gepubliceerd op 21 februari 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
11 JANUARI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet betreffende het onderwijs XIII - mozaïek van 13 juli 2001, inzonderheid op artikel IX.8;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1977, en 3;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juli 2001;
Gelet op het protocol nr. 422 van 13 juli 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 194 van 13 juli 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 24 juli 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies nr. 32.066/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In de tabel van artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1977, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de kolommen « Minimumaantal uren » en « Noemer » worden respectievelijk de getallen 36 en 3 geschrapt;2° in de kolommen « Minimumaantal uren » en « Noemer » worden respectievelijk de getallen 29 en 1 ingevoegd.
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Er wordt een 3° toegevoegd dat luidt als volgt : « 3° tijdens het schooljaar 2001-2002 is in het gewoon voltijds en deeltijds beroepssecundair onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4 voor de leraars die in de 2e, 3e en/of 4e graad uitsluitend belast zijn met praktische vakken en/of hiermee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn en waarvoor een ambt met volledige prestaties 30 lesuren bedraagt, het aantal voor een week in aanmerking te nemen overuren gelijk aan het aantal lesuren dat zij gedurende die week presteren boven het minimumaantal lesuren dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties;»; 2° Er wordt een 4° toegevoegd dat luidt als volgt : « 4° is in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs voor de leraars of godsdienstleraars die in dezelfde instelling als die waarin zij zijn aangesteld of geaffecteerd bijkomend worden belast met een opdracht ter vervanging van een afwezige leraar of godsdienstleraar, het aantal voor een week in aanmerking te nemen overuren gelijk aan het aantal lesuren dat zij gedurende die week presteren boven het minimumaantal lesuren dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties, voorzover deze overuren louter een gevolg zijn van de bijkomende opdracht.»
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001, met uitzondering van artikel 1, 2°, dat in werking treedt op 1 september 2002.
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 januari 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN