gepubliceerd op 23 februari 2024
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 februari 2019 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming
25 JANUARI 2024. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 februari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 13/02/2019 pub. 26/03/2019 numac 2019011189 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
18/01/2018
pub.
03/04/2018
numac
2018011568
bron
ministerie van de franse gemeenschap
Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming
sluiten tot vaststelling van het Wetboek van Preventie, Jeugdhulp en Jeugdbescherming, artikelen 145 en 149;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 februari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 13/02/2019 pub. 26/03/2019 numac 2019011189 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 6 juli 2023;
Gelet op de instemming van de minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2023;
Gelet op advies nr. 42 van de Gemeenschappelijke Raad voor Preventie, Jeugdhulp en Jeugdbescherming van 19 oktober 2023;
Gelet op de gendertest van 12 december 2023 opgesteld in toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016029074 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de integratie van de genderdimensie in alle beleidsdomeinen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het verzoek om advies van de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 ;
Overwegende dat het verzoek om advies op 22 december 2023 is ingeschreven in het register van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder nummer 75.231/2;
Gelet op de beslissing van de afdeling Wetgeving van 22 december 2023 om geen advies uit te brengen binnen de gevraagde termijn, overeenkomstig artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de minister voor Jeugdhulp;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 9, § 1, vijfde lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van subsidies voor de vormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld in artikel 145 van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming wordt vervangen door hetgeen volgt: "De in lid 1 bedoelde inrichtende macht voert een intern boekhoudkundig toezicht in.".
Art. 2.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid opgeheven.
Art. 3.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door hetgeen volgt: "
Art. 14.Indien de aanvraag ontvankelijk is, stuurt de administratie, binnen de tien werkdagen na de kennisgeving van de beslissing waarbij de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard, de aanvraag door naar de erkenningscommissie zodat deze een advies kan uitbrengen over de geschiktheid van de uitvoering van het project overeenkomstig artikel 147, § 2, van het decreet.".
Art. 4.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door hetgeen volgt: "
Art. 15.Binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvraag bij de erkenningscommissie, dient de administratie bij de minister een advies in over de geschiktheid van de uitvoering van het project, waarbij zij het verslag van de administratieve dienst belast met de pedagogische ondersteuning en het pedagogische toezicht, het verslag van de administratieve dienst belast met het boekhoudkundige toezicht en een begrotingsraming van de administratieve dienst belast met het boekhoudkundige beheer voegt.".
Binnen hetzelfde tijdsbestek dient de administratie een advies in bij de erkenningscommissie over de geschiktheid van de uitvoering van het project, waarbij het verslag wordt gevoegd van de administratieafdeling die verantwoordelijk is voor onderwijsondersteuning en toezicht.".
Art. 5.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door hetgeen volgt: "
Art. 16.De erkenningscommissie geeft de minister haar advies over de geschiktheid van de uitvoering van het project binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van de aanvraag van de overheid en deelt dit gelijktijdig mee aan de aanvrager.".
Bij het uitblijven van een advies binnen de in het eerste lid genoemde termijn is het advies van de erkenningscommissie niet meer nodig.
Overeenkomstig artikel 147, § 1, derde lid, van het decreet brengt de commissie een gunstig advies uit wanneer zij vaststelt dat alle ontvangen adviezen gunstig zijn. Deze verplichting geldt echter alleen wanneer de toelatingscommissie alle vereiste adviezen heeft ontvangen.".
Art. 6.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door hetgeen volgt: "Art. 17 Binnen de twee maanden na ontvangst van het advies van de erkenningscommissie of na het verstrijken van de termijn waarbinnen zij haar advies had moeten uitbrengen, brengt de minister de aanvrager en de administratie op de hoogte van zijn beslissing over de al dan geschiktheid van het uitvoeren van het project en nodigt hij de administratie uit om de erkenningsprocedure voort te zetten.".
Art. 7.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door hetgeen volgt: "
Art. 18.Indien de beslissing van de minister over de geschiktheid positief is, onderzoekt de administratie de conformiteit van de dienst met de erkenningsvoorwaarden en brengt zij hierover binnen de drie maanden na ontvangst van de beslissing van de minister een omstandig advies uit aan de minister daarover binnen drie maanden na ontvangst van de beslissing van de minister.
In haar uitvoerig met redenen omkleed advies kan de administratie voorstellen om de behandeling van de erkenningsaanvraag uit te breiden, zodat de inrichtende macht aan de wettelijke vereisten kan voldoen.
Voor de gevraagde erkenning voegt de administratie bij het in lid 1 bedoelde advies het verslag van de afdeling van de administratie die belast is met onderwijsondersteuning en -toezicht.".
Art. 8.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst "
Art. 19.Binnen de twee maanden na ontvangst van het conformiteitsadvies van de administratie beslist de minister over de erkenningsaanvraag en stelt hij de aanvrager, de administratie en de erkenningscommissie in kennis van zijn definitieve beslissing over de erkenningsaanvraag en brengt hij de aanvrager, de administratie en de erkenningscommissie op de hoogte van zijn definitieve beslissing.".
Art. 9.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/2 ingevoegd, die de artikelen 19/1, 19/2, 19/3, 19/4, 19/5 en 19/6 omvat, luidend als volgt : "
Artikel 1/2.- Aanvraag tot wijziging van een erkenning
Art. 19/1.Een voorafgaande aanvraag tot wijziging van de erkenning moet worden ingediend door de inrichtende macht, goedgekeurd door de jeugdhulp, wanneer : 1° een door het Bureau Jeugdhulp erkende inrichtende macht een nieuwe dienst wil organiseren;2° een door de Jeugdhulp erkend inrichtende macht niet langer een dienst wenst te organiseren;3° voor elke wijziging aan de informatie bedoeld in 2° van artikel 5.
Art. 19/2.De erkende inrichtende macht dient bij de administratie een aanvraag tot wijziging van de erkenning in, waarin het doel van de aanvraag wordt uiteengezet overeenkomstig artikel 19/1 en waarin een actualisering van de in artikel 12, § 2 bedoelde informatie en documenten is opgenomen.
Art. 19/3.De administratie bevestigt binnen tien werkdagen de ontvangst van de aanvraag tot wijziging van de erkenning.
Art. 19/4.Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag onderzoekt de administratie de aanvraag tot wijziging van de gevraagde toelating en brengt het hierover een omstandig advies uit aan de minister. De administratie voegt bij haar advies het verslag van de met onderwijsondersteuning en -controle belaste dienst van de administratie, het verslag van de met boekhoudcontrole belaste dienst van de administratie en de evaluatie van de budgettaire gevolgen van de wijziging ter erkenning van de met boekhoudcontrole belaste dienst(en) van de administratie.
In hun omstandig advies kunnen de voorstellen de termijn voor de behandeling van de aanvraag tot wijziging van de erkenning te verlengen.
Art. 19/5.Binnen twee maanden na ontvangst van het omstandig advies van de administratie beslist de minister over de aanvraag tot wijziging van de erkenning en deelt hij zijn beslissing mee aan de aanvrager en de administratie.
Art. 19/6.In het geval van een weigering om een erkenning te wijzigen, kan de inrichtende macht geen nieuwe aanvraag voor hetzelfde doel indienen tot ten minste zes maanden nadat zij in kennis is gesteld van de weigeringsbeslissing.
Art. 10.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/3 ingevoegd, die artikel 19/7 omvat, luidend als volgt: "Sectie 1/3. - Afstand van erkenning
Art. 19/7.Een inrichtende macht die niet langer wenst te genieten van de erkenning verleend krachtens het decreet, moet de Minister en de administratie daarvan per aangetekende brief op de hoogte brengen ten minste zes maanden voor het einde van de erkenning.
Binnen twee maanden na ontvangst van de informatie dienen de administratie bij de minister een verslag in met de regelingen voor de tenuitvoerlegging van de beëindiging van de erkenning en de voorwaarden waaronder de dienst(en) zal (zullen) worden gesloten.
De minister trekt de erkenning in en informeert de inrichtende macht en de administratie.
Een inrichtende macht die afstand heeft gedaan van haar erkenning kan te allen tijde een nieuwe erkenningsaanvraag indienen overeenkomstig artikel 12.
Art. 11.In artikel 25, § 1, 1°, van hetzelfde besluit wordt littera a) vervangen door hetgeen volgt: "a) 1 B-barema directeur of B-barema pedagogisch directeur;".
Art. 12.Een punt 4° wordt toegevoegd aan artikel 25, § 1 van hetzelfde besluit, als volgt: "4° voor elke vacante betrekking in het erkende kader bedraagt het ambt dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de voorlopige subsidie voor personeelskosten: - voor onderwijzend personeel: de baremaschaal die overeenkomt met een bachelors- of masterdiploma; - voor administratief personeel: de baremaschaal die overeenkomt met het ambt van redacteur; - leidinggevend personeel: de baremaschaal die overeenkomt met het ambt van de ontbrekende directeur.".
Art. 13.In artikel 28, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) een nieuw punt 2° /1 wordt ingevoegd, dat als volgt luidt: "2° /1 wanneer de inrichtende macht eigenaar is van de gebouwen die ze in gebruik heeft of een zakelijk recht heeft van ten minste 27 jaar, de afschrijvingsdotatie op materiële vaste activa met betrekking tot grote werken, waarvan het afschrijvingspercentage wordt vastgesteld op 10 of 6,66%;"; b) 3° wordt vervangen door de volgende: "3° indien de inrichtende macht beschikt over een huurovereenkomst met een looptijd die ten minste gelijk is aan de afschrijvingsperiode, de afschrijvingsdotatie op materiële vaste activa die betrekking hebben op grote werken, waarvoor het afschrijvingspercentage wordt vastgesteld op 10 of 6,66%. Wanneer de inrichtende macht een huurovereenkomst heeft van minder dan 10 of 15 jaar, worden de afschrijvingskosten op materiële vaste activa met betrekking tot grote werken, waarvan het afschrijvingspercentage is vastgesteld op 10 of 6,66%, in rekening gebracht. In geval van beëindiging van de huurovereenkomst door de huurder of de eigenaar, in geval van beëindiging met wederzijds goedvinden, of wanneer de huurovereenkomst is verstreken, wordt het resterende af te schrijven gedeelte ten laste gebracht van het eigen vermogen van de inrichtende macht; " ; c) de woorden "en gebruikt rollend materieel dat meer dan 2 jaar oud is.Een voertuig wordt 2 jaar als nieuw beschouwd;"; d) 5/1 wordt ingevoegd en luidt als volgt: "5/1° In afwijking van de boekhoudkundige regels eigen aan de dienst, moet elke aankoop van investeringsgoederen boven een indexeerbaar bedrag van 1.000 euro onderworpen worden aan afschrijvingen;"; e) 13° wordt vervangen door de volgende: "13° de bedragen betaald aan zelfstandigen op basis van uitgereikte facturen, aan lokale tewerkstellingsagentschappen en uitzendkantoren voor eenmalige opdrachten die niet behoren tot de opdrachten van personeelsleden van het erkende kader, aan personen ter beschikking gesteld van een dienst in het kader van een groep van werkgevers, aan vrijwilligers en in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten op basis van artikel 60, § 7, of 61 van de organieke wet van het OCMW van 8 juli 1976;"; f) In 16° worden na de woorden "voor werkingskosten" de woorden ", tenzij een afwijking wordt verleend door de minister op basis van het advies van de administratie" toegevoegd.".
Art. 14.Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 26° dat als volgt luidt: "26° afschrijvingskosten en rente met betrekking tot fietsen of ander niet-gemotoriseerd rollend materieel dat is aangekocht in het kader van leasing.
Het privégebruik van een fiets of ander niet-gemotoriseerd rollend materieel door de werknemer moet het voorwerp uitmaken van een voordeel in natura vermeld op de loonbrief.
Art. 15.In aanhangsel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in A worden de woorden "opvoeder gespecialiseerd in psycho-educatieve ondersteuning, een bachelordiploma in sociaal werk, een bachelordiploma in psychologie" geschrapt;b) in sectie D worden de woorden "éducateur spécialisé en accompagnement psycho-éducatif, d'un diplôme de bachelier assistant social, d'un diplôme de bachelier assistant en psychologie" geschrapt.
Art. 16.In bijlage 2 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door hetgeen volgt: "1° behalve voor technisch en administratief personeel, wordt anciënniteit gelijkgesteld met een eerdere effectieve of wettelijk gelijkgestelde diensttijd, hetzij op basis van een arbeidsovereenkomst, hetzij als zelfstandige, op het gebied van opleiding, jeugd, permanente vorming, sociaal en educatief werk of bij een werkgever die door een overheidsinstantie is erkend of erkend in het kader van activiteiten die hoofdzakelijk voor kinderen of jongeren zijn bestemd;".
Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art. 18.De minister bevoegd voor hulpverlening aan de jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 25 januari 2024.
Voor de Regering: De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en het Onderwijs voor Sociale Promotie, P.-Y. JEHOLET De Minister van Hoger Onderwijs, Universitaire Ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en de Promotie van Brussel, F. BERTIEAUX