19 MEI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap dat de voorwaarden vastlegt voor de toegang tot universitaire studies voor dragers van academische graden uitgereikt buiten de universiteit

De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 maart 2004 betreffende de definitie van het hoger onderwijs en de integratie ervan in het Europese perspectief van het hoger onderwijs en de herfinanciering van de universiteiten, meer bepaald op artikel 51;

Overwegende dat de maatregelen genomen in uitvoering van het progressief herroepen decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, moeten worden aangepast aan de nieuwe bepalingen, rekening houdende met de juridische continuïteit;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 tot vaststelling van de algemene bepalingen toepasselijk op de vaststelling door de universitaire overheden van de bijkomende voorwaarden waaraan de studenten, houders van een diploma van het hoger onderwijs, moeten voldoen om universitaire studies van de tweede cyclus te mogen aanvangen en tot wijziging van het besluit van 20 maart 1996 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de academische graden die de basisstudie van de 1e en de 2e cyclus bekrachtigen, alsmede de kwalificaties van de academische graad van doctor toegekend na de verdediging van een thesis, gewijzigd door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 december 2002;

Gelet op de dringendheid van de goedkeuring, voor het begin van de inschrijvingsperiode, van de noodzakelijke uitvoeringsmodaliteiten voor de informatie van de studenten en voor de organisatie van de inschrijvingen en de toelating tot de studies;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 april 2004 over het overleg met de representatieve studentenorganisaties die moet worden voorzien overeenkomstig de noodprocedure;

Gelet op dit voorafgaand overleg van 7 mei 2004 met de representatieve studentenorganisaties;

Gelet op de voorbereidende documenten van 4 mei 2004 opgemaakt door de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 27 april 2004;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 28 april 2004;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 april 2004 met betrekking tot het advies gevraagd aan de Raad van State binnen een termijn van vijf werkdagen;

Gelet op het advies nr. 37.175/2 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2004 in toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 2e lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt het volgende verstaan onder : decreet : het decreet van 31 maart 2004 betreffende de definitie van het hoger onderwijs en de integratie ervan in het Europese perspectief van het hoger onderwijs en de herfinanciering van de universiteiten; besluit : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 tot vaststelling van de algemene bepalingen toepasselijk op de vaststelling door de universitaire overheden van de bijkomende voorwaarden waaraan de studenten, houder van een diploma van het hoger onderwijs, moeten voldoen om universitaire studies van de tweede cyclus te mogen aanvangen en tot wijziging van het besluit van 20 maart 1996 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de academische graden die de basisstudie van de 1e en de 2e cyclus bekrachtigen, alsmede de kwalificaties van de academische graad van doctor toegekend na de verdediging van een thesis.

Art. 2.Overeenkomstig artikel 51, § 1, alinea 1, 4e lid, van het decreet hebben de houders van een academische graad van master, op basis van studies van de tweede cyclus van het lange type uitgereikt buiten de universiteit toegang tot de studies van de tweede cyclus aan de universiteit aangeduid in bijlage van het besluit van 15 maart 1999, op voorwaarde dat de overeenkomstige graden geklasseerd zijn in de categorieën II of III. De bijkomende toelatingsvoorwaarden kunnen bestaan uit een of meerdere bijkomende cursussen overeenkomstig de bepalingen van artikel 51, § 1, alinea 2 en 3, van het decreet. De tenuitvoerlegging van deze bepalingen kan de toegang tot bepaalde richtingen of opties van de betreffende studies beperken.

Art. 3.Overeenkomstig artikel 51, § 3, van het decreet hebben de houders van een graad bachelor, op basis van studies van de eerste overgangscyclus van een cursus van het lange type uitgereikt buiten de universiteit toegang tot de studies van de tweede cyclus aan de universiteit aangeduid in bijlage van het besluit van 15 maart 1999, op voorwaarde dat de overeenkomstige graden geklasseerd zijn in de categorieën II of III. De bijkomende toelatingsvoorwaarden kunnen bestaan uit een of meerdere bijkomende cursussen en kunnen eventueel leiden tot een voorbereidend jaar, overeenkomstig de bepalingen van artikel 51, § 3, alinea's 2 en 3, van het decreet. De tenuitvoerlegging van deze bepalingen kan de toegang tot bepaalde richtingen of opties van de betreffende studies beperken.

Art. 4.Overeenkomstig artikel 51, § 3, van het decreet hebben de houders van een graad bachelor, op basis van studies van de eerste cyclus van het korte type toegang tot een voorbereidend jaar op de studies van de tweede cyclus aan de universiteit aangeduid in bijlage van het besluit van 15 maart 1999, op voorwaarde dat de overeenkomstige graden geklasseerd zijn in de categorieën II of III. De bijkomende toelatingsvoorwaarden tot de tweede cyclus betreffen het voorafgaand verplicht slagen voor dit voorbereidend jaar zoals bedoeld in het artikel 51, § 3, alinea 3, van het decreet.

Art. 5.Zonder afbreuk te doen aan de vorige artikelen, worden aan de houders van een academische graad uitgereikt buiten de universiteit minstens 60 kredieten toegekend bij hun toelating tot de studies van de eerste cyclus aan de universiteit, als ze voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het besluit van 15 maart 1999.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking vanaf het academiejaar 2004-2005.

Art. 7.De Minister die het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek onder haar bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 19 mei 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek Mevr. Fr. DUPUIS