gepubliceerd op 06 augustus 2002
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de bevoegdheden en ambtsprofielen van de titularissen van een bevorderings- en selectieambt bij toepassing van artikel 18 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
4 JULI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de bevoegdheden en ambtsprofielen van de titularissen van een bevorderings- en selectieambt bij toepassing van artikel 18 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, gewijzigd bij de wetten van 31 maart 1967, 6 juli 1970, 27 juli 1971, 11 juli 1973, 19 december 1974, 18 februari 1977 en 2 juli 1981, bij het koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984, bij de wet van 31 juli 1984, bij het koninklijk besluit van 28 september 1984, bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 en bij de decreten van 26 juni 1992, 18 mei 1993, 27 december 1993 en 24 juli 1997;
Gelet op het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, inzonderheid op de artikelen 3 en 4, artikel 5 gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2002, en artikel 18;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, inzonderheid op artikel 7 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1969 en artikel 10 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 juli 1969 en 22 april 1971 en bij de besluiten van de Regering van 21 oktober 1998 en 21 juni 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 juni 2002;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juni 2002;
Gelet op het protocol van 20 juli 2002 van het Onderhandelingscomité van Sector IX;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, bij toepassing van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, de Regering op 21 mei 1999 en 14 juni 2001 besluiten aangenomen heeft die de vormingen van de verscheidene sessies inrichten voor de in de artikelen 19, 20 en 21 van voornoemd decreet bedoelde bevorderings- en selectieambten;
Dat op basis van deze besluiten, de vormingen van de eerste sessie afgesloten werden met een proef die gedurende de maand juni 2001 heeft plaatsgehad;
Dat naar aanleiding van beroepen in opschorting en annulatie ingediend bij de Raad van State tegen de beslissingen genomen door bepaalde examencommissies ingesteld om zich uit te spreken over het slagen of zakken voor deze proeven, de wettelijkheid van de besluiten van 21 mei 1999 en 14 juni 2001 in vraag is gesteld;
Dat met het oog op rechtszekerheid en goed bestuur, de Regering beslist heeft deze reglementering te herzien om een einde te maken aan de onwettelijkheid die door de raad van State betekend is;
Dat zij zo op 30 augustus 2001 een nieuw ontwerp van besluit heeft goedgekeurd tot inrichting van de vormingen van verscheidene sessies voor de bevorderings- en selectieambten bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21 van voornoemd decreet van 4 januari 1999 dat aan een onderhandeling met de vakbonden is onderworpen en daarna aan de Raad van State is voorgelegd;
Dat in het advies dat hij op 24 april 2002 over dat ontwerp van besluit gegeven heeft, de Raad van State beschouwt dat het ontwerp van besluit voorbarig is zolang de ambtsprofielen niet zullen bepaald zijn door de Regering overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 4 januari 1999;
Overwegende dat het essentieel is zo vlug mogelijk deze vormingen opnieuw te organiseren opdat op het einde van deze vormingen de benoemingen tot bevorderings- en selectieambten opnieuw kunnen plaatsnemen;
Dat de kwaliteit van het onderwijs van de Franse Gemeenschap tegenwoordig immers lijdt onder een tekort aan personeel dat benoemd en dus gestabiliseerd is in de betrekkingen voor bevordering en selectie;
Overwegende dat, om de procedure tot goedkeuring van het besluit dat vormingen inricht, te kunnen herbeginnen en daarna deze vormingen te kunnen organiseren, het dus essentieel is zo vlug mogelijk dit ontwerp van besluit goed te keuren;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 33.724/2, gegeven op 27 juni 2002 bij toepassing van artikel 84, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, van de Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., van de Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs en van de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van directeur van een kleuterschool, van directeur van een lagere school en van directeur van een basisschool worden bepaald overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 2.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van studieprefect en directeur in het lager secundair onderwijs worden bepaald overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Art. 3.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van werkplaatsleider worden bepaald overeenkomstig bijlage 3 bij dit besluit.
Art. 4.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van administrateur worden bepaald overeenkomstig bijlage 4 bij dit besluit.
Art. 5.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van provisor, van onderdirecteur en van onderdirecteur in het lager secundair onderwijs worden bepaald overeenkomstig bijlage 5 bij dit besluit.
Art. 6.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van werkplaatsleider worden bepaald overeenkomstig bijlage 6 bij dit besluit.
Art. 7.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming worden bepaald overeenkomstig bijlage 7 bij dit besluit.
Art. 8.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van opvoeder-huismeester worden bepaald overeenkomstig bijlage 8 bij dit besluit.
Art. 9.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van directiesecretaresse worden bepaald overeenkomstig bijlage 9 bij dit besluit.
Art. 10.De bevoegdheden en het profiel van het ambt van inspecteur worden bepaald overeenkomstig bijlage 10 bij dit besluit.
Art. 11.De Ministers tot wiens bevoegdheid het Onderwijs en de statuten van de personeelsleden in het onderwijs behoren, worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering bij dit besluit.
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de dag van zijn goedkeuring.
Brussel, 4 juli 2002.
Vanwege de Regering van de Franse gemeenschap : De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS