Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999
gepubliceerd op 30 juni 1999

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot bepaling van het reglement inzake de tuchtstraffen voor de leerlingen van het gewoon en bijzonder basis- en secundair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie dat wordt georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031300
pub.
30/06/1999
prom.
27/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/27/1999031300/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MEI 1999. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot bepaling van het reglement inzake de tuchtstraffen voor de leerlingen van het gewoon en bijzonder basis- en secundair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie dat wordt georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie


Het College, Gelet op artikelen 136, 163 en 166 van de Grondwet, gecoördineerd op 17 februari 1994;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 tot bepaling van de prioritaire opdrachten van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en tot organisatie van de eigen structuren om deze opdrachten te kunnen vervullen;

Overwegende dat artikel 94 van voornoemd decreet stelt dat iedere inrichtende macht de tuchtstraffen bepaalt alsook de wijzen waarop deze worden doorgevoerd in de onderwijsinstellingen die het inricht;

Overwegende dat de bepalingen die thans in voege zijn bij de Franse Gemeenschapscommissie, zoals omschreven in het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 februari 1996 tot vaststelling van het reglement voor de tuchtstraffen voor de leerlingen uit deze instellingen, moeten worden herzien in het licht van de bepalingen van voornoemd decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 alsook van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1998 waarbij alle leerlingen gelijke kansen moeten krijgen op het vlak van de sociale emancipatie, met name door het voeren van positieve discriminatie;

Overwegende dat het wenselijk is een nieuw besluit aan te nemen zodat men een volledige en gecoördineerde tekst bezit die de onderwijsactoren toelaat deze tekst makkelijker toe te passen;

Gelet op het advies van de lokale paritaire Commissie uitgebracht op 30 april 1999;

Op voorstel van de Minister, Lid van het College, belast met Onderwijs, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Voor de goede orde en discipline kunnen orde- en tuchtmaatregelen getroffen worden ten aanzien van de leerlingen.

Het tuchtstelsel voor de leerlingen bevat de straffen die kunnen worden uitgesproken, de te volgen procedures, de rechten van de verdediging die moeten worden geërbiedigd en de bevoegde overheid (overheden) ter zake.

Art. 2.Ieder tuchtmaatregel moet in verhouding staan tot de ernst van de feiten en de voorgeschiedenis van het individu. Deze mag enkel gebaseerd zijn op precieze feiten.

De feitelijkheid moet schriftelijk worden vastgesteld in nota's, rapporten, berichten in de klasagenda's, notulen van de klasseraad, enz. en dienen als bewijs. Deze schriften moeten door de daders worden gedateerd en ondertekend.

Wanneer de klachten een zekere ernst vertonen of wanneer deze zich herhalen, worden ze steeds ter kennis gebracht van de ouders van de minderjarige leerling of van de meerderjarige leerling zelf, hetzij bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, hetzij via een ondertekende tekst waarin verklaard wordt dat zij hiervan in kennis zijn gesteld.

De ouder is de persoon die wettelijk verantwoordelijk is voor de minderjarige leerling.

Collectieve verwijderingen zijn niet toegelaten; ieder geval moet apart worden behandeld.

Art. 3.Een tuchtdossier van een leerling mag niet worden verzonden naar een andere instelling. HOOFDSTUK II. - Ordemaatregelen

Art. 4.De ordemaatregelen dienen om het hinderlijk gedrag van de leerling te verbeteren zonder hierbij de goede werking van de instelling in het gedrang te brengen. Ze dienen ook opdat de leerling zich zou richten naar de vereisten voor een goede samenwerking met iedereen.

De ordemaatregelen bestaan uit : 1. de berisping;2. het nablijven of een alternatieve straf bestaande uit herstellingswerken ingevolge iedere handeling of nadelige onthouding of uit werken die passen bij de schoolactiviteiten van de leerling; de tijdelijke verwijdering uit één, meerdere of alle lessen.

Art. 5.De ordemaatregelen kunnen gepaard gaan met bijkomende taken opgelegd door het personeelslid van wie de ordemaatregel uitgaat.

Deze taken worden zodanig gekozen dat ze ten goede komen van de intellectuele en morele ontplooiing van de leerling. Deze taken mogen in geen enkel geval bestaan uit materiële opdrachten van louter repetitieve aard.

De bijkomende taken worden voorgelegd en verbeterd door het personeelslid dat deze oplegt.

Art. 6.Behoudens uitzonderlijke omstandigheden mag geen enkele ordemaatregel toegepast worden zonder dat de leerling voorafgaandelijk gehoord werd door het personeelslid dat de maatregel wil opleggen.

Het verband tussen de feiten dat aanleiding geeft tot een ordemaatregel wordt vermeld in de klasagenda van de leerling en ondertekend door de ouders van de leerling als deze minderjarig is of door de meerderjarige leerling zelf.

Art. 7.De berisping wordt opgelegd door de leden van het onderwijzend personeel of door de leden van het onderwijzend hulppersoneel, door het schoolhoofd of zijn afgevaardigde.

Art. 8.Het nablijven of de alternatieve straf wordt beslist door het schoolhoofd of zijn afgevaardigde, op eigen initiatief of op gemotiveerd voorstel van een personeelslid.

Deze ordemaatregelen gebeuren onder toezicht van een lid van het onderwijzend hulppersoneel of eventueel onder toezicht van een lid van het onderwijzend personeel.

De duur ervan bedraagt minstens twee en maximum vier uren.

Art. 9.De tijdelijke verwijdering uit één, meerdere of alle lessen, dewelke meestal maximum drie werkdagen duurt en in ieder geval niet langer mag duren dan vijf werkdagen, wordt beslist door het schoolhoofd of zijn afgevaardigde, op eigen initiatief of op gemotiveerd voorstel van een personeelslid.

Tijdens de tijdelijke verwijdering moet de leerling aanwezig zijn in het schoolgebouw en er opgelegde taken uitvoeren.

De tijdelijke verwijdering uit één, meerdere of alle lessen moet formeel gemotiveerd en betekend worden via aangetekende brief of via de afgifte van een brief met ontvangstbewijs, aan de ouders van de minderjarige leerling ofwel aan de meerderjarige leerling zelf. HOOFDSTUK III. - Tuchtmaatregelen

Art. 10.Tuchtmaatregelen worden genomen als gewettigde reactie van de onderwijsgemeenschap op het gedrag van een leerling dat de goede werking van de instelling in het gedrang brengt.

De tuchtmaatregel ontneemt diegene aan wie ze wordt opgelegd de voordelen van het onderwijs.

Er zijn twee tuchtmaatregelen : 1. de voorlopige uitsluiting;2. de definitieve uitsluiting. Tuchtmaatregelen zijn zware straffen.

Art. 11.Tot de voorlopige uitsluiting uit de instelling wordt beslist door het schoolhoofd of zijn afgevaardigde, op eigen initiatief of op gemotiveerd voorstel van de klasseraad of een personeelslid.

De duur ervan mag niet meer dan twaalf halve dagen bedragen tijdens een zelfde schooljaar, behoudens afwijking toegestaan door de Minister van de Franse Gemeenschap in uitzonderlijke omstandigheden.

De leerling wordt eerst gehoord door het schoolhoofd of zijn afgevaardigde.

Art. 12.De definitieve uitsluiting uit de instelling is een uitzonderlijke maatregel.

Enkel het schoolhoofd kan deze maatregel uitvaardigen.

De tuchtmaatregel mag enkel worden genomen als de feiten die de leerling ten laste worden gelegd afbreuk doen aan de faam van de instelling of de waardigheid of de fysieke of psychologische integriteit van het personeel of de andere leerlingen, of gevaar betekenen voor de organisatie of de goede werking van de instelling of nog als deze feiten een ernstig materieel of moreel nadeel berokkenen aan de personen of goederen.

Volgende feiten rechtvaardigen een definitieve uitsluiting : slagen en verwondingen van een leerling die leiden tot al dan niet langdurige ongeschiktheid van een andere leerling, een personeelslid of iedere andere persoon die het schoolgebouw mag betreden, het bezit van eender welk wapen, ontflambare, giftige, slaapverwekkende, verdovende, desinfecterende of bederfwerende middelen of produkten, afpersing met geweld of onder bedreiging van waarden of voorwerpen, ondraaglijke psychologische druk door beledigingen, vloeken, laster of smaad.

Deze lijst is onvolledig.

Als deze feiten werden gepleegd door een persoon die niet in de instelling behoort, maar deze persoon hiertoe werd aangespoord of bijgestaan door een leerling, dan wordt laatstgenoemde beschouwd als zijnde de pleger van een feit dat een uitsluiting rechtvaardigt.

De meerderjarige leerling die tijdens eenzelfde schooljaar meer dan veertig halve dagen ongewettigd afwezig is, kan uitgesloten worden op de wijze bedoeld in hoofdstuk IV. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de definitieve uitsluiting

Art. 13.In alle gevallen van een mogelijke definitieve uitsluiting hoort het schoolhoofd of zijn afgevaardigde de leerling waarbij de feiten op een rij worden gezet die een dergelijke straf rechtvaardigen.

Van de hoorzitting wordt een verslag opgesteld die de leerling ondertekend.

Als de leerling niet op de hoorzitting verschijnt of hieraan verzaakt of als hij weigert het verslag van de hoorzitting te ondertekenen, dan wordt hiervan een schriftelijk en gedateerde vaststelling opgemaakt die wordt ondertekend door twee personeelsleden, de persoon die is overgegaan tot de hoorzitting niet inbegrepen.

Art. 14.Het schoolhoofd brengt de ouders van de minderjarige leerling ofwel de meerderjarige leerling zelf op de hoogte van de klachten tegen hem alsook van de opmaak van een tuchtdossier te zijnen laste.

Art. 15.De ouders van de minderjarige leerling of de meerderjarige leerling zelf worden ten minste vier werkdagen vóór de verschijningsdatum opgeroepen voor de hoorzitting via aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.

De oproepingsbrief vermeldt : 1. de feiten die de leerling ten laste worden gelegd;2. de door het schoolhoofd beoogde tuchtmaatregel;3. de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting;4. het recht van de betrokkenen om zich te laten bijstaan door een verdediger naar hun keuze;5. de plaats, dagen en uren woaarop het tuchtdossier kan worden ingekeken. Van de hoorzitting wordt een verslag opgesteld.

Als de meerderjarige leerling of de ouders van de minderjarigde leerling weigeren het verslag te ondertekenen of voorbehoud maken, wordt dit vermeld.

Als de meerderjarige leerling of de ouders van de minderjarige leerling niet op de hoorzitting verschijnen of hieraan verzaken of als deze weigeren het verslag van de hoorzitting te ondertekenen, dan wordt hiervan een schriftelijk en gedateerde vaststelling gedaan die wordt ondertekend door twee personeelsleden, de persoon die is overgegaan tot de hoorzitting niet inbegrepen.

Art. 16.Als het schoolhoofd wil overgaan tot de definitieve uitsluiting, dan moeten de klasseraad of het onderwijzend personeel uit het lager onderwijs en het psycho-medisch-sociaal centrum hun advies uitbrengen.

Er wordt rekening gehouden met de ernst van de aan de leerling ten laste gelegde feiten, zijn voorgeschiedenis en zijn gedrag.

Art. 17.De leerling mag geen onderzoek naar zijn gedrag weigeren.

Hij moet persoonlijk voor de tuchtoverheid verschijnen.

Als de meerderjarige leerling of de ouders en de minderjarige leerling niet op de hoorzitting verschijnen of hieraan verzaken, dan wordt hiervan een schriftelijk en gedateerde vaststelling gedaan die wordt ondertekend door twee personeelsleden, de persoon die is overgegaan tot de hoorzitting niet inbegrepen.

Deze afwezigheid schort de procedure niet op.

Art. 18.De definitieve uitsluiting, waartoe het schoolhoofd beslist, wordt bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, betekend aan de meerderjarige leerling of aan de ouders van de minderjarige leerling.

In deze brief wordt melding gemaakt van een rechtsmiddel en de wijzen om dit te gebruiken.

De ouders van de uitgesloten leerling moeten hem in een andere school inschrijven zolang hij schoolplichtig is.

De directie van de instelling en het PMS-centrum dat zorgt voor de begeleiding verlenen, voor zover dit mogelijk is, hun bijstand voor de wederopname van de uitgesloten leerling in het schoolmilieu.

Art. 19.§ 1. Uitgezonderd in het onderwijs voor sociale promotie kan de inrichtende macht of zijn afgevaardigde aan de uitgesloten meerderjarige leerling ofwel aan de minderjarige leerling en zijn ouders voorstellen hem in een andere onderwijsinstelling die zij inricht, in te schrijven. § 2. Als de inrichtende macht, die deel uitmaakt van een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan, de uitgesloten meerderjarige leerling of de uitgesloten minderjarige leerling en zijn ouders niet kan voorstellen hem in te schrijven in een andere instelling die zij inricht, stuurt zij binnen de tien dagen na de uitsluiting een afschrift van het tuchtdossier naar dit orgaan. Dit stelt de meerderjarige leerling of de minderjarige leerling en zijn oudrs voor hem in te schrijven in een andere instelling die wordt ingericht door een inrichtende macht die zij vertegenwoordigt. § 3. Het in § 2 bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan is : - voor het gewoon secundair onderwijs : de « Conseil des pouvoirs organisateurs de l'enseignement officiel neutre subventionné »; - voor het bijzonder onderwijs : de « Conseil de l'enseignement des Communes et des Provinces »; § 4. Als het vertegenwoordigings- of coördinatieorgaan van oordeel is dat de feiten die de leerling ten laste worden gelegd, zeer ernstig zijn, hoort het op zijn beurt de meerderjarige leerling of de minderjarige leerling en zijn ouders. Als de leerling minderjarig is brengt het orgaan de Adviseur voor Jongerenbijstand op de hoogte en verzoekt het hem om advies. Dit advies wordt bij het dossier gevoegd.

Wanneer de minderjarige geniet van een gedwongen bijstandsmaatregel, vraagt de Adviseur voor Jongerenbijstand advies aan de bevoegde Directeur van de Jongerenbijstand. Dit advies wordt bj het dossier gevoegd. § 5. Als het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van oordeel is dat de inschrijving van de uitgesloten leerling in een andere instelling van een van de inrichtende machten dat het vertegenwoordigt, niet mogelijk is, brengt het het bestuur van de Franse Gemeenschap hiervan op de hoogte binnen de twintig schooldagen volgend op de ontvangst van het dossier. Het bestuur bezorgt het dossier aan de Minister van Franse Gemeenschap die beslist over de inschrijving van de leerling in een onderwijsinstelling van de Franse Gemeenschap.

Art. 20.Wanneer de ernst van de feiten dit rechtvaardigt, kan het schoolhoofd, als conservatoire maatregel, in afwachting van het einde van een procedure voor definitieve uitsluiting, de leerling tegen wie de procedure loopt de toegang tot de instelling verbieden. De voorlopige verwijdering mag niet langer duren dan tien schooldagen.

Deze beslissing wordt betekend aan de meerderjarige leerling of aan de ouders van de minderjarige leerling, hetzij bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. Deze ondertekenen dit ontvangstbewijs als bewijs dat zij er kennis van hebben genomen. HOOFDSTUK V. - Beroep bij definitieve uitsluiting

Art. 21.Er kan beroep worden aangetekend bij het College tegen de beslissing van het schoolhoofd tot definitieve uitsluiting.

Dit beroep is met redenen omkleed en kan vergezeld gaan van een geschreven verslag.

Dit beroep en verslag moeten ingediend worden binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de betekening van de beslissing van het schoolhoofd.

Zij worden bij aangetekende brief verzonden naar het schoolhoofd, dewelke deze terzelfdertijd met het tuchtdossier onmiddellijk verstuurt naar het bestuur dat hiervan verslag uitbrengt aan het College.

Het College neemt een beslissing uiterlijk vijftien schooldagen na de ontvangst van het dossier. Wanneer het beroep ontvangen wordt tijdens de zomervakantie, neemt het College een beslissing tegen 20 augustus.

In alle gevallen wordt de beslissing betekend binnen de drie werkdagen.

Dit beroep kan de beslissing tot definitieve uitsluiting niet opschorten. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 22.Het besluit van 29 februari 1996 tot vaststelling van het reglement betreffende de tuchtmaatregelen voor de leerlingen van de onderwijsinstellingen die worden georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie is opgeheven.

Art. 23.De procedures voor het opleggen van een ordemaatregel of tuchtmaatregel die zijn opgestart vóór de inwerkingtreding van dit besluit op grond van het besluit bedoeld in artikel 22 worden voortgezet volgens de bepalingen van dit besluit onverminderd de bepalingen van het decreet van 24 juli 1997 van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 24.Het Lid van het College, bevoegd voor de in dit besluit bedoelde materie, is belast met de uitvoering ervan.

Art. 25.Dit besluit treedt in werking de dag dat het verschijnt in het Belgisch Staatsblad.

Opgemaakt te Brussel, op 27 mei 1999.

Namens het College : Lid van het College, belast met Onderwijs, E. TOMAS Voorzitter van het College, belast met Begroting, H. HASQUIN

^