Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 juli 2023
gepubliceerd op 06 oktober 2023

Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering inzake de kwaliteit en de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water

bron
vlaamse overheid
numac
2023044890
pub.
06/10/2023
prom.
14/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering inzake de kwaliteit en de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20; - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 10.2.4, § 5; - het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, artikel 2.2.1, § 1/1, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/06/2022 pub. 16/09/2022 numac 2022015459 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van diverse bepalingen in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 sluiten.

Vormvereisten De volgende vormvereiste is vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 7 april 2023; - De MINA-raad, de SALV en de SERV hebben gezamenlijk advies gegeven op 15 mei 2023: - De Raad van State, Afdeling Wetgeving heeft advies nr. 73.768/1 gegeven op 5 juli 2023.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° bedrijfsafvalwater: afvalwater dat geen stedelijk afvalwater is;2° beveiligde zending: een van de hiernavolgende betekeningswijzen: a) een aangetekende brief;b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;c) elke andere betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld; 3° bevoegde autoriteit: de Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in artikel 10.2.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, meer bepaald de afdeling bevoegd voor het bijdragen aan de beleidsvoorbereiding, de controle en de opvolging van de aspecten over water bestemd voor menselijke aanwending zoals vermeld in het artikel 10.2.3, § 1, 14° van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 4° eindgebruiker: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een publieke of private entiteit is en die gebruikmaakt van teruggewonnen water;5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur;6° openbare dienst: een dienst die wordt uitgevoerd door een rechtspersoon in het kader van een taak van algemeen belang;7° stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en/of bedrijfsafvalwater en/of afvloeiend hemelwater;8° teruggewonnen water: a) teruggewonnen water als vermeld in artikel 3, 4), van de verordening van 25 mei 2020;b) bedrijfsafvalwater, al dan niet na verdere zuivering; die beschouwd kunnen worden als tweedecircuitwater als vermeld in artikel 2.1.2, 28°, van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, dat afhankelijk van de beoogde toepassing geproduceerd wordt in een waterterugwinningsvoorziening; 9° verantwoordelijke partij: een partij die een rol of activiteit uitoefent in het waterhergebruikssysteem, of de aanbieder van het afvalwater, de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening, de exploitant van distributie- en opslaginfrastructuur, de eindgebruiker en andere betrokken autoriteiten dan de aangewezen bevoegde autoriteit en andere autoriteiten dan de autoriteiten die betrokken zijn in de adviesverlening;10° verordening van 25 mei 2020: Verordening 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de minimumeisen voor hergebruik van water;11° waterhergebruikssysteem: de infrastructuur en andere technische elementen die nodig zijn voor het produceren, leveren en gebruiken van teruggewonnen water, waarbij het gebruik kadert in een commerciële activiteit of een openbare dienst; 12° waterterugwinningsvoorziening: een zuiveringsinstallatie voor stedelijk afvalwater of een andere voorziening die zorgt voor de verdere zuivering van stedelijk afvalwater dat voldoet aan de voorschriften van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, deel 5 sectorale milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen, hoofdstuk 5.3 het lozen van afvalwater en koelwater, afdeling 5.3.1. Stedelijk afvalwater, of een zuiveringsinstallatie voor bedrijfsafvalwater om water te produceren dat geschikt is voor toepassingen als vermeld in dit besluit. Afdeling 2. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit voorziet in de uitvoering van de verordening van 25 mei 2020.

Met de bepalingen van dit besluit wordt beoogd om bij het gebruik van teruggewonnen water de eventuele risico's ten aanzien van volksgezondheid en milieu in te perken zodat die toepassingen duurzaam en zo veilig mogelijk zijn.

Art. 3.Met behoud van de toepassing van artikel 8 en 13 mag voor de toepassingen, vermeld in dit besluit, geen teruggewonnen water geproduceerd, geleverd of gebruikt worden: 1° dat niet voldoet aan de vereisten, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, die gelden per categorie van beoogd gebruik van het teruggewonnen water, tenzij anders bepaald in de toelating voor zover het gaat om een toepassing die niet onder toepassing van de verordening van 25 mei 2020 valt;2° dat niet voldoet aan de in de toelating opgenomen bijkomende vereisten om de risico's ten aanzien van volksgezondheid en milieu te beperken;3° waarvoor de in de toelating opgenomen risicobeheersmaatregelen om de risico's ten aanzien van volksgezondheid en milieu te beperken, niet uitgevoerd of gerespecteerd worden. Afdeling 3. - Toepassingen met teruggewonnen water

Art. 4.§ 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de volgende toepassingen met teruggewonnen water: 1° irrigatie- en beregeningstoepassingen in het kader van land- of tuinbouwactiviteiten;2° irrigatie- en beregeningstoepassingen in het kader van activiteiten die geen land- of tuinbouwactiviteiten zijn, waarbij het teruggewonnen water in contact komt met de bodem, of gebruikers van het terrein en omwonenden of passanten in de onmiddellijke omgeving van het terrein blootgesteld kunnen worden aan het teruggewonnen water;3° alle activiteiten in open lucht, andere dan irrigatie of beregening, in kader van een openbare dienst waarbij het teruggewonnen water in contact komt met de bodem, of gebruikers, omwonenden of passanten in de onmiddellijke omgeving van de locatie van het gebruik blootgesteld kunnen worden aan het teruggewonnen water. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing voor het nuttig gebruik van bemalingswater.

Gesloten irrigatiesystemen, waarbij de bron van het water geen stedelijk of bedrijfsafvalwater is en waarbij het gebruikte irrigatiewater opnieuw circuleert om te hergebruiken, vallen niet onder het toepassingsgebied van dit besluit. § 2. Proefprojecten met teruggewonnen water die binnen de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vallen, vallen niet onder de bepalingen van de hoofdstukken 2 tot 5. Onder proefprojecten moet verstaan worden projecten die de haalbaarheid, rentabiliteit of de impact op omgevingsreceptoren zullen onderzoeken om daar de nodige conclusies uit te halen en die informatie publiek te ontsluiten als richtsnoeren of gidsen voor reguliere projecten, met uitzondering van vertrouwelijke persoonsgegevens en eventueel industrieel of commercieel beschermde informatie.

Proefprojecten kunnen niet doorgaan in het beschermd gebied, vermeld in artikel 1.7.6.1, tweede lid, 1° van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, dat wordt opgenomen in het register, vermeld in artikel 1.7.6.1 van hetzelfde decreet.

Proefprojecten worden voorafgaand aan de start aangemeld bij de bevoegde autoriteit. Proefprojecten die al operationeel zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, worden binnen een termijn van 1 maand na de inwerkingtreding aangemeld bij de bevoegde autoriteit door de verantwoordelijke partijen.

De verantwoordelijke partijen bezorgen aan de bevoegde autoriteit: 1° een beschrijving van de waterterugwinningsvoorziening, met inbegrip van technische gegevens over een eventuele nabehandeling die wordt gepland;2° een beschrijving van de irrigatie- of beregeningstoepassing die op het moment van de melding bekend is, met inbegrip van, voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein, zoals bijvoorbeeld land- en tuinbouw met inbegrip van teelt, sport, openbaar groen of andere;b) de locatie van het gebruik;c) de duur en de periode van de toepassing;d) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;e) beschikbare meetgegevens over de kwaliteit van de bron van het teruggewonnen water, waarbij met bron bedoeld wordt het afvalwater waarvan vertrokken wordt voor de productie van teruggewonnen water. De proefprojecten voldoen aan volgende voorwaarden: 1° de oppervlakte waarop binnen het proefproject teruggewonnen water wordt gebruikt, is maximaal 1 hectare groot, tenzij de verantwoordelijke partijen gemotiveerd aantonen waarom 1 hectare ontoereikend is voor het bereiken van de geformuleerde onderzoeksdoelen;2° de looptijd van proefprojecten kan een maximale termijn van vijf jaar niet overschrijden. Er wordt altijd vermeden dat door het proefproject verontreinigingen zouden kunnen ontstaan. Als dat wel het geval is, zijn de verantwoordelijke partijen hoofdelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor het herstel naar een toestand voorafgaand aan de start van het proefproject.

De bevoegde autoriteit bezorgt binnen een termijn van twintig werkdagen een aktename van melding aan de verantwoordelijke partijen waarin bijkomende voorwaarden voor het proefproject opgelegd kunnen worden met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens en de bescherming van het milieu. Die voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° de looptijd van het proefproject;2° de hoeveelheid van het geproduceerde, geleverde en te gebruiken teruggewonnen water;3° elementen van risicobeheer, met inbegrip van het opleggen van bepalingen over het al dan niet in de handel brengen van geïrrigeerde of beregende teelten met de bedoeling om vereisten inzake veiligheid van die teelten te garanderen;4° minimale eisen voor de waterkwaliteit en de monitoring van zowel de waterkwaliteit als het effect op omgeving;5° te nemen preventieve maatregelen, afhankelijk van de receptoren die blootgesteld kunnen worden;6° kennisgeving en informatieverplichting aan eindgebruikers.7° de wenselijkheid aan ondersteuning door één of meerdere relevante kennisinstellingen bij het voorgestelde proefproject. De bevoegde autoriteit maakt de aktenames voor de proefprojecten voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water die afgeleverd worden bekend via de website van de Vlaamse Milieumaatschappij.

De bevoegde autoriteit kan altijd in overleg gaan met de verantwoordelijke partijen van het proefproject om de elementen vermeld in het zesde lid en andere elementen die voor het voorgenomen proefproject relevant zouden blijken in detail te bespreken alvorens ze definitief voor het proefproject bepaald worden. De bevoegde autoriteit kan ook altijd besluiten dat een aangemeld proefproject niet kan doorgaan als proef, maar aangevraagd moet worden volgens de bepalingen van de onderstaande hoofdstukken 2 tot 5 van dit besluit.

Verantwoordelijke partijen informeren de bevoegde autoriteit onmiddellijk over elke situatie die aanleiding geeft tot het niet-naleven van eventuele voorwaarden in de aktename en als zich een incident voordoet dat de naleving van eventuele voorwaarden in de aktename in het gedrang brengt. Aan de bevoegde autoriteit wordt daarbij alle informatie bezorgd die nodig is om de situatie of het incident te beoordelen. De bevoegde autoriteit en de verantwoordelijke partijen evalueren in onderling overleg de risico's voor de volksgezondheid en milieu, en kunnen in overleg de maatregelen vastleggen die in voorkomend geval genomen moeten worden.

De exploitant van de waterterugwinningsvoorziening en, in voorkomend geval, de overige verantwoordelijke partijen, treffen alle nodige maatregelen om onmiddellijk opnieuw aan de eventuele voorwaarden te voldoen en stellen de betrokken eindgebruikers daarvan onmiddellijk in kennis.

Als de niet-naleving van eventuele voorwaarden in de aktename een significant risico voor het milieu of voor de gezondheid van mens of dier inhoudt, schorst de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening of elke andere verantwoordelijke partij onmiddellijk de levering van teruggewonnen water totdat de bevoegde autoriteit vaststelt dat de voorwaarden opnieuw worden nageleefd. De verantwoordelijke partijen melden elke situatie die een significant risico kan uitmaken aan de bevoegde autoriteit en bepalen in overleg of het gemelde risico daadwerkelijk significant is.

Binnen een maand na het beëindigen van het proefproject maken de verantwoordelijke partijen een evaluatie van het volledige project en bezorgen die aan de bevoegde autoriteit. Daarin worden minstens de aspecten geëvalueerd die opgelegd werden bij de aktename van de melding van het proefproject. HOOFDSTUK 2 - Toelating voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water voor irrigatie en beregening voor land- en tuinbouwactiviteiten Afdeling 1. - Aanvraag

Art. 5.Voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water voor irrigatie- en beregeningstoepassingen van land- en tuinbouwactiviteiten wordt voorafgaand aan het opstarten van het waterhergebruikssysteem een toelating aangevraagd bij de bevoegde autoriteit.

De voor het waterhergebruikssysteem verantwoordelijke partijen, met inbegrip van de eindgebruiker(s), vragen de toelating of een wijziging aan een bestaande toelating aan bij de bevoegde autoriteit.

De bevoegde autoriteit bepaalt de modaliteiten van de aanvraag voor zowel de toelating als wijzigingen aan de toelating.

De aanvraag voor een waterhergebruikssysteem voor een teruggewonnen water zoals vermeld in artikel 3, 4) van de verordening van 25 mei 2020 bevat een risicobeheerplan met daarin de elementen, vermeld in bijlage II van de verordening van 25 mei 2020.

De aanvraag voor een waterhergebruikssysteem voor een teruggewonnen water dat een bedrijfsafvalwater, al dan niet na verdere zuivering, betreft, bevat een risicobeheerplan waarin de relevante elementen uit de bijlage II van de verordening van 25 mei 2020 worden opgenomen, die van toepassing zijn op het waterhergebruikssysteem waarvoor een aanvraag ingediend wordt.

De bevoegde autoriteit beoordeelt de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen dertig dagen na ontvangst door de aanvraag te toetsen aan de opgesomde elementen in de bijlage II van de verordening van 25 mei 2020. Bij niet-ontvankelijkheid brengt de bevoegde autoriteit de aanvragende verantwoordelijke partij daarvan op de hoogte met de reden van niet-ontvankelijkheid zodat de aanvraag vervolledigd kan worden. Na het ontvangen van een volledig dossier beoordeelt de bevoegde autoriteit de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen en brengt ze de verantwoordelijke partij die de aanvraag heeft ingediend, via brief of op elektronische wijze, op de hoogte van haar beslissing om de productie, de levering en het gebruik al dan niet toe te laten.

Wanneer het door de complexiteit van de aanvraag niet mogelijk zou zijn om binnen een termijn van negentig dagen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag een beslissing te nemen, deelt de bevoegde autoriteit de verwachte datum van haar beslissing mee aan de aanvrager die niet later kan liggen dan 12 maanden na ontvangst van een volledige aanvraag.

De bevoegde autoriteit maakt de toelatingen voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water die afgeleverd worden bekend via de website van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Art. 6.De bevoegde autoriteit vraagt advies aan de volgende entiteiten om de aanvraag te beoordelen en verwerkt de inhoud van de adviezen in haar beslissing vermeld in artikel 5, achtste lid: 1° het Agentschap voor Zorg en Gezondheid, voor aspecten met betrekking tot volksgezondheid;2° de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, voor aspecten met betrekking tot het milieucompartiment bodem;3° het Departement Landbouw en Visserij, voor aspecten met betrekking tot impact op teeltefficiëntie en irrigatiebehoefte;4° de Vlaamse Landmaatschappij, voor aspecten met betrekking tot nutriëntenbelasting;5° het Agentschap voor Natuur en Bos, als het waterhergebruikssysteem actief zal zijn in een gebied waar bijzondere bescherming voor natuur geldt;6° de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk, als het waterhergebruikssysteem actief zal zijn in een gebied met bescherming voor de productie van water bestemd voor menselijke consumptie;7° de waterloopbeheerders, als het waterhergebruikssysteem invloed kan hebben op waterlichamen in hun beheer; 8° de Vlaamse Milieumaatschappij, voor aspecten met betrekking tot waterkwaliteit, meer bepaald de afdeling bevoegd voor aspecten gekoppeld aan waterkwaliteit zoals vermeld in artikel 10.2.3 § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

De entiteiten, vermeld in het eerste lid, brengen hun advies uit binnen dertig dagen na het ontvangen van de adviesvraag. Het advies heeft betrekking op de aspecten van de aanvraag die binnen hun bevoegdheid vallen. Als geen advies wordt bezorgd binnen dertig dagen, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De bevoegde autoriteit legt de aanvragen voor aan de volgende instanties en houdt bij de beoordeling rekening met hun expertise en adviezen: 1° de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu;2° het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV); Afdeling 2. - Inhoud van de toelating voor de productie, de levering

en het gebruik van teruggewonnen water

Art. 7.§ 1. De toelating voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water zoals vermeld in artikel 3, 4) van de verordening van 25 mei 2020 bevat de informatie vermeld in artikel 6, derde lid, van de verordening van 25 mei 2020. § 2. De toelating voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water dat een bedrijfsafvalwater, al dan niet na verdere zuivering, betreft, bevat de volgende informatie: 1° een beschrijving van het waterhergebruiksysteem, met inbegrip van de waterterugwinningsvoorziening, de kwaliteitseisen van het teruggewonnen water en het gebruik waarvoor het is toegelaten, de plaats van het gebruik, en het geraamde volume per jaar teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;2° het minimaal na te leven monitoringprogramma voor de opvolging van de kwaliteit van het teruggewonnen water;3° eventuele bijkomende eisen opgelegd door de bevoegde autoriteit die nodig zijn om onaanvaardbare risico's voor het milieu en voor de gezondheid van de mens weg te nemen, zodat de risico's van een aanvaardbaar niveau zijn;4° de verantwoordelijke partijen en hun rol in het waterhergebruikssysteem;5° het nalevingspunt of de nalevingspunten waar voldaan moet zijn aan de opgelegde eisen;6° de geldigheidsperiode van de toelating. Afdeling 3. - Vrijstelling voor het aanvragen van de toelating

Art. 8.Op gemotiveerd verzoek van de droogtecommissie, georganiseerd door het overlegplatform "Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid" zoals vermeld in artikel 6, 13° van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, kan de minister voor een waterhergebruikssysteem voor irrigatie of beregening voor een land- of tuinbouwactiviteit met bedrijfsafvalwater, via besluit bepalen voor welke periode, voor welke bronnen van het teruggewonnen water en voor welke locaties er geen verplichting is voor het aanvragen van een toelating en voor het naleven van de vereisten, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en een voorafgaande melding aan de bevoegde autoriteit volstaat.

De minister kan alleen een periode van vrijstelling bepalen als daartoe aanleiding is in een periode van droogte of waterschaarste. De minister kan daarvoor het advies inwinnen van de bevoegde autoriteit.

Voor een waterhergebruikssysteem dat onder de vrijstelling valt, moet cumulatief aan de volgende voorwaarden voldaan worden: 1° voor het bedrijfsafvalwater dat gebruikt wordt voor de productie van teruggewonnen water, moet een omgevingsvergunning voor het lozen in oppervlaktewater afgeleverd zijn en aan de gestelde eisen moet voldaan worden;2° elk onrechtstreeks of rechtstreeks contact met het teruggewonnen water van gebruikers van het te irrigeren of te beregenen terrein wordt uitgesloten;3° elk onrechtstreeks of rechtstreeks contact met het teruggewonnen water van omwonenden of passanten in de onmiddellijke omgeving van de locatie van het gebruik wordt uitgesloten;4° de geldende richtlijnen in de autocontrolegidsen, die terug te vinden zijn op de website van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), in het kader van de bescherming van de voedselveiligheid worden te allen tijde gerespecteerd. De verantwoordelijke partijen van het waterhergebruikssysteem, die gebruik maken van de vrijstelling, bezorgen voor de opstart van het waterhergebruikssysteem aan de bevoegde autoriteit de volgende gegevens: 1° een beschrijving van de waterterugwinningsvoorziening, met inbegrip van technische gegevens over een eventuele nabehandeling die wordt gepland;2° een beschrijving van de irrigatie- of beregeningstoepassing voor land- of tuinbouwactiviteiten die op het moment van de melding bekend is, met inbegrip van, voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein of de locatie van het gebruik;b) de duur en de periode van de toepassing;c) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;3° de beschikbare meetgegevens over de kwaliteit van de bron van het teruggewonnen water. De bevoegde autoriteit bezorgt binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de in het vierde lid vermelde gegevens, een aktename van melding aan de verantwoordelijke partijen waarin bijkomende voorwaarden voor het waterhergebruikssysteem opgelegd kunnen worden met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens en de bescherming van het milieu, die betrekking hebben op de elementen vermeld in artikel 2.2.1, § 1/1, 3° tot 5° van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. Die bijkomende voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° elementen van risicobeheer;2° aanvullende eisen voor de waterkwaliteit en de monitoring;3° de te nemen preventieve maatregelen;4° de kennisgeving en informatieverplichting aan eindgebruikers;5° eisen voor een evaluatie na de stopzetting van het waterhergebruikssysteem die betrekking heeft minstens op de elementen opgesomd 1° tot 4°. De bevoegde autoriteit maakt de aktenames voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water die bezorgd worden bekend via de website van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Een waterhergebruikssysteem dat is opgestart onder de voorwaarden van dit artikel, moet stopgezet worden zodra de periode van vrijstelling, vermeld in het tweede lid, afloopt. De verantwoordelijke partij die het waterhergebruikssysteem heeft aangemeld, bezorgt uiterlijk één maand na het aflopen van de periode van vrijstelling de volgende gegevens aan de bevoegde autoriteit: 1° voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein of de locatie van het gebruik;b) de duur en de periode van de toepassing;c) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;2° een verslag van de incidenten die zich eventueel hebben voorgedaan tijdens de periode van gebruik van het waterhergebruikssysteem. De bevoegde autoriteit bepaalt de modaliteiten van de melding. Afdeling 4. - Incidenten en herstelmaatregelen

Art. 9.De verantwoordelijke partijen informeren de bevoegde autoriteit onmiddellijk over elke situatie die aanleiding geeft tot het niet-naleven van de in de toelating of van de in de aktename na melding gestelde voorwaarden en als zich een incident voordoet dat de naleving van de in de toelating of van de in de aktename na melding vermelde voorwaarden in het gedrang brengt. De verantwoordelijke partijen informeren de bevoegde autoriteit over de herstelmaatregelen die zij zullen nemen.

De bevoegde autoriteit en de verantwoordelijke partijen evalueren in onderling overleg de risico's voor de volksgezondheid en het milieu, en kunnen in overleg de bijkomende maatregelen vastleggen die in voorkomend geval genomen moeten worden.

Als bij een toegelaten waterhergebruikssysteem voor irrigatie of beregening voor land- en tuinbouwactiviteiten de gestelde voorwaarden niet nageleefd kunnen worden of zich een incident voordoet dat de in de toelating gestelde voorwaarden in het gedrang brengt, leven de verantwoordelijke partijen de bepalingen van artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de verordening van 25 mei 2020 na, en nemen ze de daar beschreven maatregelen. HOOFDSTUK 3. - Toelating voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water voor irrigatie en beregening voor activiteiten die geen land- en tuinbouwactiviteiten zijn of voor een activiteit in het kader van een openbare dienst Afdeling 1. - Aanvraag

Art. 10.Voor de irrigatie en beregening met teruggewonnen water voor activiteiten die geen land- of tuinbouwactiviteiten zijn, en voor andere activiteiten in open lucht met teruggewonnen water in het kader van een openbare dienst wordt voorafgaandelijk aan het gebruik een toelating aangevraagd bij de bevoegde autoriteit.

De aanvraag bevat de volgende informatie: 1° de locatie van het gebruik van het teruggewonnen water, met vermelding van de totale oppervlakte;2° de beschrijving van het waterhergebruikssysteem, met inbegrip van technische gegevens van de waterterugwinningsvoorziening;3° de beschrijving van de irrigatie- of beregeningstoepassing voor activiteiten die geen land- of tuinbouwactiviteiten zijn of andere activiteiten in open lucht in het kader van een openbare dienst, met inbegrip van, voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein of de locatie van het gebruik;b) de beoogde kwaliteit van het teruggewonnen water overeenkomstig de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;c) de duur en de periode van de toepassing;d) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;4° een identificatie en beoordeling van de risico's voor de gezondheid van mens en milieu.Deze bevat: a) een identificatie van eventuele risico's voor het milieu;b) een identificatie van de potentiële blootstelling van de gebruikers, omwonenden of passanten aan het teruggewonnen water;c) een beoordeling van de risico's waarbij rekening gehouden wordt gehouden met de aard van de risico's en de duur van de beoogde toepassing;5° een risicobeheerplan met beheersmaatregelen voor de geïdentificeerde risico's;6° een voorstel van kwaliteitsopvolging, inclusief een voorstel van monitoringprogramma;7° de verantwoordelijke partijen met de verduidelijking van hun rol en de aanduiding van minstens één directe contactpersoon per verantwoordelijke partij;8° de bron van het te gebruiken teruggewonnen water inclusief informatie over de eventuele lozingsvergunning en de beschikbare meetgegevens over de kwaliteit van de bron, waarbij met bron bedoeld wordt het afvalwater waarvan vertrokken wordt voor de productie van teruggewonnen water. De bevoegde autoriteit bepaalt de modaliteiten voor de indiening van de aanvraag.

De bevoegde autoriteit maakt de toelatingen voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water die afgeleverd worden bekend via de website van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Art. 11.De bevoegde autoriteit beoordeelt de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen dertig dagen na ontvangst door de aanvraag te toetsen aan de informatie, vermeld in artikel 10, tweede lid. Bij niet-ontvankelijkheid brengt de bevoegde autoriteit de verantwoordelijke partij die de aanvraag heeft ingediend, daarvan op de hoogte met de reden van niet-ontvankelijkheid zodat de aanvraag vervolledigd kan worden.

Na het ontvangen van een volledig dossier beoordeelt de bevoegde autoriteit de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen en brengt ze de verantwoordelijke partij die de aanvraag heeft ingediend, op de hoogte via brief of op elektronische wijze, van haar beslissing om het gebruik al dan niet toe te laten, met eventueel bijkomende eisen bovenop de eisen die opgenomen zijn in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Met de toelating kan het waterhergebruikssysteem in gebruik genomen worden.

Als het door de complexiteit van de aanvraag niet mogelijk zou zijn om binnen een termijn van negentig dagen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag een beslissing te nemen, deelt de bevoegde autoriteit de verwachte datum van haar beslissing mee aan de aanvrager.

De bevoegde autoriteit vraagt advies aan de volgende entiteiten om de aanvraag te beoordelen en verwerkt de adviezen in haar beslissing vermeld in het tweede lid: 1° het Agentschap voor Zorg en Gezondheid, voor aspecten met betrekking tot volksgezondheid;2° de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, voor aspecten met betrekking tot het milieucompartiment bodem;3° de Vlaamse Landmaatschappij, voor aspecten met betrekking tot nutriëntenbelasting;4° het Agentschap voor Natuur en Bos, als het waterhergebruikssysteem actief zal zijn in een gebied waar bijzondere bescherming voor natuur geldt;5° de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk, als het waterhergebruikssysteem actief zal zijn in een gebied met bescherming voor de productie van water bestemd voor menselijke consumptie;6° de waterloopbeheerders, als het waterhergebruikssysteem invloed kan hebben op waterlichamen in hun beheer; 7° de Vlaamse Milieumaatschappij, voor aspecten met betrekking tot waterkwaliteit, meer bepaald de afdeling bevoegd voor aspecten gekoppeld aan waterkwaliteit zoals vermeld in artikel 10.2.3 § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

De entiteiten brengen hun advies uit binnen dertig dagen. Het advies heeft betrekking op de aspecten van de aanvraag die binnen hun bevoegdheid vallen. Als geen advies wordt bezorgd binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesvraag, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Afdeling 2. - Inhoud van de toelating voor een waterhergebruikssysteem

voor irrigatie of beregening voor niet land- of tuinbouwactiviteiten of voor een activiteit in open lucht in het kader van een openbare dienst

Art. 12.De toelating voor een waterhergebruikssysteem voor irrigatie of beregening voor doeleinden die geen land- of tuinbouwdoeleinden zijn, of voor een activiteit in open lucht in het kader van een openbare dienst vermeldt de volgende gegevens: 1° een beschrijving van het waterhergebruiksysteem, met inbegrip van de waterterugwinningsvoorziening, de kwaliteitseisen van het teruggewonnen water en het gebruik waarvoor het is toegelaten, de plaats van het gebruik, en het geraamde volume per jaar teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;2° het minimaal na te leven monitoringprogramma voor de opvolging van de kwaliteit van het teruggewonnen water overeenkomstig de bepalingen van deel 2 uit de bijlage bij dit besluit;3° eventuele bijkomende eisen opgelegd door de bevoegde autoriteit die nodig zijn om onaanvaardbare risico's voor het milieu en voor de gezondheid van de mens weg te nemen, zodat de risico's van een aanvaardbaar niveau zijn;4° de verantwoordelijke partijen en hun rol in het waterhergebruikssysteem;5° het nalevingspunt of de nalevingspunten waar voldaan moet zijn aan de opgelegde eisen;6° de geldigheidsperiode van de toelating. Afdeling 3. - Vrijstelling voor het aanvragen van de toelating

Art. 13.Op gemotiveerd verzoek van de droogtecommissie, georganiseerd door het overlegplatform "Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid" zoals vermeld in artikel 6, 13° van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, kan de minister voor een waterhergebruikssysteem voor irrigatie of beregening voor een activiteit die geen land- of tuinbouwactiviteit is of voor een activiteit in open lucht in het kader van een openbare dienst, via besluit bepalen voor welke periode, voor welke bronnen van het teruggewonnen water, voor welke locaties en voor welke toepassingen er geen verplichting is om een toelating aan te vragen en tot het naleven van de vereisten, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd en een voorafgaande melding aan de bevoegde autoriteit volstaat.

De minister kan alleen een periode van vrijstelling bepalen als daartoe aanleiding is in een periode van droogte of waterschaarste. De minister kan daarvoor het advies inwinnen van de bevoegde autoriteit.

Voor een waterhergebruikssysteem dat onder de vrijstelling valt, moet cumulatief aan onderstaande voorwaarden voldaan worden: 1° voor het bedrijfsafvalwater dat gebruikt wordt voor de productie van teruggewonnen water, moet een omgevingsvergunning voor het lozen in oppervlaktewater afgeleverd zijn en aan de gestelde eisen moet voldaan worden;2° elk onrechtstreeks of rechtstreeks contact met het teruggewonnen water van gebruikers van het te irrigeren of te beregenen terrein wordt uitgesloten;3° elk onrechtstreeks of rechtstreeks contact met het teruggewonnen water van omwonenden of passanten in de onmiddellijke omgeving van de locatie van het gebruik wordt uitgesloten;4° het teruggewonnen water mag op geen enkele manier gebruikt worden voor irrigatie of beregening van voedingsproducten, ook in het kader van niet-commerciële hobbykweek. De verantwoordelijke partijen van het waterhergebruikssysteem, die gebruik maken van de vrijstelling, melden voor de opstart van het waterhergebruikssysteem aan de bevoegde autoriteit de volgende gegevens: 1° een beschrijving van de waterterugwinningsvoorziening, met inbegrip van technische gegevens over een eventuele nabehandeling die wordt gepland;2° een beschrijving van de op het moment van de melding bekende irrigatie- of beregeningstoepassing voor activiteiten die geen land- of tuinbouwactiviteiten zijn, of andere activiteiten in open lucht in het kader van een openbare dienst, met inbegrip van, voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein of de locatie van het gebruik;b) de duur en de periode van de toepassing;c) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;3° de beschikbare meetgegevens over de kwaliteit van de bron van het teruggewonnen water. De bevoegde autoriteit bezorgt binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de in het vierde lid vermelde gegevens, een aktename van melding aan de verantwoordelijke partijen waarin bijkomende voorwaarden voor het waterhergebruikssysteem opgelegd kunnen worden met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens en de bescherming van het milieu, die betrekking hebben op de elementen vermeld in artikel 2.2.1, § 1/1, 3° tot 5° van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. Die bijkomende voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° elementen van risicobeheer;2° aanvullende eisen voor de waterkwaliteit en de monitoring;3° te nemen preventieve maatregelen;4° kennisgeving en informatieverplichting aan eindgebruikers;5° aanvullende eisen voor een evaluatie na de stopzetting van het waterhergebruikssysteem die betrekking heeft minstens op de elementen opgesomd 1° tot 4°. De bevoegde autoriteit maakt de aktenames voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water die bezorgd worden bekend via de website van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Een waterhergebruikssysteem dat is opgestart onder de voorwaarden van dit artikel, moet stopgezet worden zodra de periode van vrijstelling, vermeld in het tweede lid, afloopt. De verantwoordelijke partij die het waterhergebruikssysteem heeft aangemeld, bezorgt uiterlijk één maand na het aflopen van de periode van opheffing de volgende gegevens aan de bevoegde autoriteit: 1° voor elke eindgebruiker: a) het gebruik van het geïrrigeerde of beregende terrein of de locatie van het gebruik;b) de toepassing van het teruggewonnen water;c) de duur en de periode van de toepassing;d) de totale geschatte hoeveelheid van het te gebruiken teruggewonnen water;2° incidenten die zich eventueel hebben voorgedaan tijdens de periode van gebruik van het waterhergebruikssysteem. De bevoegde autoriteit bepaalt de modaliteiten van de melding. Afdeling 4. - Incidenten en herstelmaatregelen

Art. 14.Verantwoordelijke partijen informeren de bevoegde autoriteit onmiddellijk over elke situatie die aanleiding geeft tot het niet-naleven van de in de toelating of van de in de aktename na melding gestelde voorwaarden en als zich een incident voordoet dat de naleving van de in de toelating of van de in aktename na melding vermelde voorwaarden in het gedrang brengt. Aan de bevoegde autoriteit wordt daarbij alle informatie bezorgd die nodig is om de situatie of het incident te beoordelen. De bevoegde autoriteit en de verantwoordelijke partijen evalueren in onderling overleg de risico's voor de volksgezondheid en milieu, en kunnen in overleg de maatregelen vastleggen die in voorkomend geval genomen moeten worden.

De exploitant van de waterterugwinningsvoorziening en, in voorkomend geval, de overige verantwoordelijke partijen, treffen alle nodige maatregelen om onmiddellijk opnieuw aan de voorwaarden te voldoen en stellen de betrokken eindgebruikers daarvan onmiddellijk in kennis.

Als de niet-naleving van de in de toelating of van de in de aktename na melding vermelde voorwaarden een significant risico voor het milieu of voor de gezondheid van mens of dier inhoudt, schorst de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening of elke andere verantwoordelijke partij onmiddellijk de levering van teruggewonnen water totdat de bevoegde autoriteit vaststelt dat de voorwaarden opnieuw worden nageleefd. De verantwoordelijke partijen melden elke situatie die een significant risico kan uitmaken aan de bevoegde autoriteit en bepalen in overleg of het gemelde risico daadwerkelijk significant is. HOOFDSTUK 4. - Melden van opstart en buitengebruikstelling, duur en evaluatie van de toelatingen

Art. 15.Als een toelating verkregen is voor een waterhergebruikssysteem, melden de verantwoordelijke partijen de effectieve ingebruikname van het waterhergebruikssysteem aan de bevoegde autoriteit.

De verantwoordelijke partijen melden aan de bevoegde autoriteit de volgende gegevens: 1° de analyseresultaten van de kwaliteitsparameters die opgenomen zijn in de toelating volgens de bepalingen die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, als die nog niet aangeleverd zijn in de aanvraag;2° een evaluatie en indien nodig actualisatie van de bij de aanvraag geïdentificeerde risico's en de geplande risicobeheersmaatregelen;3° een evaluatie en indien nodig een actualisatie van de bij de aanvraag omschreven kwaliteitsopvolging, met inbegrip van het voorstel van monitoring. De irrigatie of beregening mag pas gestart worden nadat op basis van de verslagen van de bemonstering en analyse is aangetoond dat is voldaan aan de in de toelating opgelegde kwaliteitseisen.

De bevoegde autoriteit kan als dat noodzakelijk is, in overleg met de verantwoordelijke partijen, de voorgestelde kwaliteitsopvolging aanpassen. De bevoegde autoriteit brengt de verantwoordelijke partijen op de hoogte van de aanpassing.

Als een in gebruik genomen waterhergebruikssysteem definitief buiten gebruik wordt gesteld, melden de verantwoordelijke partijen de stopzetting onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit.

De bevoegde autoriteit kan de modaliteiten van de melding van opstart en buitengebruikstelling bepalen.

Dit artikel is niet van toepassing als de levering en het gebruik verloopt volgens de procedures, vermeld in artikel 8 en 13.

Art. 16.§ 1. Een toelating van de bevoegde autoriteit voor het gebruik van teruggewonnen water blijft, tenzij anders bepaald in de toelating, geldig gedurende maximaal tien jaar. Gedurende die periode van tien jaar houden de verantwoordelijke partijen het risicobeheerplan en de risicobeheersmaatregelen actueel.

Als er geen wijzigingen zijn aan het waterhergebruikssysteem, kan na de maximale periode van tien jaar de toelating verlengd worden. De verantwoordelijke partij dient zes maanden voor het verstrijken van de toelating een aanvraag tot verlenging in bij de bevoegde autoriteit.

Een aanvraag tot verlenging bevestigt dat het waterhergebruikssysteem geen wijzigingen heeft ondergaan ten aanzien van de aflopende toelating en dat het overzicht van de bij de aanvraag geïdentificeerde risico's en het risicobeheerplan nog volledig en actueel zijn. De aanvraag verloopt volgens artikel 5 en 6 voor land- en tuinbouwtoepassingen en artikel 10 en 11 voor de overige toepassingen die binnen het toepassingsgebied van dit besluit vallen. § 2. In de volgende gevallen dient de verantwoordelijke partij van een toegelaten waterhergebruikssysteem een aanvraag in voor de aanpassing van zijn toelating alvorens de geplande wijzigingen door te voeren: 1° bij een aanzienlijke stijging in de geproduceerde, geleverde en gebruikte hoeveelheid van het teruggewonnen water;2° bij een opwaardering van de uitrusting;3° bij een toevoeging van nieuwe apparatuur of processen, als die niet opgenomen zijn in de initiële aanvraag bij beschrijving van het waterhergebruikssysteem;4° als de locatie van het gebruik van teruggewonnen water verandert of als nieuwe locaties van gebruik toegevoegd worden;5° als er een nieuwe bron voor het teruggewonnen water gebruikt wordt of toegevoegd wordt aan de al gebruikte bronnen. De procedure, vermeld in artikel 5 en 6 voor land- en tuinbouwtoepassingen en artikel 11 en 12 voor de overige toepassingen, is van overeenkomstige toepassing voor het bekomen van een toelating van de aangevraagde aanpassing waarbij de bevoegde autoriteit per aanvraag het inwinnen van bijkomende advies van de vermelde adviesinstanties evalueert. § 3. In de volgende gevallen gaan de verantwoordelijke partijen op verzoek van en binnen de termijn gespecifieerd door de bevoegde autoriteit over tot een evaluatie van de lopende toelatingen: 1° er is sprake van veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de omgevingsfactoren aanzienlijk beïnvloeden;2° er is een aanpassing van het geldende milieunormenkader, van wetenschappelijke ontwikkelingen of wetenschappelijke inzichten op basis van voorzorg die aanleiding geven tot strengere eisen of normen voor het teruggewonnen water dan op het moment van het verlenen van de toelating. De bevoegde autoriteit informeert de verantwoordelijke partijen dat hun toelating wordt geëvalueerd, wat eventueel aanleiding kan geven tot een aanpassing van de geldende voorwaarden van de toelating.

De verantwoordelijke partijen maken binnen de termijn gespecifieerd door de bevoegde autoriteit en volgens de modaliteiten van de bevoegde autoriteit, het resultaat van de evaluatie over aan de bevoegde autoriteit.

Zodra de bevoegde autoriteit een beslissing neemt over de evaluatie, brengt ze de verantwoordelijke partijen op de hoogte van die beslissing en de eventueel aangepaste voorwaarden. De bevoegde autoriteit bezorgt de verantwoordelijke partijen een aangepaste toelating. § 4. Een nieuwe termijn van tien jaar start na de kennisgeving van de aangepaste toelating die is aangevraagd met toepassing van paragraaf 2 of 3. HOOFDSTUK 5. - Rapporteringsvereisten

Art. 17.De verantwoordelijke partijen van een waterhergebruikssysteem die onder dit besluit vallen, rapporteren jaarlijks voor 31 januari de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, zolang het waterhergebruikssysteem operationeel is: 1° een verslag van de uitgevoerde monitoring met de analyseresultaten en resultaten van eventueel uitgevoerde inspecties;2° de verbruikte hoeveelheid teruggewonnen water in de periode waarop de rapportering betrekking heeft en verbruiksgegevens per geïrrigeerde zone;3° een verslag van eventuele incidenten die aanleiding gegeven hebben tot het niet-naleven van de opgelegde voorwaarden in de toelating voor het volledige waterhergebruikssysteem en de herstelmaatregelen die genomen zijn;4° een register van alle verantwoordelijke partijen die eindgebruikers zijn en die teruggewonnen water ophalen bij de producent, als de eindgebruikers nog niet bekend zouden zijn bij de aanvraag van de toelating;5° indien van toepassing, informatie over de uitgevoerde actualisaties op het risicobeheerplan en de risicobeheersmaatregelen. De bevoegde autoriteit kan de wijze van rapporteren nader bepalen.

De bevoegde autoriteit publiceert elke twee jaar een overzicht van de gerapporteerde informatie van de toegelaten waterhergebruikssystemen en maakt dat publiek beschikbaar. HOOFDSTUK 6. - Beroepsprocedure

Art. 18.Tegen de beslissingen van de bevoegde autoriteit, vermeld in artikel 5, artikel 11 en artikel 16, kan beroep worden ingediend bij de minister, binnen dertig dagen na de kennisname van de beslissing.

De geadresseerde wordt geacht kennis te hebben genomen van de beslissing op de derde werkdag die volgt op de dag waarop de beslissing is verstuurd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Het beroep bevat een kopie van de bestreden beslissing en een omstandige uiteenzetting van de grieven die tegen de bestreden beslissing worden ingebracht. Het beroep wordt ingediend via beveiligde zending. § 2. De minister bezorgt het beroep onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit, die binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep advies verleent. Als het advies niet tijdig wordt verleend, mag aan de adviesvereiste worden voorbij gegaan.

De minister neemt een beslissing over het beroep binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep.

De indiener van het beroep wordt binnen tien dagen na het nemen van de beslissing op de hoogte gebracht via beveiligde zending. De bevoegde autoriteit wordt schriftelijk binnen dezelfde termijn op de hoogte gebracht van de beslissing. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 19.Voor waterhergebruikssystemen die niet onder het toepassingsgebied vallen van de verordening van 25 mei 2020, die al operationeel of in opstart zijn op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, moet uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een toelating worden bekomen volgens de procedures van dit besluit.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme Z. DEMIR

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^