Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 29 december 1998
gepubliceerd op 19 februari 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de criteria en de nadere regels voor het bepalen van de bijdragen bedoeld bij artikel 55 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029071
pub.
19/02/1999
prom.
29/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/29/1999029071/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 DECEMBER 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de criteria en de nadere regels voor het bepalen van de bijdragen bedoeld bij artikel 55 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op artikel 55;

Gelet op het advies van de Raad van de Franse Gemeenschap voor Hulpverlening aan de Jeugd, gegeven op 24 september 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 april 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 juni 1998;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 juli 1998 omtrent de aanvraag om advies binnen een maximale termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 september 1998, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 december 1998, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder : 1° decreet : het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;2° wet : de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;3° overheid : de adviseur, de adjunct-adviseur voor hulpverlening aan de jeugd of de directeur, adjunct-directeur voor hulpverlening aan de jeugd, naargelang het geval;4° bijdrageverschuldigde : ofwel de jongere, ofwel de persoon (personen) die de jongere levensonderhoud verschuldigd is (zijn);5° bijdrage : het bedrag ten laste van de bij drageverschuldigde die moet bijdragen tot de kosten voor het levensonderhoud, de opvoeding en de behandeling ten gevolge van iedere maatregel genomen ten gunste van een jongere met toepassing van de artikelen 36, § 6, 38 en 39 van het decreet of de wet en waarbij uitgaven worden gedaan ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap overeenkomstig de regelingen eigen aan het betoelagen van maatregelen inzake hulpverlening aan de jeugd of jeugdbescherming;6° invorderingsminimum : minimumbedrag waarbij de invordering door de administratie der registratie en domeinen kan gebeuren.

Art. 2.§ 1. Voor iedere maatregel wordt de bijdrage ofwel per dag ofwel op een andere basis vastgelegd. § 2. De bijdrage wordt per dag vastgesteld wanneer de tenlasteneming van de jongere aanleiding geeft tot de uitbetaling van dagelijkse toelagen berekend in functie van zijn aanwezigheden of zijn met aanwezigheden gelijkgestelde afwezigheden.

In aanmerking komen namelijk de maatregelen waardoor de jongere toevertrouwd wordt aan : - een huisvestingsinstelling erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort; - een huisvestingsinstelling die onder de "Office de la Naissance et de l'Enfance" ressorteert; - een huisvestingsdienst die een overeenkomst heeft gesloten met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; - een opvangfamilie begeleid of niet door een dienst voor plaatsing in een gezin.

Wanneer de jongere ertoe gebracht wordt tegemoet te komen in zijn onderhoudskosten, brengt deze tegemoetkoming een vermindering ten belope van elke op voorhand vastgestelde dagelijkse bijdrage met zich mee. § 3. De bijdrage wordt vastgelegd op een andere basis dan een dagelijkse basis zoals bepaald bij artikel 4, § 1, lid 3, wanneer de tenlasteneming van de jongere aanleiding geeft tot de uitbetaling van periodieke toelagen voor elke dienst of particulier die niet tot de categorieën opgenomen in § 2 hoort.

Art. 3.Behoudens overmacht, stelt de overheid de bijdrage vast binnen de drie maanden van de maatregel genomen ten gutste van de jongere.

De bijdrage wordt verschuldigd vanaf de datum waarop de maatregel uitwerking heeft zonder dat deze datum meer dan drie maanden voor de beslissing van de overheid een aanvang mag nemen.

Art. 4.§ 1. De bijdrage wordt bepaald op grond van de belastbare netto maandinkomsten van de bijdrageverschuldigde. De onderhoudsrenten en -uitkeringen worden toegevoegd of afgetrokken van de inkomsten naargelang ze ontvangen of gestort worden.

Het bedrag van de bijdrage vastgesteld op dagelijkse basis wordt bepaald op grond van het in de bijlage 1 gevoegd indexeerbaar barema.

Het bedrag van de dagelijkse bijdrage vastgesteld op een andere dan de dagelijkse basis wordt bepaald op grond van het in de bijlage 2 gevoegd indexeerbaar barema. Dit barema wordt vastgesteld op maandelijkse basis. Deze maandelijkse basis kan gewogen worden op grond van andere criteria zoals, onder andere, het type dienst, de aard van de prestaties, hun duur of frequentie. § 2. Voor de indexeerbaar bedragen bedoeld bij de bijlagen 1 en 2 die geen bezoldiging of gelijkgestelde kosten vertegenwoordigen, wordt de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, toegepast.

Deze bedragen worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld: de indexeringscoëfficiënt 1,000 stemt overeen met de op 1 januari 1990 geïndexeerde bedragen. § 3. Het maximaal bedrag van de bijdrage opgenomen naast ieder van de barema's bedoeld bij § 1 wordt vastgesteld ten laste van elke bijdrageverschuldigde die het bewijs niet levert van zijn inkomsten.

Art. 5.Er wordt geen bijdrage bepaald ten laste van behoeftige personen of die de hulp genieten van een OCMW of die inkomsten genieten die niet hoger zijn dan het bedrag van het bestaansminimum waarop ze aanspraak hadden kunnen maken.

Art. 6.Wanneer het geheel van de hij dragen die ten laste van de bijdrageverschuldigde te bepalen zijn het invorderingsminimum niet bereikt, worden deze bijdrage op nul frank vastgesteld.

Het invorderingsminimum wordt op 1 000 F per jaar bepaald voor het geheel van de bijdragen van eenzelfde bijdrageverschuldigde.

Art. 7.De overheid kan afwijken van de bedragen van de bijdrage bedoeld bij de basisbarema's van dit besluit op basis van een schriftelijk verantwoordend verslag dat overgezonden wordt naar het bestuur.

Het sociaal onderzoek, gevoerd naargelang het geval door de dienst voor hulpverlening aan de jeugd of de dienst voor gerechtelijke bescherming, is doorslaggevend voor de aanpassing van de bijdrage van de bijdrageverschuldigde.

Art. 8.Op ieder ogenblik brengt de wijziging van de netto maandinkomsten van de bijdrageverschuldigde een wijziging van zijn bijdrage met zich mee, hetzij op initiatief van de overheid, hetzij op verzoek van betrokkene.

Art. 9.Op basis van de elementen voortgebracht door de administratie der registratie en domeinen qua insolvabiliteit van de bijdrageverschuldigde, kan de Minister of de door hem te dien einde afgevaardigde persoon, de invordering van de verschuldigde betaling van de bijdrage uitstellen, en, zo de bij drageverschuldigde solvabel wordt, de overheid ertoe aanzetten de toekomstige bijdrage te herzien.

Art. 10.De Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 december 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 1 Barema van de dagelijkse bijdragen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 29 december 1998 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de criteria en de nadere regels voor het bepalen van de bijdragen bedoeld bij artikel 55 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 2 Bijlage van andere dan dagelijkse bijdragen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 29 december 1998 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de criteria en de nadere regels voor het bepalen van de bijdragen bedoeld bij artikel 55 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, Mevr. L. ONKELINX

^