Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 19 december 2024
gepubliceerd op 14 januari 2025

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuning van de multidisciplinaire praktijken en jonge artsen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2024011767
pub.
14/01/2025
prom.
19/12/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuning van de multidisciplinaire praktijken en jonge artsen


Verslag aan het Verenigd College Dit besluit volgt op het arrest van de Raad van State van 18 september 2024 tot nietigverklaring van het besluit van 27 januari 2022 van het Verenigd College betreffende de ondersteuning van de multidisciplinaire praktijken en jonge artsen.

De Raad van State was van mening dat de delegatie die was verleend aan de bevoegde ministers voor het gezondheidsbeleid niet voldoende werd omkaderd door het Verenigd College en dat de onnauwkeurigheid van deze delegatie elke objectiviteit wegnam uit het onderscheidingscriterium van de wijken met een huisartsentekort. Het gebrek aan objectiviteit bij dit onderscheidingscriterium bracht een onregelmatigheid in het besluit van het Verenigd College aan het licht, wat bijgevolg leidde tot de nietigverklaring ervan.

Bovendien had de auditeur in zijn verslag, dat hij heeft opgesteld in het kader van de contentieux die heeft geleid tot de nietigverklaring van het besluit, benadrukt dat hij van mening was dat de vereiste voor de jonge artsen en multidisciplinaire praktijken om zich in te schrijven als vereniging zonder winstoogmerk niet gerechtvaardigd leek vanuit het gelijkheidsbeginsel. De Raad van State heeft zich niet over deze kwestie uitgesproken, maar het leek noodzakelijk om dit element in aanmerking te nemen bij het opstellen van dit besluit.

Om de continuïteit van de overheidsdienst te waarborgen, werd beslist een nieuw besluit goed te keuren om een oplossing te bieden aan het omkaderingsprobleem van de delegatie die werd verleend aan de ministers die bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.

Zo werd de delegatie die was verleend aan de ministers om de lijst op te stellen met wijken met een huisartsentekort geschrapt en werd de inhoud van het ministerieel besluit van 13 mei 2019Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/05/2019 pub. 13/06/2019 numac 2019012722 bron gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad Ministerieel Besluit tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012022120 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan in dit besluit opgenomen. Op die manier is de te weinig omkaderde beoordelingsmarge van de ministers opgelost.

Bovendien werd, in antwoord op de opmerking van de auditeur van de Raad van State, de vereiste voor jonge artsen om zich in te schrijven als vereniging zonder winstoogmerk geschrapt. Bijgevolg kunnen op basis van dit besluit alle jonge artsen die zich in een wijk met een huisartsentekort vestigen, ongeacht de rechtsvorm van hun activiteit, aanspraak maken op de in dit besluit bedoelde subsidie, voor zover zij voldoen aan de verschillende voorwaarden om de subsidie te verkrijgen.

Het werd echter wenselijk geacht om de vereiste te behouden om een vereniging zonder winstoogmerk op te richten om een subsidie te kunnen verlenen aan multidisciplinaire structuren.

Wat de jonge artsen betreft, is immers het belangrijkste doel om jonge huisartsen aan te moedigen zich te vestigen in wijken met een huisartsentekort. Dit heeft dus betrekking op alle jonge artsen. De prioriteit is namelijk om het aantal jonge huisartsen te verhogen in wijken met een huisartsentekort, ongeacht de rechtsvorm van hun activiteit.

Wat de multidisciplinaire praktijken daarentegen betreft, is de hoofddoelstelling in de eerste plaats om het aantal multidisciplinaire praktijken in Brussel te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ontwikkelde visie op het vlak van het eerstelijnsbeleid, door de financiering te concentreren op praktijken zonder winstoogmerk.

De keuze om multidisciplinaire praktijken te verplichten zich als rechtspersoon zonder winstoogmerk in te schrijven heeft net tot doel om ze te verplichten de activa te houden, met name die verworven of onderhouden zijn met gesubsidieerde fondsen, bij de rechtspersoon aan wie de subsidie is toegekend. Elke andere vorm van rechtspersonen biedt geen gelijkwaardige garantie met betrekking tot de bovengenoemde doelstelling. In dit opzicht moet eraan herinnerd worden dat het Wetboek van vennootschappen en verenigingen een onderscheid maakt tussen vennootschappen en verenigingen, met als criterium het feit dat er een vermogensvoordeel wordt uitgekeerd of bezorgd aan de vennoten.

Concreet wordt een vennootschap gekenmerkt door het feit dat ze haar bezit en inkomsten verdeelt onder haar vennoten. Het is bijgevolg inherent aan een vennootschap dat haar vermogen in fine terugvloeit naar de vennoten. De andere vorm in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is de vereniging, die wordt gekenmerkt door haar belangeloze doel en het feit dat ze, in tegenstelling tot vennootschappen, haar leden geen vermogensvoordeel biedt, wat gewoonlijk zonder winstoogmerk wordt genoemd.

De doelstelling om gezondheidszorg zonder winstoogmerk te bevorderen, wordt in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof erkend als een redelijke doel van de overheid (zie met name arresten nr. 02/2001 en 42/2008).

Het lijkt ons daarom noodzakelijk dat ervoor gezorgd wordt dat de overheid in de welzijns- en gezondheidssector in de eerste plaats praktijken zonder winstoogmerk financiert, die enkel het belangeloze doel nastreven om hun opdracht te vervullen.

Brussel, 19 december 2024.

De leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheid en Welzijn, A. MARON E. VAN DEN BRANDT


19 DECEMBER 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuning van de multidisciplinaire praktijken en jonge artsen Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid, artikelen 14 en 17 vierde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012022120 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan;

Gelet op het ministerieel besluit van 13 mei 2019Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/05/2019 pub. 13/06/2019 numac 2019012722 bron gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad Ministerieel Besluit tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012022120 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan Gelet op de analyse van de impact op de gelijke kansen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 2 december 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor de financiën en de begroting;

Gelet op het advies nr. 77.178/3 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2024 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de leden van het Verenigd College, bevoegd voor Gezondheid en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° multidisciplinaire structuur: een multidisciplinaire structuur die de rol vervult van eerstelijnszorgactor en die minstens één arts omvat die erkend is als houder van de bijzondere beroepstitel van huisarts en een gezondheidsprofessional, die geen arts is, die een erkenning heeft op grond van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;2° eerstelijnszorgactor: eerstelijnszorgactor in de zin van artikel 2, 2°, van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid;3° beroepsbeoefenaars: artsen erkend als houders van de bijzondere beroepstitel van huisarts en gezondheidszorgbeoefenaars, die geen arts zijn, die een erkenning hebben op grond van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;4° jonge arts: arts erkend als houder van de bijzondere beroepstitel van huisarts die, op de installatiedatum, erkend is sinds een periode van ten hoogste vijf jaar;5° installatiedatum: eerste dag waarop de aanvrager patiënten kan ontvangen;6° nieuwe multidisciplinaire structuur: nieuw opgerichte multidisciplinaire structuur of monodisciplinaire structuur, die eerstelijnszorgactoren samenbrengt, die is omgevormd, of van plan is zich om te vormen tot een multidisciplinaire structuur;7° ministers: de leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;8° ontwikkelingslanden: landen en territoria die voorkomen in de lijst van het "Development Assistance Committee" van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;9° SUMEHR: het samenvattend klinisch dossier van een patiënt bepaald door het koninklijk besluit van 30 juni 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/06/2017 pub. 11/08/2017 numac 2017040448 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent aan de huisartsen voor gebruik van telematica en het elektronisch beheer van de medische dossiers. sluiten tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent aan de huisartsen voor gebruik van telematica en het elektronisch beheer van de medische dossiers;10° Brussels Gezondheidsnetwerk: het platform bedoeld in de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het elektronisch uitwisselingsplatform voor gezondheidsgegevens. HOOFDSTUK 2 - Ondersteuning aan de installatie

Art. 2.§ 1 Binnen de perken van de beschikbare kredieten kent het Verenigd College jaarlijks subsidies toe aan multidisciplinaire structuren of aan jonge artsen om hun installatie te ondersteunen. § 2. Maximaal 10 subsidies per begrotingsjaar worden aan jonge artsen toegekend.

Art. 3.De in artikel 2 bedoelde subsidies worden toegekend overeenkomstig het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, paragraaf 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Art. 4.Om voor financiering in aanmerking te komen, moet de multidisciplinaire structuur, op het ogenblik van haar installatie: 1° beschikken over vier beroepsbeoefenaars die hun activiteit uitoefenen binnen de multidisciplinaire structuur voor een minimum van elk een derde voltijds equivalent;2° beschikken over ten minste twee artsen die erkend zijn als houder van de bijzondere beroepstitel van huisarts, waaronder een jonge arts, wat een permanentie van een huisarts in de praktijk van minimum 50 uur per week mogelijk maakt;3° een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn;4° binnen haar algemene vergadering samengesteld zijn uit een meerderheid van beroepsbeoefenaars die hun activiteit uitoefenen binnen de betrokken multidisciplinaire structuur;5° blijk geven van haar vermogen om een multidisciplinaire structuur te beheren;6° voorleggen in welke mate zij de eerstelijnszorgopdrachten zoals omschreven in hoofdstuk II van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid, en, in voorkomend geval, de koppeling van deze opdrachten aan de uitvoering van de samenwerkingsverbanden en regelingen bedoeld in artikel 7 van dit besluit, denkt uit te voeren;7° een begroting voorleggen waarin de bestemming van de geplande uitgaven en de noodzaak ervan in het kader van de oprichting van de nieuwe multidisciplinaire structuur worden toegelicht;8° uitsluitend werken met beroepsbeoefenaars die hun activiteit binnen de multidisciplinaire structuur verrichten tegen facturering overeenkomstig het geconventioneerde tarief;9° ten minste een SUMEHR gepubliceerd hebben op het Brussels Gezondheidsnetwerk;10° haar aanvraag indienen uiterlijk binnen zes maanden volgend op de installatiedatum.

Art. 5.Om voor financiering in aanmerking te komen, moet de jonge arts, op het ogenblik van zijn installatie: 1° geïnstalleerd zijn in een wijk met een tekort aan huisartsen 2° voorleggen in welke mate hij de eerstelijnszorgopdrachten zoals omschreven in hoofdstuk II van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid, en, in voorkomend geval, de koppeling van deze opdrachten aan de uitvoering van de samenwerkingsverbanden en regelingen bedoeld in artikel 7 van dit besluit, denkt uit te voeren;3° een begroting voorleggen waarin de bestemming van de geplande uitgaven en de noodzaak ervan in het kader van de oprichting van zijn activiteit worden gepreciseerd;4° zijn activiteiten verrichten tegen facturering overeenkomstig het geconventioneerde tarief;5° ten minste een SUMEHR gepubliceerd hebben op het Brussels Gezondheidsnetwerk;6° zijn aanvraag indienen uiterlijk binnen zes maanden volgend op de installatiedatum.

Art. 6.Indien de aanvraag niet voldoet aan de criteria van de artikelen 4 of 5, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.

Art. 7.Voor zover de aanvrager daarover beschikt, kunnen de volgende documenten bij de aanvraag worden gevoegd: 1° een overeenkomst met een of meer OCMW's waarin de samenwerking tussen de aanvrager en het betrokken OCMW wordt vastgelegd met als doel de behandeling van de personen die recht hebben op een financiële tegemoetkoming van het OCMW vlotter te laten verlopen om de verstrekkingen van de aanvrager te dekken;2° een document waarin wordt aangegeven hoe de aanvrager de toegang tot zijn diensten wil vergemakkelijken voor de begunstigden van dringende medische hulp op grond van artikel 57, § 2, 1°, van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ;3° een samenwerkingsakkoord met een ambulante structuur die andere eerstelijnszorgactoren groepeert dan deze die actief zijn binnen de structuur waarin de aanvrager zijn activiteit uitoefent;4° een verklaring op eer waaruit blijkt dat de multidisciplinaire structuur gelegen is in een wijk met een huisartsentekort;5° een document waaruit blijkt dat de aanvrager zijn activiteiten uitoefent tegen een forfaitaire financiering op grond van artikel 52 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;6° een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager zijn activiteiten uitoefent overeenkomstig de derdebetalersregeling op grond van artikel 53 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;7° een document waaruit de samenwerking blijkt die werd opgezet met een door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gefinancierde structuur om een gepersonaliseerde begeleiding te waarborgen met betrekking tot de installatie van de aanvrager.

Art. 8.§ 1. Op basis van de in de artikelen 4, 5 en 7 opgenomen elementen wordt een rangschikking van de aanvragen opgesteld. § 2. Alle aanvragen die worden ingediend tussen 1 april van het jaar dat aan het lopende begrotingsjaar voorafgaat en 31 maart van het betrokken begrotingsjaar, zullen gezamenlijk worden geanalyseerd. § 3. De in de eerste paragraaf bedoelde rangschikking wordt vastgesteld aan de hand van de volgende voorrangsorde: Multidisciplinaire structuren gelegen in een wijk met een huisartsentekort, die hun activiteiten adequaat laten aansluiten op de eerstelijnszorgopdrachten zoals omschreven in hoofdstuk II van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid en die de samenwerkingsverbanden en regelingen bedoeld in artikel 7 van dit besluit aanwenden in overeenstemming met de voornoemde opdrachten.

Multidisciplinaire structuren die hun activiteiten zo adequaat mogelijk laten aansluiten op de eerstelijnszorgopdrachten zoals omschreven in hoofdstuk II van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid en die de samenwerkingsverbanden en regelingen bedoeld in artikel 7 van dit besluit aanwenden in overeenstemming met de voornoemde opdrachten.

Jonge artsen gelegen in een wijk met een huisartsentekort, die hun activiteiten adequaat laten aansluiten op de eerstelijnszorgopdrachten zoals omschreven in hoofdstuk II van de ordonnantie van 4 april 2019 betreffende het eerstelijnszorgbeleid en die de samenwerkingsverbanden en regelingen bedoeld in artikel 7 van dit besluit aanwenden in overeenstemming met de voornoemde opdrachten.

Art. 9.§ 1. Het Verenigd College stelt het bedrag van de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming vast door rekening te houden met de in artikel 8 bedoelde rangschikking. § 2. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming bedraagt ten hoogste: a) 225.000 euro voor de multidisciplinaire structuren gelegen in een wijk met een huisartsentekort; b) 150.000 euro voor de multidisciplinaire structuren die niet gelegen zijn in een wijk met een huisartsentekort; c) 15.000 euro voor jonge artsen. § 3. Indien de multidisciplinaire structuur een specifieke behoefte verantwoordt die binnen het kader van dit besluit valt, kan het Verenigd College, met name afhankelijk van de beschikbaarheid van de begrotingskredieten en in afwijking van paragraaf 2, een tegemoetkoming hoger dan deze bedoeld in paragraaf 2 toekennen.

Art. 10.§ 1. Alleen de volgende uitgaven komen voor de in artikel 2 bedoelde financiering in aanmerking, voor zover zij binnen zes maanden vóór de installatiedatum of binnen drie jaar volgend op de installatiedatum zijn gedaan: 1° kosten van personeel die ten minste voor een derde voltijds equivalent worden tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst binnen de multidisciplinaire structuur;2° kosten van zelfstandig personeel dat met de betrokken multidisciplinaire structuur een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;3° kosten met betrekking tot de verwerving en de inrichting van een onroerend goed;4° kosten voor de huur en inrichting van een onroerend goed;5° kosten voor de aankoop of huur van medisch materiaal of kosten in verband met de werking van de multidisciplinaire structuur. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde uitgaven die in de zes maanden vóór de installatiedatum zijn gedaan, komen maar in aanmerking indien een samenwerkingsverband werd opgezet met een door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gefinancierde structuur om een gepersonaliseerde en kwalitatieve begeleiding te waarborgen voor de installatie van multidisciplinaire structuren. § 3. De begroting, bedoeld in artikel 4, 7°, mag enkel de in paragraaf 1 bedoelde kosten omvatten. § 4. De uitgaven bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, komen maar in aanmerking tijdens het eerste activiteitsjaar volgend op de installatiedatum en voor ten hoogste de helft van de loonkosten zoals vastgesteld door het Paritair Comité 330 dat van toepassing is op de medische huizen.

Op basis van een gemotiveerde aanvraag kunnen de ministers de financiering toestaan van de in het eerste lid bedoelde kosten voor een extra jaar. § 5. In geen geval mag het totaal van de financieringen door de bevoegde overheden om de personeelskosten te dekken bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, hoger zijn dan de totale loonkosten zoals vastgesteld door het Paritair Comité 330 dat van toepassing is op de medische huizen.

Art. 11.§ 1. Indien de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming de verwerving van een onroerend goed dekt: 1° het gebruik en de bestemming van dit goed moeten gewijd zijn aan de activiteit van de multidisciplinaire structuur of van de jonge arts gedurende dertig jaar, te rekenen vanaf de installatiedatum, behoudens uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de ministers;2° het gebouw moet als een voorzichtig en redelijk persoon worden beheerd en onderhouden gedurende dertig jaar, te rekenen vanaf de installatiedatum;3° elke vervreemding of vestiging van zakelijke rechten moet onderworpen zijn aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de ministers voor een periode van dertig jaar, te rekenen vanaf de installatiedatum. § 2. In geval van een overtreding op paragraaf 1 wordt de toegekende subsidie teruggevorderd tot een bedrag dat volgens de volgende formule wordt berekend: S/(30 jaar) x (30 ans-A) S: bedrag van de toegekende financiering A: aantal volledige jaren te rekenen vanaf de ingebruikneming

HOOFDSTUK 3 - Controle

Art. 12.§ 1. De multidisciplinaire structuren en de jonge artsen die op basis van dit besluit een financiering hebben ontvangen, bezorgen de Diensten van het Verenigd College jaarlijks de verantwoordingsstukken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de uitgaven waarvoor de in artikel 2 bedoelde subsidie werd toegekend, daadwerkelijk werden gedaan om de installatie van de nieuwe multidisciplinaire structuur te garanderen. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde verantwoordingsstukken moeten worden ingediend uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de financiering is toegekend. § 3. Indien tijdens de in paragraaf 2 bedoelde termijn de volledige financiering niet werd besteed, worden de verantwoordingsstukken met betrekking tot de latere uitgaven uiterlijk op 31 maart van de daaropvolgende jaren ingediend. § 4. Indien de toegekende financiering niet volledig werd besteed binnen drie jaar volgend op de installatiedatum, eisen de ministers de terugbetaling van de niet-bestede bedragen in kwestie.

Art. 13.Indien op grond van de overeenkomstig artikel 12 ingediende verantwoordingsstukken niet kan worden aangetoond dat de uitgaven daadwerkelijk werden gedaan om de installatie van de nieuwe multidisciplinaire structuur of van de jonge arts te waarborgen, eisen de ministers de terugbetaling van de bedragen in kwestie.

Art. 14.§ 1. Onverminderd artikel 11 wordt de in artikel 2 bedoelde financiering definitief verworven na het vijfde jaar dat volgt op de installatiedatum. § 2. Indien de multidisciplinaire structuur of de jonge arts vóór de in paragraaf 1 bedoelde termijn niet meer voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van de financiering, eisen de ministers de terugbetaling van de subsidie bedoeld in artikel 2 naar evenredigheid van het aantal nog niet aangevangen jaren waarin niet aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan.

HOOFDSTUK 4 - Slotbepalingen

Art. 15.Onder voorbehoud van de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde ministers kan de in artikel 2 bedoelde financiering enkel worden toegekend aan multidisciplinaire structuren die onder hun leden geen beroepsbeoefenaar tellen die zijn activiteit heeft uitgeoefend in een multidisciplinaire structuur of een jonge arts waarvan de installatie al werd gefinancierd op basis van dit besluit in de vijf jaar voorafgaand aan de installatiedatum van de aanvragende multidisciplinaire structuur.

Art. 16.§ 1. Multidisciplinaire structuren en jonge artsen die op het ogenblik van de indiening van hun aanvraag niet geïnstalleerd zijn, moeten uiterlijk binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 2, aan de in, respectievelijk, artikelen 4 of 5 bedoelde voorwaarden voldoen.

Na het verstrijken van die termijn moet de toegekende subsidie worden terugbetaald. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde termijn kan na toestemming van de ministers worden verlengd.

Art. 17.§ 1. Indien de nieuwe multidisciplinaire structuur een monodisciplinaire structuur is die eerstelijnszorgactoren samenbrengt en van plan is zich om te vormen tot een multidisciplinaire structuur, moet de omvorming uiterlijk binnen zes maanden volgend op de beslissing tot toekenning van de in artikel 2 bedoelde financiering plaatsvinden. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde termijn kan na toestemming van de ministers worden verlengd. § 3. Bij gebrek aan omvorming binnen de in paragraaf 1 en 2 bedoelde termijnen moeten de toegekende bedragen worden terugbetaald.

Art. 18.De uitoefening van een humanitaire opdracht in een ontwikkelingsland schort de in artikel 1, 4°, bedoelde termijn op.

Art. 19.De wijken met huisartsentekorten worden vastgelegd op grond van de wijkmonitoring zoals ingesteld door het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse bedoeld in de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de gewestelijke statistiek en op grond van een studie van het observatorium voor gezondheid en welzijn van Brussel-Hoofdstad en zijn de volgende: a) in de gemeente Anderlecht : 52 - Veeweide - Aurore ; 53 - Bizet - Rad - Coovi ; 54 - Vogelenzang - Erasmus ; 55 - Neerpede ; 56 - Goede Lucht ; 57 - Scherdemaal ; 58 - Anderlecht - Centrum - Wayez ; 59 - Scheut ; 60 - Buffon ; 61 - Moortebeek - Peterbos. b) in de gemeente Sint-Agatha-Berchem: 64 - Frans Hospitaal.c) in de Stad Brussel: 1 - Grote Markt; 2 - Dansaert; 3 - Begijnhof - Diksmuide; 4 - Martelaars; 5 - Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw; 6 - Koningswijk; 29 - Squares; 75 - Houba. d) in de gemeente Vorst: 50 - Laag Vorst ; 117 - Vossegat - Roosendaal. e) in de gemeente Koekelberg: 17 - Koekelberg ; 70 - Basiliek. f) in de gemeente Sint-Jans-Molenbeek: 63 - Karreveld.g) in de gemeente Sint-Gillis : 48 - Hallepoort ; 49 - Bosnie. h) in de gemeente Sint-Joost-ten-Node: 25 - Sint-Joost Centrum.i) in de gemeente Ukkel: 116 - Globe.j) in de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe: 90 - Roodebeek - Sterrebeelden ; 91 - Gulledelle.

HOOFDSTUK 4 - Opheffingsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 20.De artikelen 4, 4/1, 4/2 en 6 van het koninklijk besluit van 23 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012022120 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan worden opgeheven.

Art. 21.Het ministerieel besluit van 13 mei 2019Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/05/2019 pub. 13/06/2019 numac 2019012722 bron gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad Ministerieel Besluit tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot bepaling van de wijken met huisartsentekort in de zin van het koninklijk besluit van 23 maart 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012022120 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan sluiten tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan wordt opgeheven.

Art. 22.Onderhavig besluit treedt in werking op 27 februari 2022.

Art. 23.De leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheid en Welzijn worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 december 2024.

Voor het Verenigd College: De leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheid en Welzijn, A. MARON E. VAN DEN BRANDT


^