Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 maart 2004
gepubliceerd op 14 mei 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035699
pub.
14/05/2004
prom.
05/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/05/2004035699/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op artikel 84quater, 1°, b) en c), ingevoegd bij het decreet van 12 juni 1991;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 7 januari 1992, 9 juni 1993, 16 mei 1995, 27 mei 1997, 9 maart 2001 en 21 maart 2003;

Gelet op het overleg dat, in toepassing van artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met de afgevaardigden van de inrichtende machten heeft plaats gehad op 8 oktober 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 oktober 2003;

Gelet op het advies nr 36.317/1 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De artikelen 7 tot en met 10ter van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 juni 1993, 27 mei 1997 en 9 maart 2001, worden vervangen door wat volgt : «

Art. 7.§ 1. De klassenraad beslist over de toekenning van de volgende studiebewijzen aan de regelmatige leerlingen : 1° het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs;2° het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer;3° het attest van verworven bekwaamheden. § 2. De in § 1 bedoelde klassenraad bestaat uit de directeur of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt, de coördinator en alle leraars die aan de betrokken leerling les geven, in voorkomend geval dus ook van de meewerkende instellingen; deze personen zijn ambtshalve stemgerechtigd. Met "meewerkende instellingen" worden de instellingen bedoeld waar de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs voor het organiseren van hun onderwijsaanbod kunnen mee samenwerken, zoals bepaald in artikel 67, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II. De klassenraad kan maar geldig vergaderen als al deze personen aanwezig zijn, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid of bewezen overmacht.

De voorzitter kan eventueel ook een lid van het technisch personeel van het begeleidend centrum voor leerlingenbegeleiding en deskundigen die al dan niet tot de betrokken onderwijsinstelling behoren, uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van de klassenraad; deze personen zijn ambtshalve raadgevend.

Art. 8.§ 1. De kwalificatiecommissie beslist over de toekenning van het kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs aan de regelmatige leerlingen. § 2. De in § 1 bedoelde kwalificatiecommissie bestaat uit de directeur of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt, uit de overige leden van de klassenraad en uit deskundigen in de te beoordelen beroepskwalificatie. Het aantal deskundigen mag dat van de overige leden van de klassenraad niet overschrijden. Deze deskundigen worden in de loop van het schooljaar aangesteld door de directeur of zijn afgevaardigde.

De kwalificatiecommissie kan maar geldig vergaderen als al deze personen aanwezig zijn, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid of bewezen overmacht.

Art. 9.Het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de volgende gecumuleerde voorwaarden : 1° met uitzondering van de eerste graad, ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben gevolgd;2° voor wat betreft de algemene vakken, in voldoende mate de doelstellingen hebben bereikt die zijn opgenomen in een leerplan dat voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs, conform de voor het voltijds secundair onderwijs vigerende reglementering, door de Vlaamse regering is goedgekeurd;3° hebben voldaan aan de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, vastgelegde beroepscompetenties;4° het geheel van de vakken in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en, eventueel, in een meewerkende instelling zoals bedoeld in artikel 7, § 2, hebben gevolgd;5° in elk van de in 1° bedoelde schooljaren, voorzover gevolgd in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, een deeltijdse alternerende werkplekervaring op contractuele basis hebben verworven die betrekking heeft op een ononderbroken periode van ten minste zes maanden binnen het schooljaar, behoudens overmacht;in voorkomend geval dient een nieuw contract te zijn gesloten dat ten minste de resterende periode van voormelde zes maanden heeft vervolledigd; 6° voldaan hebben voor een kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie, zoals bedoeld in artikel 8.

Art. 10.Het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de volgende gecumuleerde voorwaarden : 1° voldaan hebben aan de voorwaarden inzake de basiskennis van het bedrijfsbeheer, opgenomen in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;2° houder zijn van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs;3° na het in 2° bedoeld getuigschrift te hebben behaald, ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben gevolgd.

Art. 10bis.Het kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de volgende gecumuleerde voorwaarden : 1° ten minste twee schooljaren secundair onderwijs hebben gevolgd;2° voldaan hebben voor een kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie.

Art. 10ter.Het attest van verworven bekwaamheden wordt aan de regelmatige leerling toegekend onder de volgende voorwaarde : a) hetzij het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs hebben verlaten, al dan niet in de loop van het schooljaar, vooraleer tot de kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie te kunnen worden toegelaten;b) hetzij niet voldaan hebben voor de kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie.

Art. 10quater.§ 1. Voor wat de toekenning van de studiebewijzen bedoeld in artikel 7, § 1, 3°, en artikel 8, § 1, betreft, wordt onder "opleiding" verstaan, een kwalificatiegerichte beroepsopleiding.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de vaststelling van de lijst van de benamingen van de kwalificatiegerichte beroepsopleidingen. § 2. De beslissingen van de klassenraad over de toekenning van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs en het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer, respectievelijk de beslissingen van de kwalificatiecommissie over de toekenning van het kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, worden genomen per 30 juni van het betrokken schooljaar.

Deze beslissingen worden vastgelegd in een proces-verbaal dat eveneens op 30 juni wordt gedateerd, dat door de voorzitter en drie leden van de klassenraad respectievelijk de kwalificatiecommissie wordt ondertekend en dat gedurende dertig jaar in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt bewaard. § 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de vaststelling van de modellen van de studiebewijzen, bedoeld in de artikelen 7, § 1, en 8, § 1, met dien verstande dat : a) het model van het kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds beroepssecundair onderwijs de benaming van de opleiding vermeldt waarin dit getuigschrift wordt uitgereikt;b) het model van het attest van verworven bekwaamheden uitsluitend die stappen van de opleiding vermeldt die de leerling met vrucht heeft doorlopen.»

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^