconflict, of vervangt na akkoord van het agentschap, de externe deskundige;4° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep verwijst in de rapportering over aspecten van de opdracht van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep die rechtstreeks in verband staan met het vastgesteld belangenconflict, naar gegevens uit de belangenverklaring. Als de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, vermeld in het derde lid, 3° en 4°, nalaat maatregelen te nemen of zelf betrokken is bij het belangenconflict, vermeld in het 3e lid, wordt de maatregel genomen door het agentschap. § 3. De minister kan een Vlaamse werkgroep opdragen een huishoudelijk reglement op te maken en de minimale inhoud ervan bepalen.
Het huishoudelijk reglement van een Vlaamse werkgroep wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het agentschap. § 4. Het agentschap stuurt een Vlaamse werkgroep aan en is verantwoordelijk voor het secretariaat.
De secretariaatstaken van een subwerkgroep worden door de subwerkgroep zelf opgenomen, tenzij anders bepaald door de minister. HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art. 8.§ 1. De voorzitter, de leden of de plaatsvervangende leden van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, en eventuele externe deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Een vergadering vindt plaats op initiatief van de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep. § 2. De vergoeding, vermeld in § 1, eerste lid, bedraagt 75 euro (vijfenzeventig euro), behalve voor de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of zijn plaatsvervanger, aan wie een vergoeding van 112,5 euro (honderdentwaalf euro en vijftig cent) wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal twaalf vergaderingen per jaar toegekend per werkgroep of subwerkgroep.
Art. 9.De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, en eventuele externe deskundigen ontvangen een vergoeding voor reiskosten die verbonden zijn aan deelname aan de vergaderingen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, overeenkomstig de op dat moment geldende regeling voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Art. 10.§ 1. De vergoedingen, vermeld in artikel 8 en 9, worden niet toegekend als wordt deelgenomen aan de vergaderingen namens een overheid of namens een organisatie die wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, en als deelname aan de Vlaamse werkgroep in kwestie tot het takenpakket van de organisatie behoort of geacht wordt te behoren.
Het al of niet toekennen van die vergoedingen wordt opgenomen in het ministerieel besluit tot oprichting van de Vlaamse werkgroep in kwestie. § 2. Voorzitters, leden, plaatsvervangende leden of externe deskundigen kunnen, met een door hen ondertekende verklaring, beslissen dat ze een of meer vergoedingen, als vermeld in artikelen 8 en 9, niet willen ontvangen.
Art. 11.Kosten die verbonden zijn aan de vergaderingen voor werkgroepen of subwerkgroepen, kunnen worden vergoed, na voorafgaand akkoord van het agentschap.
Art. 12.De vergoeding, vermeld in artikel 8, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer.
De indexering gebeurt bij de oprichting van de Vlaamse werkgroep, en verder elk werkingsjaar. De toepassing van de indexering wordt bepaald in het ministerieel besluit tot oprichting van de Vlaamse werkgroep in kwestie.
Art. 13.De vergoedingen, vermeld in artikelen 8 en 9, worden uitbetaald aan de hand van tijdens de vergadering ondertekende aanwezigheidslijsten die de nodige gegevens bevatten.
De vergoedingen, vermeld in artikelen 8 en 9, mogen gegroepeerd per jaar uitbetaald worden. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 november 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE