gepubliceerd op 10 januari 2014
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het Sociaal-cultureel Volwassenenwerk
6 DECEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/09/2008 pub. 26/11/2008 numac 2008204204 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 28/05/2003 numac 2003035522 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten betreffende het Sociaal-cultureel Volwassenenwerk
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 28/05/2003 numac 2003035522 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, artikel 15, § 1, vervangen bij het decreet van 6 juli 2012, artikel 15bis, § 1, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2012, artikelen 17, § 3, en 18, § 1, vervangen bij het decreet van 6 juli 2012, artikel 43, § 4, vervangen bij het decreet van 14 maart 2008, artikel 45, § 2, gewijzigd bij het decreet van 14 maart 2008, en artikel 47bis, zesde en zevende lid, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2008;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/09/2008 pub. 26/11/2008 numac 2008204204 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 28/05/2003 numac 2003035522 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juli 2013;
Gelet op het advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 19 juli 2013;
Gelet op advies 54.296/1 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/09/2008 pub. 26/11/2008 numac 2008204204 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 28/05/2003 numac 2003035522 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk sluiten betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt titel III, die bestaat uit artikel 17 tot en met 20, vervangen door wat volgt : "TITEL III. - Sociaal-culturele bewegingen HOOFDSTUK I. - De procedure voor de erkenning en subsidiëring van nieuwe sociaal-culturele bewegingen
Art. 17.§ 1. De minister kan een nieuwe sociaal-culturele beweging erkennen en subsidiëren als die voor 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan een beleidsperiode, een aanvraag bij de administratie heeft ingediend.
De sociaal-culturele beweging dient de aanvraag in met een aangetekende brief of tegen ontvangstmelding.
De aanvraag draagt de handtekening van de voorzitter en de secretaris en is gebaseerd op de goedkeuring van de aanvraag door de algemene vergadering. Bij de aanvraag zijn de agenda gevoegd en een uittreksel uit de notulen van de bijeenkomst van de algemene vergadering waarin het beleidsplan is goedgekeurd. § 2. De aanvraag is ontvankelijk als ze : 1° tijdig is ingediend 2° alle vereiste documenten bevat als vermeld in artikel 15, § 2, van het decreet.De aanvraag bevat minstens de volgende documenten en gegevens : a) een overzicht van de werking als sociaal-culturele beweging met landelijk karakter gedurende de afgelopen twee jaar;b) een beleidsplan dat voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 49, waarin de beweging aangeeft hoe haar beleid en werking voor de komende vijf jaar zich verhoudt tot de beoordelingscriteria als vermeld in artikel 15, § 1, 5° van het decreet;c) een financieel plan voor de komende vijf jaar;d) een ondertekende verklaring van de voorzitter en de secretaris van de beweging waaruit blijkt dat de principes en de regels van de democratie en van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens onderschreven worden en toegepast worden in de werking. Alle vereiste documenten worden naar de administratie gestuurd in twee exemplaren. De beweging bezorgt ook een elektronische versie van het beleidsplan en het financieel plan. De administratie brengt de aanvragende beweging voor 1 februari van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode, ervan op de hoogte of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is. Als de aanvraag onvolledig is, krijgt de organisatie tien werkdagen de tijd om het dossier te vervolledigen. Die termijn begint te lopen vanaf de derde werkdag na de dag van de verzending van de kennisgeving van de onvolledigheid, waarbij de datum van de poststempel bepalend is. In het geval de kennisgeving de organisatie later dan drie dagen bereikt, begint de termijn te lopen vanaf de dag dat de kennisgeving de organisatie bereikt, op voorwaarde dat de organisatie dit kan bewijzen. § 3. De procedure voor de beoordeling van de aanvragen, vermeld in paragraaf 1 en 2, verloopt als volgt : 1° de administratie beheert het aanvraagdossier.Ze treft de nodige voorbereidingen, controleert alle vormelijke aspecten en legt het dossier voor aan de adviescommissie, vermeld in artikel 54, met inbegrip van alle documenten, vermeld in artikel 15 van het decreet.
De administratie zorgt ervoor dat de leden van de adviescommissie beschikken over alle nuttige informatie; 2° de adviescommissie geeft een inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling van de ingediende aanvraag.De commissie betrekt in haar advies ook de realiteitswaarde van de financiële raming in de aanvraag; 3° rekening houdend met de beoordeling van de adviescommissie stelt de administratie een preadvies op over alle aspecten van het aanvraagdossier.Dat pre-advies wordt aan de aanvrager toegezonden voor 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode; 4° een mogelijk verhaal wordt bij de administratie ingediend voor 15 mei van hetzelfde jaar;5° de adviescommissie behandelt voor 1 juli van hetzelfde jaar de verhaalschriften.Tijdens de verhaalprocedure krijgt de aanvrager de mogelijkheid om zijn eigen dossier mondeling toe te lichten bij de adviescommissie; 6° de administratie bereidt, rekening houdend met het advies van de adviescommissie, het ontwerp van beslissing voor en bezorgt het volledige dossier aan de minister;7° de minister beslist voor 15 september van hetzelfde jaar, met toepassing van artikel 15, § 3, van het decreet, over de erkenning en de subsidie-enveloppe van de beweging.
Art. 17/1.§ 1. Voor 30 november van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode waarvoor de subsidie gevraagd wordt, bezorgt de sociaal-culturele beweging aan de administratie zo nodig twee exemplaren van het geactualiseerde beleidsplan en van het financieel plan, waarin rekening gehouden wordt met de beslissing van de minister over de grootte van de subsidie-enveloppe. Daarnaast bezorgt de organisatie een verklaring waarin ze ermee akkoord gaat om binnen drie maanden na het begin van de beleidsperiode over een voltijdsequivalent personeelslid te beschikken.
De sociaal-culturele beweging dient de documenten, vermeld in het eerste lid, in tweevoud in met een aangetekende brief of tegen ontvangstmelding. De beweging bezorgt ook een elektronische versie van die documenten. Het dossier draagt de handtekening van de voorzitter en de secretaris. Bij de aanvraag zijn de agenda gevoegd en een uittreksel uit de notulen van de bijeenkomst van de algemene vergadering waarin de documenten zijn goedgekeurd. § 2. De administratie deelt voor 1 maart van het eerste jaar van de beleidsperiode mee of het geactualiseerde beleidsplan en het geactualiseerde financieel plan voldoende aangepast zijn aan de toegekende subsidie-enveloppe. De subsidie-enveloppe wordt toegekend vanaf het eerste jaar van de beleidsperiode. HOOFDSTUK II. - De subsidiëring van erkende sociaal-culturele bewegingen
Art. 18.§ 1. Bewegingen die al erkend zijn en gesubsidieerd worden en tijdens de voorgaande beleidsperiode een positieve eindevaluatie hebben gekregen, kunnen voor 1 februari van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe beleidsperiode, een aanvraag indienen bij de administratie voor de verhoging van de subsidie-enveloppe.
De sociaal-culturele beweging dient twee exemplaren van de aanvraag in met een aangetekende brief of tegen ontvangstmelding. De beweging bezorgt ook een elektronische versie van de aanvraag.
De aanvraag draagt de handtekening van de voorzitter en de secretaris en is gebaseerd op de goedkeuring van de aanvraag door de algemene vergadering. Bij de aanvraag zijn de agenda gevoegd en een uittreksel uit de notulen van de bijeenkomst van de algemene vergadering waarin de aanvraag is goedgekeurd.
De administratie brengt de aanvragende beweging voor 15 februari van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode, ervan op de hoogte of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is. Als de aanvraag onvolledig is, krijgt de organisatie tien werkdagen de tijd om het dossier te vervolledigen. Die termijn begint te lopen vanaf de derde werkdag na de dag van de verzending van de kennisgeving van de onvolledigheid, waarbij de datum van de poststempel bepalend is. In het geval de kennisgeving de organisatie later dan drie dagen bereikt, begint de termijn te lopen vanaf de dag dat de kennisgeving de organisatie bereikt, op voorwaarde dat de organisatie dit kan bewijzen. § 2. De aanvraag is ontvankelijk als ze : 1° tijdig is ingediend;2° de vorm heeft van een financieel behoefteplan waarin de organisatie motiveert welke meerwaarde ze wil realiseren ten aanzien van de werking tijdens de vorige beleidsperiode.De volgende elementen komen daarbij aan bod : a) een terugblik op de inhoudelijke werking en de financiële context van de afgelopen beleidsperiode;b) een uiteenzetting van de plannen voor de komende beleidsperiode en de financiële en de personele consequenties.In dit onderdeel wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen werkingsonderdelen die behouden blijven, nieuwe accenten en veranderingen op het vlak van personeelsbezetting. § 3. De procedure voor de beoordeling van de aanvragen, vermeld in paragraaf 1 en 2, verloopt als volgt : 1° de administratie beheert het aanvraagdossier.Ze treft de nodige voorbereidingen, controleert alle vormelijke aspecten en legt het dossier voor aan de adviescommissie, met inbegrip van alle documenten, vermeld in artikel 16 van het decreet; 2° de adviescommissie beoordeelt de aanvragen op basis van de evaluatie van de organisatie gedurende de voorbije beleidsperiode door de administratie en op basis van het financieel behoefteplan.De administratie zorgt ervoor dat de leden van de adviescommissie over alle nuttige informatie beschikken; 3° de administratie maakt, rekening houdend met het advies van de adviescommissie, een preadvies op.Dat preadvies wordt aan de aanvrager toegezonden voor 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode; 4° een mogelijk verhaal wordt bij de administratie ingediend voor 15 mei van hetzelfde jaar;5° de adviescommissie behandelt voor 1 juli van hetzelfde jaar de verhaalschriften.Tijdens de verhaalprocedure krijgt de aanvrager de mogelijkheid om zijn eigen dossier mondeling toe te lichten bij de adviescommissie; 6° de administratie bereidt, rekening houdend met het advies van de adviescommissie, het ontwerp van beslissing voor en bezorgt het volledige dossier aan de minister;7° uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe beleidsperiode, bepaalt de minister, met toepassing van artikel 15bis, § 2, en artikel 16, § 3, van het decreet, de subsidie-enveloppe van de erkende beweging. § 4. Elke erkende beweging dient uiterlijk vóór 30 november van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe beleidsperiode, een beleidsplan en een financieel plan in.
De administratie deelt voor 1 maart van het eerste jaar van de beleidsperiode mee of het beleidsplan en het financieel plan aan de bepalingen, vermeld in artikel 49 van dit besluit, voldoen en conform de toegekende subsidie-enveloppe zijn opgemaakt. HOOFDSTUK III. - Evaluatie van sociaal-culturele bewegingen
Art. 19.§ 1. Jaarlijks bezorgt de gesubsidieerde beweging vóór 1 april van het lopende jaar aan de administratie het voortgangsrapport, de begroting voor het lopende kalenderjaar en het financiële verslag van het voorbije kalenderjaar. Nieuwe bewegingen dienen in het eerste jaar van de beleidsperiode alleen een jaarplan in.
Het voortgangsrapport geeft een stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan voor het lopende jaar.
In het voortgangsrapport verduidelijkt de beweging in een afzonderlijke rubriek hoe haar werking in het voorbije jaar en haar werking van het komende jaar zich verhouden ten aanzien van de door het decreet voorgeschreven beoordelingselementen.
Bewegingen die verplicht zijn hun economisch-financiële informatie voor te leggen aan een werknemersdelegatie, bezorgen vóór 1 juli van het lopende jaar een uittreksel uit de notulen en de agenda van de bijeenkomst van de algemene vergadering waarin de documenten goedgekeurd zijn. § 2. Voor de opmaak van de begroting en van het financiële verslag stelt de administratie standaardformulieren ter beschikking van de beweging. Die standaardformulieren zijn ook elektronisch beschikbaar voor de bewegingen. § 3. Bij het jaarlijkse financiële verslag van de beweging zijn een balanssituatie gevoegd en het verificatieverslag, opgesteld door een bedrijfsrevisor of een externe accountant die niet betrokken is bij de dagelijkse inhoudelijke, organisatorische of zakelijke werking van de beweging in kwestie. § 4. De sociaal-culturele beweging bezorgt de administratie ook een elektronische versie van het voortgangsrapport, het financiële verslag en de begroting.
Art. 19/1.§ 1. Op basis van het voortgangsrapport, het financiële verslag en de begroting onderzoekt de administratie jaarlijks of de sociaal-culturele beweging voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 15, § 1, en artikel 45, § 2, van het decreet, en of de sociaal-culturele beweging aldus haar subsidie en erkenning kan behouden. § 2. De minister kan beslissen de erkenning en de subsidiëring stop te zetten als de beweging niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, § 1 van het decreet of de subsidiëringsvoorwaarden, vermeld in artikel 15bis, § 1 van het decreet. § 3. De intrekking van de erkenning en de stopzetting van de subsidiëring gaat in op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de vaststelling van de feiten die aanleiding geven tot de beslissing. De beweging wordt onmiddellijk na de vaststelling van de feiten met een aangetekende brief op de hoogte gebracht van de feiten.
De beweging in kwestie krijgt de mogelijkheid om binnen tien werkdagen haar standpunt mee te delen met een aangetekende brief. Die termijn begint te lopen vanaf de derde werkdag na de dag van de verzending van de kennisgeving, waarbij de datum van de poststempel bepalend is. In het geval de kennisgeving de organisatie later dan drie dagen bereikt, begint de termijn te lopen vanaf de dag dat de kennisgeving de organisatie bereikt, op voorwaarde dat de organisatie dit kan bewijzen. Na verloop van deze termijn zal de administratie een advies opstellen over de eventuele intrekking van de erkenning en stopzetting van de subsidiëring.
De beweging wordt binnen een maand met een aangetekende brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister over de intrekking stopzetting van de subsidies.
Art. 20.§ 1. In de loop van de beleidsperiode brengt een visitatiecommissie een bezoek aan de erkende beweging.
Binnen drie maanden na dat bezoek bezorgt de administratie het visitatieverslag aan de beweging.
De beweging heeft de mogelijkheid om schriftelijk commentaar op de inhoud van het visitatieverslag te bezorgen aan de administratie. § 2. Het visitatieverslag en de controle van de voortgangsrapporten, begrotingen en financiële verslagen van de beleidsperiode in kwestie leiden tot een eindevaluatieverslag dat bezorgd wordt aan de beweging vóór 1 september van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode. De eindevaluatie resulteert in een positieve of negatieve uitspraak over de werking van de organisatie in de beleidsperiode als vermeld in artikel 42, derde lid, van het decreet. § 3. Als de beweging niet akkoord gaat met de inhoud van het eindevaluatieverslag, kan ze daartegen bezwaar aantekenen bij de administratie voor 15 september van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode.
De administratie behandelt het bezwaarschrift en deelt de beweging vóór 1 oktober van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode mee of ze al dan niet rekening houdt met de inhoud van het ingediende bezwaarschrift. Als de administratie geen rekening houdt met de inhoud van het ingediende bezwaarschrift, stuurt ze het volledige dossier naar de beroepscommissie, die vóór 1 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode een advies geeft aan de minister via de administratie. § 4. De administratie bezorgt het volledige dossier, met inbegrip van het visitatieverslag, het eindevaluatieverslag, het bezwaarschrift en het verslag van de beroepscommissie, aan de minister. De minister beslist vóór 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode over de voorbije werking van de beweging.".
Art. 2.In artikel 52 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "De sector stelt een lijst voor van mogelijke externe deskundigen per werksoort. De minister kan, na onderling overleg met de sector, wijzigingen aanbrengen aan de lijst. Uit de desgevallend aangepaste lijst maakt de minister een selectie van deskundigen".
Art. 3.Artikel 54 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 54.Er wordt een adviescommissie opgericht voor de behandeling van de erkennings- en subsidieaanvragen van de sociaal-culturele bewegingen. Voor de samenstelling van die adviescommissie stelt de administratie een lijst op met achttien namen. Uit die lijst benoemt de Vlaamse Regering een voorzitter, een ondervoorzitter en maximaal zeven leden. De leden van de adviescommissie worden prioritair voorgesteld als kandidaten voor de lijst van externe deskundigen, vermeld in artikel 52, derde lid.".
Art. 4.In artikel 59 van hetzelfde besluit wordt het getal "18" vervangen door het getal "20".
Art. 5.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 60.De subsidie wordt uitbetaald in twee voorschotten : het eerste in februari en het tweede in juni. Elk voorschot bedraagt 45 percent van de vastgestelde financiële enveloppe op jaarbasis. Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde kalenderjaar, na goedkeuring door de administratie van de in het voorbije jaar gedane uitgaven. Bij de berekening van het saldo wordt rekening gehouden met de uitgekeerde voorschotten. Als de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de verantwoorde subsidie, wordt het verschil in mindering gebracht op de voorschotten van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.".
Art. 6.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art 61. De jaarlijkse subsidie wordt verantwoord op basis van een dossier dat de federatie van organisaties voor volksontwikkelingswerk uiterlijk op 1 mei van het lopende jaar aan de administratie voorlegt en dat bestaat uit de volgende documenten : 1° de lijst van de erkende of gesubsidieerde organisaties die voldoen aan de verplichtingen die eigen zijn aan het lidmaatschap;2° de activiteitenplanning en de begroting voor het lopende kalenderjaar, goedgekeurd door de algemene vergadering; 3° een financieel en werkingsverslag over het voorbije jaar, goedgekeurd door de algemene vergadering.".
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 december 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE