gepubliceerd op 25 augustus 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode
11 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 50 tot en met 55, 78, 79 en artikel 91, § 2, 2°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap « Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen » tot het aangaan van leningen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending, door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat enerzijds de inkomensvoorwaarden waaronder het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen sociale leningen kan toestaan aan particulieren voor de bouw, de koop of de verbouwing van woningen, onverwijld moeten worden aangepast aan de evolutie in de samenleving en anderzijds deze sociale leningen zo spoedig mogelijk in het beleid van de Vlaamse regering voor het versterken van de kernen en tegen de verkrotting moeten worden ingepast;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid en van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° VWF : de coöperatieve vennootschap « Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen », bedoeld in artikel 50 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° aanvrager : de particuliere persoon die de lening aangaat of een woning koopt of huurt en, eventueel, de persoon met wie hij of zij op de referentiedatum wettelijk of feitelijk samenwoont of met wie hij of zij zal samenwonen;4° referentiedatum : a) bij het aangaan van de lening : de datum waarop het VWF aan de aanvrager het schriftelijk aanbod doet waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;b) bij een koop of een huur : de datum waarop het VWF de woning toewijst;c) bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet : respectievelijk zes maanden voor de vijfde, tiende, vijftiende en desgevallend twintigste en vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;5° woning : elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin;6° inkomen : de som, desgevallend verhoogd met de fictieve rente, van het op basis van het laatst gekende aanslagbiljet aan de personenbelasting onderworpen netto-inkomen, alsook de door de minister, op voorstel van het VWF, nader aan te wijzen inkomsten van de aanvrager en van alle andere personen die met hem dezelfde woning zullen betrekken, met uitsluiting van de kinderen die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum;7° fictieve rente : het deel van het inkomen dat wordt berekend op de opbrengst of de waarde van het gedeelte boven 1 miljoen frank, ingevolge een vervreemding door de aanvrager of een onteigening van woningen die plaatsvond vanaf 3 jaar voor de referentiedatum zoals bepaald onder 4°, a);8° persoon ten laste : a) het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de aanvrager en : - dat jonger dan 18 jaar is of dat 18 jaar of ouder is en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald; - dat door de minister, op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste; b) de aanvrager die zelf en het gezinslid dat erkend is als ernstig gehandicapt onder de voorwaarden die de minister, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, gesteld heeft;9° verkoopwaarde van de woning : de door het VWF geraamde waarde bij vrijwillige verkoop, met inbegrip van de grond;10° leningsaanbod : het aanbod waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;11° kernsteden : Antwerpen, Gent, Hasselt, Genk, Brugge, Roeselare, Oostende, Kortrijk, Leuven, Vilvoorde, Boom, Mechelen, Dendermonde, Aalst en Sint-Niklaas;12° Vlaamse Wooncode : decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;13° hypothecaire lening : de bijzondere sociale lening toegestaan ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode. Onverminderd het eerste lid, 6°, wordt het inkomen van de inwonende ascendenten van de aanvragers slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn.
De minister bepaalt, op voorstel van het VWF, de opbrengst, de berekeningswijze en de voorwaarden van de fictieve rente, bedoeld in het eerste lid, 7°.
Art. 2.Het VWF is ertoe gemachtigd om, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, de kapitalen van het Fonds B2 aan te wenden voor : 1° het toestaan van hypothecaire leningen met het oog op de bouw, de koop, de renovatie, de verbetering en/of de aanpassing van woningen of met het oog op de terugbetaling van vroeger daartoe aangegane schulden, op voorwaarde dat de aanvrager meer dan 30 % van zijn gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het voorbije kalenderjaar spendeert aan de afbetaling van de leninglast van deze schulden;2° het verwerven van zakelijke rechten op gebouwen of die gebouwen voor minstens negen jaar huren, om ze na renovatie of vervanging als woningen beschikbaar te stellen voor grote gezinnen;3° het bouwen van woningen voor grote gezinnen en het verwerven van zakelijke rechten op de daartoe noodzakelijke gronden of te slopen gebouwen, uitsluitend binnen het kader van een renovatie- of opvulbouwproject dat de minister heeft goedgekeurd;4° het verbeteren of aanpassen van woningen;5° andere verrichtingen waartoe de minister opdracht geeft en die passen in het Vlaamse Woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF ten aanzien van grote gezinnen;6° het ter beschikking stellen van sociale koopwoningen aan woonbehoeftige grote gezinnen, voorzover ze samen met huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject worden gerealiseerd, dat gelegen is in een woonvernieuwingsgebied. Onverminderd het eerste lid, 1°, is het toestaan van hypothecaire leningen met het oog op de terugbetaling van een vroeger aangegane bijzondere sociale lening uitgesloten.
Het VWF geeft prioriteit aan woningen die ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard conform het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht.
De minister stelt jaarlijks vast welk gedeelte van de leningen of kredieten het VWF in kwestie dient te besteden aan de verwerving en/of renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan grote gezinnen. Dit gedeelte bedraagt minstens 30 %.
Het VWF betaalt de de eerste schijf van de lening voor de financiering van de uit te voeren werkzaamheden aan de ontlener pas na het voorleggen van een geldige bouwvergunning die de uit te voeren werken toelaat, indien die vergunning wettelijk is vereist. HOOFDSTUK II. - De hypothecaire leningen
Art. 3.De in artikel 2, 1°, vermelde leningen kunnen eveneens toegestaan worden voor woningen die bijgebouwen of lokalen omvatten bestemd voor de uitoefening van een beroep, op voorwaarde dat de verkoopwaarde van het woongedeelte bij nieuwbouw of de kostprijs van de bouw-, renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden aan het woongedeelte ten minste 75 % van het bedrag van de lening bereikt.
Art. 4.De aanvrager moet op de referentiedatum een gezin hebben met ten minste twee kinderen ten laste. Voor de toepassing van dit lid geldt een overeenkomstig artikel 1, 8°, b) als ernstig gehandicapt erkend kind voor twee kinderen ten laste.
Afhankelijk van de door het Vlaams Gewest toegestane investeringskredieten, moet het Vlaams Woningfonds bij het toekennen van hypothecaire leningen voorrang verlenen aan gezinnen met ten minste drie kinderen ten laste.
Minstens 15 % van de door het Vlaams Gewest toegestane investeringskredieten moet echter voorbehouden worden voor het toekennen van hypothecaire leningen aan gezinnen met twee kinderen ten laste, op voorwaarde dat er voldoende aanvragen zijn.
Art. 5.§ 1. De verkoopwaarde van de woning waarvoor de lening wordt toegestaan mag niet meer bedragen dan 4 500 000 frank cumulatief verhoogd met 200 000 frank : 1° voor ieder kind ten laste of deel uitmakend van het gezin vanaf het derde;2° voor het jongste kind van de aanvrager als dat op de referentiedatum minder dan zes jaar oud is;3° voor iedere ascendent van de aanvrager die op de referentiedatum minstens zes maanden met hem samenwoont. De Raad van bestuur van het VWF kan een overschrijding van voormeld maximum toestaan wanneer de woning waarvoor de lening wordt toegestaan, hetzij verkocht wordt door de VHM, een sociale huisvestingsmaatschappij, een gemeente, een vereniging van gemeenten of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hetzij gebouwd wordt, op belofte van aankoop, door bemiddeling van één van voormelde instellingen. Deze woning moet in ieder geval opgericht of verkregen zijn conform de bepalingen van de Vlaamse Wooncode. § 2. Het maximumbedrag van de hypothecaire leningen wordt vastgesteld door het in artikel 10 vermelde reglement. Het mag in geen geval de kostprijs van de onroerende verrichting overschrijden na aftrek van de eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende premies.
Art. 6.§ 1. De rentevoet is omgekeerd evenredig met het aantal kinderen ten laste. Het aantal kinderen ten laste dat in aanmerking wordt genomen om de oorspronkelijke rentevoet van de lening te bepalen is het aantal op de datum dat het volledig dossier bij de zetel van het VWF wordt ingediend. § 2. De oorspronkelijke rentevoet, aan te rekenen aan de aanvrager met twee kinderen ten laste op de in § 1 vermelde datum, is gelijk aan de in het tweede lid vermelde basisrentevoet, vermenigvuldigd met 10 x I/6,8 x N berekend tot op de vierde decimaal, waarbij I het inkomen is van het laatst gekende aanslagbiljet of eventueel het inkomen waarnaar verwezen wordt in het laatste lid van artikel 16 van dit besluit en N het maximumbedrag waarnaar verwezen wordt in het eerste lid van artikel 16 van dit besluit.
De raad van bestuur van het VWF stelt de in het eerste lid bedoelde basisrentevoet vast. Deze mag niet minder bedragen dan 70 %, noch meer dan 95 % van de referentierentevoet zoals bedoeld in het vijfde lid van deze paragraaf op datum van het leningsaanbod. Binnen voormelde grenzen kan het VWF, voor de aanvragers waarvan het inkomen, berekend overeenkomstig artikel 16, 607 200 frank niet overstijgt, een lagere basisrentevoet vaststellen dan voor de andere aanvragers.
De overeenkomstig het eerste lid berekende oorspronkelijke rentevoet wordt afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt en wordt : 1° verminderd met 10 % van de referentierentevoet, afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt, per kind ten laste vanaf het derde, op de in § 1 vermelde datum;2° vermeerderd met 20 % van de referentierentevoet, afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt, indien het een nieuwbouw of een aankoop met toepassing van het BTW-stelsel betreft én de woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied;3° verminderd met 10 % van de referentierentevoet, afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt, als de woning gelegen is in één van de kernsteden of in een door de Vlaamse minister aan te wijzen woonvernieuwings- of woningbouwgebied in de provincie Vlaams-Brabant. De berekende rentevoet mag nooit lager zijn dan 40 % van de referentierentevoet. Voor een aanvrager met twee kinderen ten laste mag deze nooit lager zijn dan 50 % van de referentierentevoet. Hij wordt steeds afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt en kan nooit hoger zijn dan de in het vijfde lid vermelde referentierentevoet.
De referentierentevoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de afdeling Financieel Management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op basis van een 15-jarige OLO en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. De aldus bepaalde referentierentevoet wordt door deze afdeling uiterlijk binnen 2 werkdagen meegedeeld aan het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen en geldt vanaf de eerste werkdag volgende op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. Het VWF moet deze toepassen voorzover er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt ten overstaan van de door het VWF tot dan gehanteerde referentierentevoet. § 3. De rentevoet, berekend overeenkomstig § 2 en § 5, daalt overeenkomstig de bepalingen, vastgesteld in het in artikel 10 vermelde reglement, wanneer het aantal kinderen ten laste toeneemt.
Hij verhoogt niet wanneer het aantal kinderen ten laste daalt, behalve in de in voormeld reglement bepaalde gevallen. § 4. Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de op de lening toegepaste rentevoet herberekend op dezelfde wijze als beschreven onder § 3. I is dan gelijk aan het gemiddelde inkomen over een periode van vijf jaar, die ingaat het zevende jaar dat aan de herberekening voorafgaat. Als het inkomen in een of meer van voormelde jaren nihil bedroeg, wordt dit niet in dit gemiddelde berekend. Bij de berekening van dit gemiddelde inkomen wordt, op identieke wijze als gesteld in artikel 1, 6°, slechts rekening gehouden met een gewijzigde gezinstoestand als die vastgesteld wordt op de referentiedatum die in aanmerking genomen wordt voor de herbereking. Met een vermindering van het aantal kinderen ten laste wordt geen rekening gehouden.
Is het in het eerste lid vermelde gemiddelde inkomen niet hoger dan N, dan gebeurt de herberekening op grond van de kleinste basisrentevoet, die ofwel reeds van toepassing is op de lening, ofwel voortvloeit uit de toepassing van het oorspronkelijke percentage, bedoeld in § 2, tweede lid, op de referentierentevoet die geldt bij de herberekening.
De herberekende rentevoet mag daarbij nooit lager zijn dan de op basis van artikel 6, § 2, vierde lid toegepaste oorspronkelijke minimale rentevoet.
Is dit gemiddelde inkomen hoger dan N, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de referentierentevoet toegepast die bij het aangaan van de lening van toepassing was.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf zijn N en het bedrag van 100 000 frank, vermeld in artikel 16, eerste lid, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het derde jaar dat de referentiedatum bij het aangaan van de lening voorafgaat. Ze worden telkens aangepast aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van de decembermaanden van de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het gemiddelde inkomen zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.
Het VWF dient de inhoud van de bepalingen betreffende de herberekening van de rentevoet uitdrukkelijk te vermelden in de leningsovereenkomsten met haar ontleners. § 5. Wanneer de lening wordt toegestaan voor een in artikel 3 vermelde verrichting, dan worden de overeenkomstig § 2 tot en met § 4 vastgestelde rentevoeten verhoogd met 10 % van de referentierentevoet. § 6. In de gevallen waarin de raad van bestuur het aangewezen acht, mag op basis van de evolutie van de marktrentevoet, aan de ontleners die reeds een lening genieten in het Fonds B2, een tijdelijke korting op hun rentevoet toegestaan worden zonder dat de rentevoet die van toepassing is op de lening minder mag bedragen dan de referentierentevoet die van toepassing was op de datum van het toestaan van de korting, verhoogd met 1 procentpunt en op voorwaarde dat hierdoor het financieel evenwicht van het Fonds B2 niet in het gedrang komt.
Art. 7.De leningen zijn terugbetaalbaar met gelijke maandelijkse bedragen waarin zowel de aflossing van de hoofdsom als de intresten begrepen zijn.
De duur van de lening wordt vastgesteld rekening houdend met het inkomen en met de leeftijd van de aanvragers. Ze kan ten hoogste twintig jaar bedragen.
De raad van bestuur van het VWF mag deze duur verlengen. De duur van de lening mag echter nooit meer dan 30 jaar bedragen.
Art. 8.De aanvrager moet, op het ogenblik van het aangaan van de lening, bij een in België erkende verzekeringskas een levensverzekering met afnemend kapitaal afsluiten ten voordele van en in samenspraak met het VWF. In geval van een enige premie kan deze hem door het VWF worden voorgeschoten boven het hoofdbedrag van de lening.
Onverminderd het eerste lid, mag de raad van bestuur in buitengewone omstandigheden een andere vorm van dekking aanvaarden.
Art. 9.Behalve de aanvullende waarborgen die de raad van bestuur de aanvrager wenst op te leggen, moet de aflossing van de lening gewaarborgd zijn door de inschrijving van een hypotheek voor alle sommen op de woning waarop de lening betrekking heeft. Deze hypotheek moet in eerste rang zijn in geval van aankoop of nieuwbouw.
Wanneer het VWF meent dat de aanvrager geen voldoende eigen middelen inbrengt, kan geen lening worden toegestaan.
Alle door de lening veroorzaakte kosten zijn ten laste van de aanvrager.
Art. 10.Na advies van het VWF en op grond van dit besluit stellen de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, in een reglement van de leningen, de bedragen en de voorwaarden vast van toekenning, vereffening, waarborg en aflossing van de hypothecaire leningen. HOOFDSTUK III. - De sanerings-, verkoop- en huurhulpverrichtingen
Art. 11.Het VWF kan de in artikel 2, 2° tot en met 6°, vermelde verrichtingen toepassen met het doel grote gezinnen met bescheiden inkomen een degelijke woning te bezorgen. Ze mag de overeenkomstig artikel 2, 2° tot en met 6°, verworven woningen slechts toewijzen aan gezinnen met ten minste twee kinderen ten laste.
Art. 12.De in artikel 2, 2° tot en met 6°, vermelde woningen moeten, indien ze ongeschikt, verbeterbaar of onaangepast zijn, voor de verkoop, de verhuring of de onderverhuring ervan door het VWF gerenoveerd, verbeterd of aangepast worden. In uitzonderlijke gevallen kan de minister, op gemotiveerd verzoek van het VWF, toestemming geven om zonder voorafgaande renovatie of aanpassing te verkopen.
Art. 13.De raad van Bestuur van het VWF stelt de voorwaarden vast voor de verkoop van de woningen aan de kandidaat-kopers. Hij stelt de huurvoorwaarden en de huurprijzen vast voor de in huur te geven woningen, rekening houdend, enerzijds met het inkomen en de gezinslast van de kandidaat-huurders alsmede met de hen eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende huursubsidies, en anderzijds met de kostprijs en de huurwaarde van de woningen.
Hij is gemachtigd met derden overeenkomsten af te sluiten met het oog op de uitvoering van de huurhulpverrichtingen.
Op voorstel van het VWF, stelt de minister een type-huurovereenkomst op.
Art. 14.Om overbewoning of onderbezetting van de in huur gegeven woningen te voorkomen, kan het VWF, voorzover de met de huurder gesloten huurovereenkomst het toelaat, de huurders van verschillende woningen muteren. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 15.§ 1. De aanvrager mag op de referentiedatum geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben.
Het VWF kan de lening echter weigeren, indien zij het sterke vermoeden heeft dat de aanvrager delen van onroerende rechten op een dergelijke andere woning heeft vervreemd, louter en alleen om de lening te kunnen bekomen, op voorwaarde dat dit vermoeden met redenen wordt omkleed en schriftelijk aan de aanvrager wordt gemotiveerd. § 2. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing : 1° als de aanvrager die andere woning betrekt en deze het voorwerp uitmaakt van een besluit tot onteigening;2° als uit een onderzoek van het VWF blijkt dat die andere woning onaangepast is;3° als uit een onderzoek van het VWF blijkt dat die andere woning onbewoonbaar is en niet in aanmerking komt voor renovatie, verbetering of aanpassing;4° op een aanvrager die op de referentiedatum minstens 55 jaar oud is;5° op een aanvrager die een verrichting aangaat in één van de kernsteden. In het geval, bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt de opbrengst omgezet in een fictieve rente van zodra de onteigening is gebeurd.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5°, moet de aanvrager binnen een termijn van één jaar vanaf de datum van de authentieke leningsakte, er voor zorgen dat hij voldoet aan de initiële bezitsvoorwaarde zoals vermeld in § 1, 2° en moet de aanvrager aan het VWF contractueel een recht van voorkoop op die andere woning geven. De eventuele opbrengst van de vervreemding van die andere woning wordt omgezet in een fictieve rente.
In het geval, bedoeld in het eerste lid, 3°, moet de aanvrager die andere woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen de termijn, bepaald in het derde lid.
De aanvrager zal de opbrengst van de eventuele vervreemding van die andere woning integraal aanwenden voor de verwerving van de nieuwe woning. Indien het K.I. van die andere woning hoger is dan 80 000 frank na indexatie, dan komt de aanvrager niet in aanmerking voor een bijzondere sociale lening.
Indien de aanvrager binnen de voorziene termijn niet heeft voldaan aan de bepalingen houdende vervreemding van de oorspronkelijke woning zoals bepaald in het derde, vierde en vijfde lid, wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening en voor de resterende duur ervan, de referentierentevoet die bij het aangaan van de lening van toepassing was, verhoogd met 2 procentpunt, toegepast.
Art. 16.Op de respectievelijke referentiedatum vermeld in artikel 1, 4°, a) of b) mag het inkomen niet meer bedragen dan 607 200 frank voor de huur en 1 500 000 frank bij een lening of een koop, te verhogen met 100 000 frank per persoon ten laste. Deze bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 1999. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand december, voorafgaand aan de aanpassing en afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal.
Gaat het om een huur in toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen, dan wordt het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde maximum vervangen door het maximum, gesteld in hetzelfde besluit.
Indien uit het aanslagbiljet blijkt dat in geval van een lening of een koop, het inkomen, bedoeld in het eerste lid maar zonder rekening te houden met de fictieve rente, kleiner is dan 250 000 frank, dan wordt het inkomen van het jaar nadien of eventueel zelfs van het lopende jaar in aanmerking genomen, voorzover het maximumbedrag, vermeld in het eerste lid, niet wordt overschreden. Het inkomen kan dan met alle middelen worden aangetoond. Indien het VWF die middelen ontoereikend acht, kan zij de lening weigeren.
Indien de aanvrager een inkomen heeft genoten dat niet belastbaar is, wordt het geacht 250 000 fr te bedragen voor de toepassing van dit besluit. In afwijking hierop dienen inkomsten die op basis van supra-nationale belastingsakkoorden niet onderworpen zijn aan de Belgische personenbelasting, wel in aannmerking genomen te worden.
Art. 17.De woning waarop de aanvraag betrekking heeft : 1° moet voldoen aan de door het VWF vereiste minimumvoorwaarden van bewoonbaarheid en bewoond zijn door de aanvrager en zijn gezin;2° mag, indien de aanvraag een lening of een huur betreft, noch geheel noch gedeeltelijk gebruikt worden voor handelsdoeleinden of in huur of onderverhuring worden gegeven, zonder voorafgaande en schriftelijke machtiging van het VWF;3° mag, indien de aanvraag een lening betreft, niet vervreemd worden tijdens de aflossingsduur van de lening.
Art. 18.De aanvrager bezorgt het VWF alle noodzakelijke gegevens betreffende zijn gezins-last, zijn inkomen en de rechten die hij in onroerende goederen bezit of heeft afgestaan, met vermelding van de aard en het aandeel van die rechten.
Art. 19.Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap « Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen », tot het aangaan van leningen wordt vervangen door wat volgt : « Art.3. Het Vlaamse Gewest neemt de jaarlijkse intrest van de leningen voor zijn rekening ten belope van het aandeel, vastgesteld in het machtigingsbesluit tot het aangaan van de lening, voorzover het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen : 1° slechts hypothecaire leningen toekent overeenkomstig de bij besluit van de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden, en aan de reserve voor de aflossing van dubieuze vorderingen niet meer besteedt dan 0,20 pct.van het bedrag dat door de hypothecaire schuldenaars op 31 december van het dienstjaar verschuldigd is, behoudens uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de in artikel 2, vierde lid bedoelde Vlaamse ministers; 2° slechts woningen bouwt, koopt, ruilt of in huur neemt voor meer dan negen jaar of er andere zakelijke rechten op verwerft, om die woningen, eventueel na de renovatie, verbetering of aanpassing ervan, te verkopen, te verhuren of onder te verhuren overeenkomstig de bij besluit van de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden.»
Art. 20.Behalve voor de behandeling van de aanvragen die werden ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending, door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 20 juni 1996, 27 januari 1998 en 19 januari 1999, opgeheven.
Personen die hun aanvraag indienden voor de inwerkingtreding van dit besluit, maar die hun leningsovereenkomst nog niet ondertekenden, krijgen de keuze tussen de voorwaarden, vermeld in het besluit de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending, door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 20 juni 1996, 27 januari 1998 en 19 januari 1999 en de voorwaarden vermeld in dit besluit.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 1999.
Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting en de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, zijn ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 mei 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS