Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 april 2003
gepubliceerd op 02 juni 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques en tot oprichting van de Raad van Advies en Consultancy

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035546
pub.
02/06/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003035546/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques en tot oprichting van de Raad van Advies en Consultancy


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op artikel 6, 4°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het van het grootste belang is voor het welslagen van de maatregel van de adviescheques dat de Raad van Advies en Consultancy zo snel mogelijk wordt samengesteld; dat de adviesinstanties die momenteel niet over een ISO- of Q*for-certificaat beschikken, zoals vastgesteld in artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 27 februari 2003 betreffende adviescheques, en die toch in het systeem willen meestappen, daarvoor immers erkend moeten worden door de Raad van Advies en Consultancy;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 april 2003;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Oprichting en bevoegdheid van de Raad van Advies en Consultancy

Artikel 1.Ter uitvoering van artikel 1, 15°, van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviescheques van 14 februari 2003 wordt een Raad van Advies en Consultancy opgericht, hierna de Raad te noemen.

Art. 2.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, hierna de minister te noemen, is, in afwijking van artikel 1, 15° en van artikel 8 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques, bevoegd om adviesinstanties in het kader van de Vlaamse adviescheques te erkennen. De erkenning gebeurt op basis van de ondertekende deontologische code « Vlaamse Adviescheques » en : 1° een kwaliteitscertificaat dat de kwaliteit inzake de dienstverlening van de adviesverstrekking garandeert.Dat kwaliteitscertificaat is : a) een ISO-certificaat, uitgereikt door een geaccrediteerde certificeringsinstelling;b) een Q*for-certificaat;2° een erkenning door het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen van externe bedrijfsadviseurs in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 1997 betreffende het toekennen van een financiële tegemoetkoming ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs en betreffende de erkenning van die bedrijfsadviseurs. § 2. De minister beslist tevens over de verlenging van de in § 1 vermelde erkenningen. § 3. De Raad onderzoekt en beslist welke andere certificaten, kwaliteitslabels en erkenningsnotificaties, dan die welke vermeld worden in artikel 2, § 1, eveneens in aanmerking komen voor een erkenning als adviesinstantie. Zodra die beslissing is genomen, is de minister bevoegd om op te treden overeenkomstig § 1 en § 2.

Art. 3.De Raad stelt een minimale lijst van beoordelingscriteria op waaraan de certificaten, vermeld in artikel 2, § 3, moeten voldoen.

Art. 4.De minister neemt akte van het verzoek van een erkende adviesinstantie inzake de stopzetting van zijn erkenning.

Art. 5.§ 1. De minister kan de erkenning van een adviesinstantie op ieder moment van de erkenningstermijn schorsen, intrekken of nietig verklaren. Dat kan in geval van misbruik van de erkenning, op basis van klachten of onregelmatigheden, vastgesteld tijdens deze periode, of als de adviesinstantie de deontologische code « Vlaamse Adviescheques » niet naleeft. § 2. De minister neemt kennis van klachten in verband met de werking van een erkende adviesinstantie. Hij onderzoekt deze klachten op hun ontvankelijkheid en kan bemiddelen tussen de aanklager en de adviesinstantie, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in § 1.

Art. 6.De Raad neemt kennis van het beroep van een adviesinstantie met betrekking tot zijn weigering tot erkenning in het kader van de Vlaamse adviescheques. Hij beslist of het beroepschrift ontvankelijk is. De Raad neemt binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het beroepschrift een gemotiveerde beslissing en brengt de adviesinstantie hiervan schriftelijk op de hoogte.

Art. 7.De Raad verleent zijn medewerking aan de evaluatie van de maatregel adviescheques voor het onderdeel erkenning. Hij kan voorstellen tot bijsturing van de erkenningsprocedure formuleren. HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de Raad

Art. 8.§ 1. De Raad bestaat uit zes leden en evenveel plaatsvervangers. § 2. De stemgerechtigde leden zijn : 1° drie experts-academici : deze leden van de Raad worden aangewezen vanwege hun bijzondere deskundigheid in en hun vertrouwdheid met kwaliteitscertificering inzake dienstverlening op het vlak van adviesverstrekking;2° twee leden van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, waarvan één lid de werkgeversorganisaties en één lid de werknemersorganisaties vertegenwoordigt. § 3. Als raadgevend lid treedt één ambtenaar van de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op, tevens de vertegenwoordiger van de minister. § 4. De minister benoemt de voorzitter en twee ondervoorzitters uit de stemgerechtigde leden, vermeld in § 2, 1°. § 5. Bij afwezigheid van de voorzitter en zijn plaatsvervanger nemen de ondervoorzitters van de Raad elk om de beurt het voorzitterschap van de vergaderingen waar, te beginnen met de oudste.

Art. 9.De minister werkt een oproepprocedure uit voor de leden, vermeld in artikel 8, § 1, 1° en 2°, en beslist wie in de Raad zal zitten. De leden van de Raad mogen geen enkele familiale binding in de eerste graad, noch enige juridische of economische binding hebben met een certificeringsinstantie.

Art. 10.§ 1. De duur van het mandaat van de leden bedraagt zes jaar en eindigt van rechtswege bij het verstrijken van die termijn. Het mandaat eindigt eveneens : 1° in geval van ontslagneming door het betrokken lid;2° als een lid niet langer deel uitmaakt van de organisatie die hij vertegenwoordigt;3° in geval van ambthalve ontslag door de minister. § 2. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die dit mandaat voltooit. Voor dit lid wordt in een nieuwe plaatsvervanger voorzien. § 3. Elk lid van de Raad dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid van wie het mandaat voortijdig werd beëindigd, zet dit mandaat voort tot het einde van de initieel vastgestelde termijn. §4. Bij het beëindigen van het mandaat van de Raad kan de bevoegde minister een nieuwe Raad samenstellen op dezelfde wijze als de initiële Raad, zolang als het systeem van de adviescheques operationeel is. HOOFDSTUK III. - Werking van de Raad

Art. 11.§ 1. De afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de administratie Economie neemt het secretariaat waar van de Raad. § 2. Het secretariaat heeft als taak de werkzaamheden van de Raad te organiseren, te coördineren en voor te bereiden, alsook de beslissingen van de Raad uit te voeren en van iedere vergadering een verslag op te maken. § 3. Beslissingen inzake erkenningen van adviesinstanties moeten door het secretariaat binnen vijftien werkdagen uitgevoerd worden.

Art. 12.De Raad komt samen bij de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid.

Art. 13.§ 1. De Raad komt minstens eenmaal per maand in plenaire zitting samen. Hij kan daarenboven worden samengeroepen telkens als de minister of zijn vertegenwoordiger in de Raad het nodig acht of als hierom verzocht wordt door ten minste een derde van de leden van de Raad. § 2. Het secretariaat roept de Raad bijeen ten minste vijf volle werkdagen voor de vergadering met een uitnodigingsbrief en vermeldt de dag en het uur. De uitnodiging, agenda en bijlagen met betrekking tot iedere vergadering worden gestuurd naar de effectieve en plaatsvervangende leden. Bij de uitnodiging wordt zo nodig een lijst gevoegd van de adviesinstanties die een erkenningsaanvraag hebben ingediend, en een kopie van de certificaten, bedoeld in artikel 2, § 3. § 3. Als een lid van de Raad niet aanwezig kan zijn op de vergadering, roept hij op eigen initiatief zijn plaatsvervanger op.

Art. 14.§ 1. De Raad kan alleen geldig beraadslagen als ten minste de helft plus één van de leden aanwezig is. § 2. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Er kan niet gestemd worden bij volmacht. § 3. De leden, die een familiale binding in de eerste graad, een juridische of een economische binding hebben met een adviesinstantie, moeten zich van de beraadslaging en de stemming onthouden. § 4. De Raad stelt, als hij dat nodig acht voor zijn werking, binnen een maand na de installatie een huishoudelijk reglement op. Het huishoudelijk reglement wordt meegedeeld aan de minister. § 5. De voorzitter en de leden van de Raad worden vergoed conform artikel 3, § 1, punt a, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van Vlaamse regering betreffende adviescheques van 14 februari 2003

Art. 15.Art. 6, § 1 van het besluit van Vlaamse regering betreffende adviescheques van 14 februari 2003 wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6.§ 1. Enkel adviezen betreffende sectoren die worden vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor subsidiëring in aanmerking. »

Art. 16.Art. 17, § 2 van het besluit van Vlaamse regering betreffende adviescheques van 14 februari 2003 wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 17.§ 2. De factuur wordt opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan een bestemd voor de onderneming, en een voor de uitgever. Op een bijgevoegd afgifteborderel, verstrekt door de uitgever, worden het reserveringsnummer toegekend door uitgever, het factuurnummer en het aantal adviescheques vermeld die ter betaling werden ontvangen. » HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 5 maart 2003.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 april 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^