gepubliceerd op 30 april 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', en van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans'
14 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', en van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans'
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 5 februari 2003 betreffende het Onderwijs XIV, inzonderheid op artikel X.38 tot X.47;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992, 31 januari 1996, 15 april 1997 en 10 maart 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans', gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992, 31 januari 1996, 15 april 1997 en 10 maart 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 juni 2002;
Gelet op protocol nr.457 van 15 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 225 van 15 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het Overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 16 juli 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 33.949/1 van de Raad van State, gegeven op 17 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst'
Artikel 1.Aan artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', wordt de volgende zin toegevoegd : « In de gevallen waarvoor toepassing gemaakt wordt van artikel 5 kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring. »
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Onder bewijs van pedagogische bekwaamheid wordt een van de volgende diploma's of getuigschriften verstaan : 1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;2° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 2;3° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;4° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;5° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;6° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;7° het getuigschrift van normaalleergangen;8° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;9° het getuigschrift van pedagogische leergangen;10° het diploma van leraar dans;11° het diploma van onderwijzer(es);12° het diploma van kleuteronderwijzer(es).»
Art. 3.Aan artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt een 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° Voor de houder van het diploma van meester in beeldende kunst, meester in audiovisuele kunst of meester in productdesign die tevens houder is van een bewijs van pedagogische bekwaamheid dat uiterlijk tijdens het academiejaar 1999-2000 uitgereikt is, wordt het bewijs van pedagogische bekwaamheid gelijkgesteld met het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs. Die gelijkstelling geldt ook voor bewijzen van pedagogische bekwaamheid die uiterlijk in juni 2001 uitgereikt werden, op voorwaarde dat de pedagogische opleiding uiterlijk in 1998 aangevat werd. »
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 3bis.Voor experimenten zoals bedoeld in artikel 8, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', kan de Vlaamse minister van Onderwijs de bekwaamheidsbewijzen vaststellen. »
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 5.§ 1. Voor de leraar in kunstvakken kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring, erkend zoals bepaald in dit artikel. § 2. Voor de erkenning van de artistieke ervaring wordt de volgende procedure gevolgd : 1° de directeur van de instelling voor deeltijds kunstonderwijs die de kandidaat wil aanstellen, stelt een dossier samen dat ten minste de volgende documenten bevat : a) het curriculum vitae van de kandidaat, met identiteitsgegevens, opleiding en werkervaring;b) een beschrijving van de activiteiten en de ervaring die voor de erkenning van de artistieke bekwaamheid nuttig kunnen zijn, eventueel aangevuld met relevante documentatie en referenties;c) een nauwkeurige beschrijving van de betrekking (ambt, studierichting, graad, vak, specialiteit) in het deeltijds kunstonderwijs waarvoor de erkenning als bekwaamheidsbewijs gevraagd wordt;2° de inrichtende macht of haar gemandateerde roept een adviesverlenende commissie samen, die minstens bestaat uit twee directeurs van andere instellingen voor deeltijds kunstonderwijs die de studierichting in kwestie organiseren en twee docenten, verbonden aan verschillende hogescholen voor het studiegebied van de vakken waarvoor de artistieke ervaring van de kandidaat erkend moet worden. Voor een kandidaat die verbonden is aan een hogeschool of aan een project hoger kunstonderwijs voor het studiegebied van het vak waarvoor hij aangesteld wordt in het deeltijds kunstonderwijs, hoeven geen docenten van hogescholen deel uit te maken van de commissie. Als datum van de samenroeping geldt de postdatum van de schriftelijke uitnodiging aan de commissieleden; 3° de commissie beoordeelt of de kandidaat op basis van artistieke ervaring beschikt over de nodige vakbekwaamheid voor de conform 1°, c) , omschreven betrekking in het deeltijds kunstonderwijs.Hierbij houdt de commissie er rekening mee dat de kandidaat minstens 6 jaar artistieke ervaring moet kunnen voorleggen. De commissie verstrekt binnen 90 dagen een advies waarin ze zich duidelijk uitspreekt over de erkenning van de artistieke ervaring. Het advies is bindend; 4° de inrichtende macht beslist op een gemotiveerde wijze.Daarbij geeft ze de uitzonderlijke toestand weer die ertoe geleid heeft om tot een aanstelling op basis van artistieke ervaring over te gaan en toont ze aan dat de kandidaat een autoriteit is in het kunstvak in kwestie; 5° de beslissing van de inrichtende macht houdt de erkenning in van de artistieke ervaring van de kandidaat als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs' voor een conform 1°, c) , omschreven ambt in het deeltijds kunstonderwijs;6° de inrichtende macht of haar gemandateerde deelt de beslissing mee aan de voor het deeltijds kunstonderwijs bevoegde dienst van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en voegt een kopie van het advies toe dat tot de beslissing aanleiding gegeven heeft. § 3. Voor de procedure van § 2 afgerond is, kan, voor een personeelslid dat al aangesteld wordt, alleen een wedde(ntoelage) uitbetaald worden als hij effectief beschikt over een bekwaamheidsbewijs dat als andere' geldt voor het ambt en vak in kwestie. De weddenschaal is dan die voor andere bekwaamheidsbewijzen'. § 4. Voor een personeelslid dat met de procedure van § 2 een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs verworven heeft, kan een wedde(ntoelage) uitbetaald worden in de weddenschaal 301 voor opdrachten in de lagere en de middelbare graad en in de weddenschaal 302 in de hogere graad en de specialisatiegraad. »
Art. 6.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.Voor de toepassing van dit besluit worden als een in artikel 3, § 1, bedoeld basisdiploma beschouwd : 1° de diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op de academische graden;2° de andere diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de Staat of de Gemeenschap opgerichte examencommissie, als de duur van de studie ten minste vier jaar bedraagt, zelfs als een gedeelte van de studie niet in één van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;3° het diploma van hoger technisch onderwijs van de derde graad;4° a) het diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad met volledig leerplan;b) het diploma van voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;c) het diploma van hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;d) het laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na een cyclus van ten minste 5 studiejaren;e) de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;f) het diploma van meester, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op het hoger onderwijs;5° het diploma van de officieren die voor 1 januari 1965 met vrucht hun studie hebben volbracht aan de Oefenschool bij de Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;6° het diploma van architect, interieurarchitect of van industrieel ingenieur;7° het diploma van technisch ingenieur;8° het universitaire diploma van burgerlijk conducteur;9° het diploma van een hogere technische school van de tweede graad;10° a) het diploma van het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met volledig leerplan;b) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vier studiejaren;c) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, voor 1 september 1969 uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende kunsten;d) het diploma van de tweede cyclus, uiterlijk in academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium;e) het laureaatsdiploma, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;f) het laureaatsdiploma, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in Antwerpen;11° het diploma van aspirant-officier ter lange omvaart;12° het diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;13° a) het diploma van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan;b) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;c) het diploma van de eerste cyclus, uiterlijk in academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium en met uitzondering van het diploma van kandidaat;14° a) het diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;b) het diploma van een hogere technische school van de eerste graad;c) het diploma van onderwijzer(es);d) het diploma van kleuteronderwijzer(es);e) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);f) het diploma van geaggregeerde leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;g) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;h) het diploma van gegradueerde, uitgereikt door een hogeschool;i) het diploma van een basisopleiding van één cyclus;j) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;k) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1, met uitdieping;15° a) het diploma van virtuositeit, het hoger diploma en het diploma van eerste prijs, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;b) het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dans;c) het diploma van leraar dans;16° het diploma van een hogere technische leergang van de tweede graad;17° het diploma van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van een hogere technische leergang van de eerste graad;18° het diploma van kandidaat, uitgereikt krachtens de wet op het toekennen van de academische graden;19° de andere diploma's van kandidaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de Staat of de Gemeenschap opgerichte examencommissie;20° a) het brevet van een aanvullende secundaire beroepsschool of leergang;b) het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs;c) het diploma in de psychiatrische verpleegkunde;d) het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;21° het finaliteitsdiploma van het kunstonderwijs, georganiseerd met beperkt leerplan;22° a) het gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs;b) het gehomologeerde getuigschrift van het middelbaar onderwijs van de hogere graad;c) het gehomologeerde diploma van secundair onderwijs;d) het diploma van secundair onderwijs;23° a) een studiebewijs van het niveau van hoger secundair technisch onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het technisch secundair onderwijs;24° a) een studiebewijs van het niveau van hoger kunstsecundair onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het kunstsecundair onderwijs;25° a) een studiebewijs van het niveau van hoger beroepssecundair onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs;26° een getuigschrift van secundair onderwijs van het DKO of van de hogere graad van het DKO;27° een kwalificatiegetuigschrift van de specialisatiegraad van het DKO.»
Art. 7.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het lange type (afgekort : ten minste HOLT) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 6°, van artikel 6 van dit besluit;2° HOLT : a) een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het lange type;b) een diploma van een basisopleiding van twee cycli;3° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de derde graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 4°, van artikel 6 van dit besluit;4° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger kunstonderwijs van de tweede graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 4° en 10°, van artikel 6 van dit besluit;5° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de tweede graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 10°, van artikel 6 van dit besluit;6° een bekwaamheidsbewijs van ten minste het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan (afgekort : ten minste HOKTVL) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 14°, van artikel 6 van dit besluit;7° een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het korte type (afgekort : HOKT) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 7°, 13°, 14°, 16° of 17°, van artikel 6 van dit besluit. Voor het onderwijs van kunstvakken, technische vakken of praktische vakken wordt met dit bekwaamheidsbewijs (HOKT) evenwel niet bedoeld : a)het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie, en evenmin het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen; b) het diploma van onderwijzer(es);c) het diploma van kleuteronderwijzer(es);d) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);e) het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;f) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;g) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;h) het diploma van leraar dans;i) het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dans;8° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type (afgekort ten minste HOKT) : de bekwaamheidsbewijzen, bedoeld onder de punten 6° en 7°, met uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, alsmede van het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen;9° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 13°, van artikel 6 van dit besluit;10° GHSO : a) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;b) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 2;c) het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;11° GLSO : a) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;b) het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;c) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;d) het diploma van regent(es);e) het diploma van de middelbare en technische normaalschool;f) het diploma van de technische normaalafdelingen met volledig leerplan, gerangschikt in de categorie D;g) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;h) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de aanvullende uitdieping van een opleidingseenheid;12° GVSO-groep 1 : het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;13° ASBS met gehomologeerd getuigschrift HSO : a) het gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;b) het gehomologeerde diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;c) het diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;14° ASBO : het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie;15° HSBS met gehomologeerd getuigschrift HSO : a) het gehomologeerde of door een examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);b) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);c) het diploma van secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);16° HSBO : a) het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of leergang;b) het studieattest of -getuigschrift van het zesde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;d) het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);e) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (beroepssecundair onderwijs);17° HSTO : a) het diploma van een hogere secundaire technische school of leergang;b) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair technisch onderwijs;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het technisch secundair onderwijs;d) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (technisch secundair onderwijs);e) het diploma van secundair onderwijs (technisch secundair onderwijs);f) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (technisch secundair onderwijs);18° HSKO : a) het diploma of getuigschrift van het hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan of met beperkt leerplan of het getuigschrift van secundair onderwijs, uitgereikt in de hogere graad van het DKO;b) het diploma van graad van uitmuntendheid van het kunstonderwijs, georganiseerd in beperkt leerplan;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het kunstsecundair onderwijs of het kwalificatiegetuigschrift, uitgereikt in de specialisatiegraad van het DKO;d) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair kunstonderwijs;e) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);f) het diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);g) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (kunstsecundair onderwijs);19° ten minste HSO : a) een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 22°, van artikel 6 van dit besluit;b) de studiebewijzen die hierboven vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO;20° GMTN : het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;21° GPB : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;22° GPL : het getuigschrift van pedagogische leergangen;23° NE : nuttige ervaring;24° ASO : algemeen secundair onderwijs;25° TSO : technisch secundair onderwijs;26° KSO : kunstsecundair onderwijs;27° BSO : beroepssecundair onderwijs;28° BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid : een van de studiebewijzen, opgesomd in artikel 3, § 2;29° DKO : deeltijds kunstonderwijs;30° KV : kunstvak;31° AV : algemeen vak;32° TV : technisch vak.»
Art. 8.Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. Voor de toepassing van dit besluit worden de diploma's 'beeldende kunsten' zonder vermelding van de specialiteit, uitgereikt door instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan in de periode van 1 september 1981 tot en met het academiejaar 1993-1994, samen met het verklarende attest met vermelding van de specialiteit, gelijkgesteld met de diploma's van deze instellingen waarop de specialiteit vermeld staat. »
Art. 9.In artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « die een hoofdambt uitoefenen » geschrapt.
Art. 10.De bijlagen I tot V bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, worden vervangen door de bijlagen I tot V, gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 11.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben uitwerking met ingang van 1 september 2002, met uitzondering van : 1° artikel 8 en 9 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1990;2° artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1998;3° artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2000. HOOFDSTUK II. - Wijziging in het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans'
Art. 12.Aan artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans', wordt de volgende zin toegevoegd : « In de gevallen waarvoor toepassing gemaakt wordt van artikel 5 kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring. »
Art. 13.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Onder bewijs van pedagogische bekwaamheid wordt een van de volgende diploma's of getuigschriften verstaan : 1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;2° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 2;3° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;4° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;5° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;6° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;7° het getuigschrift van normaalleergangen;8° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;9° het getuigschrift van pedagogische leergangen;10° het diploma van leraar dans;11° het diploma van onderwijzer(es);12° het diploma van kleuteronderwijzer(es).»
Art. 14.Aan artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° de houder van een diploma van meester in muziek of meester in dramatische kunst, uitgereikt in de academiejaren 1994-1995 en 1995-1996, met aanvullende vermelding « en muziekopvoeding » of « en muziekopvoeding van (specialiteit) » of « en opvoeding van (specialiteit) » wordt beschouwd als houder van een diploma van geaggregeerde voor het onderwijs. »
Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 3bis.Voor experimenten zoals bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans', kan de Vlaamse minister van Onderwijs de bekwaamheidsbewijzen vaststellen. »
Art. 16.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 5.§ 1. Voor de leraar in kunstvakken kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring, erkend zoals bepaald in dit artikel. § 2. Voor de erkenning van de artistieke ervaring wordt de volgende procedure gevolgd : 1° de directeur van de instelling voor deeltijds kunstonderwijs die de kandidaat wil aanstellen, stelt een dossier samen dat tenminste de volgende documenten bevat : a) het curriculum vitae van de kandidaat, met identiteitsgegevens, opleiding en werkervaring;b) een beschrijving van de activiteiten en de ervaring die voor de erkenning van de artistieke bekwaamheid nuttig kunnen zijn, eventueel aangevuld met relevante documentatie en referenties;c) een nauwkeurige beschrijving van de betrekking (ambt, studierichting, graad, vak, specialiteit) in het deeltijds kunstonderwijs waarvoor de erkenning als bekwaamheidsbewijs gevraagd wordt;2° de inrichtende macht of haar gemandateerde roept een adviesverlenende commissie samen, die minstens bestaat uit twee directeurs van andere instellingen voor deeltijds kunstonderwijs die de betrokken studierichting organiseren en twee docenten, verbonden aan verschillende hogescholen voor het studiegebied van de vakken waarvoor de artistieke ervaring van de kandidaat erkend moet worden. Voor de studierichting dans mogen de twee docenten tot dezelfde hogeschool behoren. Voor een kandidaat die verbonden is aan een hogeschool of aan een project hoger kunstonderwijs voor het studiegebied van het vak waarvoor hij aangesteld wordt in het deeltijds kunstonderwijs, hoeven geen docenten van hogescholen deel uit te maken van de commissie. Als datum van de samenroeping geldt de postdatum van de schriftelijke uitnodiging aan de commissieleden; 3° de commissie beoordeelt of de kandidaat op basis van artistieke ervaring beschikt over de nodige vakbekwaamheid voor de conform 1°,c), omschreven betrekking in het deeltijds kunstonderwijs.Hierbij houdt de commissie er rekening mee dat de kandidaat minstens 6 jaar artistieke ervaring moet kunnen voorleggen. De commissie verstrekt binnen 90 dagen een advies waarin ze zich duidelijk uitspreekt over de erkenning van de artistieke ervaring. Het advies is bindend; 4° de inrichtende macht beslist op een gemotiveerde wijze.Daarbij geeft ze de uitzonderlijke toestand weer die ertoe geleid heeft om tot een aanstelling op basis van artistieke ervaring over te gaan en toont ze aan dat de kandidaat een autoriteit is in het kunstvak in kwestie; 5° de beslissing van de inrichtende macht houdt de erkenning in van de artistieke ervaring van de kandidaat als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs' voor een conform 1°, c) , omschreven ambt in het deeltijds kunstonderwijs;6° de inrichtende macht of haar gemandateerde deelt de beslissing mee aan de voor het deeltijds kunstonderwijs bevoegde dienst van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en voegt een kopie van het advies toe dat tot de beslissing aanleiding gegeven heeft. § 3. Voor de procedure van § 2 afgerond is, kan, voor een personeelslid dat al aangesteld wordt, alleen een wedde(ntoelage) uitbetaald worden als hij effectief beschikt over een bekwaamheidsbewijs dat als 'andere' geldt voor het ambt en vak in kwestie. De weddenschaal is dan die voor 'andere bekwaamheidsbewijzen'. § 4. Voor een personeelslid dat met de procedure van § 2 een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs verworven heeft, kan een wedde(ntoelage) uitbetaald worden in de weddenschaal 301 voor opdrachten in de lagere en de middelbare graad en in de weddenschaal 302 in de hogere graad. »
Art. 17.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.Voor de toepassing van dit besluit worden als een in artikel 3, § 1, bedoeld basisdiploma beschouwd : 1° de diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op de academische graden;2° de andere diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de Staat of de Gemeenschap opgerichte examencommissie, als de duur van de studie ten minste vier jaar bedraagt, zelfs als een gedeelte van de studie niet in één van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;3° het diploma van hoger technisch onderwijs van de derde graad; 4°a) het diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad met volledig leerplan; b) het diploma van voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;c) het diploma van hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;d) het laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na een cyclus van ten minste 5 studiejaren;e) de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;f) het diploma van meester, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op het hoger onderwijs;5° het diploma van de officieren die voor 1 januari 1965 met vrucht hun studie hebben volbracht aan de Oefenschool bij de Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;6° het diploma van architect, interieurarchitect of van industrieel ingenieur;7° het diploma van technisch ingenieur;8° het universitaire diploma van burgerlijk conducteur;9° het diploma van een hogere technische school van de tweede graad;10° a) het diploma van het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met volledig leerplan;b) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vier studiejaren;c) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, voor 1 september 1969 uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende kunsten;d) het diploma van de tweede cyclus, uiterlijk in academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium;e) het laureaatsdiploma, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;f) het laureaatsdiploma, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in Antwerpen;11° het diploma van aspirant-officier ter lange omvaart;12° het diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;13° a) het diploma van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan;b) het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;c) het diploma van de eerste cyclus, uiterlijk in academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium en met uitzondering van het diploma van kandidaat;14° a) het diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;b) het diploma van een hogere technische school van de eerste graad;c) het diploma van onderwijzer(es);d) het diploma van kleuteronderwijzer(es);e) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);f) het diploma van geaggregeerde leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;g) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;h) het diploma van gegradueerde, uitgereikt door een hogeschool;i) het diploma van een basisopleiding van één cyclus;j) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;k) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1, met uitdieping;15° a) het diploma van virtuositeit, het hoger diploma en het diploma van eerste prijs, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;b) het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dans;c) het diploma van leraar dans;16° het diploma van een hogere technische leergang van de tweede graad;17° het diploma van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van een hogere technische leergang van de eerste graad;18° het diploma van kandidaat, uitgereikt krachtens de wet op het toekennen van de academische graden;19° de andere diploma's van kandidaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de Staat of de Gemeenschap opgerichte examencommissie;20° a) het brevet van een aanvullende secundaire beroepsschool of leergang;b) het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs;c) het diploma in de psychiatrische verpleegkunde;d) het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;21° het finaliteitsdiploma van het kunstonderwijs, georganiseerd met beperkt leerplan;22° a) het gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs;b) het gehomologeerde getuigschrift van het middelbaar onderwijs van de hogere graad;c) het gehomologeerde diploma van secundair onderwijs;d) het diploma van secundair onderwijs;23° a) een studiebewijs van het niveau van hoger secundair technisch onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het technisch secundair onderwijs;24° a) een studiebewijs van het niveau van hoger kunstsecundair onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het kunstsecundair onderwijs;25° a) een studiebewijs van het niveau van hoger beroepssecundair onderwijs;b) een studiebewijs van het niveau van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs;26° een getuigschrift van secundair onderwijs van het DKO of van de hogere graad van het DKO;27° een kwalificatiegetuigschrift van de specialisatiegraad van het DKO.»
Art. 18.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het lange type (afgekort : ten minste HOLT) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 6°, van artikel 6 van dit besluit;2° HOLT : a)een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het lange type;b) een diploma van een basisopleiding van twee cycli;3° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de derde graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 4°, van artikel 6 van dit besluit;4° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger kunstonderwijs van de tweede graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 4° en 10°, van artikel 6 van dit besluit;5° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de tweede graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 10°, van artikel 6 van dit besluit;6° een bekwaamheidsbewijs van ten minste het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan (afgekort : ten minste HOKTVL) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 14°, van artikel 6 van dit besluit;7° een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het korte type (afgekort : HOKT) : een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 7°, 13°, 14°, 16° of 17°, van artikel 6 van dit besluit. Voor het onderwijs van kunstvakken, technische vakken of praktische vakken wordt met dit bekwaamheidsbewijs (HOKT) evenwel niet bedoeld : a)het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie, en evenmin het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen; b) het diploma van onderwijzer(es);c) het diploma van kleuteronderwijzer(es);d) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);e) het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;f) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;g) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;h) het diploma van leraar dans;i) het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dans;8° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type (afgekort ten minste HOKT) : de bekwaamheidsbewijzen, bedoeld onder de punten 6° en 7°, met uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, alsmede van het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen;9° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 13°, van artikel 6 van dit besluit;10° GHSO : a) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;b) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 2;c) het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;11° GLSO : a) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;b) het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;c) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;d) het diploma van regent(es);e) het diploma van de middelbare en technische normaalschool;f) het diploma van de technische normaalafdelingen met volledig leerplan, gerangschikt in de categorie D;g) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;h) het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de aanvullende uitdieping van een opleidingseenheid;12° GVSO-groep 1 : het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;13° ASBS met gehomologeerd getuigschrift HSO : a) het gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;b) het gehomologeerde diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;c) het diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;14° ASBO : het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie;15° HSBS met gehomologeerd getuigschrift HSO : a) het gehomologeerde of door een examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);b) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);c) het diploma van secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);16° HSBO : a) het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of leergang;b) het studieattest of -getuigschrift van het zesde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;d) het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);e) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (beroepssecundair onderwijs);17° HSTO : a) het diploma van een hogere secundaire technische school of leergang;b) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair technisch onderwijs;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het technisch secundair onderwijs;d) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (technisch secundair onderwijs);e) het diploma van secundair onderwijs (technisch secundair onderwijs);f) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (technisch secundair onderwijs);18° HSKO : a) het diploma of getuigschrift van het hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan of met beperkt leerplan of het getuigschrift van secundair onderwijs, uitgereikt in de hogere graad van het DKO;b) het diploma van graad van uitmuntendheid van het kunstonderwijs, georganiseerd in beperkt leerplan;c) het studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het kunstsecundair onderwijs of het kwalificatiegetuigschrift, uitgereikt in de specialisatiegraad van het DKO;d) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair kunstonderwijs;e) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);f) het diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);g) het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (kunstsecundair onderwijs);19° ten minste HSO : a) een van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met 22°, van artikel 6 van dit besluit;b) de studiebewijzen die hierboven vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO;20° GMTN : het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;21° GPB : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;22° GPL : het getuigschrift van pedagogische leergangen;23° NE : nuttige ervaring;24° ASO : algemeen secundair onderwijs;25° TSO : technisch secundair onderwijs;26° KSO : kunstsecundair onderwijs;27° BSO : beroepssecundair onderwijs;28° BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid : een van de studiebewijzen, opgesomd in artikel 3, § 2;29° DKO : deeltijds kunstonderwijs;30° KV : kunstvak;31° AV : algemeen vak;32° TV : technisch vak.»
Art. 19.Aan artikel 8, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° met de houder van het G.P.L. wordt eveneens gelijkgesteld, de houder van het diploma van laureaat met aanvullende vermelding " ... en muziekopvoeding van ... (specialiteit)", " en opvoeding van ... (specialiteit) of ... en muziekopvoeding", uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs. De houder van het diploma laureaat muziekopvoeding wordt beschouwd als houder van een getuigschrift pedagogische leergangen; »; 2° er worden een 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt : « 6° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van deeltijds kunstonderwijs, uitgereikt door een Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium;7° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het onderwijs, uitgereikt door de examencommissie, bedoeld in artikel 110 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, gesubsidieerd door de Franse gemeenschap.»
Art. 20.§ 1. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De diploma's, uitgereikt in het academiejaar 1994-1995 door instellingen voor hoger onderwijs in het studiegebied muziek en dramatische kunst, met toepassing van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, met een optiebenaming uit de linkerkolom, worden voor de toepassing van dit besluit beschouwd als diploma's met de overeenstemmende optiebenaming uit de rechterkolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. Het diploma van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad toneelspeelkunst, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst, wordt voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met het diploma van eerste prijs toneel. » § 3. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, muzikale opvoeding : 1° het bekwaamheidsdiploma van leraar (lerares) muzikale opvoeding aan de onderwijsinrichtingen van lager secundair onderwijs en van de observatiecyclus en van de oriënteringscyclus (finaliteit), uitgereikt door de Centrale Examencommissie van de Staat;2° het diploma van leraar (lerares) muzikale opvoeding van de eerste en de tweede graad, uitgereikt door de daartoe samengestelde centrale examencommissie;3° het diploma van zangleraar (-lerares) van de eerste en de tweede graad, uitgereikt door de daartoe samengestelde centrale examencommissie.» § 4. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1992 en 10 maart 1998, wordt een § 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dans : 1° het getuigschrift van pedagogische leergang afdeling klassieke dans en bewegingsleer of dans en bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;2° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van onderwijs in ballet of bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;3° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van dansonderwijs, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;4° het pedagogisch getuigschrift van hedendaagse dans of klassiek ballet, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;5° het specialisatiegetuigschrift klassieke dans, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie.»
Art. 21.In artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 10° en 11° worden telkens in de rechterkolom de volgende woorden toegevoegd : « - repertoirestudie woordkunst-drama »;2° in 12° worden in de rechterkolom de volgende woorden toegevoegd : « - repertoirestudie woordkunst ».
Art. 22.In artikel 14, § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden « die een hoofdambt uitoefenen » geschrapt.
Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 15bis.§ 1. Deze overgangsregeling is van toepassing op : 1° het personeelslid dat in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs uiterlijk op 1 januari 2002 vastbenoemd is en als zodanig erkend is door de Vlaamse Gemeenschap;2° het tijdelijke personeelslid in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs dat, behoudens de in artikel 14, § 1, vermelde verloven en afwezigheden, vanaf 1 september 2000 ononderbroken in dienst geweest is in het deeltijds kunstonderwijs in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en als dusdanig bezoldigd geweest is door de Vlaamse Gemeenschap. Deze overgangsregeling geldt voor het ambt, het vak en de specialiteit waarmee het personeelslid belast was op 1 juni 2002 en eveneens voor het ambt, het vak en de specialiteit waarvan het op die datum titularis was. Onder titularis wordt het personeelslid verstaan dat in een vacante betrekking vastbenoemd, tijdelijk aangesteld of tot de proeftijd toegelaten is, met uitzondering van wie voor een tijd een tijdelijke titularis vervangt.
Het personeelslid dat op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2002, in het bezit was van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs meer bezit bij de toepassing van dit besluit, wordt voor de rechtspositie en de bezoldiging bij overgangsmaatregel beschouwd een vereist bekwaamheidsbewijs te hebben.
Het personeelslid dat op basis van de reglementering die van kracht voor 1 september 2002, in het bezit was van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs en geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs meer bezit bij de toepassing van dit besluit, wordt voor de rechtspositie en de bezoldiging bij overgangsmaatregel beschouwd een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs te hebben. § 2. Het personeelslid dat in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die met de instemming van het departement Onderwijs de optie samenspel met stijlrichting jazz en lichte muziek organiseerde, uiterlijk op 31 augustus 2001 vastbenoemd titularis was van een lesopdracht in deze optie, en in de schooljaren 2001-2002 of 2002-2003 bij dezelfde inrichtende macht een lesopdracht uitoefent in de optie jazz en lichte muziek waarvoor het een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft, wordt voor de rechtspositie bij overgangsmaatregel beschouwd voor deze opdracht een vereist bekwaamheidsbewijs te hebben. Het personeelslid behoudt de weddenschaal waar het volgens de regelgeving die van kracht was voor 1 september 2002 recht op had, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover het beschikt recht geeft op een hogere weddenschaal. § 3. Het personeelslid dat in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs uiterlijk in het schooljaar 2000-2001 een lesopdracht uitoefende in een erkend experiment literaire creatie en dat op basis van de voor het experiment geldende voorwaarden een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs had, wordt vanaf het schooljaar 2001-2002 voor een lesopdracht in de vakken van de optie literaire creatie voor de rechtspositie en voor de bezoldiging beschouwd bij overgangsmaatregel een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs te hebben, als de studiebewijzen waarover het beschikt volgens dit besluit niet langer opgenomen zijn als voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor deze vakken. § 4. Voor de personeelsleden bedoeld in § 1 tot § 3, zijn de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, niet van toepassing op de bekwaamheidsbewijzen en weddenschalen. »
Art. 24.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15ter ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 15ter.Voor de toepassing van de overgangsbepalingen van artikel 14, 15 en 15bis worden de ambten en opdrachten, in dezelfde specialiteit uitgeoefend op het lager secundair en hoger secundair niveau door leraars, belast met individuele vakken in de studierichtingen muziek, woordkunst en dans van het deeltijds kunstonderwijs, beschouwd als één ambt en opdracht. Een leraar die het recht op overgangsbepalingen van artikel 14 en 15 verkrijgt op grond van een opdracht in een individueel vak in één graad, heeft het recht voor dezelfde specialiteit ook voor de andere graden.
Onder individueel vak wordt verstaan : een kunstvak waarbij met toepassing van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans, de leerlingen maximaal per 4 kunnen worden gegroepeerd. »
Art. 25.De bijlagen I tot IV van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 maart 1998, worden vervangen door de bijlagen I tot IV, gevoegd als bijlage 2 bij dit besluit.
Art. 26.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben uitwerking met ingang van 1 september 2002, met uitzondering van : 1° artikel 19, artikel 20, § 2, en artikel 22 en 24 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1990;2° artikel 14 en artikel 20, § 1, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1995;3° artikel 13 en artikel 20, § 3 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2000;4° artikel 21 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2001. Hoofdstuk III. Slotbepalingen
Art. 27.Onverminderd de krachtens artikel 146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming, worden de beslissingen inzake bekwaamheidsbewijzen die voor schooljaar 1999-2000 genomen werden met toepassing van de omzendbrief 13EA/MQ/GDS van 12 juli 2000, en voor schooljaar 2000-2001 met toepassing van de omzendbrief 13EA/gds/bekw2001 van 25 juli 2001, beschouwd in overeenstemming te zijn met het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', en met het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans'.
Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 februari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting 'Beeldende kunst', en van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen 'Muziek', 'Woordkunst' en 'Dans'.
Brussel, 14 februari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN