Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 18 januari 2024
gepubliceerd op 26 januari 2024

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van de ordonnantie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2024000670
pub.
26/01/2024
prom.
18/01/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


18 JANUARI 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van de ordonnantie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, art. 69, tweede lid;

Gelet op de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen, artikelen 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21 en 23;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van 19 juli 2018 tot uitvoering van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 11 mei 2017 betreffende het inburgeringstraject voor de nieuwkomers;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 oktober 2023;

Gelet op het akkoord van de leden van het Verenigd College bevoegd voor Financiën en Begroting, gegeven op 26 oktober 2023;

Gelet op het evaluatieverslag van het reglementair ontwerp op de respectievelijke situatie van vrouwen en mannen, met toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 16 mei 2014 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het evaluatieverslag van het ontwerp van regelgevende akten op de situatie van personen met een handicap, met toepassing van art. 4, § 3 van de ordonnantie van 23 december 2016 houdende integratie van de handicapdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies nr. 74.769/3 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Op de voordracht van de leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de ordonnantie: de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 juli 2023 betreffende het inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen;2° de administratie: de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° het ERK: het `Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen' van de Raad van Europa;4° de maatschappelijk werker: de werknemer van de erkende inrichter die verantwoordelijk is voor de begeleiding en de opvolging van de begunstigde en wiens vereiste kwalificaties en diploma's zijn vermeld in bijlage 1;5° VTE : voltijdsequivalent;6° actief dossier: een dossier dat niet is opgeschort overeenkomstig artikel 26 en niet is afgesloten overeenkomstig artikelen 30 en 31;7° de nieuwkomer: de nieuwkomer die onder de verplichting valt zoals bepaald in artikel 2, 1°, van de ordonnantie;8° de buitenlandse persoon: de buitenlandse persoon bedoeld in artikel 2, 2°, van de ordonnantie;9° de begunstigde: de begunstigde van het inburgeringstraject bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie;10° Ministers: de leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn. TITEL II. - Het inburgeringstraject HOOFDSTUK I. - De doelstellingen van het inburgeringstraject

Art. 2.Het doel van het inburgeringstraject is om de begunstigde te helpen zich beter te integreren in de Belgische samenleving. Het wil hem in staat stellen een zelfstandig leven te leiden en zijn sociale, economische en culturele participatie te vergroten, en de basisvaardigheden en -kennis te verwerven om dat te bereiken.

Die vaardigheden hebben betrekking op de vaardigheden die nodig zijn voor de sociale integratie van de begunstigde en de kennis van het Frans of Nederlands. HOOFDSTUK II. - De begunstigden van het inburgeringstraject

Art. 3.Erkende inrichters reserveren voldoende plaatsen om ervoor te zorgen dat nieuwkomers het inburgeringstraject kunnen volgen binnen de in artikel 7, § 2, van de ordonnantie bedoelde termijn.

Art. 4.Als een buitenlandse persoon ervoor kiest om het inburgeringstraject op vrijwillige basis te volgen, zijn de modaliteiten identiek aan die van het traject dat wordt gevolgd door nieuwkomers, onder voorbehoud van het verplichte karakter, mogelijke opschortingen en gerelateerde sancties.

Die begunstigde is echter verplicht, overeenkomstig artikel 7, § 3, van de ordonnantie, om het inburgeringstraject te volgen binnen een termijn van achttien maanden na zijn inschrijving bij een erkende inrichter. HOOFDSTUK III. - Informatie verstrekt door de gemeenten

Art. 5.Om nieuwkomers te informeren over het verplichte karakter van het inburgeringstraject, de mogelijke sancties bij niet-naleving van die verplichting en de verschillende inrichters en hun respectieve opleidingsaanbod, overeenkomstig artikel 13 van de ordonnantie, overhandigt de gemeente elke nieuwkomer een informatiebrochure, waarin de verschillende trajecten van de verschillende inrichters op een gelijkwaardige manier worden beschreven. De gemeente verstrekt die informatie op een manier die toegankelijk is voor de nieuwkomer. HOOFDSTUK IV. - De organisatie van het inburgeringstraject Afdeling 1. - Het onthaalprogramma

Onderafdeling 1. - Het onthaal

Art. 6.Begunstigden worden onthaald door de erkende inrichter van hun keuze.

Ze worden geïnformeerd over: 1° de doelstellingen en uitdagingen van het inburgeringstraject;2° de kosteloosheid van het inburgeringstraject;3° de praktische modaliteiten van de organisatie van het inburgeringstraject;4° de modaliteiten voor de opschorting en afsluiting van hun dossier en de voorwaarden voor de uitreiking van de in artikelen 24, 7° en 8°, 28 en 29 bedoelde attesten;5° de noodzaak om de erkende inrichter op de hoogte te stellen van eventuele veranderingen in hun persoonlijke, gezins- of beroepssituatie;6° de verantwoordelijkheid van de erkende inrichter voor de verwerking van hun persoonsgegevens (doeleinden van de verwerking, ontvangers van de gegevens).

Art. 7.Als de begunstigde beslist zich in te schrijven voor het inburgeringstraject dat wordt aangeboden door de erkende inrichter, zal hem worden gevraagd een overeenkomst te ondertekenen die al zijn rechten en plichten bevat, waarvan het model is opgenomen in een administratieve omzendbrief.

Art. 8.Op het moment van inschrijving wordt een attest van regelmatige inschrijving opgesteld en aan de begunstigde gegeven.

Voor nieuwkomers dient dat attest om te bevestigen dat ze zich hebben ingeschreven voor een inburgeringstraject en voor buitenlandse personen dient dat attest om de begindatum van het inburgeringstraject te bevestigen.

Dat attest van regelmatige inschrijving bevat de volgende gegevens ter identificatie van de begunstigde: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer. Het vermeldt ook de datum van inschrijving.

Het attest van regelmatige inschrijving moet door de nieuwkomer naar de gemeente worden gestuurd waar hij in het vreemdelingenregister is ingeschreven met het oog op de controle die bij artikel 14 van de ordonnantie is ingesteld.

Art. 9.Tijdens hun eerste gesprek met een maatschappelijk werker krijgen de begunstigden afspraken om hun sociale balans en taalbalans op te stellen.

Art. 10.Er wordt een vertrouwelijk individueel dossier geopend op naam van elke begunstigde, met de onderdelen `identiteit', `leven' en `traject'.

Het onderdeel `identiteit' bevat de gegevens ter identificatie van de begunstigde bedoeld in artikel 16, § 2, 1°, van de ordonnantie.

Het onderdeel `leven' bevat informatie over de gezinssituatie van de begunstigde, zijn socio-professionele en socio-economische situatie, gevolgde studies en opleidingen, taalvaardigheden, met name in het Frans of Nederlands, huisvestingsomstandigheden, toegang tot gezondheidszorg en sociaal netwerk.

Het onderdeel `traject' van het individuele dossier bevat alle informatie en documenten over het verloop van het inburgeringstraject van de begunstigde, met name de inschrijving voor en de voltooiing van de opleidingen die deel uitmaken van het traject, de verschillende attesten, opschortingen van het traject en de redenen daarvoor.

Art. 11.Indien nodig doet de erkende inrichter een beroep op tolken om de communicatie met de begunstigde mogelijk te maken of te vergemakkelijken.

Onderafdeling 2. - De sociale balans

Art. 12.De sociale balans wordt opgesteld door een maatschappelijk werker.

De balans is gebaseerd op informatie die door de begunstigde wordt verstrekt, met name over zijn gezins-, beroeps-, socio-economische, relationele, opleidings-, gezondheids-, invaliditeits- en huisvestingssituatie.

De sociale balans helpt bij het vaststellen van de verworvenheden en de noden van de begunstigde, die de basis zullen vormen van de aangeboden begeleiding.

Onderafdeling 3. - De taalbalans

Art. 13.Het doel van de taalbalans is te bepalen of de begunstigde voldoet aan de vereisten van niveau A2 van het ERK in het Frans of het Nederlands, op basis van de informatie die is verzameld tijdens de sociale balans en een document waaruit het kennisniveau met betrekking tot het ERK blijkt, afgegeven door een erkende instantie of na het afleggen van een test georganiseerd door de erkende inrichter of door een instantie die bevoegd is voor de beoordeling van de taalbehoeften bedoeld in artikel 4, § 3, van de ordonnantie.

Na deze balans zal de begunstigde, indien nodig, naar een geschikte taalopleiding worden geleid.

Onderafdeling 4. - De informatie over de rechten en plichten

Art. 14.Er wordt minstens tien uur informatie verstrekt over de rechten en plichten die ter zake gelden voor alle inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

De erkende inrichter verstrekt die informatie collectief of individueel, indien nodig met behulp van audiovisuele middelen, een online opleiding of een derde met wie de erkende inrichter een samenwerkingsovereenkomst sluit overeenkomstig artikel 23.

Wanneer de informatie over de rechten en plichten collectief wordt verstrekt, mag ze aan niet meer dan vijfentwintig begunstigden tegelijk worden verstrekt.

Art. 15.De informatie over de rechten en plichten omvat ten minste de volgende onderwerpen: de rechten en plichten die zijn vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, evenals de rechten en plichten van begunstigden op het gebied van gezondheid, huisvesting, werk, opleiding en onderwijs.

Art. 16.De informatie over de rechten en plichten wordt gegeven in een taal die de begunstigde begrijpt, indien nodig met behulp van een tolk. Ze wordt ofwel afzonderlijk aangeboden ofwel geïntegreerd in de burgerschapsopleiding die voorzien is in artikel 18.

Onderafdeling 5. - De begeleiding

Art. 17.Het inburgeringstraject is de gelegenheid om geïndividualiseerde begeleiding te bieden aan de begunstigde. Die begeleiding wordt gegeven door een maatschappelijk werker en is gericht op de behoeften die onder andere zijn vastgesteld in de sociale balans.

De begeleiding kan ook op een later moment worden aangeboden, in functie van de specifieke situatie van elke begunstigde, de levensgebeurtenissen die zich voordoen en het verzoek van de begunstigde.

De begeleiding bestaat uit een voortdurende beoordeling van de situatie van de begunstigde tijdens het hele inburgeringstraject, ondersteuning bij de stappen die hij zet op weg naar sociale en professionele integratie en, waar nodig, doorverwijzing naar andere diensten, inclusief voor het verbeteren van zijn taalvaardigheden. Afdeling 2. - De opleiding over burgerschap

Onderafdeling 1. - Organisatie van de opleiding over burgerschap

Art. 18.§ 1. De opleiding over burgerschap duurt minimaal vijftig uur. § 2. De opleiding wordt gegeven aan groepen van maximaal twintig begunstigden door een opleider met pedagogische vaardigheden die in het bezit is van een getuigschrift van een opleiding tot opleider over burgerschap uitgereikt door een erkende opleidingsorganisatie, en van een geldig getuigschrift van voortgezette opleiding uitgereikt door hetzelfde type organisatie.

De opleider maakt deel uit van het personeel van de erkende inrichter.

Hij kan ook een onafhankelijke derde zijn of een personeelslid van een operator waarmee de erkende inrichter een samenwerkingsovereenkomst sluit overeenkomstig

Art. 23.In die gevallen blijven de voorwaarden inzake de vaardigheden en opleiding van de opleider behouden. § 3. De vorm en inhoud van het programma van de opleiding over burgerschap worden aangeboden in functie van de begunstigde.

Dat houdt onder andere het volgende in: 1° een gedifferentieerd aanbod van het opleidingsprogramma voorzien, rekening houdend met de verschillende trajecten en ambities van de begunstigden om zo goed mogelijk aan hun verwachtingen en aspiraties te voldoen;2° de toegankelijkheid zo goed mogelijk garanderen door ook avond- of weekendlessen of online opleidingen te organiseren;3° opleidingen aanbieden in een taal die begrepen wordt door of toegankelijk is voor de begunstigde, indien nodig met behulp van een tolk. Onderafdeling 2. - Inhoud van de opleiding over burgerschap

Art. 19.De opleiding over burgerschap is gericht op het behalen van de doelstellingen van het inburgeringstraject zoals gedefinieerd in artikel 4 van de ordonnantie.

De opleiding handelt op zijn minst over de volgende thema's: de geschiedenis van België, met inbegrip van de migratiegeschiedenis, de politieke en institutionele organisatie van België, de geografie van België, het multiculturele karakter van België, de sociaal-economische organisatie van België, het Belgische socialezekerheidssysteem, de organisatie van de arbeidsmarkt en de participatiemodaliteiten.

Onderafdeling 3. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding

Art. 20.Begunstigden die kunnen aantonen dat ze in België een opleiding over burgerschap of een cursus van sociale integratie van minimaal vijftig uur, georganiseerd of gesubsidieerd door andere entiteiten, hebben gevolgd, kunnen worden vrijgesteld van het volgen van de informatie over de rechten en plichten en van de opleiding over burgerschap. Afdeling 3. - De taalopleiding

Onderafdeling 1. - Organisatie van de taalopleiding

Art. 21.De taalopleiding is gericht op het leren van het Frans of het Nederlands en wordt gegeven door organisaties die erkend zijn voor taalopleidingen op elementair niveau in het Frans of het Nederlands als vreemde taal, zoals bedoeld in artikel 4, § 3, van de ordonnantie.

De taalopleiding wordt in functie van de taalbalans aangeboden aan begunstigden die geen vaardigheden op niveau A2 van het ERK hebben om hen de mogelijkheid te bieden dat niveau te bereiken.

In het geval van een begunstigde die de basistalen en basiskennis die overeenstemmen met het getuigschrift van basisonderwijs in geen enkele taal beheerst, dient de aangeboden opleiding enkel voor de mondelinge vaardigheden de mogelijkheid te bieden het niveau A2 van het ERK te bereiken.

Onderafdeling 2. - De vrijstelling voor het volgen van een opleiding

Art. 22.Begunstigden die kunnen aantonen of worden getest als zijnde in het bezit van de in onderafdeling 1 genoemde vaardigheidsniveaus, zijn vrijgesteld van een taalopleiding.

De inrichter kan de begunstigde doorverwijzen naar een andere taalopleiding die aansluit bij zijn aspiraties. Afdeling 4. - Overeenkomsten

Art. 23.De erkende inrichter sluit een overeenkomst met de derden aan wie hij de uitvoering van zijn opdrachten toevertrouwt in het kader van de elementen bedoeld in artikel 4, § 3, 1° en 3°, van de ordonnantie en aan wie hij de taalopleiding delegeert.

De overeenkomst bevat ten minste de namen, adressen en contactgegevens van de partijen, hun eventuele erkenning, de overheid die de erkenning heeft verleend en de auditmethoden waarmee de erkende inrichter de kwaliteit van de aangeboden opleidingen kan garanderen.

In de overeenkomst worden ook de modaliteiten en termijnen vastgelegd voor het indienen van de informatie waarmee de erkende inrichter het traject van de begunstigde kan bijhouden en de in dit besluit bedoelde attesten kan afgeven. Die termijn mag niet langer zijn dan zeven dagen vanaf het einde van de aan een begunstigde verstrekte opleiding. Afdeling 5. - Opschorting van het inburgeringstraject

Art. 24.§ 1. De nieuwkomer kan in de volgende gevallen een opschorting verkrijgen van de verplichting om het inburgeringstraject te volgen: 1° als en zolang de nieuwkomer werkt of een opleiding volgt en aan de hand van zijn uurrooster van het werk of de opleiding kan bewijzen dat hij zijn werk of opleiding niet kan combineren met het volgen van een inburgeringstraject.De nieuwkomer moet deze situatie om de zes maanden bewijzen aan de hand van zijn uurrooster van het werk of de opleiding en het uurrooster van het inburgeringstraject; 2° in geval van ziekte of tijdelijk verblijf in het buitenland om medische redenen, voor een totale periode van minstens een maand.In dit geval moet de nieuwkomer een medisch attest voorleggen waarin de periode van de om medische redenen vereiste opschorting wordt vermeld; 3° in geval van de geboorte van een kind, gedurende drie maanden na de geboorte.Voor de moeder is er een mogelijkheid tot verlenging op basis van een medisch attest zolang ze borstvoeding geeft, tot een maximum van negen maanden; 4° als het verblijf of het verblijfsrecht van de nieuwkomer in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt onderbroken, voor de duur van die onderbreking;5° als de nieuwkomer bijstand, verzorging of palliatieve zorgen verleent aan een familielid of een persoon die onder hetzelfde dak woont.In dit geval moet hij een door de behandelend arts van de patiënt afgegeven attest verstrekken waaruit blijkt dat hij zich bereid heeft verklaard om die bijstand, verzorging of palliatieve zorgen te verlenen. De nieuwkomer moet dit attest, zolang nodig, om de zes maanden voorleggen; 6° als de nieuwkomer kan aantonen dat een familielid in opgaande of neergaande lijn of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk of feitelijk samenwonende partner is overleden.De opschorting wordt verleend voor maximaal twee maanden; 7° als de nieuwkomer kan aantonen dat hij al een inburgeringstraject aan het volgen is bij een inrichter die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of het Waals Gewest.Hij legt hiertoe een attest voor van de inrichter van het inburgeringstraject waarin de duur van het inburgeringstraject vermeld staat. De opschorting wordt verleend voor de in het attest vermelde duur, en kan worden verlengd op basis van een nieuw attest van de inrichter van het inburgeringstraject; 8° als de inrichter van het traject aantoont dat de nieuwkomer op een wachtlijst staat bij gebrek aan beschikbare plaatsen.De opschorting wordt verleend voor maximaal zes maanden en kan worden verlengd met telkens maximaal zes maanden, op basis van een attest van de inrichter; 9° als de nieuwkomer die een kind ten laste heeft dat op basis van zijn leeftijd niet aan de leerplicht is onderworpen en te jong is om naar de kleuterschool of naar een onthaalklas te gaan, kan aantonen dat hij redelijkerwijs niet over opvangmogelijkheden beschikt.Dat bewijs kan hij leveren door aan te tonen dat hij op de wachtlijst van minstens drie kinderopvanglocaties staat. De opschorting wordt toegekend voor zes maanden, en kan eenmaal worden verlengd met zes maanden. 2 § . De in artikel 5, § 1, en artikel 7, § 2, van de ordonnantie vastgestelde termijnen worden verlengd in de in paragraaf 1 bedoelde gevallen.

Art. 25.De nieuwkomer legt het bewijs van opschorting voor aan de gemeente, behalve als de opschorting blijkt uit het Rijksregister.

Art. 26.Een dossier wordt opgeschort: 1° Voor nieuwkomers: - in de gevallen en voor de duur als bepaald in artikel 24; - een maand nadat er geen reactie is gekomen op de brief van de erkende inrichter: * aan het einde van de in het eerste streepje bedoelde opschortingsperiode, waarna de nieuwkomer zijn traject niet hervat; * omdat men niet aanwezig is bij geplande afspraken of opleidingen. 2° Voor buitenlandse personen: in geval van tijdelijke onmogelijkheid om het traject te volgen gedurende maximaal zes maanden wegens tewerkstelling, opleiding, gezondheid, onderbreking van het verblijf in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geboorte van een kind en borstvoeding in het geval van de moeder, om bijstand, verzorging of palliatieve zorgen te verlenen aan een familielid of een persoon die onder hetzelfde dak woont, in geval van overlijden van een familielid in opgaande of neergaande lijn of van de echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner, in geval van onmogelijkheid om het traject te volgen wegens het ontbreken van een oplossing voor de opvang van een kind dat te jong is om naar school te gaan. In de in het eerste lid, 2°, bedoelde situaties stelt de begunstigde de erkende inrichter in kennis van de duur van de onmogelijkheid om het traject te volgen. De begunstigde kan die duur verlengen of vernieuwen door de erkende inrichter daarvan in kennis te stellen, op voorwaarde dat de gecumuleerde duur van de opschortingen niet meer dan zes maanden bedraagt.

Art. 27.De in artikel 26, eerste lid, 1°, tweede streepje, bedoelde brief van de erkende inrichter waarin de begunstigde van een eventuele opschorting van zijn dossier in kennis wordt gesteld, wordt uiterlijk één maand na afloop van een opschortingsperiode of afwezigheid bij een gesprek of een geplande opleiding verzonden en na minstens één poging om opnieuw contact op te nemen via telefoon of e-mail. Afdeling 6. - Attest van het volgen en beëindigen van het

inburgeringstraject

Art. 28.Tijdens het hele traject en op verzoek van de begunstigde is de erkende inrichter verplicht om attesten te verstrekken met betrekking tot de door de begunstigde gevolgde of voltooide onderdelen van het traject.

Art. 29.Wanneer de drie onderdelen van het inburgeringstraject (onthaal, opleiding over burgerschap en taalopleiding) zijn voltooid en de begunstigde ten minste 80% van elke opleiding heeft bijgewoond, wordt een attest van beëindiging van het traject afgegeven. Op dat attest staat dat de begunstigde het inburgeringstraject met succes heeft gevolgd.

Dat attest bevat ten minste de volgende gegevens ter identificatie van de begunstigde: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer. Afdeling 7. - Afsluiting van het inburgeringstraject

Art. 30.Wanneer een attest van beëindiging van het traject is afgegeven, wordt het dossier afgesloten.

Art. 31.Een dossier wordt ook afgesloten voor buitenlandse personen: 1° die de erkende inrichter op de hoogte brengen van hun wens om het inburgeringstraject stop te zetten;2° die verhuizen naar een ander taalgebied of naar het buitenland;3° die de verplichtingen uit hun overeenkomst niet nakomen;4° van wie de opschortingsperiode, afzonderlijk of cumulatief, langer duurt dan zes maanden of als ze niet reageren binnen een maand nadat de erkende inrichter hen een brief heeft gestuurd omdat ze het inburgeringstraject niet hebben hervat na het verstrijken van de opschortingsperiode. In al die situaties kan de buitenlandse persoon later een nieuwe inschrijving aanvragen.

Art. 32.De in artikel 31, eerste lid, 4°, bedoelde brief van de erkende inrichter waarin de buitenlandse persoon van een eventuele afsluiting van zijn dossier in kennis wordt gesteld, wordt verzonden nadat de erkende inrichter minstens één poging heeft gedaan om telefonisch of per e-mail contact op te nemen met de betrokken begunstigde. HOOFDSTUK V. - Vrijstellingen

Art. 33.Op basis van artikel 5, § 2, 6°, van de ordonnantie zijn nieuwkomers vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen als ze al in het bezit zijn van: 1° een attest van het volgen van een inburgeringstraject uitgereikt door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschap of het Waals Gewest;in een omzendbrief wordt gespecificeerd welke attesten geldig zijn als attest van het volgen van een inburgeringstraject; 2° een attest van het volgen van een cursus Frans of Nederlands als vreemde taal tot niveau A2 van het Europees referentiekader, gecombineerd met een attest van het volgen van een opleiding over burgerschap georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 34.Buitenlandse personen van wie de reden van verblijf enkel gebaseerd is op werk, studie, onderwijs, opleiding, stage, uitwisseling of vrijwilligerswerk in België overeenkomstig de regelgeving betreffende de inschrijving in het Rijksregister en het verblijf van vreemdelingen in België, en van wie het verblijfsrecht beperkt is tot de duur van de betreffende activiteit, zijn vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen op grond van het voorlopig karakter van het verblijf.

Art. 35.Personen die tijdelijke bescherming genieten op basis van Richtl?n 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, bedoeld in artikel 57/29 tot en met 57/36 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zijn vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen op grond van het voorlopig karakter van het verblijf.

Art. 36.De nieuwkomer legt het bewijs van vrijstelling voor aan de gemeente, behalve als de vrijstelling blijkt uit het Rijksregister. HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties

Art. 37.§ 1. Op grond van artikel 14, § 1, van de ordonnantie controleert de gemeente, zes maanden na de inschrijving van de nieuwkomer in het vreemdelingenregister, of de nieuwkomer een attest van regelmatige inschrijving heeft ingediend. Als dat niet het geval is, stuurt de gemeente de nieuwkomer overeenkomstig artikel 14, § 2, van de ordonnantie een schriftelijke aanmaning om zich binnen de twee maanden in regel te stellen.

De nieuwkomer stelt zich in regel door een attest van regelmatige inschrijving in te dienen.

Als de nieuwkomer zich niet in regel stelt, maakt de gemeente het dossier over aan de administratie overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie. § 2. Op grond van artikel 14, § 1, van de ordonnantie controleert de gemeente, achttien maanden na de inschrijving van de nieuwkomer bij een erkende inrichter, of de nieuwkomer een attest van beëindiging van het traject heeft ingediend. Als dat niet het geval is, stuurt de gemeente de nieuwkomer overeenkomstig artikel 14, § 2, van de ordonnantie een schriftelijke aanmaning om zich binnen de twee maanden in regel te stellen.

De nieuwkomer stelt zich in regel door een attest van beëindiging van het traject in te dienen.

Als de nieuwkomer zich niet in regel stelt, maakt de gemeente het dossier over aan de administratie overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie. § 3. Als de nieuwkomer aantoont dat hij zich in een van de in Art. 24 beschreven gevallen bevindt die hem recht geven op een opschorting van de verplichting, worden de in de paragrafen 1 en 2 vermelde termijnen verlengd met de termijn van de opschorting waarop de nieuwkomer recht heeft overeenkomstig Art. 24. § 4. Als de nieuwkomer aantoont dat hij is vrijgesteld van de verplichting om een inburgeringstraject te volgen, op grond van artikel 5 van de ordonnantie of Art. 33 tot Art. 35 van dit besluit, dient de gemeente geen controles meer uit te voeren zoals bepaald in artikel 14 van de ordonnantie. § 5. Als een nieuwkomer verhuist naar een andere gemeente in het tweetalige gebied van Brussel-Hoofdstad, wordt de controle overgenomen door de gemeente naar waar de nieuwkomer is verhuisd. De termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de inschrijving in het vreemdelingenregister van de eerste gemeente waar de nieuwkomer woonde.

Art. 38.Als de gemeente overeenkomstig artikel 14, § 3, van de ordonnantie het dossier overmaakt aan de administratie omdat de nieuwkomer niet voldoet aan de verplichting om het inburgeringstraject te volgen, wordt dat dossier overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie behandeld door de ambtenaar die daartoe werd aangeduid door het Verenigd College, hierna de handhavingsambtenaar genoemd.

Art. 39.Na ontvangst van het dossier van de gemeente, licht de handhavingsambtenaar de nieuwkomer in van zijn voornemen om een administratieve geldboete op te leggen. De kennisgeving moet minstens volgende elementen bevatten: 1° de bepaling(en) die de betrokkene niet naleeft, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk kunnen vormen en het bedrag van de administratieve geldboete waartoe de inbreuk kan leiden;2° de melding dat de betrokkene zijn verweermiddelen schriftelijk kan uiteenzetten binnen vijftien werkdagen na de kennisgeving en dat hij binnen dezelfde termijn schriftelijk om een hoorzitting kan verzoeken;3° de melding dat de betrokkene zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;4° de melding dat er een mogelijkheid is om zich te laten bijstaan door een tolk, als de betrokkene daarom verzoekt;5° de melding dat de betrokkene of zijn raadsman het recht heeft om zijn dossier in te zien, alsook het tijdstip en de plaats waar dit kan worden ingezien.

Art. 40.Als de nieuwkomer heeft verzocht om een hoorzitting zoals vermeld in artikel 15, § 2, gelden de volgende regels: 1° de handhavingsambtenaar nodigt de nieuwkomer uit op de hoorzitting. Die uitnodiging wordt verstuurd binnen de vijftien dagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek om een hoorzitting. De hoorzitting vindt plaats binnen de maand na ontvangst van het verzoek om een hoorzitting; 2° de handhavingsambtenaar zorgt in voorkomend geval voor bijstand van een tolk;3° de handhavingsambtenaar maakt een verslag van de hoorzitting.

Art. 41.De handhavingsambtenaar beslist of er aan de nieuwkomer een administratieve geldboete wordt opgelegd en bepaalt het bedrag daarvan, overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie. Hij houdt hierbij rekening met de ernst van de inbreuk en, in voorkomend geval, met verzachtende omstandigheden.

Hij licht de nieuwkomer per aangetekend schrijven in van zijn beslissing, binnen de maand na de hoorzitting of binnen de maand na ontvangst van de schriftelijke uiteenzetting van de verweermiddelen of binnen de maand na het verlopen van de termijn bepaald in artikel 15, al naargelang het geval. De kennisgeving bevat minstens: 1° de bepaling(en) die de betrokkene niet heeft nageleefd, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk vormen en het bedrag van de administratieve geldboete die wordt opgelegd;2° de motivering van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete en van de bepaling van het bedrag ervan;3° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de administratieve geldboete betaald dient te worden;4° de wijze waarop tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld;5° de verwijzing naar het verslag van de hoorzitting en de mogelijkheid om het verslag op te vragen. Als er werd beslist om geen administratieve geldboete op te leggen, bevat de kennisgeving van de beslissing enkel de bepaling(en) die de betrokkene niet heeft nageleefd, een uiteenzetting van de feiten die een inbreuk vormen en de motivering waarom er geen administratieve geldboete wordt opgelegd. De kennisgeving bevat ook een termijn binnen dewelke de nieuwkomer zich in regel moet stellen. De handhavingsambtenaar brengt de gemeente hiervan op de hoogte.

Art. 42.De administratieve geldboete moet worden betaald binnen dertig dagen nadat de beslissing definitief is geworden.

De beslissing is definitief aan het einde van de termijn voor beroep bij de Raad van State of, in het geval van een dergelijk beroep, wanneer de uitspraak over de procedure tot nietigverklaring is gedaan.

Art. 43.Als de nieuwkomer in gebreke blijft en de administratieve geldboete niet betaalt, wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd door de door het Verenigd College aangeduide ambtenaar.

Art. 44.§ 1. Als de handhavingsambtenaar geen attest ontvangt zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 2°, van de ordonnantie, worden Art. 38 tot en met Art. 43 opnieuw toegepast. § 2. Als de handhavingsambtenaar een attest ontvangt zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 2°, van de ordonnantie, verwittigt hij de gemeente, die aan de nieuwkomer een opschorting van de verplichting toekent overeenkomstig artikel 24, 7°. Uiterlijk aan het einde van de opschortingsperiode moet de nieuwkomer zijn inburgeringstraject hebben afgerond. Als dat niet het geval is, begint de gemeente opnieuw met de procedure van artikel 14, § 2 en § 3, van de ordonnantie.

TITEL III. - De erkende inrichters HOOFDSTUK I. - Erkenning Afdeling I. - Algemene erkenningsvoorwaarden

Art. 45.§ 1. Naast de voorwaarden in artikel 10 van de ordonnantie moet de erkende inrichter, om te worden erkend en de erkenning te behouden, voldoen aan de volgende algemene voorwaarden: 1° de vertrouwelijkheid in de organisatie van zijn lokalen garanderen;2° een verzekeringscontract voor burgerlijke beroepsaansprakelijkheid afsluiten;3° een brandverzekering afsluiten ;4° bewijs leveren van naleving van de brandveiligheidsnormen. § 2. Een erkende inrichter die voor de uitvoering van zijn opdrachten op het gebied van de opleiding over burgerschap een overeenkomst sluit met een door een andere overheidsinstantie erkende inrichter, wordt slechts geacht zelf zijn opdrachten uit te voeren voor zover de uitvoering van die opdrachten in overeenstemming is met de ordonnantie en dit besluit. Afdeling 2. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden

Onderafdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot het personeel

Art. 46.§ 1. De erkende inrichter werkt minstens met een als volgt samengesteld team dat aangeworven wordt op basis van arbeidsovereenkomsten en waarvan het aantal leden varieert afhankelijk van het aantal actieve dossiers waarvoor hij erkend is. Dat aantal wordt berekend op basis van het gemiddelde aantal actieve dossiers per dag van het jaar.

Categorie

Aantal actieve dossiers

Personeel

I

Tot 500

Basisteam: 1 VTE directeur 5 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat/onthaal

II

Tussen 501 en 1.000

Basisteam: 1 VTE directeur 5 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat/onthaal

+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers

III

Tussen 1.001 en 1.500

Basisteam: 1 VTE directeur 10 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat 1 VTE onthaal

+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers

IV

Tussen 1.501 en 2.000

Basisteam: 1 VTE directeur 15 VTE maatschappelijk werkers 1 VTE secretariaat 1 VTE onthaal

+ 1 VTE/100 bijkomende actieve dossiers


Catégorie

Nombre de dossiers actifs

Personnel

I

Jusqu'à 500

Equipe de base : 1ETP directeur 5ETP travailleur social 1ETP secrétariat/accueil

II

Entre 501 et 1000

Equipe de base : 1ETP directeur 5ETP travailleur social 1ETP secrétariat/ accueil

+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires

III

Entre 1001 et 1500

Equipe de base : 1ETP directeur 10ETP travailleur social 1ETP secrétariat 1ETP accueil

+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires

IV

Entre 1501 et 2000

Equipe de base : 1ETP directeur 15ETP travailleur social 1ETP secrétariat 1ETP accueil

+ 1 ETP/ 100 dossiers actifs supplémentaires


Het team waarover de erkende inrichter moet beschikken voor de verwerking van de eerste vijfhonderd actieve dossiers, vormt het basisteam. De erkende inrichter van categorie I beschikt minstens over 1 VTE directeur, 1 VTE secretariaat/onthaal en 3 VTE maatschappelijk werkers binnen de drie maanden nadat de beslissing tot voorlopige erkenning ter kennis is gebracht. Na afloop van de voorlopige erkenning moet minstens het volledige team zijn samengesteld.

De erkende inrichter van categorie II, III of IV beschikt minstens over zijn basisteam na afloop van de voorlopige erkenning. § 2. Het personeel van de erkende inrichter beschikt over de vereiste kwalificaties en diploma's die bepaald zijn in bijlage 1.

Art. 47.De erkende inrichter stelt een programma van bijscholingen op voor de leden van zijn team.

Onderafdeling 2. - Voorwaarden met betrekking tot de lokalen en de zichtbaarheid ervan

Art. 48.De erkende inrichter beschikt over voldoende infrastructuur om zijn opdrachten uit te voeren. Hij beschikt in elk geval op eenzelfde locatie minstens over: 1° een wachtruimte waar minstens dertig personen gelijktijdig kunnen wachten;2° gesloten ruimten waarin de vertrouwelijkheid van de gesprekken met de begunstigden wordt gewaarborgd en taalniveautesten kunnen worden afgenomen;3° twee polyvalente ruimten waar minstens dertig personen kunnen worden ontvangen.

Art. 49.De lokalen van de erkende inrichter zijn duidelijk herkenbaar aan de buitenkant van het gebouw waarin ze zich bevinden.

De openingsuren en de telefoongegevens van de erkende inrichter worden samen met het e-mailadres en de website weergegeven aan de buitenkant en in de wachtruimte.

Onderafdeling 3. - Voorwaarden met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten

Art. 50.De erkende inrichter bewaart in zijn lokalen: 1° de eventuele samenwerkingsovereenkomsten met de operatoren voor de opleidingen over burgerschap en de rechten en plichten;2° de jaarverslagen ;3° het dossier betreffende de voorlopige en definitieve erkenning, evenals de inspectie- en controleverslagen en de documenten met betrekking tot de procedures voor het opschorten of intrekken van de erkenning.

Art. 51.De erkende inrichter moet zich door een personeelslid laten vertegenwoordigen op de overlegvergaderingen die worden georganiseerd door de administratie, die ook de operatoren kan uitnodigen die instaan voor de taalopleiding en de opleiding over burgerschap, om het aanbod beter af te stemmen op de vraag en de opleidingsmodules indien nodig aan te passen, om zo de instrumenten die bevorderlijk zijn voor dit onthaal, te verbeteren.

Art. 52.Met toepassing van artikel 10, § 1, derde lid, van de ordonnantie moet de erkende inrichter een voldoende aantal plaatsen reserveren om nieuwkomers in staat te stellen het inburgeringstraject binnen een periode van achttien maanden te volgen, als die begunstigden voorrang krijgen.

Art. 53.§ 1. De erkende inrichter stelt alle documenten met betrekking tot het inburgerings- en begeleidingstraject ter beschikking in het Frans en het Nederlands. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder documenten verstaan: de statuten, het huishoudelijk reglement, de website, brochures en andere informatie en mededelingen op om het even welk communicatiemedium. De erkende inrichter zorgt ervoor dat die communicatie in een voor de begunstigden toegankelijke taal is opgesteld. Hiertoe kan hij de documenten ook in een of meer andere talen ter beschikking stellen. § 2. De erkende inrichter zorgt ervoor dat de uitwisseling van informatie en documenten met de begunstigde in het Frans of Nederlands plaatsvindt, afhankelijk van de taalkeuze van de begunstigde. De erkende inrichter zorgt ervoor dat die communicatie plaatsvindt in een voor de begunstigden toegankelijke taal. Hiertoe kan hij ook een andere taal aanbieden als werktaal voor de begeleiding van de begunstigden. HOOFDSTUK II. - Procedures voor de toekenning van de erkenning Afdeling 1. - Oproep tot kandidaatstelling en

kandidaatstellingsdossier

Art. 54.Als het Verenigd College een nieuwe inrichter wil erkennen, publiceert het een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad.

De oproep tot kandidaatstelling bevat minstens de volgende informatie: 1° de termijn waarbinnen en de manier waarop de erkenningsaanvraag moet worden ingediend;2° het aantal actieve dossiers waarvoor voor de jaarlijkse verwerking een erkenning zal worden verleend;3° de adres-, e-mail- en telefoongegevens van een contactpersoon bij de administratie. Afdeling 2. - Voorlopige erkenning

Onderafdeling 1. - Erkenningsaanvraag

Art. 55.De erkenningsaanvragen worden binnen de termijnen en overeenkomstig de modaliteiten bepaald met toepassing van Art. 54, tweede lid, 1°, van dit besluit, aan de administratie overgemaakt.

Art. 56.De erkenningsaanvraag bevat de volgende gegevens en gaat vergezeld van de volgende documenten: 1° de statuten van de kandidaat-vereniging en het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;2° de identiteit en de adres-, e-mail- en telefoongegevens van de kandidaat en van de persoon die intern verantwoordelijk is voor de erkenningsaanvraag;3° een begrotingsraming in verband met de uitvoering van de opdrachten van de kandidaat;4° een beschrijving van de opdrachten die de kandidaat uitvoert op de dag van de indiening van zijn erkenningsaanvraag en de activiteitenverslagen van de laatste twee jaren, als die bestaan;5° de samenstelling en de kwalificaties van de leden van het team van de kandidaat op de dag van de indiening van de erkenningsaanvraag;6° een overzicht van de erkenningen waarover de kandidaat beschikt op de dag van de indiening van de erkenningsaanvraag;7° een beschrijving van de manier waarop de kandidaat de opdrachten van erkende inrichter beoogt uit te voeren, het personeel dat hij hiervoor plant in te zetten en de materiële middelen waarover hij zal beschikken om de opdrachten van erkende inrichter te vervullen, alsook een beargumenteerde uiteenzetting van de redenen op basis waarvan de kandidaat in aanmerking meent te komen om erkend te worden als erkende inrichter;8° een verbintenis op erewoord om binnen de drie maanden na de uitreiking van de voorlopige erkenning te beschikken over de lokalen die beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden en over de personeelsleden overeenkomstig artikel 46, § 1, onder voorbehoud van de uitbetaling van de eerste schijf van de subsidiëring;9° een verbintenis op erewoord om de erkenningsvoorwaarden na te leven en zich te onderwerpen aan de in artikel 17 van de ordonnantie bedoelde inspecties en controles;10° de jaarrekeningen zoals neergelegd bij de Nationale Bank voor de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, als de vereniging al activiteiten heeft uitgeoefend.

Art. 57.De kandidaat bezorgt de documenten vermeld in Art. 56, 1°, 5°, 7°, 8° en 9°, zowel in het Nederlands als in het Frans.

Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvraag en voorlopige erkenning

Art. 58.De administratie bevestigt de ontvangst van de erkenningsaanvraag en vraagt, indien nodig, de kandidaat waarvan de aanvraag onvolledig is om haar de ontbrekende documenten binnen een bepaalde termijn op te sturen.

Als de ontbrekende documenten niet binnen de gestelde termijn zijn opgestuurd, kan de administratie de aanvraag niet-ontvankelijk verklaren en de kandidaat daarvan op de hoogte stellen.

Als de in Art. 56 bedoelde documenten niet in beide talen zijn ingediend, stelt de administratie de kandidaat daarvan in kennis. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt opgeschort. De administratie kan het onderzoek van het dossier voortzetten, mits de kandidaat de documenten in beide talen indient binnen de door de administratie gestelde termijn.

Art. 59.De administratie analyseert de aanvraag en stelt een verslag op over de naleving van de erkenningsvoorwaarden.

Art. 60.De Ministers beslissen over de erkenningsaanvragen, die door de administratie zijn onderzocht.

In geval van een beslissing tot voorlopige erkenning is de erkende inrichter uiterlijk drie maanden na verzending van de beslissing tot voorlopige erkenning toegankelijk voor de begunstigden. Afdeling 3. - Definitieve erkenning

Art. 61.Binnen een jaar na de in Art. 60 van dit besluit bedoelde beslissing, gaan de bevoegde ambtenaren van de administratie over tot een controle in de lokalen van de erkende inrichter en stellen ze een controlerapport op.

Het controlerapport wordt opgestuurd naar de erkende inrichter. De inrichter beschikt over een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het rapport, om zijn opmerkingen aan de administratie te bezorgen.

Art. 62.§ 1. Binnen dertig dagen na de in Art. 61 bedoelde termijn van dertig dagen bezorgen de ministers de erkende inrichter de beslissing tot erkenning of hun met redenen omklede voornemen om de toekenning van de erkenning te weigeren. § 2. Als de ministers voornemens zijn om de definitieve erkenning te weigeren, kan de erkende inrichter de ministers binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van dat voornemen zijn opmerkingen meedelen per aangetekende brief. Op zijn vraag wordt hij gehoord door de administratie. § 3. De ministers nemen hun definitieve beslissing binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van de opmerkingen of op de dag van de in paragraaf 2 bedoelde hoorzitting.

Als binnen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde termijn geen opmerkingen zijn ontvangen, wordt het voornemen om de erkenning te weigeren bevestigd. Afdeling 4. - Hernieuwing van de erkenning

Art. 63.§ 1. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsperiode van de erkenning, verstuurt de administratie een vragenlijst naar de erkende inrichter met het oog op de hernieuwing van de erkenning. Die vragenlijst moet zorgvuldig ingevuld en ondertekend worden teruggestuurd binnen dertig dagen na de ontvangst ervan, met de volgende documenten: 1° de documenten bedoeld in artikel 56, 2° ;2° de documenten bedoeld in artikel 56, 1°, 5°, 6° en 7°, als er sinds de laatste erkenningsaanvraag wijzigingen werden aangebracht. § 2. De administratie bezorgt een bewijs dat het dossier werd ontvangen binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst en laat aan de erkende inrichter weten of het dossier volledig is of niet, en in dat geval welke bijkomende gegevens nog naar de administratie moeten worden verzonden binnen een maximumtermijn van zes maanden. § 3. Als aan die voorwaarden werd voldaan, wordt de erkenning voorlopig hernieuwd tot de beslissing van de ministers. § 4. Als de erkende inrichter de vragenlijst niet terugbezorgt of terugbezorgt na het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn, stelt de administratie de erkende inrichter ervan in kennis dat de erkenning niet is hernieuwd.

Art. 64.De in artikelen 61 tot 62 bedoelde procedure geldt voor de procedure voor het hernieuwen van de erkenning. Afdeling 5. - Wijziging van de erkenning

Art. 65.Als het Verenigd College het aantal actieve dossiers dat door een erkende inrichter wordt beheerd, wil wijzigen, zal het de betreffende inrichter van zijn voornemen op de hoogte stellen.

Art. 66.Als de betreffende inrichter het aantal actieve dossiers wil verhogen, dient hij bij de administratie een verzoek in met de in Art. 46 bedoelde verduidelijkingen.

Art. 67.De administratie controleert of de verstrekte informatie voldoet aan de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de verhoging van het aantal actieve dossiers en stelt een rapport op.

Dat rapport wordt naar de erkende inrichter gestuurd, die vanaf de ontvangst van het rapport dertig dagen de tijd heeft om zijn opmerkingen naar de administratie te sturen.

Art. 68.§ 1. Binnen dertig dagen na de in Art. 61 bedoelde termijn van dertig dagen bezorgen de ministers de erkende inrichter de beslissing tot erkenning of hun met redenen omklede voornemen om de toekenning van de erkenning te weigeren. § 2. In geval van een beslissing tot weigering van de erkenning, kan de erkende inrichter de ministers binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van die beslissing zijn opmerkingen meedelen per aangetekende brief. Op zijn vraag wordt hij gehoord door de administratie. § 3. De ministers nemen hun definitieve beslissing binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van de opmerkingen of op de dag van de in paragraaf 2 bedoelde hoorzitting.

Als binnen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde termijn geen opmerkingen zijn ontvangen, wordt het voornemen om de erkenning te weigeren bevestigd. HOOFDSTUK III. - Opschorting en intrekking van de erkenning

Art. 69.§ 1. Wanneer de administratie vaststelt dat de erkende inrichter niet meer aan de erkenningsnormen voldoet, stellen de ministers de erkende inrichter in gebreke om binnen een door hen vastgestelde termijn aan de geldende erkenningsnormen te voldoen.

De ministers kunnen de duur van de ingebrekestelling verlengen. § 2. Als de geldende normen niet volgens de vastgestelde regels en binnen de vastgelegde termijnen worden nageleefd, stellen de ministers de erkende inrichter in kennis van hun voornemen om de erkenning op te schorten of in te trekken.

De erkende inrichter kan zijn opmerkingen meedelen aan de ministers binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van die beslissing. Op zijn vraag wordt hij gehoord door de administratie. § 3. De ministers nemen hun definitieve beslissing binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van de opmerkingen of op de dag van de in paragraaf 2 bedoelde hoorzitting.

Als binnen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde termijn geen opmerkingen zijn ontvangen, wordt het voornemen om de erkenning op te schorten of in te trekken bevestigd.

Art. 70.Als de voorlopige of definitieve erkenning wordt ingetrokken en er onvoldoende opvangcapaciteit is, wordt een nieuwe oproep tot kandidaatstelling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Art.54 en volgende zijn van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring

Art. 71.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten wordt jaarlijks een forfaitaire subsidie toegekend aan de erkende inrichters, met inbegrip van de inrichters met een voorlopige erkenning.

Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld in functie van het aantal actieve dossiers waarvoor de erkende inrichter is erkend.

Die bedragen zijn:

Categorie

Aantal actieve dossiers waarvoor de erkenning is verleend

Bedrag van de jaarlijkse forfaitaire subsidie:

I

Tot 500

€ 675 000

II

Tot 1.000

€ 1 130 000

III

Tot 1.500

€ 1 630 000

IV

Tot 2.000

€ 2 080 000


Catégorie

Nombre de dossiers actifs pour lequel l'agrément est délivré

Montant de la subvention annuelle forfaitaire :

I

Jusqu'à 500

675 000 €

II

Jusqu'à 1000

1 130 000 €

III

Jusqu'à 1500

1 630 000 €

IV

Jusqu'à 2000

2 080 000 €


Die bedragen worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: Forfaitair basisbedrag x gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar/Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2022

Art. 72.De jaarlijkse forfaitaire subsidie dekt de personeels- en werkingskosten.

De personeelskosten mogen niet meer dan tachtig procent uitmaken van het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire subsidie.

De werkingskosten mogen niet meer dan vijfenvijftig procent uitmaken van het bedrag dat bestemd is om de personeelskosten te dekken. De volgende kosten worden gedekt: 1° de kosten voor de opleiding over burgerschap, beperkt tot 50 uur, met inbegrip van de bezoldiging van de opleider als die een personeelslid van de erkende inrichter is;2° de kosten voor tolken en externe opleiders voor de rechten en plichten;3° de kosten voor het gebruik van de lokalen: huur of maandelijkse aflossingen van een lening;4° de lasten verbonden aan het gebruik van de lokalen, zoals: verzekeringen, water, gas, elektriciteit, telefoon;5° de kosten voor kantoormateriaal, klein kantoormateriaal en informatica;6° de andere bijkomende werkingskosten. De jaarlijkse forfaitaire subsidie mag niet worden gebruikt voor andere lasten dan die waarvoor ze is bestemd.

Art. 73.§ 1. De jaarlijkse forfaitaire subsidie wordt uitbetaald in de vorm van twee voorschotten en een saldo. Een eerste voorschot van vijftig procent wordt uiterlijk op 15 februari van het lopende kalenderjaar uitbetaald. Een tweede voorschot van veertig procent wordt uiterlijk op 30 juni van het lopende kalenderjaar uitbetaald.

Het saldo wordt uitbetaald na controle van de verantwoordingsstukken, uiterlijk op 31 december van het volgende kalenderjaar. § 2. Voor het eerste subsidiejaar is de jaarlijkse forfaitaire subsidie evenredig met het aantal resterende maanden van het kalenderjaar. De subsidie wordt uitbetaald in de vorm van een voorschot van negentig procent binnen de twee maanden na de voorlopige erkenning. Het saldo wordt uitbetaald na controle van de verantwoordingsstukken, uiterlijk op 31 december van het volgende kalenderjaar.

Art. 74.De erkende inrichters bezorgen jaarlijks tegen 30 juni van het volgende jaar aan de administratie de volgende verantwoordingsstukken met betrekking tot de aanwending van de jaarlijkse forfaitaire subsidie: 1° de jaarrekeningen ;2° een verslag opgesteld door een bedrijfsrevisor;3° een overzichtstabel met de verschillende inkomsten en de verschillende uitgavencategorieën.Deze tabel bevat het bedrag van de inkomsten en uitgaven, een omschrijving ervan en, indien van toepassing, een duidelijke specificatie van het deel van de kosten dat door het subsidiebesluit wordt gedekt, en het deel van de kosten dat door (een) andere subsidie(s) wordt gedekt.

De tabel vermeldt duidelijk de oorsprong en de reikwijdte van eventuele andere subsidies die niet onder dit besluit vallen en die worden gebruikt voor de activiteit waarop dit besluit betrekking heeft; 4° documenten die het gebruik van de subsidie verantwoorden, samen met een overzichtstabel van deze documenten met verwijzing naar de uitgavencategorie.Elk document is genummerd en de overzichtstabel herneemt dezelfde nummering; 5° een afschrijvingstabel met de nieuwe en lopende afschrijvingen.

Art. 75.Zonder afbreuk te doen aan artikel 85 van de ordonnantie van 21 november 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, kan de administratie zich het recht voorbehouden om de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of niet uit te betalen als: 1° het activiteitenverslag of de financiële verantwoordingsstukken niet tijdig zijn ingediend;2° uit de evaluatie van die verantwoordingsstukken blijkt dat de elementen van het traject zoals vermeld in hoofdstuk IV niet of niet volledig zijn bereikt;3° uit de evaluatie van die verantwoordingsstukken blijkt dat het bedrag van de toegekende subsidie te hoog zou zijn;4° de financiële verantwoording onvoldoende is;5° de verplichting van artikel 3 niet werd nageleefd; De toekenning van subsidies en de uitbetaling van de voorschotten worden opgeschort zolang de erkende inrichter bovenvermelde subsidies niet geheel of gedeeltelijk heeft terugbetaald. HOOFDSTUK V. - Activiteitenverslag

Art. 76.Uiterlijk op 31 maart bezorgt de erkende inrichter zijn jaarlijks activiteitenverslag in het Nederlands en in het Frans aan de administratie.

Dat verslag handelt over de activiteiten van de erkende inrichter van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar.

Het verslag heeft op zijn minst betrekking op de volgende elementen: 1° het aantal begunstigden van het inburgeringstraject, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwkomers en buitenlandse personen, en de verhouding wordt gespecificeerd ten opzichte van het aantal trajecten dat bij voorrang wordt voorbehouden voor nieuwkomers;2° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de begunstigden;3° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de georganiseerde infosessies over de rechten en plichten;4° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de sociale balans en de taalbalans;5° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de opleidingen over burgerschap;6° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de taalopleiding en de operatoren;7° kwantitatieve en kwalitatieve gegevens in verband met de uitvoering van de begeleiding;8° het aantal afgeleverde attesten van beëindiging van het traject;9° in het algemeen op : a) de globale opvolging van de begunstigden;b) de ondervonden moeilijkheden ;c) het tewerkgestelde personeel en de overeenkomsten met derden;d) de logistieke aspecten;e) de budgettaire aspecten. Indien mogelijk moeten de gegevens in dit verslag worden ingedeeld volgens geslacht. HOOFDSTUK VI. - Beroep

Art. 77.§ 1. Erkende inrichters kunnen binnen twintig werkdagen na kennisgeving van de beslissing een met redenen omkleed beroep indienen bij de ministers tegen beslissingen betreffende hun erkenning of subsidie.

Dat beroep wordt ingediend bij aangetekend schrijven, door elk ander middel voor verzending met vaste dagtekening of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan de ministers.

Een beroep tegen een beslissing tot intrekking of opschorting van een erkenning is opschortend. § 2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het met redenen omklede beroep sturen de ministers het beroep door naar de administratie en naar de afdeling Instellingen en Diensten voor Sociale Dienstverlening van de Commissie voor Welzijnszorg van de Adviesraad, opgericht bij de ordonnantie van 19 februari 2009 betreffende de Adviesraad voor gezondheids- en welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

De afdeling Instellingen en Diensten voor Sociale Dienstverlening zal de verzoeker en de administratie binnen een maand na de aanhangigmaking oproepen voor een hoorzitting.

De afdeling Instellingen en Diensten voor Sociale Dienstverlening brengt binnen een maand na de hoorzitting een advies uit over de betwiste beslissing en deelt dat mee aan de verzoeker en aan de ministers bij aangetekend schrijven, door elk ander middel voor verzending met vaste dagtekening of door afgifte tegen ontvangstbewijs. § 3. De ministers beslissen over het beroep binnen een maand nadat ze het advies van de afdeling Instellingen en Diensten voor Sociale Dienstverlening hebben ontvangen.

TITEL IV. - Inspectie en controle

Art. 78.De personen belast met de uitvoering van de controles bedoeld in artikel 17 van de ordonnantie zijn ambtenaren van de administratie die zijn aangesteld door de leidend ambtenaar van de administratie en die bevoegd zijn voor de toepassing van de bepalingen die voortvloeien uit de ordonnantie, alsook leden van de administratie die toezien op het gebruik van de subsidies.

TITEL V. - Evaluatie

Art. 79.§ 1. Het Verenigd College erkent een instantie die hem moet bijstaan bij de evaluatie van het systeem dat door dit besluit wordt geïmplementeerd en bij het bieden van methodologische begeleiding aan erkende inrichters. Die instantie is ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van de onderzoeks- en evaluatieopdrachten met betrekking tot het onthaalbeleid die het Verenigd College aan de instantie heeft toevertrouwd. § 2. Het Verenigd College belast de instantie met de in dit besluit omschreven opdrachten, met toepassing van artikel 19 van de ordonnantie.

Art. 80.§ 1. Om erkend te worden, moet de instantie: - een Belgische vereniging zonder winstoogmerk zijn, en hoofdzakelijk actief zijn op het grondgebied van het tweetalig gebied van Brussel-Hoofdstad; - een grondige kennis en ervaring van de sector van de sociale samenhang kunnen aantonen, evenals een goede kennis van de Brusselse non-profitsector en de Brusselse instellingen.

De instantie wordt door het Verenigd College aangesteld na een oproep tot kandidaatstelling. De instantie wordt aangesteld voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. § 2. De kandidaat moet in staat zijn de in de ordonnantie vastgelegde opdrachten van de instantie alleen uit te voeren en mag zijn activiteiten niet deels of volledig uitbesteden, behalve als de leden van het Verenigd College bevoegd voor Bijstand aan Personen daar vooraf uitdrukkelijk mee instemmen. § 3. Er wordt een oproep tot kandidaatstelling gelanceerd via bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. In de oproep worden de modaliteiten en termijnen voor het indienen van de kandidaatstelling gespecificeerd.

Art. 81.§ 1. Wanneer de instantie de toegekende opdrachten of de in dit besluit bepaalde voorwaarden voor de uitoefening van die opdrachten niet vervult, stuurt de administratie de instantie een waarschuwing over die tekortkomingen. § 2. De instantie krijgt drie maanden de tijd om ze te verhelpen.

Als de vastgestelde tekortkomingen na het verstrijken van die termijn niet op bevredigende wijze zijn verholpen, stelt de administratie aan het Verenigd College voor om de erkenning van de instantie te beëindigen. § 3. De instantie wordt per brief met vaste dagtekening uitgenodigd om haar verweermiddelen te doen gelden tijdens een hoorzitting die niet meer dan 15 dagen na verzending van de brief mag plaatsvinden.

Het Verenigd College kan de erkenning van de instantie intrekken. In dat geval worden de subsidies voor de nog niet vervallen periodes onmiddellijk teruggevorderd. § 4. Wanneer de erkenning van de instantie wordt ingetrokken, wordt er een nieuwe oproep tot kandidaatstelling gelanceerd. De instantie waarvan de erkenning is ingetrokken, kan geen kandidaatstelling indienen in het kader van die nieuwe oproep tot kandidaatstelling.

Art. 82.§ 1. De instantie biedt methodologische ondersteuning aan de actoren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het inburgeringstraject, met als doel de functionaliteit en coördinatie van de verschillende elementen waarop het traject is gebaseerd, te verbeteren.

De ondersteuning bestaat met name uit: - de ontwikkeling van instrumenten voor het verzamelen van gegevens over de begunstigden van het traject en de acties die door de erkende inrichter in het kader van het traject worden uitgevoerd; - de opstelling van een model van het verslag bedoeld in artikel 12 van de ordonnantie; - de aansturing en het secretariaat van een ruimte voor de uitwisseling van praktijken voor erkende inrichters; - de aansturing en het secretariaat van een comité van deskundigen dat belast is met het uitbrengen van adviezen met betrekking tot de uitvoering van de ordonnantie. Dat comité staat onder andere open voor vertegenwoordigers van de Ministers, de administratie, erkende inrichters, migrantenverenigingen en onderzoekers op het gebied van taalkunde en migratiebeleid; - de aansturing en het secretariaat van overlegvergaderingen die worden georganiseerd door de administratie met de erkende inrichters om het aanbod beter af te stemmen op de vraag en om de opleidingsmodules zo nodig aan te passen met als doel de bepalingen ter bevordering van het onthaal te verbeteren; - de incidentele uitvoering van advieswerkzaamheden in verband met verzoeken om advies, informatie of gegevens van het Verenigd College, de administratie en de erkende inrichters. § 2. De instantie stelt jaarlijks een onderzoeksrapport op. Het onderzoek is gericht op een beter begrip en een betere reflexiviteit van het systeem, de context waarin het functioneert en de effecten die het heeft op de doelgroepen. Dat rapport wordt elk jaar uiterlijk op 30 december bezorgd aan het Verenigd College en aan de administratie.

In de loop van het volgende jaar worden de onderzoeksresultaten verspreid volgens de modaliteiten die zijn vastgelegd in paragraaf 4.

Het onderwerp van het jaarlijkse onderzoek kan worden bepaald door de beoordelingsinstantie zelf, of op voorstel van het Verenigd College of de administratie, of door overleg met de erkende inrichters.

Het onderzoek heeft betrekking op elke dimensie of evaluatiecriterium met betrekking tot de ordonnantie, de toepassing ervan en de doelgroep van het systeem.

Het onderzoek kan worden uitgevoerd op basis van een participatieve aanpak waarbij de verschillende actoren die bij het traject betrokken zijn, worden betrokken. Die analyses zullen worden voorzien van input door de ondersteunings- en monitoringopdrachten.

Het onderzoeksrapport moet aanbevelingen bevatten voor het verbeteren van het hele systeem dat door de ordonnantie wordt ingevoerd. § 3. De instantie stelt ook een jaarlijks monitoringrapport op over de regeling `inburgerings- en begeleidingstraject voor nieuwkomers en buitenlandse personen' en dient dat uiterlijk op 30 juni van het volgende jaar in bij het Verenigd College en de administratie.

Het rapport is een samenvatting van de administratieve gegevens die de operatoren in het kader van de regelgeving hebben geproduceerd. Het is bedoeld om de concrete uitvoering van de regelgeving op te volgen.

Het monitoringrapport kan ook betrekking hebben op de doorverwijzing van de doelgroep naar de Franstalige en Nederlandstalige taaloperatoren. § 4. De instantie heeft ook een opdracht van verspreiding en netwerkvorming, die met name bestaat uit: - Een jaarlijkse voorstelling van de onderzoeksresultaten aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; - De verspreiding van de onderzoeksresultaten onder het maatschappelijk middenveld, met alle middelen die geschikt worden geacht: organiseren van conferenties en evenementen, online plaatsen van het onderzoeksrapport, opstellen en publiceren van een samenvatting van hetzelfde rapport voor het grote publiek; - De deelname aan werkgroepen en initiatieven met betrekking tot het onthaalbeleid, zowel op gewestelijk als op federaal niveau.

Het is de verantwoordelijkheid van de instantie om de vertegenwoordigers van de Ministers, de administratie en de erkende inrichters te betrekken bij haar opdracht van verspreiding en netwerkvorming. § 5. De erkende instantie kan ook verantwoordelijk zijn voor het opleiden van de opleiders van de burgerschapsmodules en voor het aansturen van een intervisieruimte voor die opleiders. Voor die twee regelingen reikt de instantie getuigschriften van een opleiding tot opleider over burgerschap en getuigschriften van een voortgezette opleiding uit.

Die twee complementaire onderdelen werken als volgt: - de basisopleiding voor nieuwe opleiders wordt één keer per jaar georganiseerd. Een van de doelstellingen is de deelnemers in staat te stellen interculturele vaardigheden te verwerven en te ontwikkelen. - de voortgezette opleiding voor ervaren opleiders wordt regelmatig gedurende het hele jaar aangeboden. Die opleiding bestaat uit drie onderdelen: intervisie gebaseerd op ervaringen, thematische verdieping en pedagogische verdieping. Het doel is om opleiders te ondersteunen in hun praktijk op het terrein en om een gezamenlijke werkcultuur op te bouwen.

Art. 83.§ 1. Het Verenigd College kent jaarlijks een geïndexeerd forfaitair bedrag van 221.000 € toe aan de instantie voor de uitvoering van haar opdrachten. Dat bedrag wordt gebruikt om de personeels- en werkingskosten te dekken.

Minstens 75% van het bedrag moet worden besteed aan bezoldigingskosten, met inbegrip van de werkgeversbijdragen. § 2. Een eerste schijf gelijk aan 50% van het forfaitaire bedrag wordt ten laatste op 15 februari van het betreffende kalenderjaar uitbetaald en een tweede schijf gelijk aan 40% van het forfaitaire bedrag wordt ten laatste op 30 juni uitbetaald.

Het saldo wordt uiterlijk op 31 december van het volgende kalenderjaar uitbetaald op basis van een eindafrekening, na goedkeuring door de administratie van de verantwoordingsstukken, vergezeld van een volledige overzichtstabel van de in aanmerking komende kosten en stukken, de jaarrekeningen zoals neergelegd bij de Nationale Bank, een ondertekende verklaring op eer en het activiteitenverslag ter verantwoording van de subsidie. § 3. Het in de eerste paragraaf bedoelde forfaitaire bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de formule: Forfaitair basisbedrag x gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar/Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2022 § 4. Elk jaar moet de instantie uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar de verantwoordingsstukken verstrekken met betrekking tot de jaarlijks toegekende subsidie. De verantwoordingsstukken mogen uitsluitend betrekking hebben op de opdrachten van de instelling zoals bepaald in dit besluit.

Onverminderd Art. 81, § 3, tweede lid, is de instantie verplicht de ontvangen subsidies geheel of gedeeltelijk terug te betalen wanneer: 1° ze de subsidie niet gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze werd toegekend;2° ze de vereiste verantwoordingsstukken niet binnen de gestelde termijn verstrekt;3° het bedrag van de aanvaarde verantwoordingsstukken lager is dan het al uitbetaalde bedrag.In dat geval eist het Verenigd College de terugbetaling van het verschil.

De toekenning van subsidies en de uitbetaling van andere schijven worden opgeschort totdat de instelling de subsidies die ze moet terugbetalen, heeft terugbetaald.

TITEL VI. - Algemene en gemeenschappelijke bepalingen

Art. 84.Elke kennisgeving waarnaar in dit besluit wordt verwezen, moet worden gedaan via een methode met verzending met vaste dagtekening.

TITEL VII. - Overgangsbepalingen

Art. 85.Begunstigden die zich hebben ingeschreven bij een erkende inrichter vóór de inwerkingtreding van dit besluit moeten enkel de ERK-niveaus behalen die voorzien waren in de regelgeving die van toepassing was op het moment van hun inschrijving.

Art. 86.Binnen drie maanden volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit kunnen de inrichters die erkend zijn door andere bevoegde overheden bevoegd voor de organisatie van het onthaal van nieuwkomers op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een erkenningsaanvraag indienen om erkend te worden op basis van dit besluit.

De betrokken inrichter voegt bij haar aanvraag haar erkenning door een andere bevoegde overheid en een overzicht van de maatregelen die ze voornemens is te nemen om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden van de ordonnantie en dit besluit.

Op basis daarvan kan aan de betrokken inrichter een voorlopige erkenning worden verleend met ingang van de datum van inwerkingtreding van de ordonnantie.

In afwijking van Art. 60 is de overeenkomstig deze afdeling erkende inrichter na kennisgeving van de beslissing tot voorlopige erkenning onmiddellijk toegankelijk voor de begunstigden.

Art. 87.Binnen drie maanden volgend op de toekenning van een voorlopige erkenning stuurt de erkende inrichter alle in Art. 56 bedoelde documenten naar de administratie.

Art. 88.over de ontvangstbevestiging is van toepassing.

Binnen een jaar na het toekennen van de voorlopige erkenning gaan de bevoegde ambtenaren van de administratie over tot een inspectie in de lokalen van de erkende inrichter. Art. 61 en volgende over de definitieve erkenning zijn van toepassing.

Art. 89.In afwachting van de erkenning van de in Art. 79 bedoelde instelling kan het Verenigd College de in artikel 79 bedoelde opdrachten toevertrouwen aan een instelling die door een andere bevoegde overheid van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad belast is met de evaluatie van het onthaalbeleid voor nieuwkomers.

TITEL VIII. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 90.Het besluit van het Verenigd College van 19 juli 2018 tot uitvoering van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 11 mei 2017 betreffende het inburgeringstraject voor de nieuwkomers wordt opgeheven.

Art. 91.De ordonnantie en dit besluit treden in werking op 1 januari 2024.

Art. 92.De leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 januari 2024.

Voor het Verenigd College: De leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheid en Welzijn, A. MARON E. VAN DEN BRANDT

Bijlage 1: Lijst van kwalificaties van het personeel

Functie

Minimaal vereiste kwalificatie

Bijzondere vereisten

Directeur

Master of licentiaat

3 jaar nuttige ervaring als coördinator

Professionele bachelor of niet-universitair hoger onderwijs

10 jaar nuttige ervaring als coördinator

Maatschappelijk werker

Professionele bachelor of niet-universitair hoger onderwijs in een sociale, juridische, psychologische of pedagogische richting


Professionele bachelor

1 jaar nuttige ervaring in de sociale sector of met nieuwkomers

Administratief secretaris/secretaresse

Getuigschrift Hoger Secundair Onderwijs (GHSO)


Onthaalmedewerker

Getuigschrift van het Secundair Onderwijs van de Tweede Graad (GSOTG)


Brussel, 18 januari 2024.

Voor het Verenigd College: De leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheid en Welzijn, A. MARON E. VAN DEN BRANDT

^