gepubliceerd op 11 maart 1999
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot instelling bij wijze van experiment van het alternerend onderwijs op het niveau van de derde graad en de studies van het zevende jaar, tot aanwijzing van de inrichtingen voor secundair onderwijs die toelating hebben gekregen om deel te nemen aan het experiment en tot vaststelling van de bepalingen die de studies bekrachtigen en het niveau ervan waarborgen
4 JANUARI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot instelling bij wijze van experiment van het alternerend onderwijs op het niveau van de derde graad en de studies van het zevende jaar, tot aanwijzing van de inrichtingen voor secundair onderwijs die toelating hebben gekregen om deel te nemen aan het experiment en tot vaststelling van de bepalingen die de studies bekrachtigen en het niveau ervan waarborgen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wetten op de toekenning van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd bij het besluit van de Regent van 31 december 1949, inzonderheid op artikel 6 gewijzigd bij de decreten van 5 september 1994 en 17 juli 1998 en op artikel 10 gewijzigd bij de decreten van 5 september 1994, 24 juli 1997 en 17 juli 1998;
Gelet op de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op de artikelen 6 en 24;
Gelet op het decreet van 3 juli 1991 houdende regeling van het onderwijs met beperkt leerplan, inzonderheid op artikel 11bis ingevoegd bij het decreet van 17 juli 1998 en artikel 30, gewijzigd bij de decreten van 18 maart 1996 en 17 juli 1998;
Gelet op het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, inzonderheid op artikel 49;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de regeling van het secundair onderwijs, inzonderheid op artikel 17, gewijzigd bij het besluit van 30 augustus 1989 van de Executieve en het besluit van 15 juli 1996 van de Regering, artikel 18 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 1987, het besluit van 30 augustus 1989 van de Executieve, vervangen door het besluit van 19 juli 1993 van de Regering en het besluit van 15 juli 1996 van de Regering, artikel 25 gewijzigd bij het besluit van 24 april 1995 van de Regering en het besluit van 15 juli 1996 van de Regering;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 september 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 14 september 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 oktober 1998, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie;
Gelet op de beraadslaging van 4 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het onderwijs met beperkt leerplan dat aan de regelmatig ingeschreven leerlingen gegeven wordt naar rata van 600 periodes van 50 minuten gespreid over veertig weken per jaar in studie-oriënteringen die overeenstemmen met de gegroepeerde basisopties van het geactualiseerd repertorium en dat georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 11bis en 30 van het decreet van 3 juli 1991 houdende regeling van het onderwijs met beperkt leerplan in de inrichtingen die de zetel zijn van een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming of in de samenwerkende inrichtingen, waarvan sprake in de bijlage bij dit besluit.
De hogere cyclus van het onderwijs met beperkt leerplan, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van lid een, wordt hierna het alternerend onderwijs genoemd.
Dit onderwijs omvat, enerzijds, de eerste en tweede studiejaren van het hoger secundair niveau van het secundair beroepsonderwijs met beperkt leerplan, respectievelijk het vijfde alternerend jaar beroepsstudies en zesde alternerend jaar beroepsstudies genoemd, en, anderzijds, de zevende studiejaren bedoeld bij artikel 2 van dit besluit.
Art. 2.In het alternerend onderwijs, na het zesde alternerend studiejaar beroepsonderwijs mag er een zevende jaar ingericht worden, te weten : 1° een zevende technisch kwalificatiejaar in het alternerend onderwijs, waarin ten minste vier wekelijkse lestijden algemene vorming zijn vervat, met inbegrip van de persoonlijke en sociale opleiding, en eventueel de opleiding tot de communicatie in een vreemde taal;2° een zevende jaar beroepsonderwijs A in het alternerend onderwijs;3° een zevende jaar beroepsonderwijs B in het alternerend onderwijs, dat ten minste tien lestijden algemene vorming omvat, met inbegrip de persoonlijke en sociale opleiding, en eventueel de opleiding tot de communicatie in een vreemde taal.
Art. 3.Het zevende technisch kwalificatiejaar in het alternerend onderwijs en het zevende jaar beroepsonderwijs A in het alternerend onderwijs bedoeld bij artikel 2, 1° en 2°, worden bekrachtigd door een kwalificatiebewijs.
Het zevende jaar beroepsonderwijs B in het alternerend onderwijs bedoeld bij artikel 2, 3°, wordt bekrachtigd door een kwalificatiebewijs en het bewijs van hoger secundair onderwijs dat kan gehomologeerd worden.
Art. 4.Kunnen als regelmatig ingeschreven leerlingen tot het zesde jaar beroepsonderwijs van het bij artikel 1 bedoeld alternerend onderwijs toegelaten worden : a) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het vijfde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs in dezelfde studie-oriëntering of in een overeenstemmende studie-oriëntering hebben beëindigd;b) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het vijfde jaar beroepsonderwijs met volledig leerplan in dezelfde studie-oriëntering of in een overeenstemmende studie-oriëntering hebben beëindigd;c) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het vijfde jaar technisch kwalificatie-onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd in een studieoriëntering die overeenstemt met deze van het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs;d) de regelmatig ingeschreven leerlingen die in de hogere cyclus van het secundair onderwijs van type II met vrucht het vijfde jaar technisch of beroepsonderwijs bedden beëindigd in een afdeling die overeenstemt met de studie-oriëntering van het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs.
Art. 5.Onverminderd de bepalingen van artikel 7, mogen als regelmatig ingeschreven leerlingen toegelaten worden tot het zevende jaar technisch kwalificatie-onderwijs van het alternerend onderwijs bedoeld bij artikel 2 : a) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het zesde jaar van het secundair technisch onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd;b) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het zevende jaar van het secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan bedoeld bij artikel 4, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 hebben beëindigd;c) de leerlingen die met vrucht het zevende jaar beroepsonderwijs B van het alternerend onderwijs bedden beëindigd.
Art. 6.Onverminderd de bepalingen van artikel 7, mogen als regelmatig ingeschreven leerlingen toegelaten worden tot het zevende jaar beroepsonderwijs A van het alternerend onderwijs of in het zevende jaar beroepsonderwijs B van het alternerend onderwijs bedoeld bij artikel 2 : a) de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs hebben beëindigd;b) de leerlingen die met vrucht het zesde jaar van het secundair onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd.
Art. 7.Bij de aanvang van het zevende jaar technisch kwalificatie-onderwijs in het alternerend onderwijs, van het zevende jaar beroepsonderwijs A in het alternerend onderwijs en van het zevende jaar beroepsonderwijs B in het alternerend onderwijs, worden de overgangen van een studie-oriëntering van het onderwijs met volledig leerplan van het type I of van het type II naar een niet overeenstemmende studie-oriëntering van het alternerend onderwijs uitgesloten.
Om bijzondere redenen en in individuele gevallen, kan de Minister evenwel afwijkingen van de voorwaarden van lid 1 toestaan.
Art. 8.Een leerling beëindigt met vrucht het vijfde jaar beroepsonderwijs van het alternerend onderwijs indien hij bekwaam geacht wordt studies in het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs voort te zetten in dezelfde oriëntering of in een overeenstemmende oriëntering.
De leerling die met vrucht het vijfde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs beëindigt, ontvangt een A bewijs waarop vermeld staat dat de leerling het jaar met vrucht heeft beëindigd.
Art. 9.Een leerling beëindigt met vrucht het zesde jaar beroepsonderwijs van het alternerend onderwijs, het zevende jaar technisch kwalificatie-onderwijs van het alternerend onderwijs of het zevende jaar beroepsonderwijs A van het alternerend onderwijs indien hij voldaan heeft aan de volledige vorming van bedoeld jaar en indien hij zijn kwalificatiebewijs ontvangen heeft.
Art. 10.Een leerling beëindigt met vrucht het zevende jaar beroepsonderwijs B van het alternerend onderwijs indien hij, na voldaan te hebben aan de volledige vorming van bedoeld jaar en zijn kwalificatiebewijs ontvangen te heden, bekwaam wordt geacht zijn studies verder te zetten in ten minste een van de hogere onderwijssectoren met volledig leerplan.
Art. 11.Het getuigschrift van hoger secundair onderwijs dat kan gehomologeerd worden, wordt uitgereikt aan de regelmatig ingeschreven leerlingen die met vrucht het zevende jaar beroepsonderwijs B in het alternerend onderwijs hebben beëindigd.
Bij het nazien van de getuigschriften van het hoger secundair onderwijs bedoeld bij lid 1, onderzoekt de homologatiecommissie eveneens of de toelating tot het vijfde of het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs volgens de regels werd gegeven.
Art. 12.Op het einde van het zesde jaar beroepsonderwijs in het alternerend onderwijs, wordt het studiegetuigschrift voor het zesde jaar secundair beroepsonderwijs bedoeld bij artikel 24, § 3, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 uitgereikt aan de leerlingen die bedoeld jaar met vrucht hebben beëindigd.
Art. 13.In afwachting van de definitie van de bevoegdheden en de kennis bedoeld bij de artikelen 35 en 39 van het decreet van 24 juli 1997 dat voor elk schooljaar tegen de 15e oktober de prioritaire taken van het onderwijs bepaalt, legt (leggen) het hoofd van de zetel-inrichting en,desgevallend, het hoofd van een medewerkende inrichting via de Algemene Directie Verplicht Onderwijs de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs behoort de bepalingen voor betreffende elke in bijlage van dit besluit bedoelde studieoriëntering, die ingezet worden om het niveau van de studies te verzekeren en om aldus te voldoen aan de vereiste van artikel 49 van bedoeld decreet.
De in lid een bedoelde bepalingen omvatten de lijst van de bevoegdheden en kennis die de leerlingen moeten opdoen in elke schooljaar dat betrokken werd bij de proefneming en de beschrijving van de pedagogische structuren die ingesteld werden om op identieke wijze de vormingsobjectieven te verzekeren via de alternerende vorming inzonderheid voor de organisatie van de proeven van optellende aard.
Wat de algemene vorming betreft, met inbegrip van de sociale en persoonlijke, zijn daarbij betrokken in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, de leergangen Frans, geschiedenis en aardrijkskunde, in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, de leergangen Frans, actualiteitsvragen, menselijke, sociale en familiale opleiding, de leergangen menselijke wetenschappen. In al de inrichtingen is men ook verplicht de leergang wiskunde te volgen telkens deze discipline wordt opgelegd door de gegroepeerde optie met volledig leerplan die overeenstemt met het vormingsprofiel dat in het alternerend onderwijs wordt nagestreefd.
De doelstelling een gelijkwaardig vormingsniveau te bereiken houdt niet in dat de leergangen van het onderwijs met volledig leerplan worden gereproduceerd. De leergangen algemene vorming met inbegrip van de sociale en persoonlijke vorming en de leergangen ter voorbereiding op de uitoefening van een beroep mogen op een geïntegreerde wijze gegeven worden om de volledige door de jongere in een onderneming opgedane ervaring te valoriseren. De programma's en de pedagogische methodes vallen onder de bevoegdheid van de betrokken inrichtende machten.
Art. 14.De inrichtingen die een basisoptie gegroepeerd in het onderwijs met volledig leerplan omzetten in een alternerende vorming in het kader van dit besluit mogen gedurende twee jaar de opschorting vragen van de optie met volledig leerplan.
Art. 15.In § 1, 2°, van artikel 17 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juli 1985, aangevuld door het besluit van 15 juli 1996 van de Regering, worden na de woorden « De leerlingen die met vrucht het zesde leerjaar van het secundair onderwijs beëindigd hebben » de woorden « en de leerlingen die met vrucht het zesde jaar alternerend beroepsonderwijs beëindigd hebben zoals bepaald in het besluit van 4 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap » gevoegd.
Art. 16.In artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit worden na de woorden « De leerlingen die met vrucht het zesde leerjaar in het beroepssecundair onderwijs beëindigd hebben » worden de woorden « en de leerlingen die met vrucht het zesde studiejaar van het alternerend beroepsonderwijs beëindigd hebben zoals bepaald bij het besluit van 4 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap » gevoegd.
Art. 17.Aan artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt 2° aangevuld met de woorden « of het zesde jaar van het alternerend beroepsonderwijs zoals bepaald bij het besluit van 4 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap »;2° in § 3, na de woorden « bedoeld bij § 2 » worden « 1° en 2° » gevoegde in dezelfde § wordt een lid 3 gevoegd luidend als volgt : « De homologatiecommissie wanneer zij de bij § 2, 2°, bedoelde getuigschriften van het hoger secundair onderwijs nakijkt, ziet ook na of de toelating tot het vijfde en zesde jaar van het alternerend beroepsonderwijs zoals bepaald bij het besluit van 4 januari 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap regelmatig is verlopen ».
Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998.
Brussel, 4 januari 1999.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld