gepubliceerd op 01 juli 2004
Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur
4 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, inzonderheid op artikel 22;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot aanwijzing van een ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als beroepsinstantie voor de Vlaamse overheid inzake de passieve openbaarheid van bestuur;
Gelet op het advies 36.571/3 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2004;
Op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering, de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Samenstelling
Artikel 1.De beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur, genoemd in artikel 22 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, is samengesteld uit vier leden onder wie een voorzitter. Elk lid heeft een plaatsvervanger.
De leden en hun plaatsvervangers hebben minstens 2 jaar nuttige juridische ervaring opgedaan.
Art. 2.§ 1. De leden en hun plaatsvervangers worden als volgt benoemd onder de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap : 1° een lid, tevens voorzitter, en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister-president;2° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden;3° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor het Leefmilieu;4° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening. § 2. De leden en hun plaatsvervangers worden door hun bevoegde minister benoemd voor een telkens verlengbare termijn van vijf jaar.
Art. 3.Het is de leden van de beroepsinstantie verboden tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging over zaken waarbij zij vóór of na hun benoeming, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad rechtstreeks een persoonlijk belang hebben.
Het is de leden van de beroepsinstantie tevens verboden tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging over zaken wanneer zij rechtsreeks betrokken zijn geweest bij het nemen van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
Art. 4.De benoemende minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan het mandaat van een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie.
Bovendien kan de benoemende minister ambtshalve en na het lid gehoord te hebben een einde maken aan het mandaat van een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie in de volgende gevallen : 1° als de betrokkene tekort komt in de opdrachten van de beroepsinstantie;2° als de betrokkene het vertrouwelijk karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt;3° als de betrokkene het verbod, bedoeld in artikel 3, miskent.
Art. 5.Indien een lid verhinderd of afwezig is, wordt het lid vervangen door zijn plaatsvervanger.
Een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie, dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, zet diens mandaat voort tot het einde van de aanvankelijk vooropgestelde termijn. HOOFDSTUK II. - Opdracht
Art. 6.De beroepsinstantie oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikeln 23 tot en met 27 van het decreet 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 7.Het secretariaat van de beroepsinstantie is gevestigd bij de administratie Kanselarij en Voorlichting van het departement Coördinatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Alle briefwisseling en communicatie met de beroepsinstantie wordt gericht aan het adres van het secretariaat.
Art. 8.Enkel de leden van de beroepsinstantie of hun plaatsvervangers, indien deze eersten verhinderd zijn, zijn stemgerechtigd.
De beroepsinstantie kan enkel geldig beraadslagen en stemmen als ten minste drie leden, onder wie de voorzitter, of hun plaatsvervangers aanwezig zijn. De beslissingen worden genomen bij meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger beslissend.
Art. 9.De voorzitter of zijn plaatsvervanger ondertekent namens de beroepsinstantie alle briefwisseling en de beslissingen. Hij kan die taak indien nodig delegeren aan ambtenaren van het secretariaat.
Art. 10.De vergaderingen van de beroepsinstantie zijn niet openbaar.
Onder vergaderingen wordt verstaan zowel de beraadslagingen als de vergaderingen waarop partijen of deskundigen worden gehoord.
Bij de beraadslagingen zijn enkel de leden of hun plaatsvervangers aanwezig.
De beraadslagingen van de beroepsinstantie en alle informatie die verkregen wordt in het kader van de werking van de beroepsinstantie zijn vertrouwelijk.
De vertrouwelijkheid geldt ook voor het secretariaat, de betrokken partijen en de deskundigen die eventueel gehoord worden en de personeelsleden van de instantie die om inlichtingen verzocht worden.
De beslissingen van de beroepsinstantie zijn met redenen omkleed en worden genomen binnen de termijnen, bepaald in artikel 24, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
De beslissingen van de beroepsinstantie zijn openbaar.
Art. 11.De beroepsinstantie stelt binnen de maand na haar installatie een huishoudelijk reglement vast. Dit reglement wordt eenparig aangenomen door de leden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
Art. 13.Het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot aanwijzing van een ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als beroepsinstantie voor de Vlaamse overheid inzake de passieve openbaarheid van bestuur wordt opgeheven.
Art. 14.De minister-president van de Vlaamse regering, de minister bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, de minister bevoegd voor het leefmilieu en de minister bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 juni 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER