gepubliceerd op 29 juli 2005
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel
10 DECEMBER 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998, en op artikel 62 en 63;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 februari 2001, 1 juni 2001, 5 oktober 2001, 14 december 2001, 8 maart 2002, 29 maart 2002, 19 juli 2002, 24 januari 2003 en 31 januari 2003, 24 oktober 2003 en 5 december 2003;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 28 februari 2003;
Gelet op het advies van de praktijkcommissie van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 25 februari 2003;
Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 21 februari 2003;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor ambtenarenzaken, gegeven op 19 november 2003;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 28 april 2004;
Gelet op het akkoord van de federale minister van pensioenen, gegeven op 8 maart 2004;
Gelet op het protocol nr. 210.662 van 27 mei 2004 van het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest;
Gelet op het advies 37.547/1/V van de Raad van State, gegeven op 3 augustus 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen Afdeling I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen is dit besluit van toepassing op het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen en het personeel ervan. Afdeling 2. - Algemene bepalingen
Art. 2.In aanvulling op artikel I 2 van het stambesluit VOI wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;2° de praktijkcommissie : de commissie van de instelling zoals ingesteld door artikel 22 van het decreet;3° stambesluit VOI : het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen;4° de instelling : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen.
Art. 3.Elke wijziging van of aanvulling op dit besluit wordt vooraf voor advies voorgelegd aan de directieraad van de instelling. De directieraad moet advies geven uiterlijk dertig kalenderdagen na het verzoek om advies, tenzij een andere termijn werd bepaald. Die termijn mag evenwel niet korter zijn dan vijftien kalenderdagen. In de maand augustus worden de termijnen opgeschort. Als het advies niet binnen de opgelegde termijn is gegeven, mag aan het advies worden voorbijgegaan.
Art. 4.Als de leidend ambtenaar bevoegdheden delegeert, moet hij dat in aanvulling op artikel I 3, § 3, van het stambesluit VOI, meedelen aan de raad van bestuur. HOOFDSTUK II. - Werking van de instelling Afdeling I. - De Directieraad
Art. 5.De volgende bestuursorganen functioneren in de instelling : 1° de raad van bestuur;2° de praktijkcommissie;3° de directieraad.
Art. 6.De werking van de raad van bestuur en van de praktijkcommissie wordt geregeld in titel II, afdeling 7, van het decreet.
Art. 7.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van het stambesluit VOI wordt het huishoudelijk reglement ook ter goedkeuring voorgelegd aan de praktijkcommissie.
Art. 8.De directieraad kan, buiten de gevallen van dringende noodzakelijkheid die in de notulen worden gemotiveerd, alleen geldig beslissen als de meerderheid van de leden aanwezig is.
De voorzitter van de directieraad wijst een ambtenaar van niveau A aan die de functie van secretaris uitoefent. De secretaris is niet stemgerechtigd. De directieraad kan op eigen initiatief of op verzoek van een lid, te allen tijde, deskundigen uitnodigen met het oog op een technische of inhoudelijke toelichting bij de bespreking van een specifiek probleem. Afdeling II. - De raad van beroep
Afdeling III. - De leidende ambtenaar
Art. 9.§ 1. De leidend ambtenaar heeft de bevoegdheden die hem krachtens het decreet, het stambesluit VOI en het huishoudelijk reglement van de instelling toegewezen of gedelegeerd zijn. § 2. Onverminderd deze bevoegdheden is de leidend ambtenaar verantwoordelijk voor de organisatie en het bestuur van de instelling.
Hij coördineert de werkzaamheden van de instelling en is belast met het toezicht op de werking ervan.
In dit verband : 1° leidt en coördineert hij het opmaken van de begrotingsvoorstellen;2° coördineert hij de beleidsvoorbereiding;3° waakt hij over de uitvoering van de beslissingen van de Vlaamse regering, de raad van bestuur en de praktijkcommissie;4° oefent hij gezag uit over het personeel van de instelling en zorgt hij voor de tucht, de orde en de organisatie van de afdelingen;5° wijst hij op voorstel van het betrokken afdelingshoofd de diensthoofden aan. § 3. Hij geeft aan de raad van bestuur, de praktijkcommissie en de Vlaamse regering alle inlichtingen die hem worden gevraagd of die nodig of nuttig zijn voor de werking van de instelling. Afdeling IV. - De adjunct-leidend ambtenaren
Art. 10.De leidend ambtenaar wordt bijgestaan door twee adjunct-leidend ambtenaren. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het bestuur van de instelling en hebben de bevoegdheden die hen krachtens het stambesluit VOI, het decreet en het huishoudelijk reglement van de instelling zijn toegewezen en gedelegeerd. Zij rapporteren periodiek aan de leidend ambtenaar over het gebruik van de aan hen gedelegeerde bevoegdheden. Afdeling V. - De tijdelijke vervanging
Afdeling VI. - De opdrachthouders en de projectleiders
HOOFDSTUK III. - Rechten en plichten HOOFDSTUK IV. - Cumulatie van beroepsactiviteiten HOOFDSTUK V. - Het doeltreffend inzetten van het personeel HOOFDSTUK VI. - De aanwerving HOOFDSTUK VII. - De stage en de benoeming tot ambtenaar HOOFDSTUK VIII. - De administratieve loopbaan Afdeling I. - De personeelsformatie en de hiërarchie van de graden
Art. 11.Onverminderd de in bijlage IV van het stambesluit VOI opgenomen graden en rangen worden de graden van bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur en kunstadviseur opgenomen in het niveau A onder rang A1. Afdeling II. - De functioneringsevaluatie
Art. 12.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel VIII 10, tweede lid, van het stambesluit VOI bevraagt de externe evaluatie-instantie, met het oog op de evaluatie van de adjunct-leidend ambtenaar van de instelling en ter voorbereiding van het verslag, bovendien de ambtenaren van rang A1, die onder het hiërarchische gezag van de adjunct-leidend ambtenaar staan, en de leidend ambtenaar. Afdeling III. - De hiërarchische loopbaan van de ambtenaar
Afdeling IV. - De functionele loopbaan van de ambtenaar
Art. 13.In afwijking van artikel VIII 80 van het stambesluit VOI wordt voor bedrijfs-, pedagogisch en kunstadviseur een functionele loopbaan in rang A1 ingesteld, die bestaat uit de salarisschalen A111, A112 en A120. De tweede en derde salarisschaal worden bereikt na respectievelijk drie jaar en negen jaar schaalanciënniteit. Afdeling V. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de
administratieve loopbaan
Art. 14.Overeenkomstig artikel VIII 83, tweede lid, van het stambesluit VOI wordt bijlage V van het stambesluit VOI aangevuld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling VI. - Overgangsbepalingen
Art. 15.De anciënniteit die de ambtenaar van de instelling verworven heeft op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, krachtens een reglementaire bepaling die op hem van toepassing was, blijft behouden. HOOFDSTUK IX. - De tuchtregeling HOOFDSTUK X. - De schorsing in het belang van de dienst HOOFDSTUK XI. - Het verlof en de administratieve toestand tijdens het verlof Afdeling I. - Verlof voor opdracht
Onderafdeling I. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet Onderafdeling II. - Verlof voor de contractuele aanstelling als leertrajectbegeleider
Art. 16.De ambtenaar van de instelling krijgt verlof als hij door de praktijkcommissie wordt erkend als leertrajectbegeleider en hij, op voorwaarde dat hij minstens vijf jaar nuttige praktijkervaring heeft, met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen. De praktijkcommissie bepaalt welke ervaring als nuttige praktijkervaring in aanmerking wordt genomen.
Art. 17.Het verlof is onbezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Art. 18.§ 1. Het verlof wordt toegekend voor de duur van de arbeidsovereenkomst als leertrajectbegeleider. § 2. Het verlof wordt geschorst bij afwezigheid van de ambtenaar door ziekte of arbeidsongeval. In dat geval valt hij onder de regeling van de ambtenaren. § 3. Het verlof wordt geschorst of beëindigd voor de ambtenaar van wie de erkenning wordt geschorst, ingetrokken, opgeheven of van wie de erkenning vervalt. In die gevallen neemt hij zijn ambt opnieuw op. § 4. Met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden kan de ambtenaar op ieder ogenblik zijn verlof beëindigen. Afdeling II. - Vormingsverlof en dienstvrijstelling voor vorming
Art. 19.In aanvulling op artikel XI 72, § 1, van het stambesluit VOI wordt vormingsverlof toegekend voor beroepsopleidingen die op eigen initiatief gevolgd worden en die erkend worden door de instelling in het kader van het decreet. HOOFDSTUK XII. -Het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging HOOFDSTUK XIII. -Geldelijk statuut Afdeling I. - Vaststelling van de salarisschalen
Art. 20.Aan de organieke regeling bedoeld in artikel XIII 32, § 2, van het stambesluit VOI worden de volgende salarisschalen toegevoegd : Bedrijfs-, pedagogisch- en kunstadviseur . . . . . A111 Na 3 jaar schaalanciënniteit in A111 . . . . . A112 Na 9 jaar schaalanciënniteit in A112 . . . . . A120 Na 9 jaar schaalanciënniteit in A120 . . . . . A114 met de functie van opdrachthouder (ten vroegste na een proefperiode van 2 jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven) . . . . . A 281 Afdeling II. - Toelagen
Afdeling III. - Vergoedingen
Afdeling IV. - Overgangsmaatregel
Art. 21.De ambtenaar die een vergoeding voor kosten aan huis geniet, behoudt dat voordeel tot 31 december 2000. Afdeling V. - Verhoogde rente in geval van arbeidsongeval en ongeval
op de weg naar en van het werk.
Art. 22.Voor de toepassing van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector wordt de rente in geval van blijvende invaliditeit en in geval van overlijden, toegekend ingevolge een arbeidsongeval of een ongeval op de weg naar en van het werk, berekend op basis van de jaarlijkse bezoldiging van het personeelslid, beperkt tot 123.946,76 euro per jaar en per persoon. HOOFDSTUK XIV. - De rechtspositie van het contractuele personeelslid van sommige openbare instellingen Afdeling I. - Toepassingsgebied
Afdeling II. - De aanwerving en de toelatingsvoorwaarden
Art. 23.Met toepassing van artikel XIV 5, § 1, van het stambesluit VOI worden de betrekkingen van leertrajectbeleider als bijkomende of specifieke opdrachten beschouwd.
De indienstneming, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of bepaalde duur.
Art. 24.Alleen personen die erkend zijn door de praktijkcommissie als leertrajectbegeleider overeenkomstig artikel 3 tot en met 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 betreffende de erkenning en het statuut van de leersecretaris worden in dienst genomen als zij minstens vijf jaar nuttige praktijkervaring hebben als leertrajectbegeleider, als bedoeld in artikel 23 eerste lid. De praktijkcommissie bepaalt welke ervaring als nuttige praktijkervaring in aanmerking wordt genomen. Afdeling III. - Arbeidsvoorwaarden.
Art. 25.In toepassing van artikel XIV 45, § 2, van het stambesluit VOI geniet het contractueel personeelslid dat in de hiernavermelde functie in dienst werd genomen, de volgende salarisschaal : Leertrajectbegeleider . . . . . B 111 Na 08 jaar effectieve prestaties in de salarisschaal B 111 . . . . . B 112 Na 10 jaar effectieve prestaties in de salarisschaal B 112 . . . . . B 113 Na 09 jaar effectieve prestaties in de salarisschaal B 113 . . . . . B 114.
Art. 26.De arbeidsovereenkomst van de leertrajectbegeleider wordt beëindigd bij verval, opheffing en intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 8, § 1, 1°, en artikel 9, 2° en 3°, van het besluit, genoemd in artikel 24. Afdeling IV. - Verhoogde rente in geval van arbeidsongeval en ongeval
van en naar het werk
Art. 27.Inzake de verhoogde rente ingeval van arbeidsongeval en ongeval op de weg naar en van het werk, geldt voor het contractuele personeelslid dezelfde regeling als voor de ambtenaar. HOOFDSTUK XV. - Overgangsbepalingen
Art. 28.In toepassing van artikel XIV 5 van het stambesluit VOI worden, voor de toepassing van artikel 17 van het in artikel 24 genoemd besluit, de betrekkingen van speciaal leertrajectbegeleider als bijkomende of specifieke opdrachten beschouwd.
De indienstneming, bedoeld in eerste lid, vindt plaats bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Art. 29.Alleen personen die vallen onder de toepassing van artikel 16 en 17 van het besluit, genoemd in artikel 24, en ten minste vijf jaar nuttige praktijkervaring hebben, worden als speciaal leertrajectbegeleider, als bedoeld in artikel 28, 1e lid, in dienst genomen. De praktijkcommissie bepaalt welke ervaring als nuttige praktijkervaring in aanmerking wordt genomen.
De personen, genoemd in het eerste lid, die niet het voor het niveau vereist diploma bezitten kunnen in dienst worden genomen op voorwaarde dat zij slagen in een examen.
Het examen, bedoeld in het tweede lid, omvat een interview, afgenomen door een examencommissie waarbij wordt nagegaan of de kandidaat door de nuttige ervaring de nodige kennis heeft opgedaan voor de specifieke vereisten van de betrekking.
De examencommissie, bedoeld in het derde lid, is samengesteld uit vier leden waarvan een lid wordt aangewezen door de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en een lid door de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen van de praktijkcommissie en waarvan twee leden worden aangewezen door de leidend ambtenaar van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen.
De examencommissie bepaalt vooraf de wijze van evalueren.
Art. 30.Met toepassing van artikel XIV 45, § 2, van het stambesluit VOI geniet het contractuele personeelslid dat in de hierna vermelde functie in dienst werd genomen de volgende salarisschaal : Speciaal leertrajectbegeleider . . . . . B 311.
Art. 31.Voor het contractuele personeelslid dat met toepassing van artikel 28 en 29 in dienst wordt genomen, worden de prestaties, die tot de indienstneming als erkend leersecretaris met toepassing van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de opleiding en begeleiding van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen werden uitgeoefend, mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de anciënniteit in het kader van het ontslagrecht.
Art. 32.De arbeidsovereenkomst van de speciaal leertrajectbegeleider wordt beëindigd bij verval, opheffing en intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 8, § 1, 1° en artikel 9, 2°, en 3°, van het besluit, genoemd in artikel 24.
Art. 33.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2000 met uitzondering van artikel 21 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1995, en met uitzondering van artikel 16 tot en met 18 en artikel 23 tot en met 32 die in werking treden op 1 januari 2005.
Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor de instelling, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 december 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie,Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN
Bijlage I : Aanvulling op bijlage VI van het stambesluit VOI (in euro) TABEL VAN DE SALARISSCHALEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de organisatie van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.
Brussel, 10 december 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN