Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 04 juli 2024
gepubliceerd op 14 augustus 2024

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad, en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2024006974
pub.
14/08/2024
prom.
04/07/2024
ELI
eli/besluit/2024/07/04/2024006974/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JULI 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad, en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, artikel 79, § 1;

Gelet op de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag op artikel 15, tweede lid en artikel 37;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van 16 december 2004 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 tot vaststelling van de administratieve toestand en de individuele geldelijke rechten van de contractuele personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de bicommunautaire Dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 6 december 2018 houdende regeling van de administratieve en geldelijke situatie van de contractuele personeelsleden van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 september 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de leden van het Verenigd College, die bevoegd zijn voor de begroting, gegeven op 19 maart 2024;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, die bevoegd zijn voor het openbaar ambt, gegeven op 19 maart 2024;

Gelet op het protocol nr. 2024/7 van het sectorcomité XV van 9 april 2024;

Gelet op de zitting van het Kenniscentrum van de Gegevensbeschermingsautoriteit van 12 april 2024 waarin werd verwezen naar het standaardadvies nr. 65/2023 betreffende de redactie van normatieve teksten;

Gelet op het advies n° 68 van het algemeen beheerscomité van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, gegeven op 18 april 2024;

Gelet op het akkoord van de federale ministerraad, verkregen op 17 mei 2024;

Gelet op het evaluatieverslag van het ontwerp van regelgevende akte op de respectievelijke situatie van vrouwen en mannen, van 19 maart 2024, met toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 16 mei 2014 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het evaluatieverslag van het ontwerp van regelgevende akte op de situatie van personen met een handicap, van 19 maart 2024, met toepassing van art. 4, § 3 van de ordonnantie van 23 december 2016 houdende integratie van de handicapdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies nr. 76.293/4 van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2024 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de dringende noodzakelijkheid van de omzetting van deze richtlijn ten gevolge van een beroepsprocedure voor het Hof van Justitie van de Europese Unie;

Overwegende dat de richtlijn grotendeels wordt omgezet via de introductie van een stelsel van flexibele werkregelingen, een zorgverlof en een uitbreiding van het stelsel van de loopbaanonderbreking;

Overwegende dat betreffende het zorgverlof en de flexibele werkregelingen gepoogd wordt zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij hetgeen bestaat voor het contractueel personeel, ingevoegd bij de wet van 7 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/10/2022 pub. 31/10/2022 numac 2022206297 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven (1) sluiten tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven, bijvoorbeeld betreffende de beperking van twaalf maanden van de flexibele werkregelingen;

Overwegende dat met het stelsel van de flexibele werkregelingen een procedure in het leven wordt geroepen die losstaat van andere mogelijke aanpassingen van arbeidsregelingen voorzien in andere wettelijke of reglementaire bepalingen (zoals bijvoorbeeld ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking of telewerk);

Op de voordracht van de leden van het Verenigd College bevoegd voor het openbaar ambt;

Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling.

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van richtlijn 2010/18/EU van de Raad.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het besluit van het Verenigd College van 16 december 2004 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.

Art. 2.Artikel 1 van het besluit van het Verenigd College van 16 december 2004 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad wordt vervangen als volgt: "

Art. 1.De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen alsmede de bepalingen die dit besluit zouden wijzigen of vervangen, zijn toepasselijk op het statutair personeel van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag.

De bepalingen betreffende de specifieke stelsels van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen alsmede de bepalingen die dit besluit zouden wijzigen of vervangen, zijn van toepassing op de stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag.".

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "en de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag " ingevoegd tussen de woorden "Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad " en de woorden ", de bepalingen van de afdelingen 2 en 3 van Hoofdstuk III van hetzelfde besluit ".

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.

Art. 4.Artikel 23 van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met paragrafen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 luidende: " § 2. Onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een recht op aanpassing van de bestaande arbeidsregeling of in het kader van andere wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een dergelijke aanpassing, heeft de ambtenaar het recht om voor een onafgebroken periode van maximum twaalf maanden een flexibele werkregeling aan te vragen voor zorgdoeleinden, op voorwaarde dat de ambtenaar gedurende de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste over zes maanden dienstanciënniteit beschikt, volgens de modaliteiten uiteengezet in de paragrafen 3, 4, 5, 6, 7 en 8.

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: 1° flexibele werkregeling: een aanpassing van het bestaande werkpatroon van de ambtenaar, die kan worden verwezenlijkt door middel van een aanpassing van de werktijdregeling of het uurrooster.Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de bezoldiging naar rato van de verrichte prestaties, als onderdeel van een flexibele werkregeling ; 2° zorgdoeleinden: a) de zorg voor zijn kind vanaf de geboorte of, in het kader van de adoptie van een kind, vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit tot het kind twaalf jaar wordt;b) het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun;3° gezinslid: elke persoon die samenwoont met de ambtenaar;4° familielid: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon met wie de ambtenaar wettelijk samenwoont, in de zin van de artikelen 1475 en volgende van het oud Burgerlijk Wetboek, alsook de bloedverwanten in de eerste graad van de ambtenaar;5° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan aanzienlijke zorg of steun.Dit betreft elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of zorg; 6° de verantwoordelijke: de directeur van de directie waarvan de ambtenaar afhangt die de aanvraag indient.Indien deze directie of dienst geen directeur heeft, moet de ambtenaar met de hoogste rang binnen deze directie als verantwoordelijke worden beschouwd. Indien meerdere ambtenaren een gelijkwaardige rang hebben, wordt de ambtenaar die onder hen als hiërarchisch meerdere wordt beschouwd, als verantwoordelijke beschouwd.

De leeftijdsgrens bepaald in het tweede lid, 2°, a) wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van deze regelgeving .

Aan de voorwaarde betreffende de leeftijd van het kind moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de aangevraagde periode, overeenkomstig deze paragraaf. § 3. De ambtenaar maakt gebruik van het recht om een flexibele werkregeling aan te vragen voor het doel waarvoor het is ingesteld.

Hij onthoudt zich van elk misbruik ervan. § 4. De ambtenaar die een flexibele werkregeling wenst te bekomen, bezorgt de verantwoordelijke hiertoe minstens twee maanden vooraf een schriftelijke aanvraag. Deze termijn kan door de verantwoordelijke worden ingekort op verzoek van de ambtenaar en als zijn hiërarchische meerdere hiermee akkoord gaat.

De aanvraag gebeurt hetzij door de overhandiging van een geschrift aan de verantwoordelijke waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst, hetzij door middel van een aangetekend schrijven, hetzij op elektronische wijze mits ontvangstbevestiging van het bericht.

Uit de aanvraag moet blijken dat de ambtenaar zich beroept op het recht om flexibele werkregelingen aan te vragen. De aanvraag bevat minstens de volgende elementen: 1° de gewenste flexibele werkregeling;2° de begin- en einddatum van de onafgebroken periode waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd en die niet meer dan twaalf maanden kan omvatten;3° het zorgdoeleinde waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd, met inbegrip van de identiteit van de persoon ten behoeve van wie de flexibele werkregeling wordt aangevraagd.De identiteit van betrokkene betreft zijn naam, voornaam en eventuele andere gegevens waarmee kan worden vastgesteld dat de ambtenaar ten aanzien van deze persoon voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een flexibele werkregeling ; 4° desgevallend, een medisch attest, zoals bepaald in § 6. De verantwoordelijke controleert of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Indien dit het geval is, stuurt hij het verzoek door naar de HRM, eventueel voorzien van opmerkingen en relevante informatie. § 5. De verantwoordelijke overlegt met de hiërarchische meerdere van de verzoekende ambtenaar over het ingediende verzoek. Deze meldt dit binnen vijf werkdagen schriftelijk aan de verantwoordelijke. Bij ontstentenis van een advies binnen deze termijn wordt dit advies geacht positief te staan tegenover het door de ambtenaar ingediende verzoek.

De verantwoordelijke beoordeelt deze aanvraag en geeft er een gevolg aan, rekening houdend met het advies van de hiërarchische meerdere, de noden van de dienst, de instelling en van de ambtenaar. Hij stelt de ambtenaar in kennis binnen de maand volgend op de aanvraag.

Indien de hiërarchisch meerdere van de ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 2, tweede lid, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, is geen overleg of adviesverlening vereist.

Indien de verzoekende ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in tweede lid, paragraaf 2, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, voert de leidend ambtenaar dit laatste uit als verantwoordelijke. Naar analogie geeft de adjunct-leidend ambtenaar vervolgens een advies over het ingediende verzoek, volgens de in het eerste lid uiteengezette modaliteiten met betrekking tot de hiërarchisch meerdere van de verzoekende ambtenaar.

De verantwoordelijke kan de aanvraag inwilligen, weigeren of een met redenen omkleed tegenvoorstel doen bestaande uit een andere flexibele werkregeling of periode die beter aansluit bij de noden van de dienst en/of de instelling. Het uitblijven van een antwoord binnen de termijn voorzien in het eerste lid wordt gelijkgesteld met een akkoord.

Indien de verantwoordelijke het verzoek afwijst, bevat zijn schriftelijke reactie een omstandige motivering van deze beslissing.

In dit verband geeft hij met name aan hoe hij bij de behandeling van het verzoek rekening heeft gehouden met de behoeften van de dienst, de instelling en die van de ambtenaar.

Het tegenvoorstel, waaruit een akkoord tussen partijen voortvloeit, die een aanpassing inhoudt van de bestaande arbeidsregeling van de ambtenaar, vormt een flexibele werkregeling in de zin van dit artikel, ongeacht wanneer dit schriftelijke akkoord wordt gesloten.

Indien het verzoek wordt afgewezen, of indien het tegenvoorstel door de ambtenaar wordt afgewezen, kan hij de zaak voorleggen aan de directieraad, zodat deze over zijn verzoek kan beslissen. De ambtenaar brengt de voorzitter van de directieraad per aangetekende brief, met ontvangstbewijs, op de hoogte binnen een termijn van 14 dagen na de kennisgeving van de weigering van het verzoek of van de mededeling door de ambtenaar van zijn beslissing om het tegenvoorstel bij aangetekende brief, met ontvangstbevestiging, van de verantwoordelijke te weigeren.

De ambtenaar die een tegenvoorstel van zijn leidinggevende ontvangt, stuurt zijn antwoord per aangetekende brief ter attentie van zijn verantwoordelijke, met ontvangstbevestiging, binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving van het tegenvoorstel. De Directieraad beslist binnen veertien dagen vanaf de derde dag die volgt op de verzending van het verzoek per aangetekende brief. § 6. De ambtenaar verstrekt, als bijlage bij het verzoek aan de verantwoordelijke, de documenten die de zorgdoeleinden staven.

Ingeval de aanvraag is ingediend met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun wordt het bewijs hiervan geleverd aan de hand van een attest dat ten vroegste 12 maanden voor de aanvraag is afgeleverd door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of familielid en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden. § 7. De ambtenaar heeft het recht om de flexibele werkregeling tussentijds te beëindigen, teneinde terug te keren naar zijn oorspronkelijke werkregeling, mits hij de verantwoordelijke hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte stelt, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, te presteren volgens de overeengekomen flexibele werkregeling, en op voorwaarde dat bij aanvang van voornoemde opzegtermijn minimaal één maand volgens deze voorwaarden werd gepresteerd. Deze termijn kan worden ingekort door de verantwoordelijke op verzoek van de ambtenaar en als zijn hiërarchisch meerdere hiermee akkoord gaat. § 8. De ambtenaar heeft het recht om aan het einde van de flexibele werkregeling zonder te respecteren termijn terug te keren naar zijn of haar oorspronkelijke werkregeling. Er kan hem geen reden worden gegeven om zijn terugkeer naar de oorspronkelijk overeengekomen werkregeling te weigeren of uit te stellen, nadat de periode waarop de flexibele werkregeling betrekking heeft, is verstreken. § 9. De bepalingen voorzien in de paragrafen 2 tot en met 8 zijn van toepassing op de stagiairs.".

Art. 5.In artikel 62, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "in evenredige mate" worden gevoegd tussen de woorden "stage tot gevolg" en "zodra ze";2° de woorden "equivalent van" worden gevoegd tussen de woorden "artikel 163, 1°, " en "tien werkdagen".

Art. 6.In artikel 90, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 mei 2015 en 29 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De vacante betrekking wordt in kennis gegeven van de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren en wordt eveneens per e-mail verstuurd.Het bericht vermeldt in ieder geval de vacante functie, de instantie waarbij en de termijn waarbinnen de kandidaatstelling moet worden ingediend, alsmede de gestelde algemene voorwaarden. Het omvat ook een functiebeschrijving die de te begeven betrekking betreft en verzoekt de kandidaten hun kwaliteiten te vermelden. Ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gehouden van vacante functies."; 2° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 7.Artikel 106, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende: "12° geen flexibele werkregeling opnemen.".

Art. 8.In artikel 116, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Deze interne oproep gebeurt met name door de dienstnota per e-mail te sturen naar de ambtenaren die in aanmerking komen voor overplaatsing.

De ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gesteld van de te vervullen vacatures door vrijwillige overplaatsing.".

Art. 9.In artikel 162, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, wordt het vierde lid aangevuld met de woorden ", zij het dat voor wat betreft de loopbaanonderbreking enkel de specifieke stelsels opgenomen kunnen worden".

Art. 10.Artikel 163, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 mei 2015 en 29 november 2018, wordt aangevuld met de bepalingen onder 17° en 18°, luidende: "17° voor loopbaanonderbreking. 18° voor zorgverlof.".

Art. 11.Artikel 167 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt: "

Art. 167.De ambtenaar heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen, zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan worden gesteld, om in geval van dringende familieomstandigheden, in geval van ziekte of een ongeval waardoor de onmiddellijke aanwezigheid van de ambtenaar vereist is.

De ambtenaar staaft zijn aanvraag. Het eventuele medische attest mag de medische reden zelf niet vermelden.".

Art. 12.Artikel 169, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder h), luidende: "h) zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°. ".

Art. 13.Artikel 172, eerste lid, 2°, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "2° de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat : twintig werkdagen, op te nemen binnen vier maanden vanaf de dag van de bevalling;". Om voor dit omstandigheidsverlof in aanmerking te komen, moet de ambtenaar een verklaring voorleggen waaruit de beweerde afstamming blijkt. Bij ontstentenis komt datzelfde verlof toe aan de volgende personen, in volgorde van prioriteit: - de ambtenaar die wettig samenwoont met de persoon van wie de afstamming is vastgesteld en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden; - de ambtenaar die gedurende een ononderbroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met de persoon met wie de afstamming is vastgesteld en met wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden. Slechts één ambtenaar heeft recht op bovengenoemd verlof, ter gelegenheid van de geboorte van hetzelfde kind. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijfplaats wordt geleverd door middel van een uittreksel uit het bevolkingsregister. Het recht op moederschapsverlof sluit voor dezelfde ouder het recht op dit verlof uit. Dit verlof kan niet worden gecombineerd met adoptieverlof, zoals bedoeld in de artikelen 175 en 176 van dit besluit. ".

Art. 14.Artikel 173, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 mei 2015 en 11 februari 2021, wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende: "5° het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°. ".

Art. 15.In artikel 175, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 mei 2015 en 29 november 2018, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vier".

Art. 16.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt een Afdeling 5/1 ingevoegd die het artikel 177/1 bevat, luidende: "Afdeling 5/1. - Het zorgverlof.

Art. 177/1.§ 1. De ambtenaar heeft het recht om, volgens de voorwaarden en regels waarin deze paragraaf voorziet, van het werk afwezig te zijn gedurende maximaal vijf, al dan niet opeenvolgende, dagen per kalenderjaar, met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder: 1° gezinslid: het bepaalde onder artikel 23, § 2;2° familielid: het bepaalde onder artikel 23, § 2;3° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: het bepaalde onder artikel 23, § 2. De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op zorgverlof, zoals bedoeld in deze paragraaf, stelt de HRM en zijn hiërarchische lijn hier vooraf van in kennis.

De ambtenaar legt de HRM zo spoedig mogelijk ter staving een doktersattest voor dat ten vroegste 12 maanden voorafgaand aan de datum van het zorgverlof door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of het familielid is afgeleverd en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden. § 2. Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. § 3. Dit verlof is niet bezoldigd. Het verlof wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. § 4. Indien het verlof tijdens een periode van deeltijdse arbeid genomen wordt, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.".

Art. 17.In artikel 179 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 mei 2015 en 29 november 2018, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, luidende als volgt: " § 4/1. Het ziekteverlof wordt tijdelijk onderbroken tijdens het zorgverlof, bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°. De dagen van het zorgverlof die samenvallen met het ziekteverlof, worden niet beschouwd als ziekteverlofdagen.".

Art. 18.Artikel 180, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018, wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende: "9° het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°. ".

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 tot vaststelling van de administratieve toestand en de individuele geldelijke rechten van de contractuele personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.

Art. 19.In artikel 6, eerste lid, van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de administratieve toestand en de individuele geldelijke rechten van de contractuele personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "gemiddelde wekelijkse arbeidsduur" vervangen door de woorden "werktijdregeling"; 2° de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende: "1° /1 de flexibele werkregelingen, bedoeld in artikel 23 van het besluit houdende het statuut;"; 3° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt: "7° hun dienstaanwijzing en overplaatsing, bedoeld in de artikelen 115 tot 116, §§ 1 tot en met 3, van het besluit houdende het statuut;"; 4° in de bepaling onder 9°, worden de woorden "hun verlof om medische of humanitaire redenen, hun verlof om een politiek mandaat uit te oefenen en hun verlof voor sociale promotie en om deel te nemen aan vormingsactiviteiten, bedoeld in de artikelen 163, 1°, 4°, 7° en 8°, van het besluit houdende het statuut" vervangen door de woorden " het verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet, het verlof om medische of humanitaire redenen en het zorgverlof zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 1°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11°, 13°, 16°, 18°, van het besluit houdende het statuut;".

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de bicommunautaire Dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad

Art. 20.In Boek II, Titel 1, Hoofdstuk V, van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de bicommunautaire Dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende: " § 1. Onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een recht op aanpassing van de bestaande arbeidsregeling of in het kader van andere wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een dergelijke aanpassing, heeft de ambtenaar het recht om voor een onafgebroken periode van maximum twaalf maanden een flexibele werkregeling aan te vragen voor zorgdoeleinden, op voorwaarde dat de ambtenaar gedurende de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste over zes maanden dienstanciënniteit beschikt, volgens de modaliteiten hierna.

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: 1° flexibele werkregeling: een aanpassing van het bestaande werkpatroon van de ambtenaar, die kan worden verwezenlijkt door middel van een aanpassing van de werktijdregeling of het uurrooster.Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de bezoldiging naar rato van de verrichte prestaties, als onderdeel van een flexibele werkregeling; 2° zorgdoeleinden : a) de zorg voor zijn kind vanaf de geboorte of, in het kader van de adoptie van een kind, vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit tot het kind twaalf jaar wordt;b) het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun;3° gezinslid: elke persoon die samenwoont met de ambtenaar;4° familielid: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon met wie de ambtenaar wettelijk samenwoont, in de zin van de artikelen 1475 en volgende van het oud Burgerlijk Wetboek, alsook de bloedverwanten in de eerste graad van de ambtenaar;5° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun : elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan aanzienlijke zorg of steun.Dit betreft elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of zorg. 6° de verantwoordelijke: de directeur-diensthoofd van de directie waarvan de ambtenaar afhangt die de aanvraag indient. Indien in deze directie geen ambtenaar is opgenomen die een graad van deze rang bekleedt of indien de betrokken dienst geen deel uitmaakt van een directie, moet de ambtenaar met de hoogste rang binnen deze directie of dienst als verantwoordelijke worden beschouwd.

Indien meerdere ambtenaren een gelijkwaardige rang hebben, wordt de ambtenaar die onder hen als hiërarchisch meerdere wordt beschouwd, als verantwoordelijke beschouwd.

De leeftijdsgrens bepaald in het tweede lid, 2°, a) wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van deze regelgeving.

Aan de voorwaarde betreffende de leeftijd van het kind moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de aangevraagde periode, overeenkomstig deze paragraaf. § 2. De ambtenaar maakt gebruik van het recht om een flexibele werkregeling aan te vragen voor het doel waarvoor het is ingesteld.

Hij onthoudt zich van elk misbruik ervan. § 3. De ambtenaar die een flexibele werkregeling wenst te bekomen, bezorgt de HRM hiertoe minstens twee maanden vooraf een schriftelijke aanvraag. Deze termijn kan door de HRM worden ingekort op verzoek van de ambtenaar en als zijn functionele chef en de verantwoordelijke hiermee akkoord gaan.

De aanvraag gebeurt hetzij door de overhandiging van een geschrift aan de HRM waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst, hetzij door middel van een aangetekend schrijven, hetzij op elektronische wijze mits ontvangstbevestiging van het bericht van de HRM. Uit de aanvraag moet blijken dat de ambtenaar zich beroept op het recht om flexibele werkregelingen aan te vragen.

De aanvraag bevat minstens de volgende elementen: 1° de gewenste flexibele werkregeling;2° de begin- en einddatum van de onafgebroken periode waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd en die niet meer dan twaalf maanden kan omvatten;3° het zorgdoeleinde waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd, met inbegrip van de identiteit van de persoon ten behoeve van wie de flexibele werkregeling wordt aangevraagd.De identiteit van betrokkene betreft zijn naam, voornaam en eventuele andere gegevens waarmee kan worden vastgesteld dat de ambtenaar ten aanzien van deze persoon voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een flexibele werkregeling; 4° een medische attest, in de gevallen bepaald in paragraaf 6. De HRM controleert of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Indien dit het geval is, stuurt hij het verzoek door naar de verantwoordelijke, eventueel voorzien van opmerkingen en relevante informatie voor de verantwoordelijke. § 4. De verantwoordelijke overlegt met de functionele chef van de verzoekende ambtenaar over het ingediende verzoek. Deze meldt dit binnen vijf werkdagen schriftelijk aan de verantwoordelijke. Bij ontstentenis van een advies binnen deze termijn wordt dit advies geacht positief te staan tegenover het door de ambtenaar ingediende verzoek.

De verantwoordelijke beoordeelt deze aanvraag en geeft er een gevolg aan, rekening houdend met het advies van de functionele chef, de noden van de dienst, van de instelling en van de ambtenaar. Hij stelt de ambtenaar in kennis binnen de maand volgend op de aanvraag.

Indien de functionele chef van de ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, is geen overleg of adviesverlening vereist.

Indien de verzoekende ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, voert de leidend ambtenaar van de Dienst dit laatste uit als verantwoordelijke. Naar analogie geeft de adjunct-leidend ambtenaar vervolgens een advies over het ingediende verzoek, volgens de in het eerste lid uiteengezette modaliteiten met betrekking tot de functionele chef van de verzoekende ambtenaar. § 5. De verantwoordelijke kan de aanvraag inwilligen, weigeren of een met redenen omkleed tegenvoorstel doen bestaande uit een andere flexibele werkregeling of periode die beter aansluit bij de noden van de dienst en/of de instelling. Het uitblijven van een antwoord binnen de termijn voorzien in paragraaf 4, tweede lid wordt gelijkgesteld met een akkoord.

Indien de verantwoordelijke het verzoek afwijst, bevat zijn schriftelijke reactie een omstandige motivering van deze beslissing.

In dit verband geeft hij met name aan hoe hij bij de behandeling van het verzoek rekening heeft gehouden met de behoeften van de dienst, de instelling en die van de ambtenaar.

Het tegenvoorstel, waaruit een akkoord tussen partijen voortvloeit, die een aanpassing inhoudt van de bestaande arbeidsregeling van de ambtenaar, vormt een flexibele werkregeling in de zin van dit artikel, ongeacht wanneer dit schriftelijk akkoord wordt gesloten.

Indien het verzoek wordt afgewezen, of indien het tegenvoorstel door de ambtenaar wordt afgewezen, kan hij de zaak voorleggen aan de directieraad, zodat deze over zijn verzoek kan beslissen. De ambtenaar brengt de voorzitter van de directieraad per aangetekende brief, met ontvangstbewijs, op de hoogte binnen een termijn van 14 dagen na de kennisgeving van de weigering van het verzoek of van de mededeling door de ambtenaar van zijn beslissing om het tegenvoorstel bij aangetekende brief, met ontvangstbevestiging, van de verantwoordelijke te weigeren.

De ambtenaar die een tegenvoorstel van zijn leidinggevende ontvangt, stuurt zijn antwoord per aangetekende brief ter attentie van zijn verantwoordelijke, met ontvangstbevestiging, binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving van het tegenvoorstel. De Directieraad beslist binnen veertien dagen vanaf de derde dag die volgt op de verzending van het verzoek per aangetekende brief. § 6. De ambtenaar verstrekt, als bijlage bij het verzoek aan de HRM, de documenten die de zorgdoeleinden staven.

Ingeval de aanvraag is ingediend met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun wordt het bewijs hiervan geleverd aan de hand van een attest dat ten vroegste 12 maanden voor de aanvraag is afgeleverd door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of familielid en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.

Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden. § 7. De ambtenaar heeft het recht om de flexibele werkregeling tussentijds te beëindigen, teneinde terug te keren naar zijn oorspronkelijke werkregeling, mits hij de verantwoordelijke hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte stelt, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, te presteren volgens de overeengekomen flexibele werkregeling, en op voorwaarde dat bij aanvang van voornoemde opzegtermijn minimaal één maand volgens deze voorwaarden werd gepresteerd.

Deze termijn kan worden ingekort door de verantwoordelijke op verzoek van de ambtenaar en als zijn functionele chef hiermee akkoord gaat. § 8. De ambtenaar heeft het recht om aan het einde van de flexibele werkregeling zonder te respecteren termijn terug te keren naar zijn of haar oorspronkelijke werkregeling. Er kan hem geen reden worden gegeven om zijn terugkeer naar de oorspronkelijk overeengekomen werkregeling te weigeren of uit te stellen, nadat de periode waarop de flexibele werkregeling betrekking heeft, is verstreken. § 9. De bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op de stagiairs.".

Art. 21.In artikel 72, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "in evenredige mate" worden gevoegd tussen de woorden "stage tot gevolg" en "zodra ze";2° de woorden "equivalent van" worden gevoegd tussen de woorden "artikel 190, 1°, " en "tien werkdagen".

Art. 22.In artikel 115, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De vacante betrekking wordt in kennis gegevens van de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren en wordt eveneens per e-mail verstuurd.Het bericht vermeldt in ieder geval de vacante functie, de instantie waarbij en de termijn waarbinnen de kandidaatstelling moet worden ingediend, alsmede de gestelde algemene voorwaarden. Het omvat ook een functiebeschrijving die de te begeven betrekking betreft en verzoekt de kandidaten hun kwaliteiten te vermelden. Ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gehouden van vacante functies."; 2° het laatste lid wordt opgeheven.

Art. 23.Artikel 135, § 3, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende: "12° een flexibele werkregeling".

Art. 24.In artikel 150, § 3, van hetzelfde besluit, wordt tussen het eerste en het tweede lid en lid ingevoegd, luidende: "Deze interne oproep gebeurt met name door de dienstnota per e-mail te sturen naar de ambtenaren die in aanmerking komen voor overplaatsing.

De ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gesteld van de te vervullen vacatures door vrijwillige overplaatsing.".

Art. 25.In artikel 189, van hetzelfde besluit, wordt het vierde lid aangevuld met de woorden ", zij het dat voor wat betreft de loopbaanonderbreking enkel de specifieke stelsels opgenomen kunnen worden".

Art. 26.Artikel 190, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 17° en 18°, luidende: "17° voor loopbaanonderbreking; 18° voor zorgverlof.".

Art. 27.Artikel 194 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt: "

Art. 194.De ambtenaar heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan worden gesteld om in geval van dringende familieomstandigheden in geval van ziekte of een ongeval waardoor de onmiddellijke aanwezigheid van de ambtenaar vereist is.

De ambtenaar staaft zijn aanvraag.

Het eventuele medische attest mag de medische reden zelf niet vermelden.".

Art. 28.Artikel 196, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder h), luidende: "h) zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 190, eerste lid, 18°. ".

Art. 29.Artikel 199, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "2° de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat : 20 werkdagen Om voor dit omstandigheidsverlof in aanmerking te komen, moet de ambtenaar een verklaring voorleggen waaruit de beweerde afstamming blijkt.

Bij ontstentenis komt datzelfde verlof toe aan de volgende personen, in volgorde van prioriteit: - de ambtenaar die wettig samenwoont met de persoon van wie de afstamming is vastgesteld en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden ; - de ambtenaar die gedurende een ononderbroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met de persoon met wie de afstamming is vastgesteld en met wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden.

Slechts één ambtenaar heeft recht op bovengenoemd bedoelde verlof, ter gelegenheid van de geboorte van hetzelfde kind.

Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijfplaats wordt geleverd door middel van een uittreksel uit het bevolkingsregister.

Het recht op moederschapsverlof sluit voor dezelfde ouder het recht op dit verlof uit.

Dit verlof kan niet worden gecombineerd met adoptieverlof, zoals bedoeld in de artikelen 203 en 204 van dit besluit. ".

Art. 30.Artikel 200, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 11 februari 2021, wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende: "5° het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 190, eerste lid, 18°. ".

Art. 31.Artikel 203, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind of de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg, maximum vier maanden ouderschapsverlof, zoals bedoeld in artikel 190, 3°, toegestaan. Dit verlof moet genomen worden voor het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. Het verlof mag enkel gesplitst worden in maanden en genomen worden met volledige dagen.".

Art. 32.In Boek II, Titel XII, Hoofdstuk 2, van hetzelfde besluit wordt, tussen artikel 205 en afdeling 6, een afdeling 5/1, ingevoegd die het artikel 205/1 bevat, luidende: "Afdeling 5/1. - Het zorgverlof.

Art. 205/1.§ 1. De ambtenaar heeft het recht om, volgens de voorwaarden en regels waarin deze paragraaf voorziet, van het werk afwezig te zijn gedurende maximaal vijf, al dan niet opeenvolgende, dagen per kalenderjaar, met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.".

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder: 1° gezinslid: het bepaalde onder artikel 22/1, § 1er;2° familielid: het bepaalde onder artikel 22/1, § 1er;3° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: het bepaalde onder artikel 22/1, § 1er; De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op zorgverlof, zoals bedoeld in deze paragraaf, stelt de HRM. De ambtenaar legt de HRM zo spoedig mogelijk ter staving een doktersattest voor dat ten vroegste 12 maanden voorafgaand aan de datum van het zorgverlof door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of het familielid is afgeleverd en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden. § 2. Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. § 3. Dit verlof is niet bezoldigd. Het verlof wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. § 4. Indien het verlof tijdens een periode van deeltijdse arbeid genomen wordt, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.".

Art. 33.In artikel 207 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 november 2019, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, luidende als volgt: " § 4/1. Het ziekteverlof wordt tijdelijk onderbroken tijdens het zorgverlof, bedoeld in artikel 190, eerste lid, 18°. De dagen van het zorgverlof die samenvallen met het ziekteverlof, worden niet beschouwd als ziekteverlofdagen.".

Art. 34.Artikel 208, § 4, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende: "9° het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 190, eerste lid, 18°. ".

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen aan het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 6 december 2018 houdende regeling van de administratieve en geldelijke situatie van de contractuele personeelsleden van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag

Art. 35.In artikel 7, eerste paragraaf, eerste lid, van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 6 december 2018 houdende regeling van de administratieve en geldelijke situatie van de contractuele personeelsleden van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° werktijdregeling, bedoeld in artikel 22 van het statuut;"; 2° de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende: "1° /1 de flexibele werkregelingen, bedoeld in artikel 22/1 van het statuut;"; 3° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt: "6° de dienstaanwijzing en overplaatsing, bedoeld in de artikelen 149, eerste lid, en 150 §§ 1 aan 3 van het statuut;"; 4° Aan 8°, de woorden "het verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet en het verlof om medische of humanitaire redenen zoals bedoeld in artikel 190, 1°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11°, 13° en 16° van het statuut" worden vervangen door de woorden " het verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet, het verlof om medische of humanitaire redenen, en het zorgverlof zoals bedoeld in artikel 190, eerste lid, 1°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11°, 13°, 16°, en 18° van het statuut;".

HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding.

Art. 36.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

HOODSTUK 8. - Slotbepaling.

Art. 37.De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Openbaar Ambt zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juli 2024.

Voor het Verenigd College, De Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Begroting en het Openbaar Ambt, S. GATZ B. CLERFAYT


^