Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 december 2002
gepubliceerd op 31 december 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036634
pub.
31/12/2002
prom.
13/12/2002
ELI
eli/besluit/2002/12/13/2002036634/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, aangevuld bij decreet van 20 maart 1984 en gewijzigd bij decreten van 30 mei 1985, 7 juli 1998, 18 mei 1999 en 22 december 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, inzonderheid op artikel 89;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gegeven op 4 september 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting gegeven op 10 december 2002;

Gelet op de verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op opleidingssteun en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening;

Gelet op de verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat onverwijld de nodige maatregelen moeten worden genomen om het preventief gebruik van het in het besluit bedoelde instrumentarium te vrijwaren in de huidige economische conjunctuur en binnen de budgettaire context;

Overwegende dat een dringende afstemming met het instrumentarium van de opleidingscheques zich opdringt teneinde een coherent vraaggestuurd Vlaams opleidingsbeleid te voeren;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 89 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding wordt als volgt gewijzigd : « § 1. De werkzoekenden en de werknemers die een opleiding wensen te ontvangen doen een aanvraag bij de subregionale tewerkstellingsdienst. § 2. De werkgevers kunnen met toestemming van de belanghebbenden aan de subregionale tewerkstellingsdienst vragen dat één of meer door hen tewerkgestelde werknemers in een door de dienst beheerd centrum worden opgeleid. Te dien einde kan de Dienst de opleidingen organiseren met gebruikmaking van infrastructuur van de onderneming. Deze werknemers kunnen tot het centrum toegelaten worden onder de voorwaarden vastgesteld door het Beheerscomité en zo de werkgever zich schriftelijk tegenover de Dienst verbindt : 1° de werknemers die de beroepsopleiding hebben gevolgd, in dienst te houden gedurende een periode van ten minste zes maanden en onder op zijn minst gelijke arbeids- en loonsvoorwaarden als die welke deze werknemers genoten op het ogenblik dat zij vrijgesteld werden van arbeidsprestaties om de opleiding te volgen;2° met de werknemers die de opleiding volgen, overeen te komen dat hun arbeidsovereenkomst tijdens de opleiding is geschorst en dat zij gedurende de opleiding verder aanspraak blijven maken op het loon en de andere voordelen, onder meer inzake verzekering tegen arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van en naar het werk, als waren zij tijdens de opleiding in de onderneming effectief tewerkgesteld.» § 3. De opleiding van werknemers op vraag van hun werkgever gebeurt tegen betaling. Het Beheerscomité bepaalt het bedrag dat per soort opleiding door de werkgever moet worden betaald. § 4. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt, conform de Europese regelgeving, onder algemene opleiding verstaan een opleiding die bestaat in onderricht dat niet uitsluitend of hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de begunstigde onderneming gericht is, maar door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate naar andere ondernemingen of werkgebieden overdraagbaar zijn, zodat de inzetbaarheid van de werknemer wordt verbeterd.

Voor de algemene opleiding van volgende categorieën van werknemers kunnen de werkgevers een vermindering bekomen van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag : 1° de risicowerknemers op voorwaarde dat het opleidingscontract binnen de zes maanden na hun aanwerving wordt afgesloten. Als risicowerknemers worden beschouwd : a) de werknemers die gedurende de twaalf maanden die aan de indienstneming voorafgaan zonder onderbreking genoten hebben van werkloosheids- of wachtuitkeringen;b) de werknemers die op het ogenblik van de indienstneming sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het leefloon ontvangen hebben;c) de werknemers die op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven waren bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van mindervaliden of bij één van haar rechtsopvolgers;d) de werknemers, ouder dan 18 jaar, die geen houder zijn van een diploma of een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;e) de werknemers die tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervullen : - geen werkloosheids-, wacht- of onderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van drie jaar die de indienstneming voorafgaat; - geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van drie jaar die de indienstneming voorafgaat; voor deze periode van drie jaar de beroepsactiviteit onderbroken hebben of nooit een dergelijke activiteit hebben verricht; f) de werknemers van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.In afwijking van de onder § 4, 1°, bedoelde termijn van zes maanden geldt voor deze categorie een termijn van twee jaar.

De vermindering van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag bedraagt 50 % voor de risicowerknemers opgesomd onder 1° a) tot e) en 100 % voor de risicowerknemers bedoeld onder 1°f) . 2° de werknemers die met werkloosheid bedreigd worden : a) in geval van collectief ontslag, na kennisgeving, aan de hand van de nominatieve lijst van de betrokken werknemers, aan de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag;b) ingeval van individueel ontslag, indien zij tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervullen : - kennis gekregen hebben van de opzegging overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - ingeschreven zijn op een nominatieve lijst die voor advies is voorgelegd aan, naargelang het geval, de ondernemingsraad, de syndicale afvaardiging, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties; c) de werknemers die behoren tot een onderneming in moeilijkheden.De Vlaamse minister bevoegd voor de beroepsopleiding bepaalt, na advies van het Beheerscomité, wat moet worden verstaan onder onderneming in moeilijkheden; d) de werknemers die behoren tot een onderneming in herstructurering. De Vlaamse minister bevoegd voor de beroepsopleiding bepaalt, na advies van het Beheerscomité, wat moet worden verstaan onder onderneming in herstructurering.

De vermindering van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag bedraagt 100 %voor de werknemers opgesomd onder 2° a) tot c) en 50 % voor de werknemers bedoeld onder 2° d) ; 3° de werknemers die behoren tot ondernemingen met niet meer dan 25 werknemers. De vermindering van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag bedraagt 50 %voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers en 25 % voor de ondernemingen met 10 tot 25 werknemers.

De vermindering van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag wordt niet toegekend wanneer het Beheerscomité bepaalt dat het ondernemingen betreft die kunstmatige afsplitsingen of filialen zijn van grotere ondernemingen; 4° de werknemers die om medische redenen hun huidige functie niet langer kunnen uitoefenen.De medische ongeschiktheid van deze werknemers moet worden erkend door een arbeidsgeneesheer, zoals bepaald in artikel 146bis tot quater van het ARAB. De vermindering van het in § 3 van dit artikel bedoelde bedrag bedraagt 100 %. § 4bis . Indien de werkgever binnen de 5 jaar, te rekenen vanaf het afsluiten van de overeenkomst tot opleiding, overgaat tot collectief ontslag zonder naleving van de in het volgende lid opgesomde informatie- en raadplegingsprocedures, dient de werkgever de op basis van artikel 89, § 4, 1°, 2° c) en d) en 3° en 4° ontvangen tegemoetkoming aan de Dienst terug te storten. Het Beheerscomité regelt de nadere modaliteiten van deze terugvordering.

Onder informatie- en raadplegingsprocedures wordt verstaan, de procedures bedoeld in : 1° de artikelen 3, 7 en 11 van de CAO nummer 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1976;2° artikel 6 van CAO nummer 24 van 2 oktober 1975 betreffende de procedure tot inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordiging met betrekking tot het collectief ontslag, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 januari 1976;3° de artikelen 6 tot 8 van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag;4° de artikelen 4 en 37 van CAO nummer 62 van 6 februari 1996 betreffende de instelling van een Europese Ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 maart 1996 en artikel 66 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling. § 5. Ondernemingen of groeperingen van ondernemingen kunnen geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de betaling van de opleidingskosten van hun werknemers mits het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst met de Dienst onder goedkeuring van de Vlaamse minister bevoegd voor de beroepsopleiding.

De graad van vrijstelling wordt door het Beheerscomité bepaald à rato van de inbreng van de ondernemingen of de groeperingen van ondernemingen, zoals vermeld in de samenwerkingsovereenkomst. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89bis ingevoegd dat luidt als volgt : « § 1. De regelgeving vervat in artikel 89, § 4 valt onder de toepassing van de de minimissteun zoals vervat in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening.

Het totaalbedrag van de de minimissteun die is verleend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. Dat plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee beoogde doel.

De relevante periode van drie jaar is van verschuivende aard zodat bij elke verlening van de de minimissteun, het totaalbedrag van de de minimissteun die gedurende de voorgaande drie jaar is verleend, in aanmerking moet worden genomen.

De toekenning van de vermindering zoals bepaald in artikel 89, § 4, is verbonden aan de voorwaarde dat de onderneming de verbintenis aangaat dat ze met de steun het plafond vermeld in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun, niet zal overschrijden. § 2. De regelgeving vervat in artikel 89, § 4 valt onder de toepassing van de Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de opleidingssteun, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen van 13 januari 2002, en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening. » De tegemoetkoming op basis van de percentages in artikel 89, § 4, worden in de toepassing van deze regelgeving beperkt tot de toegelaten steunintensiteit én het maximumbedrag van euro 1 mio zoals vermeld in artikel 5 van de Europese Verordening. De onderneming moet op eenvoudig verzoek de totale kost van het opleidingsproject aan de dienst laten kennen.

Art. 3.Titel III, Hoofdstuk II, Afdeling 2 - Samenwerkingscentra, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

De bepalingen van artikel 107 en artikel 109 blijven van toepassing op de samenwerkingscentra die, op het ogenblik van inwerkingtreding van dit besluit, met toepassing van het besluit van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, werden opgericht.

De bepalingen van artikel 107 blijven van toepassing op de erkende centra bedoeld in artikel 110 van het besluit van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003 en is van toepassing op elke overeenkomst die wordt afgesloten vanaf deze datum.

Art. 5.De Vlaamse minister bevoegd voor de Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 december 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^