gepubliceerd op 21 december 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
7 DECEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, inzonderheid op de artikelen 3, 12, § 1, 14, § 1, en 20, eerste lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 oktober 2007;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Belgische overheid pas op 18 september 2007 de officiële reactie van de Europese Commissie mocht ontvangen op de door België op 22 februari 2007 gegeven opmerkingen naar aanleiding van de beschikking van de Europese Commissie van 16 januari 2007 waardoor het niet mogelijk was de VLAREM-aanpassingen verder af te werken wegens teveel resterende onzekerheden. Om de opstart van CO2-emissiehandel in het Vlaamse Gewest niet te hinderen, dient het Vlaams Toewijzingsplan CO2-emissierechten 2008-2012 door de Vlaamse Regering te zijn goedgekeurd tegen eind 2007. Dit houdt ook in dat de VLAREM-aanpassingen definitief dient goedgekeurd te zijn tegen eind 2007, zoals vermeld kunnen de bepalingen uit het Vlaams Toewijzingsplan dan ook enkel van toepassing zijn als ook de daarmee verband houdende wetgeving tijdig van kracht is;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 november 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/91/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/101/EG van 27 oktober 2004;
Overwegende de mededeling van de Commissie van 22 december 2005 inzake verdere richtsnoeren betreffende de toewijzingsplannen voor de handelsperiode 2008-2012 van het Europees systeem van verhandelbare emissierechten;
Overwegende de beschikking van de Commissie van 16 januari 2007 inzake het nationaal plan voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten dat door België is aangemeld overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
Overwegende de beschikking van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en Raad;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in titel I van het VLAREM
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 april 1994, 1 juni 1995, 12 januari 1999, 6 februari 2004, 14 mei 2004, 4 februari 2005, 3 juni 2005, 12 mei 2006 en 9 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 41° wordt opgeheven;2° punt 42° wordt vervangen door wat volgt : « 42° verandering aan een BKG-inrichting : een verandering in de aard of de werking van een BKG-inrichting of een uitbreiding van een BKG-inrichting in de vorm van een fysieke verandering aan een BKG-inrichting die voldoet aan de twee volgende voorwaarden : a) het betreft een verhoging van de vergunde capaciteit van een van de vergunde activiteiten of processen waar een of meer van de subrubrieken van bijlage I van titel I van het VLAREM met vermelding Yk in de vierde kolom van toepassing zijn;b) de CO2-emissies van de BKG-inrichting zullen met meer dan tien procent stijgen of de CO2-emissies zullen op jaarbasis met meer dan vijftigduizend ton toenemen ten opzichte van de gemiddelde geverifieerde CO2-emissies van de BKG-inrichting van de drie voorafgaande jaren;».
Art. 2.In artikel 21, § 9, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt het woord "monitoring protocol" vervangen door het woord "monitoringplan";2° punt 2° en 3° worden opgeheven.
Art. 3.In artikel 30bis, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999, en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en 4 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het woord "en" en het woord "goedgekeurd" worden de woorden "door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging" ingevoegd;2° het woord "monitoring protocol" wordt vervangen door het woord "monintoringplan".
Art. 4.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt de omschrijving in de tweede kolom van de subrubriek 43.4 vervangen door wat volgt : « 43.4. Verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval.
Er kan overlapping zijn met rubriek 31.1, 43.1, 43.2 en 43.3.
Het vermogen van de volgende verbrandingsinstallaties moet niet meegerekend worden om het totale thermische ingangsvermogen te toetsen aan het bovenvermelde criterium van 20 MW : a) naverbranders;b) fakkels;c) nooddiesels en noodstroomgeneratoren;d) verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een individueel thermisch ingangsvermogen van gelijk aan of minder dan 3 MW. Zodra het totale thermische ingangsvermogen, rekening houdend met het voorgaande, meer bedraagt dan 20 MW, vallen ook de installaties vermeld in a) tot en met d), onder de toepassing van deze subrubriek. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in titel II van het VLAREM
Art. 5.In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996, 24 maart 1998, 19 januari 1999, 20 april 2001, 13 juli 2001, 14 maart 2003, 19 september 2003, 5 december 2003, 12 december 2003, 6 februari 2004, 23 april 2004, 14 mei 2004, februari 2005, 22 juli 2005, 12 mei 2006, 8 december 2006 en 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "monitoring protocol" wordt vervangen door het woord "monitoringplan"; 2° onder de titel "definities emissies van broeikasgassen (hoofdstuk 4.10)" worden de volgende woorden geschrapt : - "geldige emissierechten" : geldige emissierechten voor een een BKG-inrichting in een handelsperiode zijn : 1° de emissierechten die voor deze handelsperiode aan de exploitant van de BKG-inrichting werden toegewezen en die aan hem verleend werden;2° de emissierechten die tijdens de handelsperiode die aan de exploitant van de BKG-inrichting werden overgedragen volgens artikel 16 van het besluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen;3° de emissierechten die worden uitgegeven volgens de procedure uit artikel 27 of 28 van het besluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen.4° emissierechten die niet werden ingeleverd bij AMINABEL of geannuleerd werden.5° de emissierechten die verleend werden binnen de Europese Unie op basis van een door de Europese Commissie goedgekeurd toewijzingsplan van de betrokken EU lidstaat;6° de emissierechten die verleend werden in niet EU landen op voorwaarde dat deze emissierechten het voorwerp uitmaken van een wederzijdse erkenning tussen de Europese Unie en de betrokken niet EU landen.
Art. 6.Artikel 4.10.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 4.10.1.1. De bepalingen in deze afdeling gelden voor alle inrichtingen die als BKG-inrichting zijn ingedeeld voor wat betreft hun CO2-emissies.
De CO2-emissies waarvoor conform artikel 4.10.1.2 door een BKG-inrichting emissierechten ingeleverd moeten worden, worden bepaald in het toewijzingsplan dat voor de handelsperiode van toepassing is. »
Art. 7.In artikel 4.10.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005, worden de woorden "kalenderjaar geldige emissierechten in te leveren bij het Vlaams Gewest" vervangen door de woorden "kalenderjaar via afboeking in het nationaal register van de broeikasgassen emissierechten in te leveren".
Art. 8.In artikel 4.10.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "Dit monitoringprotocol moet geverifieerd en goedgekeurd zijn door het verificatiebureau." geschrapt; 2° in § 1 wordt tussen het woord "en" en het woord "goedgekeurd" de volgende woorden "door de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging" ingevoegd;3° in § 1 wordt het woord "monitoring protocol" vervangen door het woord "monitoringplan";4° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Als startend monitoringplan geldt het monitoringplan dat bij de milieuvergunningsaanvraag of de mededeling kleine verandering is gevoegd.
Elke latere actualisering of wijziging van het voormelde monitoringplan moet geverifieerd worden door het verificatiebureau, en moet door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging worden goedgekeurd. Om de verificatie en goedkeuring te verkrijgen, moet de exploitant de actualisering of wijziging indienen bij het verificatiebureau.
Na de goedkeuring wordt de actualisering of wijziging van het monitoringplan door de exploitant in vijf exemplaren naar de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging gestuurd. Een exemplaar van deze goedgekeurde actualisering of wijziging wordt door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging naar de vergunningverlenende overheid, de afdeling bevoegd voor milieuvergunningen en de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving, gestuurd. »; 5° Er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Voor kleine wijzigingen die geen significante invloed hebben op het monitoringplan is de in § 2 vermelde procedure niet van toepassing. De minister, bevoegd voor het leefmilieu, bepaalt de categorieën van kleine wijzigingen die geen significante invloed hebben op het monitoringplan en stelt hiervoor een vereenvoudigde procedure vast. »
Art. 9.In artikel 4.10.1.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3 worden de woorden "gevalideerde monitoring protocol" vervangen door de woorden "door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging goedgekeurd monitoringplan";2° in § 4 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het geverifieerde CO2-emissiejaarrapport wordt voor 31 maart van het lopende kalenderjaar goedgekeurd door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging.De goedgekeurde CO2-emissiejaarrapporten liggen ter inzage bij de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging. De emissiegegevens uit de goedgekeurde CO2-emissiejaarrapporten worden door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging op het internet gepubliceerd. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 10.De BKG-inrichtingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog niet over een milieuvergunning beschikken conform titel I van het VLAREM, voor de activiteiten en processen die de emissie van CO2 tot gevolg hebben of waarvan het voorwerp van de vergunning wijzigt door de inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht vergund te zijn voor de emissie van CO2.
Ter actualisatie van de milieuvergunning, conform Richtlijn 2003/87/EG van 13 oktober 2003, moet een milieuvergunningsaanvraag worden ingediend. In afwijking van artikel 38 van titel I van het VLAREM kan, als de vergunningsaanvraag alleen betrekking heeft op het verkrijgen van een vergunning voor de emissie van broeikasgassen, de aanvraag ingediend en behandeld worden volgens de procedure, vermeld in artikel 6ter en 6quater van titel I van het VLAREM. In afwijking van artikel 6ter, § 1, van titel I van het VLAREM moet bij het meldingsformulier alleen een door het verificatiebureau geverifieerd monitoringplan gevoegd worden.
Art. 11.De BKG-inrichtingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit over een milieuvergunning beschikken conform titel I van het VLAREM voor de activiteiten en processen die de emissie van CO2 tot gevolg hebben, maar waarop ingevolge artikel 4 van dit besluit rubriek 43.4 van bijlage I van titel I van het VLAREM niet meer van toepassing is, moeten ter actualisatie van de milieuvergunning conform Richtlijn 2003/87/EG van 13 oktober 2003, een milieuvergunningsaanvraag indienen. In afwijking van artikel 38 van titel I van het VLAREM kan, als de vergunningsaanvraag alleen betrekking heeft op het schrappen van de vergunning voor de emissie van broeikasgassen, de aanvraag ingediend en behandeld worden volgens de procedure, vermeld in artikel 6ter en 6quater van titel I van het VLAREM. In afwijking van artikel 6ter, § 1, tweede lid, 4°, van titel I van het VLAREM moet bij het meldingsformulier alleen een door het verificatiebureau geverifieerde en een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde berekening gevoegd worden van het thermische ingangsvermogen van de verbrandingsinstallaties, conform de bepalingen van rubriek 43.4 van bijlage I van titel I van het VLAREM.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 december 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, en Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS