gepubliceerd op 27 september 2005
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de aanstelling en de subsidiëring van de Vlaamse Ouderenraad
2 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de aanstelling en de subsidiëring van de Vlaamse Ouderenraad
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen, inzonderheid op artikel 7 en 8 en op artikel 11, vervangen bij het decreet van 22 december 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2005;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 20 juli 2005;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;2° decreet : het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen;3° Vlaamse Ouderenraad : de Ouderenraad voor de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 7 van het decreet;4° oudere : een persoon vanaf 60 jaar. HOOFDSTUK II. - Aanstelling van de Vlaamse Ouderenraad
Art. 2.De Vlaamse Regering stelt een Vlaamse Ouderenraad aan, mits ze voldoet aan artikel 7 van het decreet en aan dit besluit. Ze bepaalt de duur van de aanstelling. HOOFDSTUK III. - Opdracht, samenstelling, werking en subsidiëring van de Vlaamse Ouderenraad Afdeling I. - Opdracht van de Vlaamse Ouderenraad
Art. 3.§ 1. De Vlaamse Ouderenraad heeft als algemene hoofdopdracht het verlenen van advies, vermeld in artikel 7, § 2 en § 3, van het decreet, op eigen initiatief, op verzoek van de Vlaamse Regering of van het Vlaams Parlement, over alle aangelegenheden die ouderen betreffen.
Daarnaast brengt de Vlaamse Ouderenraad ook advies uit op verzoek van de strategische adviesraad die bevoegd is voor het beleidsdomein welzijn, volksgezondheid en gezin.
Naast de adviesverlening zijn de andere opdrachten van de Vlaamse Ouderenraad : 1° informatieverstrekking;2° sensibilisering;3° signaalfunctie 4° onderzoek naar de behoeften van ouderen. § 2. Voor het vervullen van zijn opdracht betrekt de Vlaamse Ouderenraad, via commissies en werkgroepen, een zo ruim mogelijke groep ouderen en organisaties bij zijn werking. Hij werkt bij het opstellen van adviezen samen met relevante deskundigen uit de diverse beleidsdomeinen waarop het ouderenbeleid betrekking heeft. Afdeling II. - Samenstelling van de Vlaamse Ouderenraad
Art. 4.§ 1. De Vlaamse Ouderenraad is representatief voor de Vlaamse ouderenbevolking. De Vlaamse Ouderenraad is pluralistisch samengesteld. Het totale aantal leden van zowel de algemene vergadering als de raad van bestuur bestaat uit minstens 60 % ouderen en ten hooste 2/3 van het totale aantal leden is van hetzelfde geslacht. § 2. Met behoud van de toepassing van § 1 bestaat de algemene vergadering van de Vlaamse Ouderenraad uit de volgende leden : 1° effectieve leden : a) 26 vertegenwoordigers van representatieve, door de Vlaamse overheid erkende en in minstens drie Vlaamse provincies aanwezige ouderenorganisaties met rechtstreeks lidmaatschap;b) tien vertegenwoordigers van representatieve, door de Vlaamse overheid erkende en in minstens drie Vlaamse provincies aanwezige ouderenorganisaties met onrechtstreeks lidmaatschap;c) vier ouderen met specifieke deskundigheid of ervaring;2° raadgevers uit organisaties die met of voor ouderen werken;3° een vertegenwoordiger met raadgevende stem van de provinciale besturen;4° een vertegenwoordiger met raadgevende stem van de lokale besturen. De verenigingen van specifieke doelgroepen, onder voorbehoud van een controle van hun representativiteit, kunnen een schriftelijke aanvraag indienen bij de Vlaamse Ouderenraad om deel te nemen aan de vergaderingen van de Vlaamse Ouderenraad. De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de vertegenwoordiging van doelgroepen in de algemene vergadering.
Alleen de effectieve leden hebben stemrecht in de algemene vergadering. Voor elk lid van de algemene vergadering is er een plaatsvervangend lid. De criteria van lidmaatschap worden in het huishoudelijk reglement nader omschreven. § 3. De algemene vergadering verkiest uit de effectieve leden van de algemene vergadering een voorzitter en een raad van bestuur, die bestaat uit ten minste 60 % ouderen De raad van bestuur bestaat uit twintig leden, de voorzitter niet inbegrepen. De samenstelling van de raad van bestuur is evenredig met de samenstelling (effectieve leden) van de algemene vergadering. § 4. De raad van bestuur organiseert autonoom zijn werkzaamheden en stelt daartoe een huishoudelijk reglement op. Hij bezorgt een kopie van dat reglement en van elke wijziging ervan aan de minister, die hieraan zijn goedkeuring verleent. Afdeling III. - Werking van de Vlaamse Ouderenraad
Art. 5.§ 1. Om zijn adviesopdracht uit te voeren, bereidt de Vlaamse Ouderenraad de inspraak en de participatie van ouderen in het beleid voor door het betrekken van een ruime groep ouderen en deskundigen in : 1° commissies over relevante beleidsdomeinen voor ouderen, waarbij de deskundigen eveneens als raadgevend lid uitgenodigd kunnen worden op de algemene vergadering en de raad van bestuur van de Vlaamse Ouderenraad.De Vlaamse Ouderenraad bepaalt het aantal commissies en de inhoud ervan; 2° de Ouderenweek : de Vlaamse Ouderenraad bepaalt jaarlijks het thema, in overleg met de minister;3° het Ouderenparlement : dit parlement voert tweejaarlijks een ruime dialoog tussen ouderen, beleidsverantwoordelijken, deskundigen en geïnteresseerden over specifieke beleidsthema's die ouderen betreffen, met een grondige voorbereiding vooraf door een stuurgroep en afgetoetst in openbare hoorzittingen. § 2. Om zijn activiteiten publiek en toegankelijk te maken, geeft de Vlaamse Ouderenraad een nieuwsbrief uit. De Vlaamse Ouderenraad beheert en onderhoudt een eigen website. § 3. De algemene vergadering van de Vlaamse Ouderenraad vergadert minstens twee maal per jaar. De minister kan om een buitengewone zitting van de algemene vergadering verzoeken. § 4. De raad van bestuur van de Vlaamse Ouderenraad vergadert minstens zes maal per jaar. Afdeling IV. - Subsidiëring van de Vlaamse Ouderenraad
Art. 6.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt, in toepassing van artikel 8 van het decreet, jaarlijks een subsidie toegekend aan de Vlaamse Ouderenraad voor de financiering van werkings- en personeelskosten. In het opstartjaar kan een eenmalige startsubsidie worden toegekend om de opstartkosten op te vangen. De Vlaamse Ouderenraad stelt jaarlijks een begroting op van de verwachte ontvangsten en uitgaven en dient deze uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaand aan het werkingsjaar in bij de bevoegde administratie.
De Vlaamse Ouderenraad verantwoordt elk jaar de aanwending van de subsidie in een financieel verslag en een werkingsverslag, die de Vlaamse Ouderenraad bij de minister indient voor 1 april van het daarop volgende jaar. § 2. De subsidiabele personeelsuitgaven worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. § 3. Na de installatie van de Vlaamse Ouderenraad sluit de minister met de Vlaamse Ouderenraad een beheersovereenkomst af voor de duur van de aanstelling, bedoeld in artikel 2, waarin de te behalen doelstellingen worden geconcretiseerd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 7.Artikel 7 en 8 van het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2005.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2005.
Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 september 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE