gepubliceerd op 20 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel inzake de functioneringsevaluatie
2 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel inzake de functioneringsevaluatie
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, laatst gewijzigd op 17 juli 2000;
Gelet op het advies van de directieraad van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, gegeven op 10 november 2000;
Gelet op het feit dat het advies van de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Instituut voor Natuurbehoud, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium geacht wordt gegeven te zijn met toepassing van artikel I 6, derde lid, van het besluit van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 december 2000;
Gelet op het protocol nr. 154.439 van 25 oktober 2000 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 15 december 2000, betreffende de aanvraag tot advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel II 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt b) vervangen door wat volgt : « b) een stagiair kan instellen tegen een voorstel tot negatieve evaluatie van de stage, en de ambtenaar tegen de evaluatie onvoldoende, tegen een vormgebrek tijdens de evaluatieprocedure of tegen de beslissing tot loopbaanvertraging. »
Art. 2.In deel VIII van hetzelfde besluit wordt titel 2 De functioneringsevaluatie, bestaande uit artikel VIII 8 tot en met artikel VIII 27, vervangen door wat volgt : « TITEL 2. - De functioneringsevaluatie HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied, doel en basisbeginselen van de evaluatie Art. VIII 8. § 1. Elke ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd wordt met betrekking tot deze prestaties geëvalueerd. § 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. Met ingang van de planning 2001 kan in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de geëvalueerde de periode waarover geëvalueerd wordt op maximaal vijftien maanden worden gebracht. § 3. De evaluatie betreft het functioneren en de beroepsbekwaamheid van de geëvalueerde ambtenaar ten aanzien van een met de evaluatoren afgesproken planning.
De planning wordt schriftelijk vastgelegd en blijft geldig zolang ze niet wordt gewijzigd.
De planning moet worden overhandigd aan de geëvalueerde binnen één maand nadat ze werd opgesteld of gewijzigd. § 4. Het evaluatieverslag wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen drie maanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt. HOOFDSTUK 2. - De evaluatoren Art. VIII 9. § 1. Tenzij het anders bepaald is, worden de ambtenaren geëvalueerd door ten minste twee leidinggevenden, van wie de eerste evaluator rechtstreeks leiding geeft aan de geëvalueerde. De evaluator mag niet van een lagere rang zijn dan de geëvalueerde. § 2. Onder leidinggevende, bedoeld in § 1, wordt begrepen : het instellingshoofd en de afdelingshoofden, ten overstaan van de personeelsleden die onder hun gezag staan, en de ambtenaren of contractuele personeelsleden met hiërarchische bevoegdheid, die zijn aangewezen, om gezag uit te oefenen over een aantal personeelsleden.
Art. VIII 10. § 1. Het instellingshoofd wordt geëvalueerd door de Vlaamse regering op basis van een evaluatieverslag, opgemaakt door een externe evaluatie-instantie die daartoe door de Vlaamse regering is aangesteld. § 2. Ter voorbereiding van dit evaluatieverslag bevraagt deze externe evaluatie-instantie de personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaren hebben gepresteerd, en de ambtenaren van rang A2, die onder het gezag van de geëvalueerde staan. § 3. De ambtenaar van rang A2 wordt geëvalueerd door het instellingshoofd en de functioneel bevoegde Vlaamse minister. § 4. Met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001, wordt bij de evaluatie van de lijnmanagers eveneens rekening gehouden met de beschikbare informatie van personeelsleden die onder hun gezag staan. § 5. Onder lijnmanager, bedoeld in § 4, wordt begrepen : het instellingshoofd, het afdelingshoofd en de ambtenaar van rang A1 met een diensthoofdentoelage. HOOFDSTUK 3. - De procedure Art. VIII 11. De functioneringsevaluatie gebeurt na een evaluatiegesprek tussen de geëvalueerde en ten minste één evaluator.
Op verzoek van de geëvalueerde gebeurt het evaluatiegesprek met twee evaluatoren.
Indien de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de functioneringsevaluatie indien mogelijk mondeling of anders schriftelijk.
Indien de ambtenaar van niveau D of E hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.
Art. VIII 12. § 1. De functioneringsevaluatie wordt vastgelegd in een door de evaluatoren opgesteld beschrijvend evaluatieverslag dat geen einduitspraak over de geëvalueerde bevat, behalve indien de evaluatoren oordelen dat de ambtenaar over het algemeen onvoldoende heeft gepresteerd. § 2. Indien de twee evaluatoren geen consensus bereiken, bezorgen zij terzelfdertijd de aparte verslagen aan de geëvalueerde. De functioneringsevaluatie van de evaluator met de hoogste rang is doorslaggevend. Indien beide evaluatoren dezelfde rang hebben is de functioneringsevaluatie van de tweede evaluator doorslaggevend. § 3. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag. § 4. De geëvalueerde heeft het recht zijn persoonlijk evaluatiedossier te raadplegen.
Art. VIII 13. Alle personeelsleden of personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaar prestaties heeft verricht, kunnen via persoonlijke nota's gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van de ambtenaar vaststellen. De betrokken ambtenaar kan opmerkingen toevoegen. HOOFDSTUK 4. - Beroep tegen de evaluatie Art. VIII 14. § 1. Een ambtenaar van rang A2 en lager van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding onvoldoende of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen kan daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend. Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag.
De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever. § 2. De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven.
Het advies wordt terzelfdertijd verstuurd aan de verzoeker en aan de overheid die bevoegd is voor de definitieve beslissing. § 3. Het advies wordt vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing. Ze beslist binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is. § 4. De overheid die bevoegd is voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de evaluatie onvoldoende is de Vlaamse regering voor de ambtenaren van rang A2, de functioneel bevoegde Vlaamse minister voor de ambtenaren van rang A1 en de directieraad voor de ambtenaren van de niveaus B, C, D en E. De als evaluator betrokken ambtenaar of minister neemt in dit geval niet aan de beraadslaging deel.
In geval van een vormgebrek, kan de overheid die bevoegd is voor de definitieve beslissing, beslissen dat de evaluatie moet worden overgedaan.
Art. VIII 15. § 1. Het instellingshoofd van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding onvoldoende of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag. Het beroep is opschortend. § 2. De ambtenaar, bedoeld in § 1, heeft het recht om te worden gehoord door de Vlaamse regering en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever. § 3. De beslissing van de Vlaamse regering is bindend. De Vlaamse regering beslist binnen dertig kalenderdagen, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is. »
Art. 3.Aan artikel VIII 77 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel VIII 15" vervangen door de woorden "artikel VIII 8, § 2";2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : "De ambtenaar wordt ervan in kennis gesteld dat zijn evaluatie aanleiding kan geven tot loopbaanvertraging en hij wordt door de directieraad op zijn verzoek gehoord vooraleer deze beslissing wordt genomen.Tevens wordt hem schriftelijk meegedeeld op grond van welke motieven de loopbaanvertraging wordt voorgesteld. » ; 3° aan de bestaande tekst die § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.De ambtenaar kan tegen de beslissing tot loopbaanvertraging beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van de beslissing tot loopbaanvertraging. De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever. De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven. Het advies wordt terzelfdertijd verstuurd aan de verzoeker en aan de overheid die bevoegd is voor de definitieve beslissing.
Het dossier wordt vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing. Zij beslist binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
De functioneel bevoegde Vlaamse minister is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de loopbaanvertraging. »
Art. 4.In artikel VIII 89 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel VIII 15" vervangen door de woorden "artikel VIII 8, § 2".
Art. 5.Artikel VIII 90 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 6.In deel XIII, titel 3, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 4bis Prestatietoelagen, bestaande uit artikel XIII 58bis tot en met XIII 58septies, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 1999, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK 4bis. - Prestatietoelagen Afdeling 1. - De managementstoelage
Art. XIII 58bis. Het instellingshoofd en de afdelingshoofden kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 58sexies.
Art. XIII 58ter. § 1. Het percentage aan managementstoelage wordt voor het instellingshoofd bepaald door de Vlaamse regering en voor het afdelingshoofd door de functioneel bevoegde Vlaamse minister, na advies van het instellingshoofd. Afdeling 2. - Functioneringstoelage
Art. XIII 58quater. De ambtenaren kunnen een functioneringstoelage krijgen tot maximaal 15 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 58sexies.
In voorkomend geval bedraagt voor de ambtenaren van niveau D en E de functioneringstoelage minimaal 5 % van hun salaris.
De ambtenaren die in aanmerking komen voor een managementstoelage komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.
Art. XIII 58quinquies. De directieraad beslist over de toekenning van de functioneringstoelage. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. XIII 58sexies. § 1. Een managementstoelage kan worden toegekend indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gefunctioneerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
Een functioneringstoelage kan worden toegekend indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend gepresteerd heeft ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. § 2. Met salaris, zoals bedoeld in artikel XIII 58bis en XIII 58quater, wordt verstaan het geïndexeerde jaarsalaris, van toepassing in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het waarnemen van een hoger ambt.
Art. XIII 58septies. De managementstoelage en de functioneringstoelage worden uitbetaald voor 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar. »
Art. 7.Artikel XIV 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 14. Na de proeftijd wordt het contractuele personeelslid met een langere tewerkstellingsduur dan één jaar, jaarlijks beoordeeld, volgens dezelfde regeling als die welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar. Een ongunstige beoordeling kan leiden tot ontslag. »
Art. 8.Artikel XIV 15 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 9.In artikel XIV 51 van hetzelfde besluit wordt § 2, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 1999, vervangen door wat volgt : « § 2. Het contractuele personeelslid kan volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar, een functioneringstoelage krijgen, indien uit de beoordeling blijkt dat het uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. »
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001, met uitzonderig van artikel 2, wat betreft het daarin bedoeld artikel VIII 8, § 1, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1998.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS