Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 25 januari 2024
gepubliceerd op 23 februari 2024

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2018 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2024001319
pub.
23/02/2024
prom.
25/01/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JANUARI 2024. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 05/12/2018 pub. 11/01/2019 numac 2019010073 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, inzonderheid op artikel 149 ;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 05/12/2018 pub. 11/01/2019 numac 2019010073 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 juli 2023;

Gelet op het advies nr. 40 van de Gemeenschapsraad voor preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, gegeven op 19 oktober 2023;

Gelet op de « gendertest » van 12 december 2023 uitgevoerd met toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016029074 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap sluiten houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;

Gelet op de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de aanvraag om advies op 22 december 2023 ingeschreven werd in de rol van de afdeling wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.216/2;

Gelet op de beslissing van de afdeling wetgeving van 22 december 2023 om geen advies te geven binnen de gevraagde termijn, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 26 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap 5 december 2018 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld in artikel 139 van het decreet wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 2.In artikel 27, § 1 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen als volgt : « De inrichtende macht bedoeld in het eerste lid voert een intern controlesysteem van de boekhouding. ».

Art. 3.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 33.Indien de aanvraag ontvankelijk is, deelt de administratie binnen tien werkdagen volgend op de kennisgeving van de beslissing van de ontvankelijkheidsverklaring de aanvraag mee aan de erkenningscommissie zodat deze een advies kan uitbrengen over de opportuniteit van de uitvoering van het project dat overeenkomstig artikel 146, § 1, van het decreet, gebaseerd is op de programmeringsprincipes vastgesteld door de Regering.

De erkenningscommissie bezorgt onmiddellijk een verzoek om opportuniteitsadvies aan de intrasectorale overlegraad van de afdeling of van het arrondissement waarin de dienst gevestigd is en de raad brengt zijn advies uit aan de erkenningscommissie binnen twee maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag. ».

Art. 4.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 34.Binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag bij de erkenningscommissie brengt de administratie de minister een advies uit over de opportuniteit van de uitvoering van het project, waarbij zij het verslag van de dienst van de administratie belast met de pedagogische begeleiding en controle, het verslag van de dienst van de administratie belast met de boekhoudkundige controle en een begrotingsraming van de dienst van de administratie die belast is met het boekhoudkundige beheer, voegt.

In dezelfde termijn brengt de administratie de erkenningscommissie een advies uit over de opportuniteit van de uitvoering van het project, waarbij zij het verslag van de dienst van de administratie belast met de pedagogische begeleiding en controle voegt. ».

Art. 5.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 35.De erkenningscommissie brengt de minister haar advies uit over de wenselijkheid van de uitvoering van het project binnen vier maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag van de administratie en deelt het simultaan mee aan de aanvrager.

Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, is het advies van de erkenningscommissie niet meer vereist.

Overeenkomstig artikel 147, § 1, derde lid, van het decreet, brengt de commissie een gunstig advies uit wanneer ze vaststelt dat alle ontvangen adviezen gunstig zijn. Deze plicht geldt echter enkel wanneer de erkenningscommissie alle vereiste adviezen heeft ontvangen. ».

Art. 6.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 36.Binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de erkenningscommissie of het verstrijken van de termijn waarin ze haar advies had moeten uitbrengen, stelt de minister de aanvrager en de administratie op de hoogte van zijn beslissing over de opportuniteit van de uitvoering van het project en verzoekt de administratie om erkenningsprocedure al dan niet voort te zetten.

Art. 7.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 37.Indien de beslissing van de minister over de opportuniteit gunstig is, onderzoekt de administratie de overeenstemming van de dienst met de erkenningsvoorwaarden en brengt de minister hierover een omstandig advies uit binnen de drie maanden na de ontvangst van de beslissing van de minister.

In haar omstandig advies kan de administratie meer tijd voorstellen om de erkenningsaanvraag te onderzoeken, zodat de inrichtende macht aan de reglementaire vereisten inzake overeenstemming kan voldoen.

Voor de gevraagde erkenning voegt de administratie bij het advies bedoeld in het eerste lid het verslag van de dienst van de administratie belast met de pedagogische begeleiding en controle. ».

Art. 8.Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 38.Binnen twee maanden na de ontvangst van de conformiteitsverklaring van de administratie beslist de minister over de erkenningsaanvraag en deelt hij zijn eindbeslissing mee aan de aanvrager, de administratie en de erkenningscommissie. ».

Art. 9.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/2 ingevoegd die de artikelen 39/1, 39/2, 39/3, 39/4, 39/5, 39/6 bevat, luidend als volgt : « Afdeling 1/2. - De aanvraag om wijziging van de erkenning

Art. 39/1.Een voorafgaande aanvraag om wijziging van de erkenning moet ingediend worden door de inrichtende macht erkend door de hulpverlening aan de jeugd wanneer : 1° een inrichtende macht die erkend wordt door de hulpverlening aan de jeugd een nieuwe dienst, een nieuwe afdeling of een antenne wenst te organiseren;2° een inrichtende macht die erkend wordt door de hulpverlening aan de jeugd niet langer een nieuwe dienst, een nieuwe afdeling of een antenne wenst te organiseren waarvoor zij erkend werd;3° voor alle wijziging die betrekking heeft op de informatie bedoeld in 2° van artikel 5, tweede lid.

Art. 39/2.De erkende inrichtende macht dient bij de administratie een aanvraag tot wijziging van de erkenning in, waarin het onderwerp van de aanvraag wordt uiteengezet overeenkomstig artikel 39/1 en met inbegrip van een bijwerking van de informatie en documenten bedoeld in artikel 31.

Art. 39/3.De administratie bevestigt binnen tien werkdagen de ontvangst van de aanvraag tot wijziging van de erkenning.

Art. 39/4.Binnen de drie maanden na de ontvangst van de aanvraag onderzoekt de administratie de aanvraag tot wijziging van de gevraagde erkenning en brengt zij de Minister hierover een omstandig advies uit.

De administratie voegt bij haar advies het verslag van de administratie belast met de pedagogische begeleiding en controle, het verslag van de administratie belast met de boekhoudkundige controle en de evaluatie van de budgettaire impact van de wijziging van de erkenning van de dienst (en) van de administratie belast met het boekhoudkundige beheer.

In haar omstandig advies bedoeld in het eerste lid kan de administratie meer tijd voorstellen om de aanvraag tot wijziging van de erkenning te onderzoeken.

Art. 39/5.Binnen twee maanden na de ontvangst van het omstandig advies van de administratie beslist de minister over de aanvraag tot wijziging van de erkenning en deelt hij zijn eindbeslissing mee aan de aanvrager en aan de administratie.

Art. 39/6.Bij weigering van de erkenningswijziging kan de inrichtende macht geen nieuwe aanvraag indienen over hetzelfde onderwerp tot ten minste zes maanden nadat de weigeringsbeslissing haar is meegedeeld. ».

Art. 10.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/3 ingevoegd die artikel 39/7 bevat, luidend als volgt : « Afdeling 1/3. - Afstand van een erkenning

Art. 39/7.De inrichtende macht die niet langer wil genieten van de erkenning verleend krachtens het decreet, is verplicht om de Minister en de administratie hiervan, per aangetekende brief, op de hoogte te stellen, minstens zes maanden voordat het einde van de erkenning van kracht wordt.

Binnen twee maanden na ontvangst van de informatie dient de administratie een verslag in bij de minister waarin de nadere regels worden uiteengezet voor de uitvoering van de beëindiging van de erkenning en de voorwaarden waaronder de sluiting van de dienst(en) zal plaatsvinden.

De Minister trekt de erkenning in en informeert de inrichtende macht en de administratie hierover.

De inrichtende macht die afstand heeft gedaan van haar erkenning kan op elk moment een nieuwe aanvraag tot erkenning indienen overeenkomstig artikel 31. ».

Art. 11.In artikel 53, § 1, 6°, van hetzelfde besluit wordt het bedrag van de vergoeding van externe verblijven van « 34,77 euro » vervangen door « 35,47 euro ».

Art. 12.Artikel 53, § 1, tweede lid, 1° a en b, en 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Wanneer meerdere diensten, waarvan minstens één een algemene residentiële diens is, tot dezelfde inrichtende macht behoren en die diensten samen meer dan 28 voltijdse equivalenten tellen, gelden onderstaande regels, in afwijking van de normen inzake personeelsbestand die door de specifieke besluiten worden vastgelegd : 1° de directeur van de of van een algemene residentiële dienst wordt vervangen door een directeur-generaal barema B en worden eraan toegevoegd : a) 1 pedagogisch directeur barema B ;b) 1 directeur barema B of 1 administratieve directeur barema B of 1 gegradueerde huismeester;2° de directeur van elke andere dienst dan de algemene residentiële dienst bedoeld in 1° kan, op aanvraag van de inrichtende macht, vervangen worden door een coördinator barema A.».

Art. 13.In artikel 54 van hetzelfde besluit wordt een zevende lid toegevoegd, luidend als volgt : « Voor elke vacante betrekking van de erkende personeelsformatie is de functie die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de provisionele subsidie voor personeelskosten : - voor het educatief personeel : de functie die overeenstemt met de barema van opvoeder klasse 1; - voor het coördinerend personeel : de functie die overeenstemt met de barema van coördinator barema A ; - oor het psycho-sociaal personeel : de functie die overeenstemt met de barema van bachelor ; - voor het personeel houder van een master : de functie die overeenstemt met de barema van master ; - voor het juridisch personeel : de functie die overeenstemt met de barema van master ; - voor het administratief personeel : de functie die overeenstemt met de barema van opsteller ; - voor het technisch personeel : de functie die overeenstemt met de barema van technisch personeel; - voor het bestuurspersoneel : de functie die overeenstemt met de barema van ontbrekende directeur; - voor het medisch personeel : de functie die overeenstemt met de barema van doctor in geneeskunde. ».

Art. 14.In artikel 58 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 3° wordt vervangen als volgt : « 3° wanneer de inrichtende macht een huurovereenkomst heeft waarvan de duur minstens gelijk is aan de duur van de afschrijvingen, de dotatie voor de afschrijving op de vaste activa die betrekking heeft op de grote werken waarvan het afschrijvingspercentage op 10 of 6,66% vastgesteld is. « 3° wanneer de inrichtende macht een huurovereenkomst heeft waarvan de duur lager is dan 10 of 15 jaar, de dotatie voor de afschrijving op de vaste activa die betrekking heeft op de grote werken waarvan het afschrijvingspercentage op 10 of 6,66% vastgesteld is. Bij opzegging tijdens de huurovereenkomst door de huurder of de eigenaar, bij opzegging in onderling overleg, of bij beëindiging van de huurovereenkomst, komt het resterende af te schrijven deel ten laste van de eigen middelen van de inrichtende macht ; »; b) er wordt een punt 3/1 ingevoegd, luidend als volgt : « 3° wanneer de inrichtende macht eigenaar is van de gebouwen die zij in gebruik neemt of beschikt over een zakelijk recht van minstens 27 jaar, de dotatie voor de afschrijvingen op vaste activa die verband houden met grote werken, waarvan het afschrijvingspercentage op 10 of 6,66% is vastgelegd;» c) Punt 4° wordt aangevuld met de woorden « en het tweedehandse rollend materiaal van meer dan 2 jaar.Een voertuig wordt als nieuw beschouwd tijdens 2 jaar;"; d) er wordt een punt 5/1 ingevoegd, luidend als volgt : « Niettegenstaande de boekhoudkundige regels die specifiek zijn voor de dienst, moet elke aankoop van investeringsgoederen boven het indexeerbare bedrag van 1000 euro onderworpen zijn aan afschrijvingen; »; e) 13° wordt vervangen als volgt : « 13° de bedragen betaald aan zelfstandigen op basis van facturen, aan plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en aan uitzendkantoren voor punctuele opdrachten die niet behoren tot de opdrachten van het personeel van het erkend personeelskader, aan personen die ter beschikking worden gesteld van een dienst in het kader van een groepering van werkgevers, aan vrijwilligers en in het kader van een arbeidsovereenkomst afgesloten op basis van artikel 60, § 7, of 61 van de organieke wet betreffende de O.C.M.W's van 8 juli 1976 ; » ; f) in punt 16° worden de woorden « , behalve afwijking verleend door de Minister op basis van het advies van de administratie » toegevoegd na de woorden « voor werkingskosten » ;g) in punt 18° worden de woorden "waaronder de kosten" vervangen door de woorden "alsook de kosten".

Art. 15.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de punten 26° en 27°, luidend als volgt : « 26° kosten van kampen, culturele of andere sportactiviteiten, niet-residentiële diensten die niet genieten van dit soort subsidies voor individuele kosten; 27° afschrijvingskosten en rente met betrekking tot fietsen of ander niet-gemotoriseerd rollend materieel aangekocht in leasing. Het privégebruik van de fiets of van een ander niet-gemotoriseerd rollend materieel door de werknemer moet het voorwerp uitmaken van een voordeel in natura dat op zijn loonfiche vermeld staat. ».

Art. 16.Artikel 65 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Worden in aanmerking genomen voor de berekening van de subsidie voor personeelskosten van de dienst, en dit, tot aan vrijwillig vertrek, ontslag, pensionering, overlijden, functieverandering, beëindiging van de overeenkomst of einde van de vermindering van de arbeidsduur, de volgende leden van het personeel van de inrichtende macht : 1° degenen wier functie op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in aanmerking werd genomen bij de berekening van de provisionele subsidie voor personeelskosten, met toepassing van de toepasselijke subsidiebeheernormen;2° degenen wier functie op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in aanmerking werd genomen bij de berekening van de provisionele subsidie voor personeelskosten, terwijl hun functie niet voorzien was in de toepasselijke subsidiebeheernormen;».

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt bijlage 2 vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 18.In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt vervangen als volgt : « behalve voor het administratief, technisch en administratief leidinggevend personeel bedoeld in bijlage 2, D, E en F, 1°, is de anciënniteit gelijkwaardig aan eerdere effectieve of wettelijk gelijkgestelde diensten uitgevoerd bij een werkgever die is goedgekeurd of erkend door een overheidsdienst in het kader van activiteiten die vooral gericht zijn op kinderen en jongeren.» ; b) 2° wordt vervangen als volgt : « voor het administratief, technisch en administratief leidinggevend personeel bedoeld in bijlage 2, D, E en F, 1°, is de anciënniteit gelijkwaardig aan het geheel van de eerdere effectieve diensten bij elke werkgever in een gelijkwaardige functie.»

Art. 19.Bijlage 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de punten 12° en 13°, luidend als volgt : "12° de prestaties van studenten, met inbegrip van die van studenten die houder zijn van een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs zonder sociale of educatieve oriëntatie, waarvan de weddeschaal overeenkomt met een functie van opvoeder klasse 2B;13° de verliezen die verband houden met andere projecten die worden ten laste genomen door een andere subsidiërende overheid, medegefinancierd door de hulpverlening aan de jeugd en behorend tot de opdrachten van de dienst, met uitzondering van de projecten uitgevoerd in het kader van federale en regionale werkondersteunende programma's. »

Art. 20.De personeelsleden die in aanmerking worden genomen, overeenkomstig artikel 54, derde lid, van hetzelfde besluit, in het kader van de berekening van de provisionele subsidie voor personeelskosten van 2025-2027, zijn onderworpen aan de kwalificatievoorwaarden van bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 21.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.

Art. 22.De Minister bevoegd voor hulpverlening aan de jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 januari 2024.

Voor de Regering: De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor sociale promotie, P.-Y. JEHOLET De Minister van Hoger Onderwijs, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en Promotie van Brussel;

F. BERTIEAUX Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^