Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 maart 2006
gepubliceerd op 30 maart 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035473
pub.
30/03/2006
prom.
10/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/10/2006035473/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MAART 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 19, eerste lid, 1°, f) en h), gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2003 en 18 juli 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, inzonderheid op artikel 2, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2003, en op artikel 6, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 november 2005;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 22 december 2005;

Gelet op de adviesaanvraag aan de SERV van 28 november 2005 en op het schrijven van de SERV van 17 januari 2006;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 19 december 2005;

Gelet op het advies nr. 39.822/3 van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, gewijzigd bij het besluit van 26 september 2003, worden een punt 11° en een punt 12° toegevoegd, die luiden als volgt : 11° gebouw : elk gebouw in zijn geheel of delen ervan die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt en waarvoor energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bereiken;12° gebouwsite : één of meerdere gebouwen die geheel of gedeeltelijk door onderwijsinstellingen of door welzijns- en gezondheidsvoorzieningen worden gebruikt en op dezelfde locatie gelegen zijn.

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2003, worden § 7 en § 11 vervangen door wat volgt : « § 7. Aan de gezinnen die op 1 januari 2006 zijn gedomicilieerd op een adres waar er een aansluiting is op zijn distributienet biedt de netbeheerder een aantal kortingbonnen ter waarde van 5 euro aan die tot uiterlijk 31 december 2006 kunnen worden gebruikt voor de aankoop van een spaarlamp in de kleinhandel. De kortingbon moet bij de aankoop van de spaarlamp onmiddellijk worden verrekend aan de kassa van de betreffende winkel. Voor gezinnen die ervoor kiezen een kortingbon niet in te ruilen bij de kleinhandel, voorziet de netbeheerder in de mogelijkheid in ruil voor een kortingbon een gratis spaarlamp aan huis te bezorgen. De kortingbonnen worden verstuurd tussen 1 mei 2006 en 31 mei 2006. Het aantal kortingbonnen is gelijk aan het aantal gezinsleden van het gezin zoals het bestaat op 1 januari 2006, verminderd met één. » « § 11. Voor de verdeling van de kortingbonnen, vermeld in § 7, wordt door de netbeheerders een projectvoorstel opgemaakt dat voor 15 maart 2006 ter goedkeuring aan ANRE wordt voorgelegd. Dit voorstel bevat de wijze waarop de netbeheerders de actieverplichting, vermeld in § 7, zullen uitvoeren alsmede een begeleidend communicatieplan voor de actie.

ANRE deelt binnen twintig kalenderdagen na de ontvangst van het ontwerpprojectvoorstel een gemotiveerde beslissing over de beoordeling van het ontwerpprojectvoorstel, aan de netbeheerder mee. Als ANRE binnen die termijn geen beslissing meedeelt, is het ontwerpprojectvoorstel goedgekeurd.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van ANRE, kan hij binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing bedoeld in het vorige lid, de minister met een aangetekende brief op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over het ontwerpprojectvoorstel. Als de minister binnen een termijn van tien kalenderdagen geen beslissing neemt, is het ontwerpprojectvoorstel goedgekeurd. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 5bis.Elke netbeheerder biedt, op verzoek van de onderwijsinstellingen en welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, aangesloten op zijn grondgebied, wat hun gebouwen met een gezamenlijke bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1 000 m2 op een gebouwsite betreft, een energieboekhouding aan. De netbeheerder bepaalt het energieboekhoudsysteem dat hij aanbiedt. Dit energieboekhoudsysteem moet toelaten om het elektriciteits-, het aardgas-, het stookolie- en het waterverbruik op te volgen. Die actieverplichting houdt de opstart en de voortgangscontrole van de energieboekhouding in. Vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit legt de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, aan de Vlaamse Regering een evaluatierapport voor, op basis waarvan de Vlaamse Regering bijsturingen en/of wijzigingen kan doorvoeren.

De opstart omvat : 1° het ter beschikking stellen van software om een energieboekhouding te voeren;2° een toelichting verstrekken over de werking van de energieboekhoudingssoftware;3° de inventarisatie van de tellers;4° de opmeting van het gebouw;5° het inbrengen van de basisgegevens in de energieboekhoudingssoftware;6° de migratie van beschikbare gegevens. De voortgangscontrole omvat : 1° het maandelijks terugkoppelen van abnormale verbruiken;2° het jaarlijks afleveren van een rapport met aanbevelingen en vergelijkingen met vergelijkbare gebouwen;3° het voorzien in de nodige opleiding voor de gebruikers in de instellingen en voorzieningen;4° het voorzien in het jaarlijkse onderhoud en het gebruiksrecht van de energieboekhoudingssoftware;5° de ondersteuning van de gebruikers in de onderwijsinstellingen en de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen via een hulplijn. Iedere onderwijsinstelling en welzijns- en gezondheidsvoorziening moet na de opstart van de energieboekhouding zelf de meterstanden opnemen en invoeren in de energieboekhouding. De meterstanden moeten minstens maandelijks worden bijgehouden. Als er op frequentere basis gegevens beschikbaar zijn bij de netbeheerder, moeten die gegevens verwerkt worden. De netto-kosten van de energieboekhouding worden gedragen door de netbeheerder.

Onderwijsinstellingen en welzijns- en gezondheidsvoorzieningen die zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een energieboekhouding bij de netbeheerder aanvragen, moeten zelf de kosten van de opstart van de energieboekhouding dragen.

Primaire energiebesparingen die voortvloeien uit de actieverplichting, zoals vermeld in het eerste lid, maken geen deel uit van de resultaatsverplichting zoals vermeld in artikel 2. »

Art. 4.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 26 september 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Vanaf 2007 bevat het REG-rapport, zoals bedoeld in het vorige lid, een hoofdstuk over de uitvoering van de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.» 2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt « De minister stelt jaarlijks de rapportering over de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen ter beschikking van respectievelijk de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister bevoegd voor het beleid inzake maatschappelijk welzijn.»

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 maart 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^