gepubliceerd op 20 september 2016
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014 betreffende de landinrichting, wat betreft de vrijwillige bedrijfsverplaatsing en de vrijwillige bedrijfsreconversie
9 SEPTEMBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 06/06/2014 pub. 22/10/2014 numac 2014036419 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de landinrichting sluiten betreffende de landinrichting, wat betreft de vrijwillige bedrijfsverplaatsing en de vrijwillige bedrijfsreconversie
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 2.1.74, eerste lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 06/06/2014 pub. 22/10/2014 numac 2014036419 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de landinrichting sluiten betreffende de landinrichting;
Gelet op het akkoord van de Vlaams minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 november 2015;
Gelet op advies 59.797/1/V van de Raad van State, gegeven op 29 augustus 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie, L 193, 1 juli 2014, artikel 14 en artikel 16;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 1.1.1.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 06/06/2014 pub. 22/10/2014 numac 2014036419 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de landinrichting sluiten betreffende de landinrichting wordt een punt 9° en 10° toegevoegd, die luiden als volgt: "9° jonge landbouwer: een jonge landbouwer als vermeld in artikel 2, 34°, van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 10° kritische depositiewaarde van een habitat: de grens waarboven de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast door eutrofiërende invloed van atmosferische stikstofdepositie.".
Art. 2.Aan artikel 2.1.4.4, § 2, van hetzelfde besluit worden een punt 10° en een punt 11° toegevoegd, die luiden als volgt: "10° een bewijs van adequate vakbekwaamheid en deskundigheid als de aanvrager in aanmerking wil komen voor de verhoogde vergoeding, vermeld in artikel 2.1.4.5, § 4, vierde lid; 11° een bewijs van vestiging op het landbouwbedrijf in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag als de aanvrager in aanmerking wil komen voor de verhoogde vergoeding, vermeld in artikel 2.1.4.5, § 4, vierde lid.".
Art. 3.In artikel 2.1.4.5 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. In afwijking van paragraaf 3 berekent de landcommissie de vergoeding voor de directe en de indirecte kosten en voor de investeringen die verbonden zijn aan de vrijwillige bedrijfsverplaatsing voor landbouwbedrijven die meer dan of gelijk aan 50% bijdragen aan de kritische depositiewaarde van een habitat dat zich binnen een Habitatrichtlijngebied bevindt op de volgende wijze: Als de aanvrager eigenaar is van de bedrijfsgebouwen en de onroerende constructies die betrokken zijn bij de bedrijfsverplaatsing, bedraagt de vergoeding maximaal het verschil tussen de venale waarde van de bedrijfsgebouwen en de onroerende constructies die bij de uitrusting van het bedrijf horen, en de totale kostprijs voor de heroprichting van de bedrijfsgebouwen en de onroerende constructies die bij de uitrusting van het bedrijf horen, met dezelfde productiecapaciteit en de actuele technieken, materialen, uitrusting en installaties.
Als de aanvrager geen eigenaar is van de bedrijfsgebouwen en de onroerende constructies die betrokken zijn bij de bedrijfsverplaatsing, bedraagt de vergoeding maximaal 40% van de totale kostprijs voor de heroprichting van de bedrijfsgebouwen en de onroerende constructies die bij de uitrusting van het bedrijf horen, met dezelfde productiecapaciteit en de actuele technieken, materialen, uitrusting en installaties.
Het percentage, vermeld in het derde lid, kan met 20% worden verhoogd voor jonge landbouwers of voor landbouwers die zich hebben gevestigd in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.".
Art. 4.Aan artikel 2.1.4.10, § 2, van hetzelfde besluit worden een punt 10° en een punt 11° toegevoegd, die luiden als volgt: "10° een bewijs van adequate vakbekwaamheid en deskundigheid als de aanvrager in aanmerking wil komen voor de verhoogde vergoeding, vermeld in artikel 2.1.4.11, § 3, zevende lid; 11° een bewijs van vestiging op het landbouwbedrijf in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag als de aanvrager in aanmerking wil komen voor een verhoogde vergoeding als vermeld in artikel 2.1.4.11, § 3, zevende lid.".
Art. 5.In artikel 2.1.4.11, § 3, van hetzelfde besluit wordt tussen het zesde en het zevende lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het zesde lid kan het percentage, vermeld in het zesde lid, met 20% worden verhoogd voor de groep van landbouwbedrijven die meer dan of gelijk aan 50% bijdragen aan de kritische depositiewaarde van een habitat dat zich binnen een Habitatrichtlijngebied bevindt, voor zover het jonge landbouwers of voor landbouwers die zich hebben gevestigd in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.".
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 september 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE