Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 18 januari 2017
gepubliceerd op 21 februari 2017

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de algemene regels die toepasselijk zijn op de begroting en de boekhouding van de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2017010692
pub.
21/02/2017
prom.
18/01/2017
ELI
eli/besluit/2017/01/18/2017010692/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JANUARI 2017. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de algemene regels die toepasselijk zijn op de begroting en de boekhouding van de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de artikelen 68, 70 en 71;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 en 17 oktober 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 januari 2017;

Gelet op het decreet van 7 januari 2016 houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap, artikel 4;

Overwegende dat het verslag over de evaluatie van de impact van het project op de respectieve toestand van vrouwen en mannen, "gendertest" genoemd, niet kan worden opgesteld in afwachting van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van artikel 6 van het decreet;

Overwegende echter dat de ontworpen tekst, gelet op zijn inhoud, geen impact heeft op de respectieve toestand van vrouwen en mannen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de artikelen 68 en 71 van het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, met het oog op een betere rechtsveiligheid, moeten worden uitgevoerd, en dat de gemeenschappelijke bepalingen betreffende de begrotings- en boekhoudregels moeten worden goedgekeurd die van toepassing zullen zijn op elke bestaande of op te richten administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie;

Gelet op het advies nr. 60.608/2 van de Raad van State, gegeven op 4 januari 2017 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet van 20 december 2011 : het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;2° besluit van 13 december 2012 : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding;3° besluit van 28 november 2013 : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de interne budgettaire en boekhoudkundige controle en audit en van de administratieve en begrotingscontrole;4° personeelslid : elke persoon die, in ongeachte welke hoedanigheid, tewerkgesteld is binnen de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;5° "rekenplichtige" : het personeelslid dat, op instructie van de ordonnateur, wordt belast met de budgettaire en rekenplichtige boekingen;6° "kassier" : kredietinstelling, aangewezen bij toepassing van het koninklijk besluit van 6 augustus 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;7° "directie der rekeningen" : dienst van de Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, belast met het toezicht op de in artikel 2 bedoelde entiteiten;8° "directiecomité" : administratief orgaan vermeld in artikel 12 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie, bedoeld in artikel 68 van het decreet van 20 december 2011, voor zover de organieke regels van de betrokken dienst, die overeenkomstig artikel 68 van het decreet van 20 december 2011 worden vastgesteld, daarvan niet afwijken.

In afwijking van het eerste lid, is dit besluit niet van toepassing op de diensten die bedoeld zijn in : 1° artikel 83 van de herstelwet van 31 juli 1984;2° artikel 56, § 2, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen;3° in artikel 13, derde lid, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten). HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de begroting

Art. 3.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van het decreet van 20 december 2011, maakt elke dienst jaarlijks een begroting op volgens de richtlijnen van de Minister van Begroting.

Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 en 68, 1°, van het decreet van 20 december 2011, begint het begrotingsjaar op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art. 4.Overeenkomstig de artikelen 4, § 1, en 68, 2°, van het decreet van 20 december 2011, dekt het geheel van de ontvangsten van de dienst het geheel van zijn uitgaven.

In afwijking van het eerste lid, kunnen de diensten die Europese fondsen beheren, in voorkomend geval, hun ontvangsten voor een bepaald project bestemmen.

Art. 5.De ontvangstenbegroting omvat minstens : 1° de dotaties die ingeschreven zijn in de begroting van de Franse Gemeenschap;2° de raming van de middelen die voortvloeien uit de interne verrichtingen bedoeld in artikel 68, 7°, van het decreet van 20 december 2011;3° de raming van de rechten die zullen worden vastgesteld ten voordele van de dienst in de loop van het begrotingsjaar;4° de raming van de ontvangsten die, in voorkomend geval, in baar geld zullen worden geïnd. Voor de diensten die Europese fondsen of fondsen die worden toegekend met toepassing van een bij decreet goedgekeurd samenwerkingsakkoord, beheren, omvat de ontvangstenbegroting eveneens : 1° de fondsen die door de Europese Unie worden toegekend;2° de bijdragen ten laste van de andere partijen bij het samenwerkingsakkoord.

Art. 6.De uitgavenbegroting is onderverdeeld in programmma's en basisartikelen.

Indien de dienst zijn werkingskosten draagt, worden deze over basisartikelen verdeeld in een functioneel programma in de zin van artikel 8, § 1, derde lid, van het decreet van 20 december 2011.

Art. 7.Elk basisartikel bestaat uit vastleggingskredieten en vereffeningskredieten die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7, 1°, van het decreet van 20 december 2011.

Art. 8.Het ontwerp van begroting van elke dienst wordt aan de functionele Minister en aan de Minister van Begroting overgezonden, om te worden gevoegd bij de uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap overeenkomstig artikel 69 van het decreet van 20 december 2011.

De goedkeuring van de begroting van de dienst geschiedt met de bekrachtiging van het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 9.Elke dienst voert een begrotingsboekhouding voor het permanente opvolgen van de begrotingsmachtigingen die door het Parlement worden toegekend en van de uitvoering van de begroting. Ze wordt opgenomen in de algemene boekhouding bedoeld in hoofdstuk IV.

Art. 10.De artikelen 16, § 1, 28, § 1, en 28, § 2, 4°, van het decreet van 20 december 2011 en de artikelen 25 en 26 van het besluit van 13 december 2012 zijn toepasselijk op de in artikel 2 bedoelde diensten. Afdeling 2. - Begrotingsontvangsten

Art. 11.Artikel 19, § 1, van het decreet van 20 december 2011 is toepasselijk op de in artikel 2 bedoelde diensten.

De vastgestelde rechten die op de begrotingsboekhouding worden aangerekend, worden gelijktijdig meegedeeld aan een ontvanger met het oog op de inning ervan, overeenkomstig hoofdstuk V. Afdeling 3. - Vastlegging van de uitgaven

Art. 12.De artikelen 21 tot 24 van het decreet van 20 december 2011 zijn toepasselijk op de in artikel 2 bedoelde diensten.

De aanrekeningsdatum wordt bepaald door de datum van toekenning van het in artikel 13 bedoelde vastleggingsnummer.

Art. 13.Elke vastlegging krijgt een sequentieel referentienummer met aanduiding van het jaartal.

Het rekeningenstelsel neemt ononderbroken gedurende hetzelfde jaar de toegekende vastleggingsnummers op.

Art. 14.Het vastleggingsnummer wordt toegekend voor elke afzonderlijke uitgave.

In afwijking daarvan, kan het verschillende uitgaven dekken, wanneer, ofwel : 1° hun aard dit verantwoordt;2° hun aard dezelfde is en de begunstigden ervan in één zelfde document worden opgesomd;3° de identiteit van de begunstigden niet nauwkeurig kan worden vastgesteld;4° het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kan worden bepaald;5° de identiteit van de begunstigden en het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kunnen worden bepaald.

Art. 15.De gegevens die noodzakelijk zijn voor de vastlegging omvatten minstens : 1° het voorwerp van de vast te leggen uitgave;2° de datum van de akte en die van de goedkeuring ervan door de ordonnateur;3° in voorkomend geval, de persoonlijke gegevens van de begunstigde;4° het bedrag van de vooropgestelde uitgave;5° het jaar, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting waarop de uitgave wordt aangerekend.

Art. 16.Elke vastlegging ten laste van de kredieten of van de Europese fondsen van een bepaald jaar wordt uiterlijk op 31 december van datzelfde jaar verricht. Afdeling 4. - Vereffening van de uitgaven

Art. 17.Ten laste van de vereffeningskredieten worden aangerekend, de bedragen die in de loop van het begrotingsjaar worden vereffend als gevolg van vastgestelde rechten voortvloeiend uit verbintenissen die ten laste van het lopende dienstjaar vooraf werden vastgelegd of die uit vorige dienstjaren werden overgedragen.

Art. 18.Bij de vereffening, vergewist de ordonnateur zich inzonderheid ervan : 1° dat de uitgave vooraf werd vastgelegd;2° dat de juridische vastlegging overeenstemt met de begrotingsvastlegging;3° dat de vastgestelde rechten betrekking hebben op het begrotingsjaar;4° dat het vereffeningskrediet beschikbaar is;5° dat de verantwoordingsstukken regelmatig zijn;6° dat de gegevens die noodzakelijk zijn voor de betaling juist zijn;7° dat er geen geschillen bestaan in de zin van artikel 21, §§ 1 tot 5, van het besluit van 13 december 2012. Voor de vervulling van de in het eerste lid, 3° bedoelde voorwaarde, moet het verantwoordingsstuk uiterlijk van 31 december gedateerd zijn en door de ordonnateur vóór 1 februari van het volgende jaar bekrachtigd zijn.

Indien de ordonnateur, met toepassing van het eerste lid, 7°, vaststelt dat er een geschil bestaat, is artikel 21, § 3, van het decreet van 20 december 2011 van toepassing.

Art. 19.In voorkomend geval beveelt de ordonnateur de rekenplichtige de vastlegging te vermeerderen of te verminderen, of een regulerende vastlegging te verrichten.

Indien het vastleggingskrediet onvoldoende is, verricht hij een nieuwe verdeling van de kredieten binnen het betrokken programma.

Indien de kredieten van het programma onvoldoende zijn, vraagt hij een nieuwe verdeling over de programma's overeenkomstig artikel 21 aan.

Art. 20.De goedkeuring van de vereffening wordt gedateerd en wordt in de boekhouding verbonden met het vastleggingsnummer waarvan ze de verbintenissen aanzuivert. Afdeling 5. - Nieuwe verdeling van kredieten in de loop van het jaar

Art. 21.§ 1. Elke aanvraag om nieuwe verdeling van kredieten over programma's wordt door de ordonnateur aan de Inspectie van Financiën ter goedkeuring voorgelegd.

Het eerste lid is echter niet van toepassing op de uitgaven die op Europese fondsen aan te rekenen zijn.

Als het advies van de Inspectie van Financiën ongunstig is, kan de aanvraag om verdeling de ordonnancerende Minister ter goedkeuring worden voorgelegd. § 2. De aanvragen om nieuw verdeling van kredieten moeten worden verantwoord.

Ze kunnen uitsluitend gedurende het lopende dienstjaar worden ingediend en moeten uiterlijk op 31 december worden goedgekeurd.

Ze moeten voorafgaan aan de aanwending van kredieten, behalve als ze betrekking hebben op niet limitatieve vereffeningskredieten. Afdeling 6. - Thesaurie

Art. 22.De thesaurier van de dienst wordt belast met de inning van de ontvangsten en met de uitbetaling van de uitgaven en de bewaring van de geldmiddelen als er een kas bestaat.

Art. 23.De thesaurier beschikt over een financiële rekening die op zijn naam open staat bij de kassier, met vermelding van de dienst waaronder hij ressorteert.

De thesaurier die Europese fondsen beheert, kan over verschillende financiële rekeningen beschikken volgens de noodwendigheden van zijn beheer.

Rekeningen worden uitsluitend door toedoen van de Directie der rekeningen van het Ministerie van de Franse Gemeenschap geopend of afgesloten. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de algemene boekhouding Afdeling 1. - Boekhouding en afleggen van de rekeningen

Art. 24.De artikelen 30 tot 36 van het decreet van 20 december 2011 en de artikelen 30 tot 32 van het besluit van 13 december 2012 zijn toepasselijk op de in artikel 2 bedoelde diensten.

In afwijking van artikel 30 van het decreet, en als zij niet beschikken over een specifiek boekhoudkundig plan dat wordt vastgesteld krachtens de organieke bepalingen van de betrokken dienst, voeren de in artikel 2 bedoelde diensten echter hun algemene boekhouding volgens : 1° ofwel het boekhoudplan dat overeenkomstig artikel 5 van de algemenebepalingenwet wordt vastgesteld;2° ofwel volgens de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel, gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel, voor zover dat rekeningstelsel verband houdt met het in 1° bedoelde boekhoudplan door middel van een overeenstemmingsplan, dat eenduidig is en permanent voor alle gebruikte rekeningen.

Art. 25.De rekening van elke dienst omvat : 1° een jaarrekening, bestaande uit : a) de balans;b) de resultatenrekening die op grond van kosten en opbrengsten wordt opgemaakt;c) de toestand van de thesauriestroom;2° een rekening van uitvoering van de begroting.

Art. 26.Voordat de balans en de resultatenrekening worden opgemaakt, wordt een balans vastgesteld die alle rekeningen van de algemene boekhouding overneemt, met, voor elk van die : 1° de identificatie van de rekening en de omschrijving ervan;2° het totaal van het debet;3° het totaal van het credit;4° het saldo.

Art. 27.Het rekeningenstelsel van de dienst brengt bovendien tussentijdse verslagen uit in de volgende gevallen : 1° minstens één keer per jaar en wanneer de Minister van Begroting dit aanvraagt, om aan de behoeften inzake informatie van de Regering te voldoen;2° van ambtswege, om de statistieken te bezorgen die door de Europese overheid volgens het door die overheid opgelegde tijdsschema worden geëist. Afdeling 2. - Verantwoordingsstukken en bewaring ervan

Art. 28.De artikelen 33 tot 37 van het besluit van 13 december 2012, met uitzondering van artikel 34, § 2, zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde diensten. HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de inning van de schuldvorderingen

Art. 29.De ontvanger van de dienst wordt belast met de inning van de vastgestelde rechten door de ordonnateur.

De artikelen 53 tot 56 van het decreet van 20 december 2011 en 38 tot 41 van het besluit van 13 december 2012 zijn van toepassing. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de toekenning van subsidies en prijzen

Art. 30.De artikelen 57 tot 65 van het decreet van 20 december 2011 zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde diensten. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende het beheer van de goederen die hun bestemming hebben verloren

Art. 31.Elk jaar maken de in artikel 2 bedoelde diensten een inventaris op van de roerende goederen die : 1° eigendom van de betrokken dienst zijn;2° kunnen worden vervreemd;3° hun oorspronkelijke bestemming hebben verloren;4° niet opnieuw kunnen worden gebruikt. De inventaris en de balans die bedoeld zijn in artikel 68, 13° en 14° van het decreet worden bijgehouden om de in het eerste lid bedoelde goederen die hun bestemming hebben verloren, te doen uitkomen.

Art. 32.De in artikel 31 bedoelde diensten die hun bestemming hebben verloren, moeten onder bezwarende titel worden vervreemd.

In afwijking daarvan, wordt de ordonnateur ertoe gemachtigd die kosteloos af te staan aan verenigingen met een sociaal of humanitair doel, wanneer de vervreemding onder bezwarende titel kosten zou veroorzaken die hoger zijn dan de geraamde opbrengst.

Art. 33.De ordonnateur van de dienst wordt ertoe gemachtigd de goederen buiten dienst te stellen die hun bestemming hebben verloren en die niet meer kunnen worden afgestaan of door wie dan ook opnieuw te worden gebruikt.

Voor zover dit mogelijk is, zorgt hij voor de herwaardering en de recyclage van afval.

Art. 34.Voor de toepassing van de artikelen 32 en 33, leeft de ordonnateur de richtlijnen van de Minister van Begroting na. HOOFDSTUK VIII. - Controle op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie Afdeling 1. - Interne controle

Art. 35.De Minister van Begroting of diens afgevaardigde stelt, op de voordracht van de betrokken dienst, de ontvangers, rekenplichtigen en thesauriers van de in artikel 2 bedoelde diensten aan.

De Minister bevoegd voor het toezicht op de betrokken dienst beschikt over de hoedanigheid van primaire ordonnateur.

Het ambt van gedelegeerde ordonnateur wordt door de daartoe door de Regering aangestelde personeelsleden uitgeoefend.

Art. 36.De ambten van ordonnateur, ontvanger, rekenplichtige en thesaurier moeten door afzonderlijke personeelsleden worden uitgeoefend.

Als het echter functioneel niet mogelijk is om de ambten van ontvanger en van rekenplichtige afzonderlijk uit te oefenen, kunnen ze door éénzelfde personeelslid worden uitgeoefend.

Als het functioneel niet mogelijk is om de ambten van rekenplichtige en thesaurier afzonderlijk uit te oefenen, kunnen deze door éénzelfde personeelslid worden uitgeoefend, op voorwaarde dat het beheer en de controle op de financiële gegevens van de schuldeisers van de dienst worden uitgevoerd door een externe cel die onafhankelijk is van deze dienst.

Die afwijking van het eerste lid moet de Minister van Begroting na advies van het directiecomité worden voorgelegd.

Art. 37.De akte van aanstelling in de in artikel 35 bedoelde ambten vermeldt de datum vanaf welke het personeelslid in zijn ambt treedt.

Er wordt een afschrift van die akte aan het Rekenhof meegedeeld.

Art. 38.De Directie der rekeningen van het Ministerie van de Franse Gemeenschap zorgt ervoor dat elke ontvanger en elke thesaurier van de in artikel 2 bedoelde diensten zijn rekeningen meedeelt, om te beantwoorden aan de eisen van artikel 39 van het decreet van 20 december 2011.

Daartoe stelt de Minister van Begroting de uiterste datum voor de aflegging van de rekeningen vast.

Art. 39.Artikel 40 van het decreet van 20 december 2011 is toepasselijk op de in artikel 2 bedoelde diensten. Afdeling 2. - Interne audit betreffende de begroting en de boekhouding

Art. 40.Met toepassing van artikel 70 van het decreet van 20 december 2011, wordt de directie audit van het Ministerie van de Franse Gemeenschap belast met het evalueren van de werking en het systeem voor de interne controle op de in artikel 2 bedoelde diensten.

De artikelen 27 en 28 van het besluit van 28 november 2013 zijn van toepassing. Afdeling 3. - Administratieve en begrotingscontrole

Art. 41.De artikelen 29 tot 50 van het besluit van 28 november 2013 zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde diensten. Afdeling 4. - Externe controle

Art. 42.De artikelen 39, 50 en 51 van het decreet van 20 december 2011 zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde diensten. HOOFDSTUK VIII. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 43.§ 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017. § 2. In afwijking van paragraaf 1, treedt dit besluit in werking : 1° op 1 januari 2019, voor de diensten die bedoeld zijn in de artikelen 5, § 1, en 7, § 1, van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;2° op 1 januari 2018 : a) voor het "Agence Fonds Social Européen" (Agentschap Europees Sociaal Fonds), bedoeld in artikel 2 van het decreet van 5 mei 1999 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende de coördinatie en het beheer van de door de Europese Commissie verleende steun inzake human resources en betreffende de oprichting van het Agentschap Europees Sociaal Fonds, op 2 september 1998 te Brussel gesloten door de Waalse Regering, de Regering van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;b) voor het "Agence francophone pour l'éducation et la formation tout au long de la vie" (Franstalig agentschap voor leven lang leren) bedoeld in artikel 2 van het decreet van 2 juli 2007 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de tenuitvoerlegging en het beheer van het geïntegreerd communautair actieprogramma voor leven lang leren en betreffende de oprichting van het " Agence francophone pour l'éducation et la formation tout au long de la vie " (Franstalig agentschap voor leven lang leren), gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 44.Het lid van de Regering bevoegd voor de begroting en de financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2017.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT

^