Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 22 juni 1999
gepubliceerd op 20 augustus 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van het stelsel 1

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029454
pub.
20/08/1999
prom.
22/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/22/1999029454/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van het stelsel 1


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 74;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 februari 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24 februari 1999;

Gelet op het protocol van 22 maart 1999 van het Sectorcomité IX en van het Comité van de provinciale en lokale Overheidsdiensten, afdeling II, die samen zetelden;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, zoals gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat omwille van de noodzakelijkheid aan de erkende inrichtingen toelating te geven het hoger onderwijs van het lange type en van stelsel I vanaf het schooljaar 1999-2000 te organiseren, het niet meer mogelijk is het advies van de Raad van State aan te vragen;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid het Onderwijs voor sociale promotie behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 juni 1999, Gelet op de beraadslaging van 7 juni 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap, Besluit : HOOFDSTUK I. - Het toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van stelsel I. HOOFDSTUK II. - De bepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « het decreet » : het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;2° »afdeling » : een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van stelsel 1;3° « vormingseenheid » : een vormingseenheid van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van stelsel 1;4° « onderwijsactiviteiten » : a) de theoretische cursussen, de toepassingsactiviteiten, de praktijk, de laboratoria, de didactische activiteiten, de projecten en andere activiteiten georganiseerd met toepassing van de pedagogische dossiers;b) het werk of het eindproject van de vormingseenheid « geïntegreerde proef »;c) de stages bedoeld in de pedagogische dossiers, individueel of in groepsverband georganiseerd, en behoorlijk begeleid en geëvalueerd;c) de beroepsactiviteiten inzake vorming, behoorlijk begeleid en geëvalueerd;e) de zittijden, de proeven en de tests;f) het bijkomend gedeelte.5° « beroepsactiviteiten inzake opleiding » : elke beroepsactiviteit gevoerd in samenwerking met de beroepskringen, die erkend en geëvalueerd wordt door de Studieraad overeenkomstig de pedagogische dossiers;6° « zittijd » : een periode van het jaar tijdens welke de eindevaluatie van een opleidingseenheid of van een afdeling, de beraadslaging en de mededeling van de uitslagen aan de studenten plaatshebben;7° « proef » : een operatie voor globale evaluatie in verband met al de bevoegdheden verbonden aan een opleidingseenheid die zouden moeten verworven zijn op het ogenblik van de operatie waarvan sprake;8° « test » : een operatie om op een gegeven ogenblik de duidelijk afgelijnde capaciteiten te evalueren;9° « eerste tiende » : datum waarop een tiende van de periodes bepaald in het pedagogisch dossier van een opleidingseenheid effectief werd georganiseerd;10° « vijfde tiende » : datum waarop de helft van de periodes bepaald in het pedagogisch dossier van een opleidingseenheid effectief werd georganiseerd;11° « determinerende eenheid » : elke opleidingseenheid die in het pedagogisch dossier van de afdeling vermeld staat als element dat bijdraagt tot de bekwaamheden die geëvalueerd worden tijdens de geïntegreerde proef, en die in rekening wordt genomen voor de bepaling van de vermelding die op het bekwaamheidsbewijs staat;12° « bijkomend gedeelte » : de cursussen bedoeld bij artikel 71 van het decreet;13° « pedagogische dossiers » : de pedagogische dossiers zoals bepaald bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 november 1991 betreffende de pedagogische dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I, zoals gewijzigd;14° « eindwerk of eindproject » : het eindwerk of het eindproject, zoals bepaald in het dossier van de opleidingseenheid « geïntegreerde proef »;15° « geïntegreerde proef » : proef die de opleidingseenheid, « geïntegreerde proef » genoemd, bekrachtigt;16° « de examencommissie » : de Studieraad, uitgebreid tot de leden die niet tot de inrichting behoren, samengesteld ter bekrachtiging van de opleidingseenheid « geïntegreerde proef »;17° « de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort. HOOFDSTUK III. - De onderwijsactiviteiten tijdens de minimale werktijd

Art. 3.In de pedagogische dossiers worden de onderwijsactiviteiten vermeld in aantal(len) leertijden van 50 minuten.

Art. 4.Al de onderwijsactiviteiten samen, bedoeld bij artikel 3, kunnen georganiseerd worden in leertijden per uur. Een leertijd per uur duurt ten minste 50 minuten en kan verlengd worden met een onbepaald aantal minuten. HOOFDSTUK IV. - De studenten

Art. 5.Kan alleen als regelmatig ingeschreven student in de zin van artikel 35 van het decreet toegelaten worden tot een opleidingseenheid, de student die beantwoordt aan het eerste tiende van de opleidingseenheid.

Art. 6.Een student voldoet aan de voorwaarde van regelmatige aanwezigheid bedoeld bij artikel 5 indien hij op niet meer dan de twee tienden van de onderwijsactiviteiten waarvoor hij geen vrijstelling bekomen heeft, zonder geldige reden afwezig is.

Overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de inrichting, beoordeelt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde ter zake de geldigheid van de reden van afwezigheid.

Art. 7.De Studieraad kan een student op zijn verzoek vrijstellen van een gedeelte van de onderwijsactiviteiten van een opleidingseenheid in de mate dat hij met goed gevolg onderwijsactiviteiten heeft gevolgd die ten minste gelijkwaardige capaciteiten betreffen.

Deze student wordt onderworpen aan een proef over die capaciteiten.

De beslissingen over vrijstelling van onderwijsactiviteiten worden in notulen opgenomen, ondertekend door de leden van de Studieraad. Die notulen worden op de zetel van de inrichting gedurende twee jaar bewaard en moeten op gelijk welk ogenblik kunnen voorgelegd worden aan de leden van de inspectie- en verificatiedienst van het onderwijs voor sociale promotie.

De student die vrijstelling heeft bekomen van een gedeelte van de onderwijsactiviteiten wordt beschouwd als regelmatig ingeschreven student die beantwoordt aan de vereiste van regelmatige aanwezigheid voor die onderwijsactiviteiten van de opleidingseenheid. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor toelating tot een opleidingseenheid

Art. 8.§ 1. Overeenkomstig artikel 6 van voormeld besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 november 1991 worden de voorafgaande capaciteiten vereist om tot een opleidingseenheid toegelaten te worden of de als zodanig geldende bekwaamheidsbewijzen nader bepaald in de pedagogische dossiers van de opleidingseenheden. § 2. De Studieraad gaat vóór het eerste tiende na of de toelatingsvoorwaarden vervuld zijn. Voor iedere student die zich na deze datum laat inschrijven, wordt die verificatie vanaf de inschrijving gedaan. § 3. Geen enkele test noch proef is bepaald voor de toelating tot de opleidingseenheid, betiteld « geïntegreerde proef ». § 4. De Studieraad kan op een met redenen omklede beslissing, een student die in het bezit is van een attest van slagen voor een opleidingseenheid toelating geven zich voor die eenheid opnieuw in te schrijven.

Art. 9.De beslissingen genomen door de Studieraad krachtens artikel 8 zijn definitief. Zij worden in de notulen opgenomen en ondertekend door ieder lid van de Raad.

De notulen worden op de zetel van de inrichting gedurende twee jaar bewaard en moeten op gelijk welk ogenblik kunnen voorgelegd worden aan de leden van de inspectie- en verificatiedienst van het onderwijs voor sociale promotie. HOOFDSTUK VI. - De voorwaarden om te mogen deelnemen aan de geïntegreerde proef

Art. 10.Krijgt toelating om deel te nemen aan de geïntegreerde proef, de student die regelmatig ingeschreven is voor de opleidingseenheid « geïntegreerde proef » en houder is van de attesten van welslagen van al de andere opleidingseenheden waaruit de afdeling bestaat, ongeacht de inrichting voor sociale promotie die deze attesten heeft uitgereikt.

Niemand mag vóór de volle leeftijd van 27 jaar de geïntegreerde proef van een afdeling afleggen waaraan de uitreiking van het diploma en de graad van industrieel ingenieur verbonden is dat overeenstemt met het diploma en de graad van industrieel ingenieur die uitgereikt worden door het hoger onderwijs van het lange type en met volledig leerplan.

De maximale termijn tussen de uitreiking van de bij lid 12 bedoelde attesten en hun inaanmerkingneming om te mogen deelnemen aan de geïntegreerde proef wordt nader bepaald in het pedagogisch dossier van de afdeling.

De modaliteiten en de termijn voor de inschrijving voor die proef worden door de Studieraad vastgesteld en aan de studenten medegedeeld.

Art. 11.Onverminderd artikel 10, leden 3 en 4, worden eveneens in aanmerking genomen voor de deelneming aan de geïntegreerde proef, de attesten van welslagen voor opleidingseenheden uitgereikt op basis van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 juli 1993 houdende vaststelling van de wijze van erkenning van de bekwaamheid verworven buiten het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1. HOOFDSTUK VII. - De bekrachtiging van een andere opleidingseenheid dan de « geïntegreerde proef »

Art. 12.Bij de uitreiking van het attest van welslagen voor een opleidingseenheid, neemt de Studieraad enkel de daaraan verbonden minimale uurregeling in aanmerking, die nader bepaald is in het pedagogisch dossier bedoeld bij artikel 7 van voormeld besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 november 1991.

Art. 13.Het attest van welslagen wordt door de Studieraad uitgereikt voor de bekwaamheden die overeenstemmen met de eindcapaciteiten van de opleidingseenheid zoals vastgesteld in het pedagogisch dossier.

Daartoe beraadslaagt de Studieraad, rekening houdend met : 1° het (de) uitslag(en) van de proeven;2° de elementen die hij heeft opgemerkt om een opleidings- en doorlopende evaluatie te maken;3° de beroepsverworvenheden of elementen van persoonlijke vorming, behoorlijk nagezien.

Art. 14.Het attest van welslagen voor de opleidingseenheid wordt aan de student toegekend die het bewijs levert dat hij de bekwaamheden die overeenstemmen met de eindcapaciteiten van deze eenheid, zoals zij in het pedagogisch dossier nader omschreven zijn, op een voldoend niveau beheerst.

Art. 15.De Studieraad beslist over het welslagen van de student rekening houdend met het peil van verworvenheden van het coherent geheel bestaande uit kennis en/of deskundigheid en gedraging die de opleiding van de eenheid bezorgt en niet van het geheel van alle onderwijsactiviteiten waaruit de eenheid bestaat.

Op het attest van welslagen uitgereikt aan de student staat de graad van welslagen vermeld, uitgedrukt in een percent dat ten minste gelijk is aan 60.

De graad van beheersing wordt bepaald door de doorlopende evaluatie en de eindevaluatie van elke onderwijsactiviteit zoals nader omschreven in het pedagogisch dossier.

Art. 16.De Studieraad kan een student verdagen of weigeren.

In geval van weigering moet de beslissing met redenen omkleed zijn. In geval van verdaging bepaalt de Studieraad de vakken die voor de tweede proef zijn bestemd alsook de datum ervan. HOOFDSTUK VIII. - Bekrachtiging van een opleidingseenheid « geïntegreerde proef »

Art. 17.De opleidingseenheid « geïntegreerde proef » wordt bekrachtigd door een proef van globale aard in de vorm van een project of een eindwerk.

De geïntegreerde proef wordt afgelegd vóór de Examencommissie en er zijn geen systematische ondervragingen voorzien over de kennis van de onderwezen vakken in elke eenheid van de afdeling.

Art. 18.De Examencommissie stelt de modaliteiten vast volgens welke de proef verloopt die in een of meer fasen kan afgelegd worden.

De Examencommissie steunt haar beoordeling op basis van op voorhand door de Studieraad bepaalde criteria die aan de student worden medegedeeld bij zijn inschrijving voor de opleidingseenheid « geïntegreerde proef ».

Art. 19.Het attest van welslagen voor de opleidingseenheid « geïntegreerde proef » wordt uitgereikt aan de student die het bewijs levert dat hij de bekwaamheden die overeenstemmen met de doelstellingen van deze eenheid, zoals zij in het pedagogisch dossier nader omschreven zijn, op een voldoend niveau beheerst.

Op het attest van welslagen uitgereikt aan de student staat de graad van welslagen vermeld uitgedrukt in een percent dat ten minste gelijk is aan 60.

In de beoordeling van de graad van welslagen wordt er geen rekening gehouden met de eventuele onderwijsactiviteiten die de proef voorafgaan.

Art. 20.Wanneer een student niet slaagt voor de geïntegreerde proef, kan hij die proef opnieuw afleggen binnen een termijn die niet langer dan drie jaar mag zijn. HOOFDSTUK IX. - De bekrachtiging van een afdeling

Art. 21.Beëindigt zijn studies met vrucht de student die in het bezit is van de attesten van welslagen voor alle opleidingseenheden waaruit de afdeling bestaat.

Art. 22.Op de diploma's uitgereikt op het einde van de afdeling staat een van de volgende vermeldingen : voldoening, onderscheiding, grote onderscheiding, de grootste onderscheiding, naargelang het eindpercent respectievelijk ten minste zestig, zeventig, tachtig of negentig percent bedraagt.

In dit percent telt de geïntegreerde proef voor 1/3 mee en de determinerende eenheden voor 2/3.

Voor die berekening telt elke determinerende opleidingseenheid mee in evenredigheid met het aantal lestijden die haar in de minimale uurregeling zijn toegekend.

In afwijking van lid 3 kan het huishoudelijk reglement voor de opleidingseenheden waarvan de minimale uurregeling uit stageperiodes bestaat, een weging bepalen die niet rechtstreeks evenredig is met het aantal lestijden die in de minimale uurregeling zijn vermeld.

Die bijzondere weging wordt verplicht aan de studenten medegedeeld. HOOFDSTUK X. - De studieraad

Art. 23.Voor de bekrachtiging van elke andere opleidingseenheid dan de « geïntegreerde proef », bestaat de Studieraad uit ten minste het bestuurspersoneel van de inrichting of zijn afgevaardigde en de leden van het onderwijzend personeel en de deskundigen belast met de groep van betrokken studenten.

Art. 24.Voor de bekrachtiging van een opleidingseenheid « geïntegreerde proef », bestaat de Studieraad daarenboven uit leden die niet tot de inrichting behoren. Deze worden gekozen op advies van de Studieraad door de inrichtende macht of haar afgevaardigde wegens hun bekwaamheden t.o.v. de doelstellingen van de afdeling.

Art. 25.Voor de bekrachtiging van een afdeling bestaat de Studieraad uit : 1° de directeur van de inrichting of zijn afgevaardigde;2° de leraar(s) en deskundige(n) belast met de opleidingseenheid, betiteld « geïntegreerde proef »;3° - ten minste een leraar van elke determinerende opleidingseenheid van de afdeling indien zij aan leraars is toevertrouwd; - ten minste een deskundige van elke determinerende opleidingseenheid van de afdeling indien zij aan deskundigen is toevertrouwd; 4° de leden die niet tot de inrichting behoren bedoeld bij artikel 24. De bij lid 1 bedoelde leden zijn stemgerechtigd.

De minister kan een afgevaardigde aanstellen om de evaluatie-operaties met raadgevende stem bij te wonen. Die afgevaardigde zorgt voor het regelmatig verloop van de operaties.

Art. 26.Voor de bekrachtiging van een afdeling waarvoor een overeenkomst werd gesloten tussen verschillende onderwijsinrichtingen voor sociale promotie bestaat de Studieraad uit : 1° ten minste een lid van het bestuurspersoneel van elke betrokken inrichting of zijn afgevaardigde;2° de leraar (s) en/of deskundige(n) van de opleidingseenheid betiteld « geïntegreerde proef »;3° ten minste een leraar of deskundige van elke determinerende opleidingseenheid van de afdeling.Voor elke eenheid behoren de leden tot de inrichting die de eenheid heeft georganiseerd; 4° de bij artikel 24 bedoelde leden die er niet toe behoren.Deze worden in gemeen overleg gekozen tussen de betrokken inrichtingshoofden.

De bij lid 1 bedoelde leden zijn stemgerechtigd.

De Minister kan een afgevaardigde met een mandaat belasten om met raadgevende stem de evaluatie-operaties bij te wonen. Deze afgevaardigde zorgt voor het regelmatig verloop van de operaties.

Art. 27.Wanneer de Studieraad leden telt die niet tot de inrichting behoren, bestaat hij ten minste uit een derde en ten hoogste uit de helft van de leden die niet tot de inrichting behoren, in het geval dat het totaal aantal leden bedoeld bij 1°, 2° en 3° van de artikelen 25 of 26 meer dan zes eenheden bedraagt, het aantal in 4° bedoelde leden kan tot drie beperkt worden.

Art. 28.De lijst met de namen en de hoedanigheden van de leden van de Studieraad of van de Examencommissie wordt bij de notulen van de beraadslaging gevoegd.

Art. 29.De directeur van de inrichting of zijn afgevaardigde neemt het voorzitterschap van de Studieraad of de Examencommissie waar.

In het geval bedoeld bij artikel 26, wordt de Examencommissie voorgezeten door het hoofd van de inrichting die de « geïntegreerde proef » organiseert. HOOFDSTUK XI. - Het huishoudelijk reglement

Art. 30.§ 1. De inrichtende macht, of het inrichtingshoofd in het geval van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, stelt het huishoudelijk reglement van de Studieraad en de Examencommissies vast. § 2. Het huishoudelijk reglement bevat onder meer : 1° de modaliteiten volgens welke de evaluaties in de loop van de opleiding voor de berekening van de einduitslag in aanmerking worden genomen;2° de eventuele coëfficiënt die de proportionele waarde van de proeven of de tests bepaalt;3° de regels van de beraadslaging;4° de regels volgens welke een student de proeven of de tests die hij schriftelijk heeft afgelegd, mag inzien;5° de te volgen procedure inzake aflegging van de mondelinge proeven;6° nadere toelichtingen over de personen of de instanties belast met de beoordeling van de gevallen van overmacht of van de gewettigde redenen van afwezigheid op de geïntegreerde proef. § 3. Het huishoudelijk reglement wordt ter kennis gebracht van de studenten langs aankondigingen op het aanplakbord of via mededeling van de tekst aan de student die erom verzoekt. HOOFDSTUK XII. - De beraadslagingen

Art. 31.De Studieraad en de Examencommissie beraadslagen en beslissen geldig indien ten minste twee derde van de leden bedoeld bij de artikelen 23, 24, 25 en 26 aanwezig zijn.

De Studieraad neemt zijn beslissingen op basis van een consensus.

Bereikt men die consensus niet, dan worden de beslissingen bij volstrekte meerderheid van stemmen van de aanwezige stemgerechtigde leden genomen.

Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend.

Art. 32.§ 1. De Voorzitter van de Studieraad of van de Examencommissie sluit de beraadslaging af wanneer een beslissing voor alle studenten werd genomen. De beslissingen kunnen gewijzigd worden zolang de beraadslaging niet afgesloten is.

De uitslagen van de beraadslaging worden binnen de vierentwintig uren uitgehangen op het uithangbord van de inrichting. § 2. In geval van schriftelijke betwisting over een materiële vergissing ter kennis gebracht binnen de vier dagen die volgen op de bekendmaking van de beslissingen van de Studieraad of de Examencommissie, roept de Voorzitter of zijn afgevaardigde binnen ten hoogste vier werkdagen de Studieraad samen, wanneer deze slechts uit twee personen bestaat of, in de andere gevallen, een beperkte Raad bestaande uit de Voorzitter en ten minste twee leden van de Studieraad of van de Examencommissie. Deze Raad aldus samengekomen beslist over de twistgevallen.

Art. 33.De beraadslagingen van de Studieraad of de Examencommissie zijn geheim. De beslissingen worden in de notulen aangetekend. HOOFDSTUK XIII. - De zittijden

Art. 34.Elke inrichting organiseert twee zittijden voor de « geïntegreerde proef ». De tweede zittijd wordt georganiseerd binnen een termijn begrepen tussen een en drie maanden na de afsluiting van de eerste zittijd.

De studenten die niet hebben kunnen deelnemen aan de eerste zittijd om redenen die door de bij artikel 30, § 2, 6° bedoelde personen of instanties als geldig werden geacht, mogen zich aanmelden voor de tweede zittijd. Het huishoudelijk reglement van de inrichting stelt de modaliteiten vast om zich voor die tweede zittijd in te schrijven.

Indien dezelfde geïntegreerde proef binnen de bij lid 1 bedoelde termijn georganiseerd wordt voor een andere groep studenten, is de inrichting er niet toe verplicht een bijzondere proef te organiseren voor de verdaagde studenten, en de studenten bedoeld bij lid 2 die wensen deel te nemen aan deze proef schrijven zich in voor die zittijd drie weken vóór de aanvang ervan.

De studenten die zich voor de tweede zittijd aanmelden, brengen geen enkele last mee voor de Schatkist.

De student die in de tweede zittijd faalt, wordt afgewezen.

Art. 35.Niemand mag meer dan viermaal dezelfde geïntegreerde proef afleggen.

Art. 36.Tijdens de eerste zittijd van een geïntegreerde proef kan het inrichtingshoofd de inschrijving weigeren van een student die zich niet ten minste een maand vóór de aanvang van deze proef heeft laten inschrijven.

Art. 37.Tijdens de eerste zittijd van een geïntegreerd proef, kan het inrichtingshoofd een verdaagde student toelating geven zich een tweede maal aan te melden voor de evaluatie van zijn bekwaamheden ter gelegenheid van de eindevaluatie van dezelfde eenheid georganiseerd voor een andere groep studenten.

Het inrichtingshoofd kan ook een tweede zittijd organiseren. HOOFDSTUK XIV. - Het diploma en de graad

Art. 38.De diploma's en graden van het hoger onderwijs van het lange type worden uitgereikt aan de studenten die met vrucht een afdeling uitdoen die georganiseerd is in het hoger onderwijs van het lange type en van stelsel 1.

Zij worden ondertekend door de Voorzitter en ten minste drie andere aanwezige leden. In geval dat de Studieraad of de Examencommissie minder dan vier leden telt, Voorzitter inbegrepen, wordt het diploma door ieder lid ondertekend. Het diploma mag slechts aan zijn titularis overhandigd worden na bekleed te zijn met het zegel van het ministerie, de handtekening van de Minister of zijn gemachtigde en de handtekening van de titularis.

Een voorlopig attest van welslagen wordt uitgereikt aan de student die erom verzoekt door het inrichtingshoofd dat de opleidingseenheid « geïntegreerde proef » organiseert.

Art. 39.Het diploma vermeldt, naast de titel, het behaald percent en de behaalde vermelding, het totaal aantal leertijden dat de afdeling telt alsook hun verdeling over de verschillende onderwijsactiviteiten, zoals aangestipt in de pedagogische dossiers van de opleidingseenheden waaruit de afdeling bestaat.

Art. 40.Voor de bij artikel 26 bedoelde afdelingen worden bovendien op het diploma de inrichtingen vermeld die bij de overeenkomst zijn betrokken.

Art. 41.De Minister is ermee belast de modellen van diploma's, de notulen van de beraadslaging te bepalen en de wijze van invulling te omschrijven. HOOFDSTUK XV. - Slotbepalingen

Art. 42.§ 1. Elke inrichting houdt gedurende vier jaar ter beschikking van de inspectie van het onderwijs voor sociale promotie : a) de werken van de schriftelijke proeven die als basis hebben gediend voor de bekrachtiging van een opleidingseenheid;b) de hoofdvragen gesteld tijdens een mondelinge proef;c) de beschrijving en de voorwaarden voor de uitwerking van een werk dat als basis heeft gediend voor de bekrachtiging van een opleidingseenheid. Op al de bij b) en c) bedoelde documenten staat, naast de toegekende examencijfers, de handtekening van ten minste een van de leden van de Studieraad, in naam van die Raad. § 2. De notulen van de beraadslaging worden gedurende 30 jaar bijgehouden.

Art. 43.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 44.De Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 juni 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^