Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 05 april 2024
gepubliceerd op 02 mei 2024

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2024003750
pub.
02/05/2024
prom.
05/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 APRIL 2024. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 17 juli 2022 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", afgekort "O.N.E.";

Gelet op het decreet van 21 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/02/2019 pub. 18/03/2019 numac 2019040720 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;

Gelet op het decreet van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind;

Gelet op het advies van de Raad van bestuur van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", gegeven op 21 februari 2024;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 februari 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 maart 2024;

Gelet op het advies van het inter-Franstalig overlegorgaan, gegeven op 12 maart 2024;

Gelet op de " gendertest » van 23 februari 2024 uitgevoerd met toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016029074 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap sluiten houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;

Gelet op artikel 1.1-18 van het beheerscontract van ONE, dat tot doel heeft het aantal personeelsleden in gespecialiseerde kinderopvangdiensten vanaf 1 januari 2025 te verhogen, met aanpassing als gevolg van de dotatie aan de Dienst;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 juni 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 24/06/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021042504 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van de beheersovereenkomst van de "Office de la Naissance et de l'Enfance" 2021-2025 sluiten tot goedkeuring van de beheersovereenkomst van de "Office de la Naissance et de l'Enfance" 2021-2025;

Gelet op de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de aanvraag om advies op 8 maart 2024 ingeschreven werd in de rol van de afdeling wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.834/4;

Gelet op de beslissing van de afdeling wetgeving van de Raad van State van 8 maart 2024 om geen advies te geven binnen de gevraagde termijn, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Kind en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.- In artikel 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt vervangen als volgt : "1° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op één eenheid van zestien kinderen : a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 0,5 voltijds equivalent administratief personeel ;c) 1,5 voltijds equivalent psycho-medisch-sociaal personeel;d) 2 voltijdse equivalenten intendance-personeel ; e) 12 voltijdse equivalenten opvangpersoneel, d.w.z. in totaal 17 voltijdse ambten"; b) 2° wordt vervangen als volgt : "2° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op vierentwintig kinderen : a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 0,75 voltijds equivalent administratief personeel;c) 2 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 3 voltijdse equivalenten intendance-personeel; e) 18 voltijdse equivalenten opvangpersoneel, d.w.z. in totaal 24,75 voltijdse functies. " ; c) 3° wordt vervangen als volgt : "3° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op tweeëndertig kinderen: a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 1 voltijds equivalent administratief personeel;c) 3 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 4 voltijdse equivalenten intendance-personeel; e) 22 voltijdse equivalenten opvangpersoneel, d.w.z. in totaal 31 voltijdse functies. " ; d) 4° wordt vervangen als volgt : "4° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op veertig kinderen: a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 1,25 voltijds equivalent administratief personeel;c) 4 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 5 voltijdse equivalenten intendance-personeel; e) 28,5 voltijdse equivalenten opvangpersoneel, d.w.z. in totaal 39,75 voltijdse functies. " ; e) 5° wordt vervangen als volgt : "5° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op achtenveertig kinderen, a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 1,50 voltijds equivalent administratief personeel ;c) 4,5 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 6 voltijdse equivalenten intendance-personeel;e) 32,5 voltijdse equivalenten opvangpersoneel; d.w.z. in totaal 45,5 voltijdse functies. " ; f) 6° wordt vervangen als volgt : "6° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op zesenvijftig kinderen: a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 1,75 voltijds equivalent administratief personeel;c) 5,5 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 7 voltijdse equivalenten intendance-personeel; e) 39 voltijdse equivalenten opvangpersoneel, d.w.z. in totaal 54,25 voltijdse functies. " ; g) 7° wordt vervangen als volgt : "7° voor de dienst waarvan de toegelaten capaciteit door de Dienst bepaald werd, overeenkomstig artikel 5, op vierenzestig kinderen, a) 1 voltijds equivalent directeur ;b) 2 voltijdse equivalenten administratief personeel ;c) 6 voltijdse equivalenten psycho-medisch-sociaal personeel;d) 8 voltijdse equivalenten intendancepersoneel;e) 43 voltijdse equivalenten opvangpersoneel; f) 1 voltijds equivalent houder van een graduaat of een licentiaat belast met de coördinatie, d.w.z. in totaal 61 voltijdse functies. ".

Art. 2.Artikel 36, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Voor de verantwoording van de personeelskosten komen in aanmerking de uitgaven betreffende alle ambten bedoeld in artikel 10, met inbegrip van de uitgaven die betrekking hebben op het boventallig personeel overeenkomstig de normen, op voorwaarde dat het personeel het bewijs levert van een kwalificatie bedoeld in artikel 11".

Art. 3.Hoofdstuk VIII "Financiering" van hetzelfde besluit wordt vervangen door hoofdstuk VIII "Financiering", dat als volgt luidt : "Afdeling I : Bronnen Onderafdeling I. - De Dienst

Art. 27.§ 1. De dienst ontvangt een provisionele subsidie voor zijn personeels- en werkingskosten, waarvan de bedragen door de Dienst worden vastgesteld voor een periode tussen de datum van erkenning en het einde van de volgende drie kalenderjaren, en daarna voor elke periode van drie jaar. Voor diensten die bestaan op de datum waarop het besluit in werking treedt, begint de eerste periode van drie jaar op 1 januari 2025.

Voorlopige subsidies worden vereffend op basis van een twaalfde per maand.

De periode van drie jaar voor een nieuwe erkende dienst binnen een inrichtende macht wordt afgestemd op de huidige periode van drie jaar voor alle andere erkende diensten van deze inrichtende macht. De eerste periode van drie jaar van de nieuwe erkende dienst kan daarom worden ingekort om deze in overeenstemming te brengen met de periode van drie jaar van de andere erkende diensten van deze inrichtende macht. § 2. De Dienst neemt de subsidies met betrekking tot het preventief medisch toezicht op de kinderen bedoeld in artikel 9, 13°, b) ten laste. § 3. Voor elk boekjaar bepaalt de Dienst de bedragen van de definitieve subsidies op basis van de bewijsstukken waarmee de dienst de bedragen van zijn werkelijke uitgaven vaststelt. Met uitzondering van de lasten bedoeld in artikel 38, eerste lid, 2° tot 5°, kunnen enkel de lasten die betrekking hebben op de voor het betrokken boekjaar gemaakte en betaalde kosten het gebruik van subsidies rechtvaardigen. § 4. Bij onenigheid over het bedrag van een subsidie heeft de directie van de dienst twee maanden de tijd, te rekenen vanaf de kennisgeving van het betrokken bedrag, om een gemotiveerd beroep per aangetekende post bij de Dienst in te dienen.

De Dienst zal zijn beslissing binnen twee maanden na ontvangst van het beroep meedelen.

Indien binnen de termijn bedoeld in het eerste lid geen beroep wordt ingesteld, wordt de beslissing van de Dienst definitief, tenzij wordt vastgesteld dat de Dienst een fout heeft gemaakt en dat de verbetering van deze fout gunstig is voor de dienst.

Art. 28.§ 1. De kostprijzen van een ziekenhuisopname van minder dan 728,43 euro voor eenzelfde operatie en de kosten voor de raadpleging van huisartsen of artsen-specialisten worden door de Dienst terugbetaald.

De kostprijzen van een zoekenhuisopname bedoeld in het eerste lid worden terugbetaald ten belope van de verblijfprijs in een gemeenschappelijke kamer, behalve in bijzondere omstandigheden die een verblijf in een eenpersoonskamer rechtvaardigen. De begeleidingskosten worden alleen ten laste genomen als dit wordt aangetoond door een medisch attest. § 2. Worden terugbetaald door de Dienst : 1° de gezondheidszorg of de levering van farmaceutische producten die uitzonderlijk zijn in termen van kosten, frequentie en duur ;2° de kostprijs van het ziekenvervoer en de kostprijs van de ziekenhuisopname van meer dan 728,43 euro;3° paramedische en psychotherapeutische behandelingen of behandelingen waarin de nomenclatuur van de gezondheidszorg niet voorziet, beperkt tot de volgende bedragen: a) 32,50 euro per behandeling van psychotherapie of relationele psychomotoriek ;b) 21,66 euro per behandeling van psychomotoriek ;c) 18,05 euro per behandeling bij een pedicure of een podoloog ;4° de kosten van orthesen, de aankoop van materiaal geleverd door bandagisten of orthopedisten en prothesen, met uitzondering van contactlenzen;5° de kosten voor de aankoop van brilmonturen, beperkt tot 144,46 euro. § 3. Voor de uitgaven bedoeld in §§ 1 en 2 moet een factuur of een ander bewijsstuk worden overgelegd.

Deze documenten zijn ontvankelijk tot de bedragen en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot ziekte- en invaliditeitsverzekering, onder voorbehoud van aftrek van de terugbetaling ten laste van de verzekeringsinstelling. § 4. Om in aanmerking te komen moeten de uitgaven bedoeld in § 2 vooraf door de Dienst worden goedgekeurd, behalve in het geval van een dringende ziekenhuisopname. De Dienst zal de dienst op de hoogte stellen van zijn beslissing of deze kosten al dan niet subsidiabel zijn.

Om in aanmerking te komen voor deze uitgaven moet het kind door de erkende dienst opgenomen zijn.

De aanvraag om in aanmerking te komen voor deze uitgaven bevat het medisch attest en de nodige informatie over het verwachte bedrag van de kosten, het aantal en de kosten van de zorgbehandelingen, de periode, duur en aanvang van de prestaties en de professionele identiteit van de therapeut.

Indien nodig zal het attest vermelden dat het ziekenvervoer noodzakelijk is. § 5. De uitgaven bedoeld in §§ 1 en 2 komen niet in aanmerking voor subsidies : 1° indien een natuurlijke of rechtspersoon krachtens de wet, een overeenkomst of een gerechtelijke beslissing verplicht is om deze kosten te betalen of terug te betalen;2° als de gemaakte kosten het gevolg zijn van een gebeurtenis die door een verzekeringscontract wordt gedekt;als er een eigen risico is, kunnen de bedragen die niet door het eigen risico worden gedekt, worden terugbetaald; 3° indien de gemaakte kosten het gevolg zijn van een opzettelijke fout van een personeelslid van de dienst. § 6. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon, zelfs gedeeltelijk, verplicht kan worden de kosten bedoeld in §§ 1 en 2 terug te betalen of wanneer subsidies ter dekking van deze kosten van andere publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen worden verkregen, vermeldt de aanvraag voor subsidiabiliteit met betrekking tot deze kosten de stappen die zijn ondernomen met het oog op het verkrijgen van deze terugbetaling. De resultaten van deze stappen worden aan de Dienst meegedeeld.

Onderafdeling II. - Overheid of openbare instelling

Art. 29.§ 1. Wanneer een andere overheid of openbare instelling dan de opdrachtgevende overheid een kind toevertrouwt aan een toegelaten, erkende dienst of een door de Dienst georganiseerde instelling, draagt zij bij tot het indexeerbare dagtarief van 176,45 euro, inclusief de onderhoudskosten van het kind. § 2. Bedragen betaald door een overheid of een openbare instelling worden in mindering gebracht op het bedrag van de door de Dienst toegekende subsidies wanneer de opname in de erkende capaciteit gebeurt. § 3. Wanneer een andere overheid of openbare instelling dan de opdrachtgevende overheid een kind toevertrouwt aan een erkende of toegelaten dienst, betaalt zij de uitzonderlijke medische kosten, de paramedische, psychotherapeutische, orthopedische kosten en de aankoop van het materieel geleverd door bandagisten of orthopedisten en de prothesen.

Onderafdeling III. - De ouders

Art. 30.Voor elke opvang bedoeld in artikel 3, § 3, 1° vraagt de erkende dienst of het milieu georganiseerd door de Dienst de ouders een financiële bijdrage per verblijfdag, behalve wanneer een andere overheid of een andere openbare instelling dan de opdrachtgevende overheid of de Dienst het geheel van de onderhoudskosten ten laste nemen.

De financiële bijdrage per verblijfdag wordt vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van Titel IV van het besluit van 02 mei 2019 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders.". Afdeling II. - Nadere regels voor de toekenning van subsidies

toegekend door de Dienst Art. 31 § 1. De subsidies bedoeld in artikel 27 worden toegekend aan de erkende dienst op voorwaarde dat de bezettingsgraad gemiddeld hoger is dan of gelijk is aan 90% van de erkende capaciteit over de drie jaren van de periode van drie jaar. Als dit niet het geval is, kan het bedrag van de driejarige subsidies verlaagd worden in verhouding tot het verschil tussen het percentage van de gerealiseerde bezettingsgraad en 90% van de erkende capaciteit. § 2. De erkende dienst met een bezettingsgraad van minder dan 90% stuurt de bewijsstukken naar de Dienst en het Begeleidingscomité, dat ze onderzoekt. Na ontvangst van het advies van het Begeleidingscomité bedoeld in artikel 21 kan de Dienst de subsidies van de dienst tot een passende beloop verlagen. Afdeling III. - Subsidie voor personeelskosten

Art. 32.§ 1. Het bedrag van de provisionele subsidie voor personeelskosten wordt vastgesteld op basis van de totale loonsom, d.w.z. het totale brutoloon berekend op basis van de volgende elementen : 1° de personeelsnormen zoals bedoeld in artikel 10 ; 2° de weddeschalen van de paritaire commissie 319.02 afhankelijk van de ambten bedoeld in artikel 10, namelijk : - leidinggevend personeel: barema van Licentiaat Directeur ; - administratief personeel : barema van redacteur ; - psycho-medico-sociaal personeel : barema van bachelor ; - intendance personeel : barema van technisch personeel ; - onthaalpersoneel : barema van Opvoeder klasse 2A ; - coördinerend personeel : barema van licentiaat directeur ; 3° de normen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit bepaald in artikel 35 ;4° de evolutie van de gemiddelde anciënniteit van het personeel die overeenstemt met de normen van het gesubsidieerde kader van de dienst, waarbij deze evolutie, voor elke periode van drie jaar, een verhoging van drie jaar niet mag overschrijden. § 2. Het bedrag verkregen met toepassing van paragraaf 1 wordt verhoogd met 61,89% om de wettelijke werkgeversbijdragen en andere wettelijke aanvullende voordelen te dekken. § 3. De Dienst trekt van zijn subsidies, volgens de door hem vastgestelde nadere regels, het equivalent af van de regionale werkgelegenheidssteun waarvan de dienst voor zijn personeel geniet en die deel uitmaakt van de personeelsnormen bedoeld in artikel 10.

Personeel met een sociaal statuut van Maribel kan niet worden opgenomen in de personeelsnormen die door de Dienst worden gesubsidieerd.

Art. 33.Uiterlijk op 31 januari voorafgaand aan het verstrijken van de periode van drie jaar bezorgt de directie van de dienst de Dienst overeenkomstig de door hem vastgestelde voorwaarden de nodige gegevens om het bedrag van de voorlopige subsidie voor personeelskosten voor de volgende periode van drie jaar vast te stellen.

Vóór het begin van de periode van drie jaar berekent de Dienst, mits hij over alle voor de berekening vereiste gegevens beschikt, de provisionele subsidie voor de volgende periode van drie jaar en stelt hij de dienst hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

De personeelsleden die voor de berekening van de provisionele subsidie in aanmerking worden genomen, zijn titularis van een functie die voldoet aan de beheersnormen bedoeld in artikel 10 en die op 31 december van het tweede jaar van de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt berekend, in het personeelsregister zijn ingeschreven.

De titularis van een betrekking die voldoet aan de normen en van de functies van artikel 10 is de persoon die aangeworven is om die functie te vervullen, zelfs als hij of zij tijdelijk afwezig is.

De provisionele toelage wordt berekend op basis van de anciënniteit van het personeel op 1 juli van het tweede jaar van de driejarige periode waarvoor de subsidie wordt berekend.

Wanneer een betrekking van het gesubsidieerde kader vacant is, wordt deze gesubsidieerd op basis van de baremaschaal die overeenkomt met 5 jaar anciënniteit.

Art. 34.In geval van een wijziging in het aantal gesubsidieerde opnames wordt de provisionele subsidie voor personeelskosten die aan de dienst wordt toegewezen, aangepast vanaf de datum waarop de wijziging in werking treedt.

Art. 35.Voor de berekening van de provisionele subsidie voor personeelskosten wordt de anciënniteit bepaald aan de overeenkomstig de volgende normen : 1° behalve voor het administratief en intendance-personeel bedoeld in artikel 10, is de anciënniteit gelijkwaardig aan eerdere effectieve of wettelijk gelijkgestelde diensten uitgevoerd bij een werkgever die is goedgekeurd of erkend door een overheidsdienst in het kader van activiteiten die vooral gericht zijn op kinderen en jongeren.2° voor het administratief en intendance-personeel bedoeld in artikel 10, is de anciënniteit gelijkwaardig aan het geheel van de eerdere effectieve diensten bij elke werkgever in een gelijkwaardige functie.3° de hele anciënniteit van een personeelslid blijft behouden in geval van bevordering tot een andere rang of in geval van verandering van functie of van dienst, behalve wanneer het personeelslid een andere functie dan een administratieve of intendance functie aanvaardt nadat het een dergelijke functie heeft uitgeoefend;4° de kalendermaanden waarvan de werkdagen niet volledig gedekt zijn door prestaties vastgesteld op basis van één of meer arbeidsovereenkomsten, worden niet in aanmerking genomen;5° voor elke volledige maand prestaties wordt één maand geldelijke anciënniteit berekend, ongeacht het gepresteerde uurstelsel;6° periodes van voltijds tijdskrediet, met een maximum van één jaar, worden voor de berekening van de anciënniteit gelijkgesteld met een periode van werkelijke arbeid;7° periodes van onbetaald verlof, tot een maximum van vijftien dagen per jaar, worden voor de berekening van de anciënniteit als een periode van werkelijke arbeid beschouwd;8° het attest van de vorige werkgever met vermelding van de uitgeoefende functie, de precieze gewerkte periode en het aantal gewerkte uren per week vormt het vereiste document om het bestaan van de opgeëiste prestaties te bewijzen.

Art. 36.Voor de verantwoording van de personeelskosten zijn de uitgaven voor alle in artikel 10 opgesomde functies subsidiabel, met inbegrip van de uitgaven voor boventallig personeel overeenkomstig de normen, op voorwaarde dat het personeel de in artikel 11 bedoelde kwalificaties heeft.

Deze in aanmerking komende uitgaven zijn als volgt: 1° de betaling van de bezoldigingen en voordelen berekend volgens de barema's bepaald op basis van de regelgevingen en collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing in het kader van de Paritaire Subcommissie voor de onderwijs- en verblijfinstellingen en diensten van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, met inbegrip van de geldelijke anciënniteit berekend op basis van de normen van artikel 35 ;2° betaling van wettelijke en verplichte werkgeverslasten met betrekking tot de bezoldiging en betaling van de wetsverzekering;3° de betaling van de lasten van het enkelvoudig en dubbel vakantiegeld voor het jaar dat aan het betrokken boekjaar voorafgaat; in geval van definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst worden de lasten van het vakantiegeld voor het jaar van stopzetting in aanmerking genomen voor de berekening van de definitieve subsidie voor het jaar van stopzetting; 4° de toekenning van bijkomende voordelen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomsten van de voornoemde paritaire subcommissie;5° indien de inrichtende overheid een publiekrechtelijke rechtspersoon is, de bijkomende bezoldigingen en voordelen voorzien in de algemene regeling die van toepassing is op alle personeelsleden krachtens het statuut van de entiteit;6° de betaling van de opzegkosten, al dan niet gepresteerd, tot de duur bepaald door de voormelde paritaire subcommissie of door de statuten van de inrichtende overheid in geval van een publiekrechtelijke rechtspersoon, behalve in geval van definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst wegens de fout van de inrichtende macht of de directie: a) wanneer de opzeggingstermijn door de bevoegde rechtbank wordt verlengd nadat het personeelslid beroep heeft ingesteld, beslist de Dienst of de door voornoemde rechtbank vastgestelde extra kosten geheel of gedeeltelijk in aanmerking worden genomen;b) als de opzegging wordt gedaan wegens definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst, wordt er alleen rekening mee gehouden als die gepresteerd wordt tot het einde van de activiteiten;c) in geval van intrekking van de erkenning door de Dienst wordt de definitieve subsidie aangepast om de betaling van de opzeggingstermijnen die de dienst na het einde van de erkenning heeft vervuld, te dekken, op voorwaarde dat het correcte gebruik van de definitieve subsidie is gewaarborgd en na aftrek van eventuele onverschuldigde bedragen;in geval van misbruik van de subsidie kan het bedrag dat is betaald om de betaling van de opzeggingstermijnen te dekken, worden teruggevorderd van het eigen vermogen ; 7° de betaling van administratieve en boekhoudkundige prestaties bedoeld in 10°, 11°, 12° en 14° van artikel 38, binnen de perken vastgesteld door deze bepalingen, indien deze prestaties niet inbegrepen zijn om de subsidie voor werkingskosten te rechtvaardigen;8° de betaling van de brugpensioenvergoeding ;9° de personeelskosten in verband met betrekkingen die ingevuld worden in het kader van federale en regionale tewerkstellingssteunprogramma's;10° de prestaties verricht door uitzendkrachten ;11° het gedeelte van de bezoldigingen en lasten dat betrekking heeft op de personeelsleden buiten erkend kader, in voorkomend geval na aftrek van andere financieringen. Sectie IV. - Subsidie voor werkingskosten

Art. 37.De erkende dienst ontvangt van de Dienst de subsidie bedoeld in artikel 27 voor werkingskosten ten bedrage van 8 293,07 euro, geïndexeerd per gesubsidieerde opvang.

In geval van een verhoging of verlaging van de goedgekeurde capaciteit in de loop van een periode van drie jaar, wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid aangepast aan de datum van de wijziging.

Art. 38.De uitgaven die de werkingssubsidie rechtvaardigen, zijn als volgt: 1° de kosten voor het gebruik van gebouwen, in het bijzonder huurprijzen waarvoor huurcontracten worden geregistreerd en aan derden worden betaald, huurkosten die aan derden worden betaald, kosten voor brandveiligheid, verhuiskosten en bewakingskosten ;2° wanneer de inrichtende macht eigenaar is van de gebouwen die zij in gebruik neemt of beschikt over een zakelijk recht van minstens 27 jaar, de dotatie voor de afschrijvingen op vaste activa die verband houden met deze gebouwen, waarvan het afschrijvingspercentage op 3,33% is vastgelegd;3° wanneer de inrichtende macht een huurovereenkomst heeft waarvan de duur minstens gelijk is aan de duur van de afschrijvingen, de dotatie voor de afschrijvingen op de vaste activa die betrekking heeft op de grote werken waarvan het afschrijvingspercentage op 10 of 6,66% vastgesteld is.4° de dotatie van de afschrijvingen op de vaste activa met betrekking tot meubilair, materieel en andere uitrusting, waarvoor het afschrijvingspercentage is vastgesteld op 20% voor vast en rollend materieel, kantoormeubilair en -uitrusting en 33,33% voor IT-uitrusting;5° de dotatie van afschrijvingen op vaste activa met betrekking tot brevetten en computerlicenties, waarvan het afschrijvingspercentage op 33,33% vastgesteld is;6° de kosten voor het onderhoud van de lokalen en hun inhoud, met inbegrip van de kosten voor kleine onderhoudswerken, evenals de kosten voor wasgoed, beddengoed en linnengoed;7° water-, energie- en brandstofkosten ;8° administratieve kosten die gemaakt worden in het kader van de toepasselijke reglementaire verplichtingen, met uitzondering van boetes, verwijlintresten, toeslagen en aanmaningskosten, behalve afwijking verleend door de Dienst;9° verzekeringskosten die geen betrekking hebben op het personeel, in het bijzonder verzekering voor brand, diefstal, burgerlijke aansprakelijkheid, voertuigen, kantooruitrusting en IT, juridische bijstand;10° honoraria en kosten van advocaten, deskundigen en gerechtsdeurwaarders die worden gemaakt om personeelsleden en de inrichtende macht te verdedigen in rechtszaken tegen begunstigden van de dienst;11° de honoraria voor het controleren of certificeren van de jaarrekening, voortvloeiend uit de toepassing van artikel 12, 2° ;12° de honoraria voor administratieve en boekhoudkundige taken die nodig zijn voor de goede werking van de dienst of de naleving van de erkenningsvoorwaarden;13° de bedragen betaald aan plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en uitzendkantoren voor eenmalige taken die niet tot de taken van de personeelsleden van het erkende kader behoren; 14° sociaal secretariaatskosten, d.w.z. kosten in verband met de berekening van salarissen, formaliteiten in verband met de uitbetaling van salarissen en uit te voeren in het kader van de sociale en fiscale wetgeving, logistieke en juridische ondersteuning; 15° de bijdragen betaald aan de representatieve organisaties van diensten, tot een maximumbedrag van 187,75 euro per inrichtende macht, per jaar en per voltijds equivalent dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de provisionele subsidies van de dienst;16° de kosten van de voortgezette opleiding en begeleiding van het personeel van de dienst, die, wat de voortgezette opleiding betreft, overeenkomen met hetzij een specialisatieopleiding ten opzichte van de uitgeoefende functie en het niveau ervan, hetzij de deelname aan symposia, conferenties, congressen, seminaries en studiedagen, tot maximaal 20% van de jaarlijkse subsidie voor werkingskosten;17° de reis- en verplaatsingskosten van het personeel, de begeleiders en de opleiders, in België of in de buurlanden, op basis van het bedrag per kilometer dat van toepassing is op de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.Voor reiskosten naar het buitenland is de toestemming van de Dienst vereist. Deze overeenkomst kan in principe jaarlijks zijn en een reeks uitgaven dekken; 18° reclame-, publiciteits- en documentatiekosten, inclusief kosten in verband met de opvang van jongeren en hun families;19° kosten in verband met het gebruik van voertuigen, met inbegrip van een uitgebreide verzekering en, indien van toepassing, de extra kosten van een verzekering buurgerlijke aansprakelijkheid voor voertuigen die voor beroepsdoeleinden worden gebruikt;20° kosten voor afvalverwijdering;21° de kosten van materieel voor psychosociale en educatieve activiteiten;22° bankkosten en leningskosten die nodig zijn voor de goede werking van de dienst, binnen het kader van zijn erkenning;23° de directe en indirecte taksen en belastingen die betrekking hebben op de activiteit van de dienst binnen het toepassingsgebied van zijn erkenning;24° de representatiekosten, tot een maximum van 1529,93 euro per dienst;25° tolkkosten die niet gedekt worden door een andere subsidiërende instantie. Wanneer de inrichtende overheid een publiekrechtelijke rechtspersoon is, wordt de interne facturatie van de administratieve kosten bedoeld in het eerste lid, 8°, aanvaard tot maximaal één voltijds equivalent directeur met vijf jaar anciënniteit, zoals voorzien in de personeelsnormen die van toepassing zijn op de dienst, en die niet in loondienst is.

Interne facturatie voor honoraria met betrekking tot de administratieve en boekhoudkundige taken bedoeld in het eerste lid, 12°, wordt aanvaard tot een jaarlijks maximumbedrag van : 1° 18.359,10 euro voor een erkend kader met minder dan 16 voltijdse equivalenten; 2° 30.598,50 euro voor een erkend kader met minstens 16 voltijdse equivalenten.

Interne facturen met betrekking tot de sociale secretariaatskosten bedoeld in het eerste lid, 14°, worden aanvaard zonder belasting op de toegevoegde waarde. Afdeling V. - De definitieve subsidie

Art. 39.§ 1. De definitieve subsidie wordt aan het einde van de periode van drie jaar door de Dienst vastgesteld na analyse van de verantwoording voor personeels- en werkingkosten. § 2. Als het gecumuleerde bedrag van de subsidiabele personeelskosten en de subsidiabele werkingskosten lager is dan de gecumuleerde subsidie voor personeelskosten en werkingskosten, zal de Dienst de niet-gerechtvaardigde bedragen terugvorderen door ze in mindering te brengen op de voorschotten voor de volgende periode van drie jaar.

Wanneer de Dienst onverschuldigde bedragen terugvordert, kan de directie van de dienst binnen twee maanden nadat zij van de beslissing van de Dienst in kennis is gesteld, per aangetekende brief verzoeken om herziening van het bedrag of de terugvorderingstermijnen.

In geval van weigering zal de Dienst zijn beslissing motiveren.

De terugvordering van onverschuldigde bedragen wordt opgeschort tot het einde van de beroepstermijn of tot de beslissing van de ONE over het beroep.

De directie stelt de werknemersvertegenwoordigers binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van de Dienst over de terugvordering van onverschuldigde bedragen op de hoogte. § 3. De toegekende subsidies mogen in geen geval deel uitmaken van de eigen middelen van de dienst. § 4. De financiële middelen die de dienst verkrijgt op basis van de opdrachten waarvoor de dienst is erkend, anders dan door middel van de subsidies waarnaar in dit besluit of door andere regelgevingen wordt verwezen, worden gebruikt om zijn opdrachten uit te voeren.

De bestemming van de financiële middelen bedoeld in het eerste lid wordt door de Dienst gecontroleerd. § 5. In het geval van financiering door een andere subsidiërende instantie, kunnen dezelfde kosten het gebruik van meerdere subsidies niet rechtvaardigen. § 6. Als een dienst haar activiteiten stopzet, worden eventuele ongerechtvaardigde bedragen onmiddellijk teruggevorderd door middel van een verzoek tot terugbetaling.

Sectie VI. - Indexering

Art. 40.§ 1. De subsidie voor personeelskosten bedoeld in artikel 32 wordt geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd.

Het bedrag van deze subsidie is gekoppeld aan de spilindex 125,60, wat overeenkomt met een basis van 100 in 2013. § 2. De subsidie voor werkingskosten bedoeld in artikel 37 en de indexeerbare bedragen bedoeld in artikel 38 worden elk jaar geïndexeerd overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, zoals gewijzigd.

Het bedrag van deze subsidie is gekoppeld aan de spilindex 125,60, wat overeenkomt met een basis van 100 in 2013. § 3. De bedragen bedoeld in artikel 28 worden met 2% verhoogd voor elke nieuwe indexering na 1 januari 2024. De datums van indexeringen worden bepaald met toepassing van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de publieke schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, zoals gewijzigd; § 4. De bedragen bedoeld in artikel 29 worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, zoals gewijzigd.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 125,60, wat overeenkomt met een basis van 100 in 2013. ».

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025, met uitzondering van artikel 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2023.

Brussel, 5 april 2024.

Voor de Regering: De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor sociale promotie, P.-Y. JEHOLET De Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD

^