Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 10 oktober 2002
gepubliceerd op 14 december 2002

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de controleprocedure voor de dopingpraktijk en tot vaststelling van de inwerkingtreding van sommige bepalingen van het decreet van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029563
pub.
14/12/2002
prom.
10/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/10/2002029563/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de controleprocedure voor de dopingpraktijk en tot vaststelling van de inwerkingtreding van sommige bepalingen van het decreet van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 11, 12, 14 en 24;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 juni 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 juni 2002;

Gelet op het advies van de Franstalige Commissie voor de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, gegeven op 12 juni 2002;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven van de Franse Gemeenschap, gegeven op 12 juni 2002;

Gelet op de adviezen nrs 33.698/4 en 33.699/4 van de Raad van State, gegeven op 16 september 2002, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de gezondheid behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2002;

Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap;2° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de gezondheid behoort;3° bestuur : Algemene Directie Gezondheid van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;4° commissie : de Franstalige commissie voor gezondheidspromotie bij de sportbeoefening, bedoeld in hoofdstuk V van het decreet;5° officier van de gerechtelijke politie : de beëdigde ambtenaar of het beëdigd personeelslid bedoeld in artikel 12, lid 4 van het decreet;6° monster : het monster van de bevoorrading, het haar, het bloed, de urine of het speeksel van de sportbeoefenaar. HOOFDSTUK II. - De controleorganen

Art. 2.De Minister wordt ertoe gemachtigd de beëdigde ambtenaren en personeelsleden van de diensten van de Regering die de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie hebben aan te stellen.

Elk besluit tot toekenning van de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 3.§ 1. Om de erkenning als arts die de officier van de gerechtelijke politie bijstaat, te bekomen en te behouden, moet de arts : 1° houder zijn van het diploma van doctor in de geneeskunde;2° geen disciplinaire schorsing door de Orde der Geneesheren ondergaan of hebben ondergaan;3° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag vrij van veroordeling overleggen;4° de oorspronkelijke opleiding hebben genoten waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister worden bepaald;5° de Minister een schriftelijke verklaring doen geworden waarin hij zijn eventuele banden met sportverenigingen, sportfederaties of sportmanifestaties vermeldt;6° geen sportbeoefenaar controleren met wie hij beroepshalve verbonden is;7° de voorschriften inzake vertrouwelijkheid over de gehele controleprocedure naleven. § 2. De erkenning wordt door de Minister voor een periode van drie jaar toegekend. Ze kan worden vernieuwd. § 3. De Minister kan de in § 1 bedoelde erkenning intrekken, wanneer : 1° de arts niet meer aan de in § 1 bedoelde voorwaarden voldoet;2° de arts niet jaarlijks ten minste drie controleprestaties verricht;3° de arts geen voortgezette opleiding geniet waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister worden bepaald;4° de arts de verplichtingen van het decreet of dit besluit in ernstige mate overtreedt. § 4. De Minister deelt aan de arts, bij aangetekend schrijven, zijn bedoeling mee om de erkenning in te trekken, alsook de redenen daartoe.

De arts beschikt over een termijn van dertig dagen, met ingang van de dag volgend op de verzending van het aangetekend schrijven bedoeld in lid 1, om zijn argumenten te doen gelden. Hij kan vragen om door de commissie te worden gehoord.

Wanneer, bij het verstrijken van die termijn, de arts niet heeft gereageerd, trekt de Minister de erkenning in.

Indien de aanvraag om gehoord te worden, overeenkomstig lid 2, werd ingediend, dan wordt het dossier aan de commissie om advies voorgelegd.

De betrokkene wordt uitgenodigd om de vergadering bij te wonen die moet beslissen over de intrekking van de erkenning, bij een aangetekend schrijven dat ten minste 10 dagen vóór de vergadering wordt verzonden.

De commissie brengt haar advies binnen een termijn van dertig dagen uit, met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag om advies.

De Minister geeft aan de arts kennis van zijn beslissing, door middel van een aangetekend schrijven, binnen een termijn van dertig dagen volgend op het advies van de commissie. § 5. Elke beslissing tot erkenning of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 6. Binnen de perken van de begrotingskredieten, stelt de Minister de vergoeding voor de prestaties en reiskosten van de erkende artsen vast.

Art. 4.§ 1. Om de erkenning te bekomen en te bewaren als laboratorium dat gemachtigd is de monsters te analyseren, moet het laboratorium : 1° erkend worden door het Internationaal Olympisch Comité (I.O.C.); 2° noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrokken zijn bij de handel in geneesmiddelen, en geen personeel tewerkstellen dat de onafhankelijkheid van het laboratorium in het gedrang zou kunnen brengen;3° de door de Minister vastgestelde tarieven in acht nemen;4° de analysen binnen de gestelde termijn uitvoeren;5° het bestuur op de hoogte brengen van elke substantie of methode bedoeld in artikel 1, 7°, van het decreet, die niet zou voorkomen op de lijst bepaald door de Regering met toepassing van artikel 10 van het decreet;6° geen derde op de hoogte brengen van het resultaat van de analysen;7° elk belangenconflict bij de analyse van monsters vermijden. § 2. De erkenning wordt door de Minister, op advies van de commissie, voor een periode van vijf jaar worden toegekend. Ze kan worden vernieuwd. § 3. De erkenning kan door de Minister worden ingetrokken, wanneer het laboratorium niet meer aan de in § 1 bedoelde voorwaarden voldoet.

De Minister brengt het laboratorium, bij aangetekend schrijven, op de hoogte van zijn bedoeling om de erkenning in te trekken, en vermeldt de redenen voor zijn beslissing.

Het laboratorium beschikt over een termijn van dertig dagen, met ingang van de dag volgend op de verzending van het in lid 1 bedoelde aangetekend schrijven, om zijn argumenten te doen gelden. Het kan vragen om door de commissie te worden gehoord.

Indien het laboratorium, bij het verstrijken van die termijn, niet heeft gereageerd, trekt de Minister de erkenning in.

Indien de aanvraag om te worden gehoord, overeenkomstig lid 3, wordt ingediend, wordt het dossier om advies aan de commissie voorgelegd.

Het laboratorium wordt door de voorzitter van de commissie uitgenodigd om de vergadering bij te wonen die moet beslissen over de intrekking van de erkenning, bij een aangetekend schrijven dat ten minste 10 dagen voor de vergadering moet worden verzonden.

De commissie brengt haar advies uit binnen een termijn van dertig dagen, met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag om advies.

De Minister geeft kennis van zijn beslissing aan het laboratorium, bij aangetekend schrijven, binnen een termijn van dertig dagen na het advies van de commissie. § 4. Voor bijzondere analyses die niet door een erkend laboratorium worden uitgevoerd, kan de Minister tijdelijk, voor de duur van de bijzondere analyse, een ander door het Internationaal Olympisch Comité erkend laboratorium erkennen.

In dat geval zijn de §§ 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing. § 5. Elke beslissing tot erkenning of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 6. Door overmacht, kan de Minister een laboratorium dat niet door het Internationaal Olympisch Comité erkend is, erkennen zolang dit vereist is om de toestand van overmacht te doen verdwijnen.

In dit geval moet het erkend laboratorium voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de § 1, 2° tot 7°. § 7. Binnen de perken van de begrotingskredieten, stelt de Minister de tarieven voor de analyse van monsters vast. HOOFDSTUK III. - De dopingcontroles

Art. 5.Elke sportfederatie stelt de volgende inlichtingen over alle sportmanifestaties of trainingen ter beschikking van het bestuur : 1° de gemeente, de plaats, de datum, het uur van het begin, de benaming en de tak van de sportmanifestatie of training;2° de naam, het adres en het telefoonnummer van de afgevaardigde van de federatie;3° de naam, het adres en het telefoonnummer van de afgevaardigde van de sportvereniging of, in voorkomend geval, van de organisator;4° de aard van de sportmanifestatie of de training, en het vermoedelijke aantal deelnemers.

Art. 6.§ 1. De verantwoordelijke ambtenaar stelt, door middel van het opdrachtenblad bedoeld in § 2, de officier van de gerechtelijke politie aan, en, zo nodig, de erkende arts die belast is met de uitvoering van de dopingcontrole.

Wanneer de officier van de gerechtelijke politie houder is van het bekwaamheidsbewijs van doctor in de geneeskunde, kan hij eveneens de opdrachten van de erkende arts bedoeld in dit besluit uitoefenen. § 2. Het opdrachtenblad, waarvan het model door de Minister vastgesteld wordt, bevat ten minste de volgende inlichtingen : 1° de gemeente, de plaats, de datum, het uur van het begin, de vermoedelijke duur, de benaming en de tak van de sportmanifestatie of de training;2° in voorkomend geval, de naam, het adres en het telefoonnummer van de afgevaardigde van de sportvereniging of van de organisator;3° in voorkomend geval, de naam van de betrokken sportfederatie of sportvereniging en de naam, het adres en het telefoonnummer van zijn afgevaardigde;4° de aard van de sportmanifestatie of van de training;5° het type van de uit te voeren controle, met inbegrip van het gewenste aantal, de aard en het ogenblik van de monsternemingen;6° de manier van aanwijzing van de sportbeoefenaars die zich bij de dopingcontrole moeten melden;7° de naam van de officier van de gerechtelijke politie en, in voorkomend geval, van de erkende arts die heem bijstaat;8° het aangewezen controlelaboratorium en de gevraagde analysen. Het opdrachtenblad wordt door de Directeur-generaal voor gezondheid of door diens afgevaardigde ondertekend.

Het wordt opgemaakt in drie exemplaren, waarvan één bestemd is voor de officier van de gerechtelijke politie, één bestemd voor de erkende arts, en één bewaard door het bestuur. § 3. Het opdrachtenblad wordt overgezonden naar de officier van de gerechtelijke politie en, zo nodig, naar de erkende arts, ten vroegste 72 uur voor de sportmanifestatie of de training.

Art. 7.§ 1. De officier van de gerechtelijke politie die door het bestuur door middel van het opdrachtenblad wordt aangesteld, organiseert de dopingcontrole.

De dopingcontrole wordt uitgevoerd voor, gedurende of na de sportmanifestatie of de training, zonder dat het normale verloop ervan daardoor zou worden gehinderd. § 2. De afgevaardigde van de sportvereniging of de organisator van de manifestatie of de training of de afgevaardigde van de federatie stelt een persoon aan om de officier van de gerechtelijke politie bij te staan, en stelt een gepaste plaats ter beschikking van hem voor de monsternemingen, waarbij alle waarborgen inzake vertrouwelijkheid, hygiëne en veiligheid van de monsterneming in acht moeten worden genomen. § 3. De te controleren sportbeoefenaar wordt persoonlijk op de hoogte gebracht van de controle, door middel van het oproepingsformulier dat in tweevoud wordt opgemaakt en waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld.

Het formulier vermeldt : 1° het uur waarop het werd uitgereikt;2° de plaats waar de monsterneming zal plaatsvinden;3° het uur waarop de sportbeoefenaar zich uiterlijk moet melden;4° de mogelijke gevolgen voor de sportbeoefenaar die zich niet binnen de gestelde termijn voor de controle meldt of die weigert het formulier te ondertekenen;5° dat de sportbeoefenaar kan vragen dat de controleprocedure zou plaatsvinden in aanwezigheid van een persoon van zijn keuze;dat de minderjarige sportbeoefenaar moet worden begeleid door één van zijn wettelijke vertegenwoordigers of door een persoon die door een van die wordt gemachtigd.

Het formulier wordt door de sportbeoefenaar ondertekend en, in voorkomend geval, door de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige sportbeoefenaar of door de krachtens lid 2, 5° gemachtigde persoon.

De sportbeoefenaar ontvangt een exemplaar van het formulier.

Indien de sportbeoefenaar weigert het formulier te ondertekenen, of als hij afwezig is, dan wordt dit feit vermeld in het proces-verbaal van controle. § 4. De sportbeoefenaar meldt zich voor de monsterneming op de daartoe bepaalde plaats aan, uiterlijk op het vermelde uur.

De officier van de gerechtelijke politie vergewist zich van de identiteit van de sportbeoefenaar en, in voorkomend geval, van de in § 5, lid 1, bedoelde personen.

Het proces-verbaal van controle, waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld, vermeldt het uur van de aankomst van de sportbeoefenaar, alsook zijn identiteit en die van de in § 5, lid 1 bedoelde personen.

Indien de sportbeoefenaar zich niet binnen de gestelde termijn voor de controle meldt, dan wordt de controleprocedure op hem, voorzover dit mogelijk is, buiten de termijn toegepast. § 5. De sportbeoefenaar kan vragen dat de controleprocedure wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een persoon van zijn keuze, om zich door deze te laten bijstaan.

Een minderjarige sportbeoefenaar moet ook worden vergezeld van één van zijn wettelijke vertegenwoordigers of een persoon die door deze wordt gemachtigd.

Het normale verloop van de monsterneming kan echter niet worden gestoord.

Indien de aanvraag van de sportbeoefenaar niet wordt ingewilligd, worden de redenen voor die weigering in het proces-verbaal van controle opgenomen.

De toegang tot de plaats bestemd voor de monsternemingen kan worden ontzegd aan iedere andere persoon dan de personen bedoeld in lid 1, met uitzondering van de arts die voor het toezicht op de dopingcontroles aangesteld wordt door een internationale, nationale sportfederatie of door een sportfederatie die door de Franse Gemeenschap erkend is.

Art. 8.§ 1. Vóór elke monsterneming bedoeld in de artikelen 9 tot 11, heeft de erkende arts een gesprek met de gecontroleerde persoon, dat onder meer betrekking heeft op de acute of chronische ziekten en op elk geneesmiddel, elke medisch methode of elke bijzondere voeding die worden gebruikt en die al dan niet aan een medisch attest zijn onderworpen. De lijst van de geneesmiddelen, medische methoden en bijzondere voeding die door de sportbeoefenaar worden gebruikt, wordt in het proces-verbaal van controle opgenomen. § 2. De monsternemingen en de vaststellingen van de uitgevoerde controles worden in het proces-verbaal van controle opgenomen. § 3. De officier van de gerechtelijke procedure neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om fraude te voorkomen. Van die maatregelen wordt eventueel melding gemaakt in het proces-verbaal van controle.

Het is verboden aan eenieder die op de plaats van de monsterneming aanwezig is, op welke drager dan ook, films te draaien of foto's te nemen gedurende de controleprocedure. § 4. Het proces-verbaal van controle wordt ondertekend door de erkende officier van de gerechtelijke politie, en, in voorkomend geval, door de erkende arts, en door de gecontroleerde persoon, en, in voorkomend geval, de personen bedoeld in artikel 7, § 5, lid 1.

Het wordt opgemaakt in vier exemplaren, waarvan een bestemd is voor de gecontroleerde sportbeoefenaar, een voor het laboratorium, één voor de officier van de gerechtelijke politie en één voor het bestuur.

Het exemplaar dat voor het laboratorium bestemd is, vermeldt niet de gegevens waardoor de sportbeoefenaar zou kunnen worden geïdentificeerd.

Het exemplaar dat voor het bestuur bestemd is, vermeldt niet de geneesmiddelen, medische methoden en bijzondere voeding die door de sportbeoefenaar worden gebruikt.

Art. 9.§ 1. Het nemen van urinemonsters wordt uitgevoerd als volgt : 1° de sportbeoefenaar kiest uit een groep een opvangbeker, opent die, kijkt na of hij leeg en proper is, en vult hem met ten minste 75 ml urine, onder het visueel toezicht van de erkende arts;2° indien het vereiste volume van 75 ml wordt geproduceerd, kiest de sportbeoefenaar een analysekit uit een groep verzegelde kits, opent die en kijkt na of de flesjes leeg en proper zijn;hij loost ten minste 45 ml urine in het flesje A, en ten minste 15 ml in het flesje B; hij behoudt enkele urinedruppels (overblijvend volume) in de opvangbeker; hij sluit beide flesjes hermetisch, en kijkt na of er geen lekken zijn; het flesje A is het voornaamste monster, en het flesje B is het reservemonster voor de eventuele contra-expertise; 3° de erkende arts meet de soortelijke dichtheid en de pH van de urine die zich in de opvangbeker bevindt door middel van calorimetrische banden, met inachtneming van de gestelde termijn voor het lezen;de pH mag niet lager zijn dan 5, en niet hoger dan 7, en de urine moet een dichtheid hebben die gelijk is aan of hoger is dan 1.015; indien de monsterneming niet aan die voorwaarden voldoet, kan de erkende arts een nieuwe eisen. De in de punten 1° en 2° bedoelde procedure wordt gevolgd voor de nieuwe monsterneming; de twee monsters zullen naar het laboratorium, voor een vergelijkende analyse, worden toegestuurd; de officier van de gerechtelijke politie zal bij het proces-verbaal van controle laten opmerken dat het monster gelijktijdig met het tweede monster, waarvan hij het codenummer zal vermelden, zal moeten worden geanalyseerd; 4° de officier van de gerechtelijke politie kijkt na of het codenummer dat op de flesjes A en B vermeld is en het codenummer dat op de verzendingstas vermeld is dezelfde zijn;hij laat dat codenummer op het proces-verbaal van controle inschrijven; de sportbeoefenaar kijkt na of het codenummer dat vermeld is op de flesjes A en B en op de verzendingstas dezelfde zijn als het codenummer dat op het proces-verbaal van controle vermeld is; 5° de sportbeoefenaar doet beide flesjes A en B in de verzendingstas en verzegelt deze;de officier van de gerechtelijke politie kijkt na of de tas goed verzegeld is; 6° de sportbeoefenaar bevestigt, door het proces-verbaal van controle te ondertekenen, dat de procedure verlopen is overeenkomstig § 1; iedere onregelmatigheid die door de sportbeoefenaar of de persoon bedoeld in artikel 7, § 5, lid 1, wordt vastgesteld, wordt in het proces-verbaal van controle opgenomen. § 2. Indien er geen urine geproduceerd is of indien de opgelegde hoeveelheid niet bereikt is, blijft de sportbeoefenaar onder het visuele toezicht van de officier van de gerechtelijke politie, totdat de voorgeschreven hoeveelheid bereikt is, volgens de procedure bedoeld in § 3.

Dranken onder beveiligde verpakking worden ter beschikking gesteld van de sportbeoefenaar, onder zijn verantwoordelijkheid. § 3. Indien de sportbeoefenaar een hoeveelheid urine produceert die lager is dan 75 ml, wordt de procedure voor de gedeeltelijke monsterneming gebruikt : 1° de sportbeoefenaar kiest uit een groep een kit voor gedeeltelijke monsterneming, kijkt na of die leeg en proper is, en giet in het flesje de urine die zich in de opvangbeker bevindt, onder het visuele toezicht van de officier van de gerechtelijke politie of van de erkende arts;de sportbeoefenaar sluit het flesje en kijkt na of er geen lekken zijn; 2° de sportbeoefenaar kijkt na of de codenummers van het flesje en van de kit voor gedeeltelijke monsterneming dezelfde zijn;3° de hoeveelheid gedeeltelijk afgenomen urine en het codenummer worden opgenomen in het proces-verbaal van controle, dat door de sportbeoefenaar wordt ondertekend om te bevestigen dat de gegevens correct zijn;4° de sportbeoefenaar doet het flesje in de tas bestemd voor de gedeeltelijke monsterneming, en sluit die volledig;de officier van de gerechtelijke politie kijkt na of de tas goed verzegeld is; 5° de officier van de gerechtelijke politie of de erkende arts bewaart de tas voor de gedeeltelijke monsterneming totdat de sportbeoefenaar opnieuw zou kunnen urineren;onder de controle van de officier van de gerechtelijke politie of van de erkende arts, kijkt de sportbeoefenaar na of de tas intact is en of het codenummer overeenstemt met het nummer dat in het proces-verbaal van controle opgenomen is; onder het visuele toezicht van de erkende arts, urineert hij in een nieuwe opvangbeker, gekozen uit een groep opvangbekers; hij opent dan de tas voor de gedeeltelijke monsterneming en giet er de inhoud van in de opvangbeker; 6° indien de aldus bekomen hoeveelheid gemengde urine nog lager is dan 75 ml, kiest de sportbeoefenaar een andere tas voor gedeeltelijke monsterneming uit een groep tassen, en volgt opnieuw de procedure bepaald in de punten 1° tot 5° van deze paragraaf;indien de hoeveelheid gemengde urine ten minste 75 ml bereikt, dan wordt het monster behandeld overeenkomstig de procedure beschreven in de punten 2° tot 6° van § 1.

Art. 10.Het nemen van bloed-, haar- of speekselmonsters geschiedt als volgt : 1° de sportbeoefenaar kiest uit een groep kits een kits voor het aftappen van bloed, of een kit voor haar- of speekselafname : 2° bij het aftappen van bloed, neemt de erkende arts ten hoogste 30 ml, verdeeld over het aantal flesjes bepaald in het opdrachtenblad; bij een haar- of speekselafname, vangt de erkende arts die twee elementen in twee verschillende recipiënten op, in verhouding tot een helft van het volume voor de eerste analyse, en een helft voor de contra-expertise; 3° de officier van de gerechtelijke politie kijkt na of het codenummer op de flesjes of de recipiënten en op de verzendingstassen dezelfde zijn;hij brengt het codenummer op het proces-verbaal van controle over; de sportbeoefenaar kijkt na of het codenummer op de flesjes of op de recipiënten en op de verzendingstassen hetzelfde is als het nummer dat in het proces-verbaal van controle opgenomen is; 4° de sportbeoefenaar doet de flesjes of de recipiënten in de verzendingstas en verzegelt die;de officier van de gerechtelijke politie kijkt na of de tas goed gezegeld is; 5° de sportbeoefenaar bevestigt, door het proces-verbaal van controle te ondertekenen, dat de procedure verlopen is overeenkomstig dit artikel;elke onregelmatigheid die door de sportbeoefenaar of de persoon bedoeld in artikel 7, § 5, lid 1, wordt vastgesteld, wordt opgenomen in het proces-verbaal van controle.

Art. 11.De verboden of verdachte substanties en de voorwerpen die worden aangewend om verboden of verdachte methoden toe te passen worden door de officier van de gerechtelijke politie in beslag genomen, en door deze gedurende vijf jaar ter beschikking van de gerechtelijke overheden gehouden.

Van die inbeslagneming wordt melding gemaakt in het proces-verbaal van controle.

Indien een monster van de bevoorrading van de sportbeoefenaar in beslag wordt genomen, wordt de procedure voor de verpakking bedoeld in de artikelen 9 en 10 toegepast.

Art. 12.Voor het nemen van de monsters bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 mogen alleen de opvangbekers, flesjes, reageerbuizen, recipiënten en verzendingstassen worden gebruikt die door de Franse Gemeenschap worden geleverd en waarvan de beschrijving door de Minister wordt vastgesteld.

Het materieel voor de monsternemingen moet in voldoende hoeveelheid worden geleverd om de sportbeoefenaar de mogelijkheid te geven een keuze te doen.

Art. 13.§ 1. Het bestuur moet de verzegelde monsters, tegen ontvangstbewijs, overzenden aan één van de daartoe erkende laboratoria, binnen een termijn van 72 uur na de monsterneming.

Het bestuur treft de noodzakelijke bewaringsmaatregelen.

De directeur die voor het laboratorium bevoegd is, doet zonder verwijl het monster A onderzoeken en treft onmiddellijk de noodzakelijke maatregelen ter bewaring van het monster B. § 2. Het erkende laboratorium zendt het analyseverslag in drievoud aan het bestuur over, binnen de veertien dagen na de datum van ontvangst van het monster.

Het verslag omvat : 1° datum en uur van de ontvangst van het monster, en de staat waarin het zich op dat ogenblik bevond;2° het codenummer van het monster, de aanduiding van de aard van het monster die op de verpakking vermeld is, de beschrijving van het uitzicht van die verpakking en van de zegels die erop zijn aangebracht, alsmede de staat waarin ze zich bevinden;3° de bevindingen met betrekking tot de aard, het gewicht, het volume en de toestand van het onderzochte monster A;4° de resultaten van de analyse en de conclusies;5° de hoeveelheid, de plaats en de voorwaarden voor de bewaring van het monster B. § 3. De afschriften van de verslagen bedoeld in § 2 worden door het laboratorium gedurende een periode van zes jaar bewaard. § 4. Het laboratorium bewaart de monsters gedurende één jaar na de datum van hun ontvangst, tenzij een langere bewaring door de gerechtelijke overheid opgelegd wordt.

Art. 14.§ 1. Indien het resultaat van de analyse negatief is, worden de gecontroleerde sportbeoefenaar en zijn sportfederatie daarvan op de hoogte gebracht, binnen de veertien dagen die volgen op de ontvangst van het analyseverslag door het bestuur. § 2. Indien het resultaat van de analyse positief is, brengt het bestuur er bij aangetekend schrijven de gecontroleerde sportbeoefenaar en zijn sportfederatie op de hoogte van, binnen de veertien dagen die volgen op de ontvangst van het analyseverslag.

De gecontroleerde sportbeoefenaar wordt er op de hoogte van gebracht dat hij het tweede monster mag doen onderzoeken in een laboratorium van zijn keuze erkend door het IOC, op eigen kosten indien het resultaat bevestigd wordt, en mag vragen door de officier van de gerechtelijke politie en de erkende arts te worden gehoord, op voorwaarde dat hij daar het bestuur, bij een ter post aangetekend schrijven, op de hoogte van brengt, binnen de tien dagen die volgen op de ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in lid 1.

Er wordt een lijst van de erkende laboratoria gevoegd bij het aangetekend schrijven. § 3. Indien een contra-expertise overeenkomstig § 2 wordt aangevraagd, geeft het bestuur, binnen de 48 uur na de ontvangst van de aanvraag, opdracht aan het laboratorium waar de analyse van het monster A heeft plaatsgevonden, binnen de 48 uur, het monster B, tegen ontvangstbewijs, over te zenden aan het laboratorium dat door de gecontroleerde persoon werd gekozen.

De sportbeoefenaar kan vragen bij de analyse van het monster B aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. § 4. Het voor de contra-expertise gekozen laboratorium doet, zonder verwijl, de analyse van het ontvangen monster uitvoeren.

Na de analyse stelt hij een verslag, overeenkomstig artikel 13, § 2 op. Dit verslag wordt door het laboratorium gedurende een periode van zes jaar bewaard.

Dit verslag wordt aan het bestuur overgezonden binnen de veertien dagen die volgen op de ontvangst van het monster. § 5. De gecontroleerde sportbeoefenaar en zijn sportfederatie worden op de hoogte gebracht van het resultaat van de contra-expertise, binnen de veertien dagen die volgen op de ontvangst van het analyseverslag door het bestuur. HOOFDSTUK IV. - Verboden substanties en verboden middelen

Art. 15.De lijst van verboden substanties en verboden middelen bedoeld in artikel 10, lid 1, van het decreet wordt als bijlage opgenomen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 16.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 1989 tot vaststelling van de lijst van de substanties en van de middelen bedoeld bij de wet van 2 april 1965 waarbij de dopingpraktijk verboden wordt bij sportcompetities, wordt opgeheven.

Art. 17.De artsen die in 2002 en 2003 hun erkenning aanvragen, moeten niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 3, § 1, 4°. Ze verbinden zich ertoe de vorming bedoeld in dat artikel in de loop van het jaar 2003 te volgen.

Art. 18.Het decreet van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap, met uitzondering van de hoofdstukken I en V, en van de artikelen 22, 7°, en 23, treedt in werking op dezelfde dag als dit besluit.

Art. 19.De Minister tot wiens bevoegdheid de gezondheid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2002.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL

^