Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 mei 1999
gepubliceerd op 24 juli 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de goedkeuring en de subsidiëring van projecten in het kader van het experiment arbeidszorg voor personen met een handicap

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035923
pub.
24/07/1999
prom.
04/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/04/1999035923/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de goedkeuring en de subsidiëring van projecten in het kader van het experiment arbeidszorg voor personen met een handicap


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op hoofdstuk VI en op de artikelen 53, 55 en 59, tweede lid;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 23 februari 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 mei 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er onverwijld maatregelen moeten worden genomen om bepaalde categorieën personen met een handicap een zinvolle arbeidsmatige activiteit te verschaffen zonder ze daarom in een semi-residentiële of residentiële voorziening op te nemen of tewerk te stellen in het beschutte arbeidscircuit;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap;2° de gebruiker : de persoon met een handicap die bij het Fonds ingeschreven is en die over een zorgtoewijzing beschikt betreffende beschermd wonen of opname in een semi-residentiële of residentiële voorziening voor niet-werkenden, doch noch in een dergelijke voorziening opgenomen is, noch in een beschutte werkplaats tewerkgesteld is.De personen die deeltijds gebruik maken van een dagcentrum worden eveneens als gebruiker erkend; 3° arbeidszorgactiviteit : de arbeidsmatige prestatie die door de gebruiker vrijwillig en op zijn vraag wordt geleverd, die optimaal is aangepast aan zijn voorkeur en aan zijn arbeidsmogelijkheden en die reële kansen biedt tot sociale interactie en participatie in de samenleving;4° arbeidszorg : het individueel begeleidingsproces dat beoogt de sociale integratie van de gebruiker te verbeteren via het organiseren van arbeidszorgactiviteiten;5° de voorziening : de organisatie die door het Fonds is erkend als tehuis voor niet-werkenden of als dagcentrum voor de opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;6° het project : de werkvorm opgezet door een voorziening, al dan niet in samenwerking met andere organisaties; 7° arbeidszorgpakket : de werkingseenheid die 5.600 arbeidszorguren omvat die door minstens acht gebruikers worden gepresteerd in één kalenderjaar; 8° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.

Art. 2.Binnen de perken van de middelen die hiervoor op de begroting zijn voorzien, kan het Fonds bij wijze van experiment projecten goedkeuren die worden gesubsidieerd met het oog op de uitvoering van arbeidszorg. HOOFDSTUK II. - Goedkeuring

Art. 3.§ 1. Een aanvraag tot goedkeuring en subsidiëring van het project wordt bij het Fonds ingediend door de voorziening bedoeld in artikel 1, 5°, en omvat minstens de volgende elementen die tevens de basis vormen voor de beoordeling en de selectie van de aanvragen : 1° de identificatie van de voorziening en de eventuele partners waarmee de voorziening samenwerkt;2° de visie van het project over de doelstellingen en werkingsprincipes van het experiment arbeidszorg voor de doelgroep, waarbij wordt aangetoond dat deze visie wordt ondersteund door de praktijkervaringen van het project met meerdere cases;3° een lijst van alle personen met een handicap die op datum van de aanvraag door het project begeleid worden in het kader van arbeidszorg, waarbij wordt opgegeven voor welke bijstandsvormen binnen het Fonds : a) de persoon beschikt over een principiële beslissing van het Fonds;b) de persoon beschikt over een beslissing inzake tenlasteneming door het Fonds;c) een beslissing inzake tenlasteneming effectief werd uitgevoerd of in uitvoering is;4° een projectvoorstel inzake het op te zetten experiment dat minstens de volgende elementen omvat : a) het aantal in artikel 1, 7°, bedoelde arbeidszorgpakketten waarvoor de goedkeuring en de subsidiëring worden gevraagd, waarbij een project minstens één volledig arbeidszorgpakket omvat en de daaropvolgende pakketten gefractioneerd kunnen worden aangevraagd;b) de raming van het minimum en maximum aantal deelnemers dat in één kalenderjaar het totaal van de gevraagde arbeidszorguren zal realiseren;c) de geplande inspanningen inzake individualisering van de arbeidszorgactiviteiten;d) een beschrijving van de concrete begeleidingsmethoden die experimenteel zullen worden ontwikkeld en toegepast;e) de planning inzake samenwerking met externe organisaties, in het bijzonder met de door het Fonds erkende Diensten voor Arbeidstrajectbegeleiding, overheidsinstanties en personen, met het oog op de afstemming van arbeidszorg op werkvormen en wettelijke bepalingen die voor de doelgroep reeds van toepassing zijn in het continuüm van dagopvang tot arbeid in het reguliere arbeidscircuit;f) de wijze waarop zal worden gegarandeerd dat de gebruiker in regel blijft met alle wettelijke bepalingen zoals bedoeld in artikel 4, 9°;5° een geschreven samenwerkingsovereenkomst in geval de voorziening in het project samenwerkt met andere organisaties;6° een projectbegroting, met een overzicht van alle geraamde kosten en voorziene inkomsten; § 2. De minister bepaalt welke bewijsstukken ter staving bij de aanvraag moeten worden gevoegd. § 3. Het project wordt goedgekeurd voor uitvoering van minstens één volledig arbeidszorgpakket. Bijkomende arbeidszorgpakketten kunnen gefractioneerd worden goedgekeurd. § 4. Na advies van een deskundigencommissie keurt het Fonds de projecten goed en kent de subsidie, zoals bedoeld in hoofdstuk III, toe. In het advies wordt rekening gehouden met de bepalingen in hoofdstuk II, met een evenwichtige geografische spreiding, en met een doelmatige verdeling van het aantal arbeidszorgpakketten. De deskundigencommissie bestaat uit minstens vijf en maximaal zeven leden. De minister bepaalt de samenstelling ervan.

Art. 4.De aanvrager verbindt er zich toe : 1° geen financiële bijdrage te vragen aan de gebruikers;2° een verzekering af te sluiten die de gebruikers verzekert inzake arbeidsongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid;3° per deelnemer een individueel dossier bij te houden dat minstens de registratie bevat van de ondernomen begeleidingsacties, de opeenvolgende arbeidszorgactiviteiten, alle gepresteerde arbeidszorguren; 4° het in artikel 1, 7°, bedoelde arbeidszorgpakket van 5.600 arbeidszorguren aan te wenden voor de arbeidszorg van acht of meer gebruikers; 5° op vraag van het Fonds alle gevraagde inlichtingen over de werking te verschaffen;6° jaarlijks uiterlijk op 1 april aan het Fonds een werkingsverslag over het voorbije werkingsjaar over te maken, waarvan het model door het Fonds kan worden vastgesteld;7° een projectboekhouding te voeren overeenkomstig de richtlijnen die door het Fonds worden vastgesteld;8° zich te onderwerpen aan de controle zoals omschreven in hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;9° erover te waken dat de gebruikers in regel zijn met alle bepalingen van de arbeids- en sociale zekerheidswetgeving die voor hen van toepassing zijn, en hiertoe de nodige contacten te leggen met de bevoegde diensten, inzonderheid de inspectie van de sociale wetten, de adviserend geneesheren van het RIZIV en de werkloosheidsuitkeringsdiensten.

Art. 5.Het Fonds bepaalt de wijze waarop klachten omtrent de werking van het project behandeld worden. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring

Art. 6.§ 1. Per goedgekeurd en volledig gerealiseerd arbeidszorgpakket ontvangt het project een subsidie van 1.700.000 BF. Wanneer een project is goedgekeurd voor een gefractioneerd arbeidszorgpakket, of wanneer een arbeidszorgpakket niet volledig is gerealiseerd, wordt de subsidie toegekend in verhouding tot het effectief gepresteerde aantal arbeidszorguren. § 2. Het Fonds betaalt de subsidie uit aan de voorziening bedoeld in artikel 1, 5°. § 3. Minimum 80 procent van de subsidie die wordt bedoeld in § 1 wordt besteed aan de personeelskosten voor het begeleidend personeel.

Art. 7.§ 1. Aan de voorziening wordt voor het verstrijken van de maand die volgt op de datum van de goedkeuring van het project, door het Fonds een voorschot uitbetaald van 90 % van de in artikel 6, 1°, bedoelde subsidie.

Het saldo van de toegekende subsidie wordt uitgekeerd na voorlegging aan het Fonds van het werkingsverslag dat wordt bedoeld in artikel 4, 6°, en de rekeningen, en als uit de door het Fonds goedgekeurde rekeningen blijkt dat het saldo verschuldigd is.

Het Fonds kan teveel uitbetaalde voorschotten bij de voorziening terugvorderen wanneer onvoldoende arbeidszorguren werden gerealiseerd. § 2. Voor projecten die in de loop van een werkingsjaar erkend worden, worden de subsidies die bedoeld worden in dit hoofdstuk, slechts uitgekeerd in verhouding tot de periode van hun erkenning in het lopende kalenderjaar. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Het besluit houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2000.

Art. 9.De Vlaamse minister bevoegd voor de Bijstand aan Personen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 mei 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^