Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 27 mei 2004
gepubliceerd op 28 juli 2004

Besluit van het Verenigd College tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van 18 maart 1993 betreffende het statuut van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031354
pub.
28/07/2004
prom.
27/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/27/2004031354/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MEI 2004. - Besluit van het Verenigd College tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van 18 maart 1993 betreffende het statuut van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad


Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikel 79, § 1;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van 18 maart 1993 betreffende het statuut van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van BrusselHoofdstad, gewijzigd bij de besluiten van het Verenigd College van 22 december 1994 en 20 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur;

Gelet op het protocol nr. 125/1 van 21 juni 2001 betreffende de onderhandelingen die op 20 februari, 17 april, 21 mei, 23 mei en 31 mei 2001 werden gevoerd in het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten in verband met het intersectoraal akkoord 2001-2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2004;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting;

Gelet op het advies van de Directieraad;

Gelet op het protocol nr. 2004/11 van het Sectorcomité XV van 22 april 2004;

Gelet op de beslissing van 29 april 2004 van het Verenigd College over het inwinnen binnen vijf dagen van het advies van de Raad van State;

Gelet op het advies nr. 37.184/3 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2004 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gerechtvaardigd door de verbintenissen vermeld in het protocol nr. 2004/11 van het Sectorcomité XV van 22 april 2004;

Op voorstel van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Een hoofdstuk VIIbis wordt in het besluit van het Verenigd College van 18 maart 1993 betreffende het statuut van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK VIIbis. - Vakantiegeld

Art. 32ter.Voor de toepassing van dit besluit dient te woorden verstaan onder : « 1° "referentiejaar" : het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de vakantie moet worden toegestaan; 2° "jaarwedde " : de wedde, het loon, de gewaarborgde bezoldiging of de daarmee gelijkgestelde vergoeding of toelage, de eventuele haardtoelage of de standplaatstoelage inbegrepen.

Art. 32quater.§ 1. De ambtenaren genieten ieder jaar een vakantiegeld waarvan het bedrag gelijk is aan 92 % van een twaalfde van de jaarlijkse wedde(n), zoals die gekoppeld is (zijn) aan de index van de consumptieprijzen, die de wedde(n) bepalen die verschuldigd is (zijn) voor de maand maart van het vakantiejaar.

Dit percentage wordt berekend op basis van de wedde(n) die zou(den) verschuldigd zijn voor de beschouwde maand, wanneer de ambtenaar voor die maand geen of slechts een gedeeltelijke wedde ontvangen heeft. § 2. Voor volledige prestaties verricht gedurende het gehele referentiejaar, geniet de ambtenaar een volledig vakantiegeld. § 3. Wanneer de ambtenaar geen volledige prestaties heeft verricht gedurende het gehele referentiejaar, wordt het bedrag van het vakantiegeld als volgt vastgesteld : 1° een twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een ganse maand beslaat;2° een dertigste van het maandbedrag per kalenderdag wanneer de prestaties geen ganse maand beslaan. § 4. In afwijking van § 3, worden voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld in aanmerking genomen de perioden waarin de ambtenaar, tijdens het referentiejaar : 1° zijn functies heeft opgeschort wegens de verplichtingen die hem opgelegd zijn krachtens de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van her reservekader van de krijgsmacht;2° met ouderschapsverlof was;3° afwezig geweest is ingevolge een verlof of een arbeidsonderbreking zoals vermeld in de artikelen 39 en 42 tot 43bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 of in artikel 18, tweede lid van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de arbeidstijd. § 5. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt eveneens in aanmerking genomen de periode vanaf 1 januari van het referentiejaar tot de dag welke voorafgaat aan die waarop de ambtenaar die hoedanigheid heeft verkregen, op voorwaarde : 1° minder dan 25 jaar oud te zijn op het einde van het referentiejaar;2° uiterlijk in dienst te zijn getreden op de laatste werkdag van de vier maanden volgend op : a) hetzij de datum waarop de ambtenaar de inrichting heeft verlaten waarin hij zijn studie heeft gedaan onder de voorwaarden bepaald in artikel 62 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;b) hetzij de datum waarop de leerovereenkomst werd beëindigd. De ambtenaar moet het bewijs leveren dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet. § 6. Twee of meer vakantiegelden met inbegrip van die verkregen in toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers, kunnen niet gecumuleerd worden boven een bedrag overeenkomend met het hoogste vakantiegeld dat bekomen wordt wanneer de vakantiegelden van al de uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties.

Hiervoor wordt het vakantiegeld van één of meerdere ambten verminderd of ingehouden, met uitzondering van het vakantiegeld in uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers.

Indien de inhoudingen of verminderingen moeten of kunnen gebeuren op verscheidene vakantiegelden, wordt eerst het kleinste vakantiegeld ingehouden of verminderd.

Voor de toepassing van voorgaande leden moet onder het vakantiegeld in uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers worden verstaan, het gedeelte van het vakantiegeld dat niet overeenstemt met het loon voor de vakantiedagen.

Voor de toepassing van voorgaande leden is het personeelslid dat vakantiegelden cumuleert, gehouden het bedrag ervan, evenals eventueel het bedrag berekend voor volledige prestaties, mede te delen aan elke personeelsdienst waarvan het afhangt.

Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen. § 7. Het vakantiegeld wordt uitbetaald tijdens de maand mei van het jaar gedurende hetwelk de vakantie moet worden toegekend.

In afwijking van de in de vorige lid omschreven regel, wordt het vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum waarop de ambtenaar de leeftijdsgrens bereikt, of op de datum van overlijden, van ontslagneming, van afdanking of van afzetting van de belanghebbende.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt het vakantiegeld berekend rekening houdend met het percentage en de eventuele inhouding die op de beschouwde datum gelden; het percentage wordt toegepast op de jaarwedde die als basis dient voor de berekening van de wedde die de ambtenaar op die datum geniet.

Wanneer hij op die datum geen wedde of een verminderde wedde geniet wordt het percentage berekend op de wedde(n) die hem dan verschuldigd zouden geweest zijn. § 8. Op het vakantiegeld wordt een inhouding van 13,07 % uitgevoerd. »

Art. 2.Een artikel 33, § 6, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidende : «

Art. 33.§ 6. In afwijking van artikel 32quater, § 1, eerste lid, verschilt het percentage van het bedrag van het vakantiegeld voor de jaren 2004 tot 2005, op basis van de in het voorgaande jaar geleverde prestaties, naar gelang van het niveau van de ambtenaar volgens de hiernavolgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Een hoofdstuk VIIter wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK VIIter. - Het omstandigheidsverlof

Art. 32quinquies.Het verlof dat de ambtenaren genieten in geval van bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft wordt op 14 werkdagen gebracht.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2004, met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt op 1 juli 2002.

Art. 5.De Ministers worden belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 27 mei 2004.

Voor het Verenigd College : Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, G. VANHENGEL

^