gepubliceerd op 31 maart 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het organiek reglement van het "Musée royal de Mariemont"
17 DECEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het organiek reglement van het "Musée royal de Mariemont"
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 4, 4°;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1920 houdende aanvaarding van de legaten gemaakt aan de Belgische Staat door wijlen Raoul Warocqué;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 april 1938 tot oprichting van de graad van Conservator van het Domein Mariemont;
Gelet op de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1939 houdende het organiek reglement van het Domein Mariemont, zoals gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 januari 1974 tot wijziging van de benaming van het Museum van Mariemont;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 januari 2004 waarbij het "Musée royal de Mariemont" wordt erkend als wetenschappelijke instelling en waarbij zijn structuur wordt vastgesteld;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 29 augustus 1985 houdende het organiek reglement van het Koninklijk Museum Mariemont, zoals gewijzigd;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 30 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 31 januari 2002;
Gelet op het protocol nr. 291 van het Onderhandelingscomité van Sector XVII, gesloten op 4 juni 2003;
Gelet op de beraadslaging van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van hoogstens één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 november 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 17 december 2003, Besluit :
Artikel 1.Het geheel van de collecties dat aan de Belgische Staat door wijlen Raoul Warocqué werd nagelaten, alsook de uitbreidingen die ze tot nu toe hebben gekregen en die ze in de toekomst zouden kunnen krijgen, worden gelijkgesteld met een openbaar museum met het statuut van een wetenschappelijke instelling van de Franse Gemeenschap en "Musée royal de Mariemont" genoemd. Deze ressorteert onder de Algemene Directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Naast de voorwerpen tentoongesteld in de openbare zalen of bewaard in de opslagplaatsen, omvatten de collecties van het Museum de kunstwerken en de archeologische of historische overblijfsels tentoongesteld binnen het Domein zowel in de open lucht als in een schuilplaats. Deze worden beheerd door de Wetenschappelijk directeur en het wetenschappelijk personeel van het museum.
In de zin van dit besluit wordt verstaan onder "de Minister", het lid van de Regering van de Franse Gemeenschap die bevoegd is voor de Cultuur.
Art. 2.In zijn hoedanigheid van wetenschappelijke instelling van de Franse Gemeenschap wordt het "Musée royal de Mariemont" belast met : 1° een opdracht van wetenschappelijk onderzoek, inzonderheid in de vakken waartoe de collecties die hij bewaart, behoren;2° een opdracht van openbare dienst die gekoppeld is aan de eerste opdracht;daartoe stelt hij een gedeelte van de collecties aan het publiek tentoon, hij zorgt voor het onthaal van het publiek, de activiteiten betreffende de pedagogie, de opleiding, de animatie en de creatie alsook voor de informatiediensten in een ruime zin. 3° een opdracht van bewaring gekoppeld aan de eerste twee opdrachten, inzonderheid het behoud of eventueel de verbetering van de fysische staat van collectievoorwerpen alsook een opdracht van herwaardering van het Patrimonium. Behoren verplicht tot de activiteiten die passen in het kader van zijn onderzoeksopdracht het opmaken van wetenschappelijke inventarissen en de publicatie van gespecialiseerde catalogussen; de publicatie van andere wetenschappelijke studies, bijvoorbeeld, in de vorm van monografieën of periodieke tijdschriften met een wetenschappelijk karakter wordt aangemoedigd.
Bovendien omvatten de onderzoeksactiviteiten de aanschaffing door aankoop, schenking of legaten van voorwerpen of documenten die bestemd zijn om de collecties van het Museum aan te vullen of te illustreren.
Het doel van de activiteiten van voorstelling, onthaal, pedagogie, opleiding en verspreiding bestaat in het bijzonder erin het resultaat van de onderzoekswerkzaamheden aan het publiek aan te passen en het ter beschikking van het publiek te stellen en zo bij te dragen tot de informatie en de culture verrijking ervan. Om deze opdrachten goed uit te voeren zal het Museum ten minste ervoor zorgen dat de tentoongestelde voorwerpen door het nodige verklarende apparaat worden omringd waarbij een beroep zal worden gedaan op alle mogelijkheden van de moderne museumkunde, met inbegrip van de audiovisuele en verspreidingstechnieken, de publicatie van gidsen en populair-wetenschappelijke brochures.
Het Museum zal ook ervoor zorgen dat verspreidingsactiviteiten ter beschikking van het publiek zullen worden gesteld.
De bewaringsactiviteiten omvatten voornamelijk de permanente bewaking van zowel alle tentoongestelde als bewaarde collectievoorwerpen om elke beschadiging van welke aard ook vast te stellen en, indien mogelijk, te voorkomen, de regelmatige behandeling van voorwerpen waarvoor deze vereist is, inzonderheid deze die gevoelig zijn voor atmosferische invloeden, de restauratie van beschadigde of opgegraven voorwerpen tijdens hun opgravingen of waarvan de fysische staat niet beantwoordt aan de vereisten inzake wetenschappelijk onderzoek of voorstelling alsook het onderzoek en de uitvoering van de beste bewaringsvoorwaarden volgens de aard of de techniek van de bewaarde voorwerpen.
Art. 3.Het Museum beschikt over het nodige personeel, de geschikte lokalen en uitrustingen om de opdrachten bedoeld in artikel 2 uit te voeren.
Bovendien kan het ook een beroep doen op één of meer andere wetenschappelijke instellingen met het gespecialiseerd personeel of met de uitrusting waarover het zelf niet beschikt. Het kan ook zich wenden tot openbare of privé onderzoeksinstellingen, met inbegrip van de universiteiten in België of in het buitenland, tot onderzoekers, opvoeders, technici of animatoren die behoren tot een dienst van de Franse Gemeenschap of tot een andere macht die al dan niet gevestigd is op het grondgebied van de Franse Gemeenschap, mits toestemming van de toezichthoudende overheid.
Het kan ook gemeenschappelijke programma's ontwikkelen met de universiteiten en de universitaire faculteiten die gevestigd zijn op het grondgebied van de Franse Gemeenschap, mits toestemming van de bevoegde Minister, alsook met andere openbare of privé onderzoeksinstellingen die gevestigd zijn op het grondgebied van de Franse Gemeenschap.
Art. 4.§ 1. Het geheel van het vast wetenschappelijk personeel van het Museum wordt onderworpen aan de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het statuut en het geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap. § 2. Het geheel van het vast niet-wetenschappelijk personeel van het Museum wordt onderworpen aan de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut en het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Art. 5.§ 1. De Directeur leidt en coördineert, onder het gezag van de leidend ambtenaar-generaal van de Algemene directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, hierna "de Directeur-generaal" genoemd, het geheel van de activiteiten van het Museum en is verantwoordelijk voor het administratief beheer ervan. Hij zorgt voor de uitvoering van besluiten en reglementen alsook van beslissingen van de Minister. Hij, alleen, houdt correspondentie met de openbare overheden en met de andere wetenschappelijke instellingen door bemiddeling van de Directeur-generaal van Cultuur.
In overleg met de Wetenschappelijk directeur en onder het gezag van de Directeur-generaal bepaalt hij de programma's betreffende de voorstelling, het onthaal, de bewaring en de verspreiding. Hij verdeelt ook onder deze programma's het niet-wetenschappelijk personeel waarover hij beschikt alsook het wetenschappelijk personeel waarover hij beschikt, en dit in overleg met de wetenschappelijk directeur. § 2. De Wetenschappelijk directeur, onder het gezag van de Directeur-generaal en van de Directeur, en na raadpleging van de Wetenschappelijke Raad, bepaalt de onderzoeks- en bewaringsprogramma's. In overleg met de Directeur verdeelt hij onder deze programma's het wetenschappelijk personeel waarover hij beschikt.
De Directeur, altijd onder het gezag van de Directeur-generaal, zorgt voor de goede coördinatie van het geheel van de programma's. Hij verdeelt onder deze programma's de kredieten die hem worden toegekend. § 3. De Directeur, in overleg met de wetenschappelijk directeur, stelt aan de bevoegde Minister, door bemiddeling van de Directeur-generaal, de aanwerving van contractuele medewerkers voor, alsook de uitvoering van eventuele gemeenschappelijke onderzoeksprogramma's met andere wetenschappelijke instellingen en de universiteiten. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor de uitvoering van de medewerking met de partners bedoeld in artikel 3 van dit reglement. § 4. Door toedoen van de Directeur-generaal brengt de Directeur elk jaar verslag uit aan de Minister over de voortgang van de programma's betreffende het onderzoek, de voorstelling, het onthaal en de bewaring en hij legt hem de voorstellen voor die hij nodig acht op het gebied van de aanwerving en inschrijving van kredieten op de begroting van het volgende jaar. Het verslag over de onderzoeks- en bewaringsprogramma's wordt opgesteld op basis van een rapport dat de wetenschappelijk directeur voorafgaandelijk heeft opgemaakt.
Art. 6.De leden van het personeel bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap alsook de contractuele medewerkers hangen van de Directeur af. Hij kent ze jaarlijks vakantieverlof en buitengewoon verlof toe overeenkomstig de statuten bepaald in artikel 4 van dit reglement.
Hij kan ook, in het belang van de dienst, aan de personeelsleden van de instelling alsook aan de personen bedoeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit, opdrachten toekennen met reizen van hoogstens vier dagen binnen het Koninkrijk. Hij kan ook aan dezelfde personen, in het belang van de dienst, opdrachten toekennen buiten het Koninkrijk voor zover ze geen uitgaven ten laste van de Franse Gemeenschap met zich meebrengen en het bestemmingsland diplomatieke betrekkingen met België onderhoudt. De personeelsleden van de instelling, alsook de personen bedoeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit, ontvangen vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend aan het personeel van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 7.Door toedoen van de Directeur-generaal stelt de Directeur aan de bevoegde Minister, in overleg met de Wetenschappelijk directeur, en na raadpleging van de betrokken wetenschappelijke personeelsleden, de aanvaarding van schenkingen en legaten voor, alsook de belangrijkste aankopen om de collectievoorwerpen bewaard in de instelling te vervolledigen.
Hij beslist ook, in overleg met de wetenschappelijk directeur, over de publicatie van catalogussen en populair-wetenschappelijke werken die passen in het kader van de opdracht van de instelling.
Art. 8.§ 1. De Directeur kan de beperkte verantwoordelijkheden die hij bepaalt aan één of meer vastbenoemde niet-wetenschappelijke personeelsleden van de instelling delegeren, met uitzondering van deze die hem persoonlijk worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 7 van dit besluit en de geldende reglementen.
In zijn afwezigheid wordt de leiding van de instelling waargenomen door de Wetenschappelijk directeur of, bij gebrek hieraan, door het oudste aanwezige vastbenoemde wetenschappelijk personeelslid of door het personeelslid dat daartoe door de Directeur-generaal wordt aangesteld. § 2. De Wetenschappelijk directeur van de instelling kan, onder het gezag van de Directeur, de beperkte verantwoordelijkheden die hij bepaalt aan één of meer vastbenoemde wetenschappelijke personeelsleden van de instelling delegeren.
In zijn afwezigheid wordt de wetenschappelijke leiding van de instelling waargenomen door de Directeur of, bij gebrek hieraan, door het oudste aanwezige vastbenoemde wetenschappelijk personeelslid of door het personeelslid dat daartoe door de Directeur-generaal wordt aangesteld. § 3. Onder het oudste vastbenoemde wetenschappelijk personeelslid wordt verstaan, het personeelslid met de hoogste graad en bij gelijke graadanciënniteit, het oudste in leeftijd.
Art. 9.De wetenschappelijke personeelsleden kunnen door de Directeur worden aangewezen voor bijbehorende taken zoals documentatie, voorstelling, onthaal van het publiek, bewaring, enz., in het kader van de opdrachten bepaald in artikel 2 van dit besluit.
Art. 10.De voltijdse of deeltijdse wetenschappelijke personeelsleden die voor onderzoekstaken worden aangewezen, onderzoeken en klasseren de collecties, maken wetenschappelijke inventarissen ervan op en houden ze bij, stellen gespecialiseerde catalogussen op onder de wetenschappelijke leiding van de wetenschappelijk directeur van het Museum. Bovendien kan deze, in overleg met de directeur, ze belasten met elke onderzoekstaak die overeenstemt met hun opleiding en hun bevoegdheid in het kader van de vakken waaronder de collecties van het Museum ressorteren.
Art. 11.De Wetenschappelijk directeur is ertoe gehouden de wetenschappelijke personeelsleden een toestemming te verlenen om 40 % van hun normale diensttijd aan persoonlijke werkzaamheden te besteden.
Deze verhouding kan per week worden berekend. Indien dit voor de dienst uitzonderlijk vereist is, kunnen zowel de wetenschappelijk directeur als de directeur deze bepaling tijdelijk schorsen die nochtans elk kalenderjaar moet worden nageleefd.
De werkzaamheden uitgevoerd in dit kader moeten noodzakelijk in overeenstemming zijn met de vakken die in het Museum worden onderzocht.
Om de werkzaamheden bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11, eerste lid, goed te kunnen uitvoeren kan de Directeur voortdurend de wetenschappelijke personeelsleden een toestemming geven om externe opdrachten uit te voeren.
Deze toestemming wordt door de Directeur verleend naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van de wetenschappelijk directeur.
Toestemmingen worden verleend in het belang van het Museum.
De Regering bepaalt de regels waaraan deze externe toestemming beantwoordt.
Art. 12.Zowel de wetenschappelijke als de niet-wetenschappelijke personeelsleden van het Museum kunnen niet voor zichzelf voorwerpencollecties aanleggen die analoog zijn aan deze die het Museum bewaart, voor zover deze activiteit in strijd zou zijn met de belangen van het Museum. Ze kunnen slechts expertise uitvoeren, verkoopcatalogussen van de collecties opmaken met de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Directeur die telkens de Directeur-generaal daarover zal inlichten.
Elk artikel of wetenschappelijk of populair-wetenschappelijk werk dat de personeelsleden in hun vakgebied publiceren, moet hun titel of functie in de instelling vermelden.
Worden ze bezoldigd voor een publicatie van dit soort, dan moeten ze eerst de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Directeur vragen.
Art. 13.De Directeur kan derden een toestemming verlenen om wetenschappelijke en culturele manifestaties in de lokalen van het Museum te organiseren, met uitsluiting van enige activiteit met een strikt commercieel karakter. Hij kan ook, mits toestemming van de bevoegde Minister, machtiging verlenen aan verenigingen of instellingen om hun maatschappelijke zetel daar te vestigen en om daar vergaderingen te houden.
De organisatoren van manifestaties, de personen die hieraan deelnemen, alsook de bestuurders, de leden en het personeel van de verenigingen en instellingen die hun maatschappelijke zetel in het Museum hebben gevestigd, zijn ertoe gehouden het huishoudelijk reglement van dit museum na te leven alsook de voorschriften en beslissingen van de Directeur inzake veiligheid en discipline. De mogelijke geschillen zijn onderworpen aan de Directeur-generaal die deze geschillen onherroepelijk beslecht.
Bij herhaalde overtredingen van het huishoudelijk reglement of van de beslissingen van de Directeur en op zijn voorstel, kan de Directeur-generaal de instelling of de vereniging die deze overtredingen heeft gepleegd, ertoe dwingen zijn zetel naar een andere plaats over te dragen, en dit met een gewone aangetekende brief aan de voorzitter van zijn raad van bestuur of aan de verantwoordelijke die hem vervangt.
Art. 14.Er wordt een Wetenschappelijke raad bij het Museum ingesteld die, met toepassing van artikel 7 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap, uit zeven leden wordt samengesteld, te weten : 1° de Directeur 2° de Wetenschappelijk directeur 3° vijf wetenschappelijke personaliteiten gekozen buiten de instelling wegens hun bevoegdheid in de wetenschappelijke vakken die betrekking hebben op de collecties van het Museum. De bij sub 3° bedoelde leden worden door de Franse Gemeenschap benoemd op de voordracht van de Directeur en de Wetenschappelijk directeur of, bij hun afwezigheid, door de Directeur-generaal. Ze worden liever gekozen onder de deskundigen van vakken waarin de Wetenschappelijk directeur zelf niet gespecialiseerd is.
De Raad wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen, op diens initiatief en op aanvraag van drie leden. Hij kan enkel geldig beraadslagen en beslissen indien minstens vier leden aanwezig zijn. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.
De leden van de Wetenschappelijke raad genieten de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend aan het personeel van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 15.Er wordt een wervings- en bevorderingscommissie bij het Museum ingesteld waarvan de samenstelling en de rol bepaald worden in artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap.
De commissie wordt door de voorzitter bijeengeroepen telkens als de omstandigheden het vereisen. Ze kunnen enkel geldig beraadslagen en beslissen indien minstens vijf leden aanwezig zijn. Een verhinderd lid kan zijn advies per brief aan de voorzitter of aan de verslaggever meedelen; dit advies wordt, op zijn verzoek, gevoegd bij de notulen van de beraadslaging. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen; de voorzitter heeft een beslissende stem bij staking van stemmen.
De commissie genieten de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend aan het personeel van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 16.Er wordt een Raad van instelling bij het Museum ingesteld die, met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het organiek statuut van de Wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap, uit acht leden wordt samengesteld, te weten : 1° de Directeur, in de hoedanigheid van Voorzitter;2° de Wetenschappelijk directeur;3° twee vastbenoemde leden, of stagiairs, van het wetenschappelijk personeel;4° vier vastbenoemde leden, of stagiairs, van het niet-wetenschappelijk personeel. De Voorzitter stelt uit zijn leden een secretaris aan.
Naast de Directeur en de Wetenschappelijk directeur, wier mandaten permanent zijn, worden de bij sub 3 en 4 bedoelde leden respectievelijk verkozen door hun gelijken voor een vernieuwbare termijn van vier jaar. De Voorzitter wordt belast met de praktische organisatie van de verkiezingen.
Door toedoen van de Directeur-generaal brengt de Raad aan de Minister adviezen uit over alle vragen omtrent de uitvoering van de taken van het museum, met uitzondering van deze die een strikt wetenschappelijk karakter hebben.
Minstens één keer per maand vergadert de Raad, op aanvraag van de bevoegde Minister of van de Directeur-generaal, of wordt hij door de Voorzitter bijeengeroepen, of komt hij bijeen op aanvraag van vier van zijn leden. Hij kan enkel geldig beraadslagen en beslissen indien minstens vijf leden aanwezig zijn, waarvan twee tot het niet-wetenschappelijk personeel behoren.
Art. 17.Gelet op de verscheidenheid van het publiek van het Museum kunnen bepaalde wetenschappelijke of niet-wetenschappelijke personeelsleden die in contact zijn met het publiek, verplicht zijn andere talen dan het Frans te kennen, voor zover deze talen en het gewenste kennisniveau duidelijk aan de betrokkenen bij hun aanwerving meegedeeld werden.
Art. 18.Binnen de perken van de kredieten toegekend aan het Museum wordt de Directeur ertoe gemachtigd om de uitgaven te ordonnanceren en overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten te gunnen en uit te voeren, overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 februari 1998 houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegatie aan de ambtenaren-generaal en aan sommige andere ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap. Voor de toepassing van dit artikel wordt hij gelijkgesteld met een ambtenaar van rang 15.
In afwezigheid van de Directeur voor een duur hoger dan vijf werkdagen wordt de wetenschappelijk directeur ertoe gemachtigd om, binnen dezelfde perken, dringende uitgaven te ordonnanceren voor een bedrag van hoogstens 1250 euro. Hij mag te allen tijd de facturen met een kleiner of gelijk bedrag van een visum voorzien. Hij wordt gelijkgesteld met een ambtenaar van rang 12.
Delegatie wordt ook verleend aan de Directeur en de Wetenschappelijk directeur inzake het personeel, overeenkomstig hetzelfde besluit, inzonderheid in artikel 7.
Art. 19.In zijn jaarverslag zal de Directeur het volgende vermelden, te weten : 1° de toestand van het personeel tijdens het afgelopen boekjaar;2° de publicaties en de andere wetenschappelijke activiteiten van de wetenschappelijke personeelsleden;3° de lijst van publicaties uitgegeven door het Museum;4° de lijst van collectievoorwerpen verworven door aankoop, schenking of legaten;5° de statistieken van bezoek van het Museum en van de bibliotheek;6° een synthese van pedagogische activiteiten.
Art. 20.De Regering van de Franse Gemeenschap stelt het huishoudelijk reglement van het Museum op, overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
Art. 21.In afwachting van de toewijzing van de betrekking van Directeur bij mandaat, met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap wordt het personeelslid dat het ambt van Directeur van het Museum Mariemont, in welke hoedanigheid ook, uitoefent, ertoe gemachtigd om van het geheel van prerogatieven gebruik te maken die door dit besluit aan de Directeur worden toegekend.
Art. 22.De Minister die bevoegd is voor de Cultuur wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 23.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 29 augustus 1985 houdende het organiek reglement van het Koninklijk Museum Mariemont wordt opgeheven.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25.De Minister van Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 december 2003.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap, De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT