gepubliceerd op 14 september 2007
Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 8 januari 2004 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs
19 JUNI 2007. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 8 januari 2004 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd;
Gelet op de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd;
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd;
Gelet op het protocol nr. S5/2007 van 5 juni 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in een gemeenschappelijke zitting van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap en van het subcomité bepaald in artikel 17, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juni 2007;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 13 juni 2007;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid door het feit gerechtvaardigd is dat de formule voor de berekening van het vakantiegeld, zoals opgenomen in het basisbesluit van 8 januari 2004, verkeerd is, dat bepaalde personeelscategorieën onopzettelijk benadeeld werden en een wijziging derhalve onverwijld moet worden aangenomen, zodat het vakantiegeld voortaan correct kan worden uitbetaald;
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 3 van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 8 januari 2004 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 3 - Berekening van het vakantiegeld § 1 - De personeelsleden bedoeld in artikel 1 hebben recht op een vakantiegeld, berekend op grond van de volgende formule : B x G x P 12 G = geïndexeerde brutojaarbezoldiging van het personeelslid voor de maand maart van het lopende jaar bij voltijdse betrekking. Verkrijgt het personeelslid in de maand maart van het lopende jaar geen bezoldiging meer omdat het niet meer in actieve dienst is, dan stemt « G » overeen met de brutojaarbezoldiging die het personeelslid heeft verkregen voor de laatste maand van het lopende jaar of van het voorafgaande jaar waar het in de Duitstalige Gemeenschap in het onderwijs werkte, vermenigvuldigd met het indexcijfer van de maand maart van het lopende jaar.
P = percentage dat voor de personeelsleden van de verschillende niveaus als volgt is vastgelegd : 1° voor de niveaus IV en III a) 85 % in 2007 b) 92 % vanaf 2008 2° voor het niveau II a) 85 % in 2007 en 2008 b) 92 % vanaf 2009 3° voor het niveau II+ a) 80 % in 2007, 2008 en 2009 b) 85 % vanaf 2010 4° voor het niveau I a) 75 % in 2007, 2008 en 2009 b) 80 % vanaf 2010. B = arbeidstijdregeling berekend per personeelscategorie op grond van de volgende formule : 1° Voor de vastbenoemde of definitief aangestelde personeelsleden van door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen of PMS-centra, de tijdelijk aangewezen en tijdelijk aangestelde personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde PMS-centra, alsmede de contractuele leden van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel : B = (T : 360) x (S : V) T = aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 360 beloopt S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd 2° Voor de tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden van door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen : B = (T : 300) x (S : V) T = aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens het referentiejaar effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 300 beloopt S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd 3° Voor de jonggediplomeerden : Gaat het om een personeelslid dat op het einde van het referentiejaar nog geen 25 jaar oud is, dan wordt de periode tussen 1 januari van het referentiejaar en de indiensttreding eveneens in aanmerking genomen, indien het personeelslid uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vier maanden volgend op de datum waarop het studies heeft beëindigd die het recht op kinderbijslag openen of op de datum waarop zijn leerovereenkomst een einde heeft genomen, en erom verzoekt in de loop van het referentiejaar.Dit verzoek moet ten laatste op 31 mei van het lopende jaar bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap worden ingediend. Voor de jonggediplomeerden wordt de arbeidstijdregeling op grond van de volgende formule berekend : B = (T : Z) x (S : V) x ((Y + Z) : 360) T = aantal tussen de indiensttreding en de wijziging van het dienstverband effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens de referentieperiode, t.w. tussen september en december, effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 120 beloopt Z = aantal tussen 1 september en 31 december van het referentiejaar effectief gepresteerde dagen, waarbij een volledige maand 30 dagen telt en het aantal tijdens de referentieperiode, t.w. tussen september en december, effectief gepresteerde dagen in geen geval meer dan 120 beloopt S = aantal uren die per week effectief gepresteerd worden V = aantal uren die bij voltijdse betrekking per week moeten worden gepresteerd Y = aantal dagen tussen 1 januari van het referentiejaar en de indiensttreding van het personeelslid Voor de berekening van het vakantiegeld worden in aanmerking genomen de perioden gedurende welke het personeelslid : 1° zijn bezoldiging geheel of gedeeltelijk heeft genoten;2° met ouderschapsverlof was;3° afwezig is geweest in het kader van een geboorte, zoals bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971;4° afwezig is geweest wegens georganiseerde werkonderbreking;5° niet in dienst kon treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst krachtens de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting van de wederoproeping om tuchtredenen. § 2 - Het vakantiegeld bepaald met toepassing van § 1 wordt desgevallend naar de hogere eurocent afgerond. § 3 - De klassering van de personeelsleden in de niveaus vermeld in § 1 gebeurt in de bijlage bij dit besluit door middel van de weddeschalen verbonden aan de graden van het personeel. »
Art. 2.Voorliggend besluit heeft uitwerking op 1 mei 2003, met uitzondering van de regeling voor de jonggediplomeerden, welke op 1 mei 2007 uitwerking heeft.
Art. 3.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 19 juni 2007.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH