gepubliceerd op 28 augustus 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind
14 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind, inzonderheid op artikel 4, tweede lid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 7 juli 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de deskundige commissie onverwijld samengesteld moet worden zodat de Vlaamse regering voor 15 juli 1998 kan bepalen op welke bevoegdheden van elk van haar leden de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapportage voor het jaar 1998 zal gelden, overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind en het door de Vlaamse regering op 21 april goedgekeurde beleidsplan tot realisatie van de kindeffectrapportage en tot toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;2° de commissie : de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid van het decreet;3° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° de regering : de Vlaamse regering;5° coördinerend minister : de Vlaamse minister die belast is met de globale voortgang van de problematiek van de kinderrechten;6° de bevoegde minister : de minister, bevoegd voor het beleidsdomein waarop het ontwerp van decreet betrekking heeft.
Art. 2.Een deskundige commissie zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet, wordt opgericht.
De commissie heeft de opdracht de bevoegde minister te adviseren als hij wenst af te wijken van de verplichting, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
In het kader van deze opdracht vraagt de bevoegde minister het advies van de commissie voor elk ontwerp van decreet, waarvan de bevoegde minister van oordeel is dat het ontwerp het rechtstreeks belang van het kind raakt en hij een afwijking van de verplichting, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het decreet, aangewezen acht.
Art. 3.De commissie is samengesteld uit vijf vaste leden, onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter. Drie leden worden benoemd op basis van hun kennis en deskundigheid in effectrapportage enerzijds en twee op basis van hun vertrouwdheid met de rechten van het kind, zoals verwoord in het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind anderzijds.
Daarbij beschikken voorzitter en ondervoorzitter over een verschillende deskundigheid of vertrouwdheid.
De voorzitter, ondervoorzitter en leden van de commissie worden door de regering benoemd, op voordracht van de coördinerend minister, voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal hernieuwd kan worden.
Art. 4.Naargelang van de materie, die in het ontwerp van decreet behandeld wordt, kan de commissie een beroep doen op maximaal drie externe deskundigen. In haar advies vermeldt de commissie op welke deskundige(n) ze een beroep heeft gedaan en op welke wijze en in welke mate ze in haar advies met hun inbreng rekening gehouden heeft.
Art. 5.De commissie adviseert de bevoegde minister binnen de door de hem gestelde termijn, die niet korter kan zijn dan vijftien werkdagen en niet langer dan dertig werkdagen. De gestelde termijn gaat in nadat de voorzitter van de deskundige commissie het verzoek van de bevoegde minister heeft ontvangen.
Art. 6.De commissie beslist bij gewone meerderheid.
Ze kan slechts rechtsgeldig samenkomen, als een meerderheid van de leden aanwezig is.
Art. 7.De commissie legt binnen drie maanden na haar samenstelling aan de regering een voorstel van huishoudelijk reglement voor met betrekking tot haar werking.
De regering stelt vervolgens het huishoudelijk reglement vast.
Art. 8.Het presentiegeld en de reis- en verblijfkosten van de leden van de commissie en de door hen aangezochte externe deskundigen worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.
Aan punt 4 van de bijlage gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, wordt de volgende bepaling toegevoegd : « - de deskundige commissie bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind. » De werkingskosten van de commissie alsook de presentiegelden en vergoedingen komen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 9.De administratie neemt het secretariaat van de commissie waar.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 15 juli 1998.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS