Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 07 mei 2021
gepubliceerd op 08 juni 2021

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de subsidiëring van projecten ter uitvoering van het beleid voor de omschakeling naar zero-emissievervoermiddelen en vervoermiddelen aangedreven door alternatieve brandstoffen

bron
vlaamse overheid
numac
2021020988
pub.
08/06/2021
prom.
07/05/2021
ELI
eli/besluit/2021/05/07/2021020988/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de subsidiëring van projecten ter uitvoering van het beleid voor de omschakeling naar zero-emissievervoermiddelen en vervoermiddelen aangedreven door alternatieve brandstoffen


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet sluiten, artikel 8.5.1 en 8.7.1, eerste lid; - de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën, artikel 75.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 22 maart 2021. - De Raad van State heeft advies 69.140/3 gegeven op 28 april 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administratie: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;2° beleidskader: het Belgisch nationaal beleidskader van 16 november 2016 `Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen', dat is ingediend ter uitvoering van richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen;3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid;4° project: een initiatief met een tijdelijk karakter, dat zich richt tot een of meer doelgroepen en op een of meer acties die uitvoering geven aan het beleidskader;5° projectindiener: de verantwoordelijke voor de uitvoering van het project.

Art. 3.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor bestemd zijn, kan de minister conform artikel 8.5.1. van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet sluiten en in dit besluit, een subsidie verlenen voor projecten die uitvoering geven aan het beleidskader ter ondersteuning van zero-emissievervoermiddelen en vervoermiddelen aangedreven door alternatieve brandstoffen en de bijhorende infrastructuur en die vallen binnen de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 5 en 6, van de oproep.

Art. 4.De steun aan ondernemingen die toegekend wordt met toepassing van artikel 3, wordt verleend binnen de grenzen en de voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van voormelde verordening, overschreden worden, wordt de voorgenomen steun voorafgaandelijk aangemeld bij de Europese Commissie.

De administratie kan met toepassing van dit besluit steun toekennen aan ondernemingen om hen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen voor milieubescherming of om, als er geen Unienormen zijn, het niveau van milieubescherming te verhogen als vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening. De steunintensiteit per begunstigde bedraagt maximaal de steunpercentages, vermeld in artikel 36, lid 6 en 7, van de voormelde verordening.

De onderneming die de steunaanvraag indient, voldoet op de datum van de toekenning van de steunaanvraag aan al de volgende voorwaarden: 1° geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;2° geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, punt 18, van de voormelde verordening;3° geen procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd als vermeld in artikel 1, lid 4, a), van de voormelde verordening. Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of voor werkzaamheden die afhangen van het gebruik van binnenlandse goederen, vermeld in artikel 1, lid 2, c) en d), van de voormelde verordening.

Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor activiteiten van ondernemingen in de sectoren, vermeld in artikel 1, lid 3, van de voormelde verordening.

De steun kan niet worden toegekend als ze zou leiden tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening. HOOFDSTUK 2. - De indiening van projecten

Art. 5.De minister kan een oproep doen waarvoor projecten kunnen worden ingediend en dit voor de volgende thema's: ? Uitrol laadinfrastructuur voor normaal en hoog vermogen voor elektrische wagens op parkings, of op plaatsen waar een elektrisch voertuig kan gestald worden, buiten het publieke domein, maar dat publiek toegankelijk is; ? Uitrol laadinfrastructuur voor normaal en hoog vermogen voor elektrische wagens op plaatsen die behoren tot het publiek domein, waarbij de privaatrechtelijke rechtspersoon een zakelijk recht heeft op (een deel van) het publiek domein; ? Uitrol laadinfrastructuur voor normaal en hoog vermogen voor elektrische wagens op plaatsen die behoren tot het publiek domein; ? Uitrol laadinfrastructuur voor normaal en hoog vermogen voor elektrische deelwagens, taxi's en voertuigen bestemd voor emissievrije belevering van stedelijke kernen, op plaatsen die behoren tot het publiek domein en op plaatsen buiten het publiek domein; ? Uitrol laadinfrastructuur voor normaal en hoog vermogen voor elektrische vrachtwagens en bussen op plaatsen die behoren tot het publiek domein en plaatsen buiten het publiek domein.

Art. 6.De minister bepaalt in functie van een oproep de voorwaarden waaraan projecten, vermeld in artikel 5, moeten voldoen om te kunnen worden ingediend.

De administratie maakt de oproep ten minste bekend via een website die daarvoor bestemd is. De projectoproep vermeldt al de volgende gegevens: 1° de thema's;2° de criteria voor ontvankelijkheid;3° de beoordelingscriteria;4° de maximale subsidie per project;5° de indieningsmodaliteiten.

Art. 7.De maximale subsidie per project bedraagt 500.000 EUR, met een maximum van 5.000.000 EUR per oproep.

Art. 8.De projectaanvraag wordt ingediend met een modelformulier dat digitaal beschikbaar wordt gesteld door de administratie. HOOFDSTUK 3. - De beoordeling van de projectaanvragen

Art. 9.De projecten worden op basis van een of meer van de volgende criteria beoordeeld: 1° conformiteit met de in de oproep opgenomen bepalingen;2° inhoudelijke kwaliteit van het voorgestelde project;3° bijdrage aan de doelstellingen uit het beleidskader;4° haalbaarheid en resultaatgerichtheid;5° innovatiepotentieel of oplossend vermogen;6° wijze van samenwerken tussen de stakeholders of met de doelgroep;7° kostprijs van het project;8° geografische spreiding en schaalgrootte;9° thematische klemtonen;10° levensvatbaarheid na afloop van de subsidiëring. De minister bepaalt per oproep welke beoordelingscriteria van de projecten vermeld in het eerste lid, van toepassing zijn op basis van de voorwaarden waaraan de projecten moeten voldoen.

Art. 10.De administratie stelt een projectenlijst op met alle ontvankelijke projectaanvragen, gerangschikt volgens rangorde van beoordeling. Elk project wordt kwantitatief of algemeen kwalitatief beoordeeld op basis van een of meer van de criteria, vastgesteld door de minister overeenkomstig artikel 9, tweede lid.

De minister neemt een beslissing over de geselecteerde projecten.

De administratie brengt de projectindiener op de hoogte van deze beslissing.

Art. 11.De oproep, vermeld in artikel 6, en het voorstel tot toekenning van de subsidies aan de geselecteerde projecten, vermeld in artikel 10, tweede lid, worden vooraf voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. HOOFDSTUK 4. - Opvolging en rapportering

Art. 12.De administratie zorgt voor de opvolging van de projecten en wijst daarvoor per project een vertegenwoordiger aan. De projectindiener stelt een projectgroep samen die instaat voor de inhoudelijke begeleiding en sturing van het project.

De projectindiener is gehouden aan de uitvoering van het ingediende project binnen de vooropgestelde termijn. Eventuele wijzigingen zijn alleen mogelijk na goedkeuring van de administratie.

Art. 13.Voor projecten die langer lopen dan een jaar wordt halverwege de looptijd van het project een tussentijds rapport opgemaakt. Het tussentijdse rapport bevat al de volgende informatie: 1° een overzicht van de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de vastgelegde activiteiten;2° een bondig verslag van de uitgevoerde acties;3° een financiële stand van zaken.

Art. 14.Na afloop van het project wordt een eindrapport opgemaakt.

Het eindrapport bevat al de volgende informatie: 1° een schets van het verloop, de ingezette middelen en de bereikte resultaten van het project;2° een overzicht van de projectrealisaties. Bij het eindrapport worden een gedetailleerde financiële eindafrekening en andere bewijsdocumenten gevoegd.

De financiële eindafrekening bevat al de volgende documenten: 1° een afrekeningsstaat van de kosten van het project met de nodige bewijsstukken;2° een bewijs van de verrichte uitgaven. HOOFDSTUK 5. - Uitbetaling van de subsidie

Art. 15.De toegekende subsidie wordt als volgt uitbetaald: 1° een eerste schijf van 20 % bij de start van het goedgekeurde project;2° een tweede schijf van 40 % halverwege de looptijd van het project in voorkomend geval op basis van een tussentijds rapport;3° het saldo van maximaal 40 % bij de aanvaarding en goedkeuring van het eindrapport, de financiële afrekening en andere bewijsdocumenten van het project door de administratie. De subsidie wordt uitbetaald op de rekening van de projectindiener. HOOFDSTUK 6. - Controle van de projecten

Art. 16.De controle op de aanwending van de subsidie wordt uitgeoefend door de daarvoor bevoegde personeelsleden van de administratie op basis van bewijsdocumenten of ter plaatse.

De bevoegde personeelsleden kunnen bij de uitoefening van hun controleopdracht elk onderzoek en elke zowel administratieve als inhoudelijke controle ter plaatse instellen bij de projectindiener en de eventuele samenwerkende partners. Ze kunnen ook alle inlichtingen inwinnen die ze nodig achten om te controleren dat de reglementaire bepalingen werkelijk zijn nageleefd.

Als de uitvoering van de controle wordt verhinderd, wordt de subsidie geweigerd of teruggevorderd.

Art. 17.Als uit controles blijkt dat de voorwaarden waaronder de subsidie is verleend, niet zijn nageleefd of dat de subsidie niet is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend, betaalt de projectindiener de subsidie terug.

De projectindiener betaalt de subsidie terug als hij in gebreke blijft de documenten, vermeld in artikel 14, in te dienen. De projectindiener betaalt de subsidie terug binnen een maand nadat hij daarom is verzocht door de administratie. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 18.Bij de uitvoering van elke activiteit die deel uitmaakt van een goedgekeurd project met Europese cofinanciering, wordt vermeld "Dit project wordt medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid.".

Op elke publicatie die in het kader van een goedgekeurd project met Europese cofinanciering wordt verspreid, worden ook de Europese vlag en het logo van de Vlaamse overheid duidelijk aangebracht. Op gedrukt materiaal wordt daarbij de disclaimer "In deze publicatie wordt alleen de mening van de auteur weergegeven. De Europese Unie is niet aansprakelijk voor het gebruik dat eventueel wordt gemaakt van de informatie in deze publicatie." aangebracht.

Art. 19.Bij de uitvoering van elke activiteit die deel uitmaakt van een goedgekeurd project zonder Europese cofinanciering, wordt vermeld "Dit project wordt medegefinancierd door het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid." Op elke publicatie die in het kader van een goedgekeurd project zonder Europese cofinanciering wordt verspreid, wordt het logo van de Vlaamse overheid duidelijk aangebracht.

Art. 20.De projectindiener bezorgt alle publicaties over het gesubsidieerde project die hij zelf verspreidt, digitaal aan de administratie.

Art. 21.De resultaten van de projecten worden ter beschikking gesteld op de website van de administratie.

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 mei 2021.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS

^