gepubliceerd op 19 september 2002
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap genomen bij toepassing van artikel 462 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen
17 JULI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap genomen bij toepassing van artikel 462 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), inzonderheid op artikel 462;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 mei 2002;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 mei 2002;
Gelet op het overleg met de verenigingen die de studenten vertegenwoordigen, gepleegd op 24 mei 2002;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van 12 juni 2002 van het Comité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, Afdeling II, gezamenlijk vergaderend;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap over de aanvraag om advies dat door de Raad van State te verlenen is binnen een maximale termijn van één maand;
Gelet op het advies nr. 33.673/2 van de Raad van State, gegeven op 12 juli 2002 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister belast met het Hoger onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Beeldende, visuele en ruimtekunsten
Artikel 1.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende kunsten, gegradueerde in de binnenhuisarchitectuur, gegradueerde in architectuurtekening, gegradueerde in de fotografie, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende kunsten, gegradueerde in de binnenhuisarchitectuur, gegradueerde in architectuurtekening, gegradueerde in de fotografie, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende kunsten, gegradueerde in de binnenhuisarchitectuur, gegradueerde in architectuurtekening, gegradueerde in de fotografie, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
Art. 2.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de industriële esthetica, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de industriële esthetica, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden, voor het academiejaar 2002 2003, van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende kunsten leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de industriële esthetica, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden, voor het academiejaar 2002 -2003, van rechtswege toegelaten tot het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het derde jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de industriële esthetica, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad en het diploma van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden wanneer dit jaar ingericht wordt. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
Art. 3.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met toepassing van het koninklijk besluit van 31 augustus 1978 betreffende de voorwaarden voor de rangschikking van het onderwijs van de beeldende kunsten met volledig leerplan in de drie graden van het hoger kunstonderwijs, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het derde jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
Art. 4.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het derde jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het vierde jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten. HOOFDSTUK II. - Muziekonderwijs
Art. 5.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies van regent in de muziekpedagogie, georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van geaggregeerde van het lager secundair muziekonderwijs leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies van regent in de muziekpedagogie, georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van geaggregeerde van het lager secundair muziekonderwijs leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies van regent in de muziekpedagogie, georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van geaggregeerde van het lager secundair muziekonderwijs leiden.
Art. 6.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die tot het uitreiken van een bekwaamheidsbewijs van laureaat georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de muziek leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies die tot het uitreiken van een bekwaamheidsbewijs van laureaat georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de muziek leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies die tot het uitreiken van een bekwaamheidsbewijs van laureaat georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de muziek leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de muziek.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het derde jaar van de studies die tot het uitreiken van een bekwaamheidsbewijs van laureaat georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de muziek leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de muziek.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het vierde jaar van de studies die tot het uitreiken van een bekwaamheidsbewijs van laureaat georganiseerd door het "Institut de musique d'église et de pédagogie musicale", worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de muziek leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de muziek.
De studenten van het Jazz departement van het "Conservatoire royal de musique de Bruxelles" die les volgen gedurende het academiejaar 2001 -2002, worden ertoe gemachtigd hun studies te voltooien in de structuur die goedgekeurd werd door de Minister op 6 september 1988.
Ten laatste op het einde van het schooljaar 2006, moeten zij het niveau van eerste prijs in het hoofdvak te hebben bereikt en voldaan te hebben aan de parallelle cursussen. Zodra dit gebeurd is, kunnen zij van rechtwege tot het eerste jaar van de tweede cyclus toegelaten worden van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van licentiaat in de muziek. Zij worden er echter toe gehouden hun schoolcursus te voltooien voor het einde van dit eerste jaar door het slagen voor de examens betreffende de vakken, bepaald bij het nieuwe studieprogramma, die niet georganiseerd zouden zijn gedurende de studies die leiden tot het bekomen van de eerste prijs. HOOFDSTUK III. - Vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken
Art. 7.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type, met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken in de studierichting "toneelvertolking", worden ertoe gemachtigd hun studies voort te zetten in voornoemde studierichting en worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken in de studierichting "toneelvertolking", worden ertoe gemachtigd hun studies voort te zetten in voornoemde studierichting en worden van rechtswege toegelaten tot het derde jaar van de studies die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de vertoningskunsten en verspreidingstechnieken leiden.
Art. 8.§ 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies georganiseerd, overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 april 1965 tot regeling, in de derde graad van het hoger technisch onderwijs, van de studiën ter verkrijging van het diploma voor cultuurspreidingstechnieken, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden. § 2. De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de studies georganiseerd overeenkomstig het voornoemd koninklijk besluit van 15 april 1965 worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de eerste cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het tweede jaar van de studies georganiseerd overeenkomstig het voornoemd koninklijk besluit van 15 april 1965 worden van rechtswege toegelaten tot het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de vertoningskunsten en verspredings- en communicatietechnieken.
De studenten die, vóór het academiejaar 2002-2003, geslaagd zijn voor het derde jaar van de studies georganiseerd overeenkomstig het voornoemd koninklijk besluit van 15 april 1965 worden van rechtswege toegelaten tot het tweede jaar van de tweede cyclus van de studies die tot het bekomen van de graad van licentiaat in de vertoningskunsten en verspreidings- en communicatietechnieken leiden. Zij worden geacht houder te zijn van de graad van kandidaat in de vertoningskunsten en verspredings- en communicatietechnieken. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.
Art. 10.De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 juli 2002.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Fr. DUPUIS