Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 juli 2002
gepubliceerd op 19 november 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036425
pub.
19/11/2002
prom.
05/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/05/2002036425/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JULI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 maart 2002 houdende de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 maart 2002;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 33.283/3 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Decreet : het decreet van 22 maart 2002 houdende de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten;2° Steden : de grootsteden (Antwerpen, Gent), de regionale steden (Aalst, Brugge, Hasselt, Genk, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, en Turnhout), de provinciale steden (Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde en Waregem), de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) voor het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad;3° Minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Stedenbeleid.

Art. 2.Overeenkomstig het artikel 2 van het decreet van 22 maart 2002 kunnen ten laste van het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven uitgaven voor stadsvernieuwing worden aangerekend ten bedrage van 24.789.352, 64 EUR (vierentwintig miljoen zevenhonderd negenentachtigduizend driehonderd tweeënvijftig euro vierenzestig cent). HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten

Art. 3.De Vlaamse regering kan een subsidie verlenen aan de steden ter ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten. Die stadsvernieuwingsprojecten zijn innoverende projecten die een hefboomfunctie hebben voor het stadsdeel in kwestie en die de algemene leefkwaliteit ervan wezenlijk verhogen.

Art. 4.Enkel de steden kunnen stadsvernieuwingsprojecten indienen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 5.De ingediende projecten worden geëvalueerd door een multidisciplinaire jury, bestaande uit vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en externe experts. Die jury geeft de Vlaamse regering advies. Afdeling I. - Procedure

Art. 6.§ 1. De selectie van de projecten gebeurt in twee fasen. § 2. In een eerste fase, binnen de twee maanden na goedkeuring van dit besluit, dienen steden een conceptnota in waarin ze een mogelijk project voorstellen. De conceptnota moet minstens de volgende elementen bevatten : 1° de omschrijving van het project met vermelding van de verschillende functies en onderdelen ter verantwoording van het totaalkarakter en de multifunctionaliteit van het project; 2° de verantwoording van de strategische visie en de operationele invulling ervan (invulling van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, aanduiden van relatie met recente beleidsprestaties, koppeling aan de meerjarenplannen van de gemeenten..); 3° aantonen van het vernieuwend karakter en de hefboomfunctie van het project voor de buurt, wijk en/of de stad;4° de verantwoording van de gehele kwaliteit van het project aan de hand van de volgende criteria : a) de gebruikswaarde of de manier waarop het project inspeelt op de huidige en veranderende gebruikersbehoeften en de wijzigende omstandigheden in de buurt of de wijk;b) de belevingswaarde of de maatschappelijke en culturele betekenis die het project toevoegt aan de stad, de omgeving, de bouwheer en de gebruiker;c) de omgevingswaarde of de manier waarop het project een zinvolle wisselwerking aangaat met zijn omgeving;d) de duurzaamheid of de wijze waarop het project aandacht heeft voor lange termijnontwikkelingen zowel inzake bebouwde ruimte, erfgoed, economie, welzijn als milieu;f) de kwaliteit van het proces en de communicatie waarmee het ontwerp in samenwerking met alle betrokken partners opgezet wordt; 5° de cofinanciering door andere overheden (Europa, federaal,...) of aanvullende financiering door de Vlaamse overheid bij het geheel of onderdelen van het project; 6° de private inbreng in het project met opgave van betrokken privé-partner(s), de aard van de publiekprivate samenwerking die wordt nagestreefd, de wijze waarop financiële engagementen juridisch bindend worden gemaakt; 7° de inschatting van de realiseerbaarheid en de uitvoerbaarheid van het project met bijzondere aandacht voor fasering en timing, kwaliteitsmanagement (o.a. structuur en aanpak projectmanagement), de tijdige beschikbaarheid van de nodige vergunningen en een ruwe inschatting van de kostprijs; 8° de wijze waarop (potentiële) bewoners en/of gebruikers erbij betrokken (zullen) worden. § 3. Op basis van de ingediende conceptnota's wordt een eerste juryverslag opgemaakt dat volgende elementen bevat : 1° een omstandige omschrijving van de gehanteerde evaluatiemethode;2° een omstandige beoordeling van de verschillende projecten op de vermelde criteria;3° een voorstel van rangorde van de projecten;4° een voorstel van shortlist rekening houdend met het beschikbare krediet. Op basis van het juryverslag legt de Vlaamse regering de shortlist vast. § 4. In een tweede fase dienen steden voor de geselecteerde projecten uit de shortlist een gedetailleerd dossier in op basis waarvan de jury een voorstel van rangschikking opmaakt. Dat dossier bestaat uit de volgende documenten : 1° een door de gemeenteraad of de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie goedgekeurd project- en ontwikkelingsplan met een gedetailleerde kostenraming;2° een door de gemeenteraad of de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie goedgekeurde samenwerkingsovereenkomst tussen de stad, andere besturen en privé-partners, met opname van de samenwerkingsstructuur, de inbreng van de verschillende partners, de afdwingbaarheid van de genomen engagementen;3° een overzicht van de nodige vergunningen om het project te realiseren binnen een vast te leggen tijdsbestek. § 5. Op basis van de ingediende dossiers wordt een tweede juryverslag opgemaakt dat de volgende elementen bevat : 1° een omstandige omschrijving van de gehanteerde evaluatiemethode;2° een omstandige beoordeling van de verschillende projecten op de vermelde criteria;3° een rangorde van de ingediende projecten;4° een voorstel van subsidietoewijzing aan de projecten. § 6. De rangschikking en de voorstellen van subsidiëring worden ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. Afdeling II. - Samenstelling van de jury

Art. 7.§ 1. De jury bestaat uit 13 stemgerechtigde leden en is samengesteld als volgt : 1° André Loeckx, hoogleraar Architectuur, departementsvoorzitter Departement Architectuur Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening, K.U.Leuven, voorzitter; 2° Anne Malliet, team Vlaamse Bouwmeester;3° Filip De Rynck, hoogleraar Bestuurskunde Hogeschool Gent en Universiteit Antwerpen;4° Willy Miermans, docent Hogeschool voor Verkeerskunde Diepenbeek, Provinciale Hogeschool Limburg-Architectuur en Katholieke Hogeschool Limburg-ABK;5° Eric Van Hooydonk, hoofddocent Universiteit Antwerpen, advocaat;6° Charles Vermeersch, ere-professor Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening;7° Adriaan Geuze, landschapsarchitect van Rotterdam;8° Eric Coryn, hoogleraar Vrije Universiteit Brussel;9° Jan Vranken, gewoon hoogleraar, Universiteit Antwerpen; 10° Francis De Braekeleer, directeur Confederatie van Immobiliënberoepen van België - Vlaamse Gemeenschap v.z.w.; 11° Wim Vanhaverbeke, hoofddocent LUC en TU Eindhoven;12° Marie De Bie, hoogleraar Universiteit Gent;13° Guido De Brabander, hoogleraar Universiteit Antwerpen;14° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor het stedenbeleid, als waarnemer. § 2. Het secretariaat van de jury wordt verzorgd door het projectteam Stedenbeleid, Markiesgebouw, Markiesstraat 1, in 1000 Brussel. § 3. Het projectteam Stedenbeleid wint, in voorbereiding van de jurering, voor alle ingediende projecten het advies in van alle administraties in kwestie. § 4. Om geldig te kunnen beraadslagen, moet minstens twee derde van de stemgerechtigde juryleden aanwezig zijn. § 5. De minister bepaalt de vergoeding van de juryleden die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse regering.

Art. 8.§ 1. De Vlaamse regering beslist over de definitieve goedkeuring van de projecten en stelt de verdeling van de subsidies over de projecten vast. § 2. Binnen 20 werkdagen na die goedkeuring worden de vereiste kredieten vastgelegd op basis van de goedgekeurde raming.

Art. 9.De door de Vlaamse regering goedgekeurde projecten monden uit in overeenkomsten tussen de Vlaamse regering en de stad, waarbij de Vlaamse regering zich ertoe verbindt om subsidies te verlenen mits aan de voorwaarden is voldaan.

Art. 10.Het totale investeringsbudget van het project bedraagt minstens 3 miljoen euro. De tegemoetkoming van de Vlaamse overheid in het kader van dit decreet bedraagt maximaal 5 miljoen euro. De subsidie heeft enkel betrekking op het publieke aandeel van het project.

Art. 11.Het subsidiebedrag wordt gestort op de rekening van de stad.

Art. 12.De subsidie wordt als volgt uitbetaald : 1° een eerste schijf van 30 % van de subsidie na de vastlegging, bedoeld in artikel 8;2° een tweede schijf van 30 % van de subsidie wanneer uit de ingediende facturen blijkt dat de stad 30 % van haar aandeel betaald heeft;3° een derde schijf van 30 % van de subsidie wanneer uit de ingediende facturen blijkt dat de stad 60 % van haar aandeel betaald heeft;4° het saldo van de subsidie wanneer uit de ingediende facturen blijkt dat de stad haar volledige aandeel betaald heeft. HOOFDSTUK III. - Toezicht

Art. 13.Voor elke subsidie die de stad ontvangt, dient ze een verslag in. In het verslag moet de stad aantonen wat de vooruitgang van het project is, zowel administratief, financieel als inhoudelijk. Uit het verslag moet eveneens blijken dat de voorschotten enkel werden aangewend voor de realisatie van de doelstellingen die in het project geformuleerd zijn.

Dit verslag wordt ingediend bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, projectteam Stedenbeleid, Markiesgebouw, Markiesstraat 1, in 1000 Brussel.

Art. 14.De door de Vlaamse regering gemachtigde ambtenaren kunnen bij de steden controles uitvoeren met betrekking tot de behaalde resultaten. Het tijdstip van de controle hoeft niet vooraf aangekondigd te worden aan het bestuur in kwestie. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 5 juli 2002

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Stedenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 juli 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

^