gepubliceerd op 19 november 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de prestatietoelagen
5 OKTOBER 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de prestatietoelagen
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 16 december 1997, 17 februari 1998 en 23 juli 1998;
Gelet op het feit dat de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, het Instituut voor Natuurbehoud, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium het gevraagde advies niet hebben verleend binnen de gestelde termijn;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 mei 1999;
Gelet op het protocol nr. 114.294 van 3 februari 1999 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 4 mei 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 juli 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel II 27bis, § 1, van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 1998, worden de woorden « en uiterlijk tot en met 31 december 1998 » geschrapt.
Art. 2.In artikel VIII 76, § 2, van hetzelfde statuut wordt 2° opgeheven.
Art. 3.In artikel VIII 77 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De beslissing tot loopbaanvertraging wordt genomen door de directieraad vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar, bedoeld in artikel VIII 15;die beslissing heeft uitwerking op 1 juli van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar en heeft effect op de daaropvolgende twaalf maanden. » 2° in het tweede lid worden de woorden « noch tot loopbaanversnelling » geschrapt;3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « De ambtenaar wordt in kennis gesteld dat zijn evaluatie kan aanleiding geven tot loopbaanvertraging en wordt door de directieraad op zijn vraag gehoord vooraleer deze een beslissing neemt over de loopbaanvertraging.» 4° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt : « Van 1 juli tot 30 juni wordt voor elke maand een hele maand afgetrokken als de ambtenaar een onvoldoende heeft gekregen en wordt voor elke maand een halve maand afgetrokken als de ambtenaar een loopbaanvertraging heeft gekregen.»
Art. 4.In artikel VIII 78 van hetzelfde statuut wordt § 5 opgeheven.
Art. 5.Artikel VIII 83 en VIII 84 van hetzelfde statuut worden opgeheven.
Art. 6.In deel VIII, titel 9, hoofdstuk 4 van hetzelfde statuut wordt een artikel VIII 97bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 97bis. In afwijking van artikel VIII 77 worden, tot de aanwijzing van de afdelingshoofden, de bevoegdheden van de directieraad uitgeoefend door : 1° in de instellingen die worden geleid door een instellingshoofd : de directieraad zoals bedoeld in artikel II 27bis, exclusief de ambtenaren van het wetenschappelijk personeel;2° in de instellingen die bij ontstentenis van instellingshoofd worden geleid door een ambtenaar van het wetenschappelijk personeel : de functioneel bevoegde Vlaamse minister.»
Art. 7.In deel XIII, titel 3, van hetzelfde statuut wordt in titel 3 Toelagen, een hoofdstuk 4bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 4bis. Prestatietoelagen Afdeling 1. Managementstoelage
Art. XIII 58bis. Het instellingshoofd en de afdelingshoofden kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris als ze de concrete kortetermijndoelstellingen die hun bij het begin van de evaluatieperiode waren opgelegd, hebben bereikt en als uit hun functioneringsevaluatie blijkt dat ze tijdens de evaluatieperiode beter hebben gepresteerd dan normaal gezien kon worden verwacht van die functie.
Art. XIII 58ter. De Vlaamse regering voorziet jaarlijks per instelling een bedrag dat kan worden aangewend voor de managementstoelage.
Dat bedrag mag nooit hoger zijn dan de helft van het bedrag dat verkregen wordt indien alle betrokkenen de managementstoelage van 20 % zouden verkrijgen.
Het percentage aan managementstoelage wordt voor het instellingshoofd bepaald door de Vlaamse regering en voor het afdelingshoofd door de functioneel bevoegde Vlaamse minister, na advies van het instellingshoofd.
De toekenning van een managementstoelage is mogelijk tot 30 juni 2003.
Deze periode kan verlengd worden. Afdeling 2. Functioneringstoelage
Art. XIII 58quater. De personeelsleden die de concrete kortetermijndoelstellingen die hun bij het begin van de evaluatieperiode waren opgelegd, behaald hebben kunnen een functioneringstoelage krijgen van 0 tot 10% van hun salaris, met een minimum van 35.000 fr. à 100 %, wanneer uit hun functioneringsevaluatie blijkt dat ze tijdens de evaluatieperiode beter hebben gepresteerd dan normaal gezien kan worden verwacht van die functie. De personeelsleden die in aanmerking komen voor de managementstoelage, komen niet in aanmerking voor de functioneringstoelage.
Art. XIII 58quinquies, § 1. De Vlaamse regering voorziet jaarlijks per instelling een bedrag dat kan worden aangewend voor de functioneringstoelage. § 2. De directieraad beslist over de toekenning van de functioneringstoelage. Afdeling 3. Algemene bepalingen
Art. XIII 58sexies. Onder salaris, zoals bedoeld in artikel XIII 58bis en artikel XIII 58quater, wordt verstaan het geïndexeerd jaarsalaris, van toepassing in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.
Art. XIII 58septies. De managementstoelage en de functioneringstoelage worden uitbetaald vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar, bedoeld in artikel VIII 15. »
Art. 8.Aan deel XIII, titel 6 van hetzelfde statuut wordt een artikel XIII 116 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIII 116. In afwijking van artikel XIII 58quinquies, § 2, worden, tot de aanwijzing van de afdelingshoofden, de bevoegdheden van de directieraad uitgeoefend door : 1° in de instellingen die worden geleid door een instellingshoofd : de directieraad zoals bedoeld in artikel II 27bis, exclusief de ambtenaren van het wetenschappelijk personeel;2° in de instellingen die bij ontstentenis van instellingshoofd worden geleid door een ambtenaar van het wetenschappelijk personeel : de functioneel bevoegde Vlaamse minister.»
Art. 9.Aan artikel XIV 51 van hetzelfde statuut waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Het contractuele personeelslid kan volgens de voorwaarden die gelden voor de ambtenaar zoals bepaald in de artikelen XIII 58quater tot XIII 58septies, een functioneringstoelage krijgen als uit de beoordeling blijkt dat het personeelslid tijdens het beoordelingsjaar beter heeft gepresteerd dan normaal gezien van die functie kan worden verwacht. »
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van artikel 6, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1998.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 oktober 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS