gepubliceerd op 19 december 2000
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs
6 OKTOBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 40bis, § 4, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, en op artikel 47, § 2, toegevoegd bij het decreet van 21 december 1994;
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 31, § 8, 31bis, § 9, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, 31ter, § 9, ingevoegd bij het decreet van 1 december 1998 en 41, § 2, toegevoegd bij het decreet van 21 december 1994;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1999;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 december 1999;
Gelet op het protocol nr. 362 van 3 maart 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoeld in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 136 van 3 maart 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 31 maart 2000 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 juni 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1999, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 2.§ 1. Opdat de toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming uitwerking zou hebben ten aanzien van de overheid, moet de inrichtende macht ze uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum ervan, aangetekend aan het departement Onderwijs meedelen met afschrift aan het betrokken personeelslid. De toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming heeft dan uitwerking op de ingangsdatum ervan. § 2. Onverminderd de toepassing van § 3 heeft de toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming die door de inrichtende macht wordt meegedeeld buiten de periode bedoeld in § 1, slechts uitwerking ten aanzien van de overheid als ze uiterlijk 45 kalenderdagen na de in § 1 vermelde termijn aangetekend wordt meegedeeld aan het departement Onderwijs. De toelating tot de proeftijd of de vaste benoeming heeft dan uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de periode van 45 kalenderdagen. § 3. In afwijking van § 1 moet de inrichtende macht de vaste benoeming bedoeld in artikel 4, § 1, 5°, 6°, 7° en 8°, uiterlijk twaalf maanden na de ingangsdatum ervan aangetekend aan het departement Onderwijs meedelen, met een afschrift aan het betrokken personeelslid opdat de vaste benoeming uitwerking zou hebben ten aanzien van de overheid. De vaste benoeming heeft dan uitwerking op de ingangsdatum ervan. »
Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1999, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De inrichtende macht doet de mededeling, genoemd in artikel 2 : 1° bij een toelating tot de proeftijd in het gemeenschapsonderwijs;2° bij een eerste vaste benoeming;3° bij een nieuwe affectatie;4° bij een vaste benoeming: a) in een andere personeelscategorie dan die waarin het personeelslid al vast benoemd is;b) in een andere soort van dezelfde personeelscategorie;c) in een ander ambt binnen dezelfde personeelscategorie en dezelfde soort;d) voor een ander vak of een andere specialiteit dan het vak of de specialiteit waarin het personeelslid zijn opdracht op het ogenblik van de vorige vaste benoeming uitgeoefende, en waarvoor het vast benoemd werd, als het personeelslid daarvoor over een voldoend geacht of over een gelijkwaardig geacht bekwaamheidsbewijs beschikt;e) voor een grotere omvang van de opdracht dan die waarvoor het personeelslid al vast benoemd is;f) ingevolge een mutatie;5° Voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het administratief personeel of dat bij overgangsmaatregel vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in het selectieambt waarop het aanspraak kan maken, wordt vast benoemd;6° voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddenschaal 201;7° voor het personeelslid dat vast benoemd is in een ambt van het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddenschaal 203;8° voor het personeelslid dat in het voltijds secundair onderwijs vast benoemd is in een ambt van het opvoedend hulppersoneel of het ondersteunend personeel en dat in hetzelfde ambt wordt vast benoemd met weddenschaal 106;9° voor het personeelslid dat gelijktijdig in twee verschillende ambten is benoemd, als het aantal uren in één van die ambten wordt uitgebreid.»
Art. 3.Aan artikel 5 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De vaste benoemingen die met toepassing van artikel 4, § 1, 5°, 6°, 7° en 8° werden meegedeeld aan het departement Onderwijs in de periode van 1 september 1998 tot en met 31 december 1999, worden beschouwd als meegedeeld volgens de regels die dit besluit voorschrijft. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 oktober 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN