gepubliceerd op 23 september 1999
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie en de werking van de Commissie voor de programma's van het basis- en secundair onderwijs
19 MAART 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie en de werking van de Commissie voor de programma's van het basis- en secundair onderwijs
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseeert die het mogelijk maken ze uit te voeren, inzonderheid op de artikelen 17, § 3, 27, § 3, 36, § 3, 50, § 2 en 62, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 januari 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begrting, gegeven op 4 februari 1999; gelet op de beraadslaging van 26 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap over het verzoek om advies dat de Raad van State binnen een maand moet uitbrengen;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 1 maart 1999, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid het onderwijs behoort;
Gelet op de beraadslaging van 15 maart 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap, Besluit :
Artikel 1.De commissie voor de programma's van het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs, de commissie voor de programma's van de algemene en technische humaniora en de commissie voor de programma's van de beroeps- en technische humaniora worden ingericht bij het algemeen Bestuur voor het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, Algemene Dienst voor de Algemene Zaken, het onderzoek voor opvoeding en de begeleiding van het internettenonderwijs.
Art. 2.Wanneer de commissie voor de programma's van het basisonderwijs en van de eerste graad van het secundair onderwijs per niveau wordt gesplitst, zijn de twee subcommissies als volgt samengesteld : 1° de subcommissie voor de programma's van het basisonderwijs bestaat uit acht leden aangesteld door de Minister op de voordracht van de Algemene Raad voor het basisonderwijs, twee op de drie vertegenwoordigers van de inspectie en de afgevaardigde van het algemeen bestuur die het voorzitterschap van de subcommissie waarneemt;2° de subcommissie voor de programma's van de eerste graad van het secundair onderwijs bestaat uit acht leden aangesteld op de voordracht van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs, een op de drie vertegenwoordigers van de inspectie en de afgevaardigde van het algemeen bestuur die het voorzitterschap van de subcommissie waarneemt.
Art. 3.De commissies voor de programma's mogen deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan hun vergaderingen.
Art. 4.De commissies en de subcommissie voor de programma's mogen in hun eigen midden werkgroepen oprichten en deskunsigen uitnodigen om eraan deel te nemen. De werkgroepen brengen verslag uit aan de commissie of de subcommissie van de programma's waaruit zij komen.
Art. 5.Het lid van een commissie voor de programma's dat een lid vervangt genoopt tot ambtsneerlegging voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
Art. 6.Het secretariaat van de commissies en de subcommissies voor de programma's en van hun werkgroepen wordt waargenomen door personeelsleden van de Algemene Dienst voor de Algemene Zaken, het onderzoek in opvoeding en de beleiding van het internetten-onderwijs of door de opdrachtgeslastigden bedoeld bij artikel 16 van het besluit van 29 oktober 1997 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie en de werking van de begeleidingscommissies.
Art. 7.De commissies en de subcommissies voor de programma's worden bijééngeroepen door hun voorzitter, ofwel op eigen initiatief, ofwel op het verzoek van de Minister, ofwel op het verzoek van ten minste een derde van de leden.
De oproepingen worden tien werkdagen vóór de datum van de vergadering naar de leden gestuurd met vermelding van de agenda.
De commissies en de subcommissies voor de programma's kunnen enkel beraadslagen over de punten die op de agenda vermeld staan.
De commissies en de subcommissies voor de programma's beraadslagen en beslissen geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art. 8.De notulen van de vergaderingen worden naar de leden van de betrokken commissies of subcommissies voor de programma's, naar de leden van het bureau van de gezamenlijke begeleidingscommissie gestuurd.
Art. 9.De commissies voor de programma's kunnen gezamenlijk een huishoudelijk reglement opstellen dat zij ter goedkeuring aan de gezamenlijke begeleidingscommissie voorleggen.
Art. 10.Wanneer de commissie voor de programma's een advies uitbrengt over een programma dat haar werd voorgelegd, laat zij dat advies samen met het programma aan de Minister geworden.
In geval de Minister zijn goedkeuring aan dit programma hecht, geeft hij er de Inrichtende Macht kennis van binnen een maand die begint te lopen vanaf de datum waarop het advies werd ontvangen.
In geval de Minister zijn goedkeuring aan dit programma niet hecht, geeft hij er de Inrichtende Macht kennis van binnen dezelfde tijdspanne met verzoek het programma te wijzigen binnen de door hem bepaalde termijn.
Art. 11.De vergaderingen van de commissies voor de programma's hebben plaats in de lokalen van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Art. 12.De Regering vraagt het advies van de Commissies vooraleer de programma's van de graden en de studiejaren van het basisonderwijs en het secundair onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vast te stellen.
Art. 13.De commissies voor de programma's stellen elk jaar tegen 30 juni een activiteitsverslag op, waarbij zij elk nuttig voorstel voegen.
De commissie voor de programma's van het basisonderwijs en van de eerste graad van het secundair onderwijs zendt haar verslag naar de centrale Begeleidingscommissies door.
De commissie voor de programma's van de algemene en technologische humaniora en de commissie voor de programma's van de beroeps- en technische humaniora zenden hun verslag naar de centrale Begeleidingscommissie van het secundair onderwijs door.
Art. 14.Wanneer zij de vergaderingen van de commissies of de subcommissies van de programma's of van hun werkgroepen bijwonen, worden de leden als in dienstactiviteit beschouwd, voor zover die administratieve stand op hen van toepassing kan zijn.
De leden van de commissies voor de programma's en de deskundigen hebben recht op de terugbetaling van hun reisen en verblijfkosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van rang 12 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 16.De Minster tot wiens bevoegdheden het basisonderwijs en het secundair onderwijs behoren is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 maart 1999.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster belast met het Onderwijs, Mevr. ONKELINX