Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 19 maart 2009
gepubliceerd op 29 april 2009

Besluit tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de betoelaging van de dag- en verblijfcentra voor personen met een handicap - 2e lezing

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031217
pub.
29/04/2009
prom.
19/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/19/2009031217/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2009. - Besluit tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de betoelaging van de dag- en verblijfcentra voor personen met een handicap - 2e lezing


Het College, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de maatschappelijke en professionele integratie van personen met een handicap, zoals gewijzigd, meer bepaald artikelen 36, 37, 38, 64 en 70;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de betoelaing van de dag- en verblijfcentra voor personen met een handicap;

Gelet op het advies van de Afdeling « Gehandicapte Personen » van de Brusselse Franstalige adviserende raad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op 10 december 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 december 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van het Collegelid belast met begroting;

Gelet op het advies nr. 45.879/4 van de Raad van State, gegeven op 18 februari 2009, in toepassing van artikel 84, 1e lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van het Collegelid belast met het Beleid Bijstand aan Gehandicapte personen;

Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikelen 138 en 178 hiervan.

Art. 2.Artikel 5, punten 4 en 17 van het besluit van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de betoelaging van de dag- en verblijfcentra voor personen met een handicap wordt door volgende bepaling vervangen : « 4. Beschikken over lokalen waarin de architecturale normen worden nageleefd zoals voorzien in artikelen 21 tot en met 31 van dit besluit en de toegang tot de gebouwen verzekeren, rekening houdend met de personen met een handicap die daar opgevangen worden of die daar verblijven.

In het kader van de erkenningsprocedure, de procedure van de hernieuwing van de erkenning of de wijziging van de erkenning, kan het College, op met redenen omkleed verzoek van de verantwoordelijk van het dagelijks beheer, dat samengaat met het erkenningsdossier, het dossier van hernieuwing van de erkenning of van wijziging van de erkenning, na gelijkluidend advies van de Afdeling « Gehandicapte Personen » van de Adviserende raad, afwijkingen toestaan aan de architecturale normen die door dit besluit wordt vastgesteld. 17. zich onderwerpen aan bezoeken en aan controles die door de administratie worden gecoördineerd en deze elk verantwoordingsstuk overhandigen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van haar controle ».

Art. 3.Artikel 6, punten 6 en 11 van hetzelfde besluit, wordt door volgende bepaling vervangen : « 6. een kopie van de akten betreffende de benoeming van de afgevaardigde bij de vertegenwoordiging en van de afgevaardigde bij het dagelijks beheer. 11. een kopie van het contract in zake verzekering « burgerlijke aansprakelijkheid » voor de leden van dit personeel, ook voor de vrijwilligers, alsook voor de personen met een handicap die daar opgevangen worden of die daar verblijven ».

Art. 4.Artikel 10, § 3, laatste lid van hetzelfde besluit wordt door volgende bepaling vervangen : « Indien in de loop van 2 kalenderjaren, de gemiddelde bezetting van de plaatsen voor kort verblijf of voor respijt geen 60 % bedraagt, dan kan het College, op voorstel van de administratie, dit aantal plaatsen herleiden ».

Art. 5.Artikel 19, punt 12 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « 12. in de gevallen van lichte zorg in een plaats van zelfstandig leven, deze specifieke modaliteit van zorg en de dienst in verband met deze bijzondere zorg, toegekend aan de persoon met een handicap bij afwijking van de bepalingen van artikel 3, 2de paragraaf van dit besluit.

In het geval van een zorg voor kort verblijf of respijt, dienen de punten 3, 7, 8, 9 en 11 niet te worden ingevoegd.

Een exemplaar van de overeenkomst wordt aan elk van de partijen overhandigd. Een exemplaar van het collectieve project en een exemplaar van het reglement van orde worden aan de overeenkomst toegevoegd ».

Art. 6.Artikel 29, § 3 van hetzelfde besluit wordt door volgende bepaling vervangen : « § 3. De bepalingen van artikelen 25, 26, 27 en 29, 1e paragraaf, 4de lid en paragraaf 2 van dit besluit zijn niet van toepassing op de plaatsen van zelfstandig leven van het verblijfcentrum.

De plaatsen van zelfstandig leven zijn gelegen buiten de plaatsen van verblijf die bestemd zijn voor personen met een handicap voor wie er geen lichte zorg wordt ingesteld, evenals buiten elk lokaal dat voor het verblijfcentrum is bestemd.

De lokalen van de plaatsen van zelfstandig leven en de voorbehouden plaatsen voor een lichtz zorg daarbinnen worden niet in overweging genomen in de berekeningen van het aantal en de oppervlakte vermeld in artikel 29 van dit besluit.

Bij afwijking van artikel 29 van dit besluit, kunnen de kamers van de plaatsen van zelfstandig leven slechts één persoon of een koppel opvangen. Deze kunnen vergezeld zijn van hun kinderen met het oog op het bewaren van gezinsbanden.

De plaatsen van zelfstandig leven dienen uitgerust te zijn met een badkamer of een douchekamer met koud en warm water. Ze moeten ook uitgerust zijn met toiletten, afzonderlijk of in de bad- of douchekamer.

De plaatsen van zelfstandig leven zijn voorzien van een lokaal of een ruimte waar voedingswaren bereid kunnen worden. In dit lokaal dient een gootsteen met water aanwezig te zijn en stopcontacten voor ten minste drie huishoudelijke apparaten en een kookuitrusting.

De keukens, badkamers, douchekamers en toiletten moeten doeltreffend geventileerd zijn, met een natuurlijke of mechanische ventilatie ».

Art. 7.Artikel 38, § 1 van hetzelfde besluit wordt door volgende bepaling vervangen : « § 1. In de omkaderingsnormen voor het medisch personeel wordt er rekening gehouden met de erkende capaciteit en met de specifieke omkaderingsbehoeften van elke persoon met een handicap, zoals gepreciseerd in artikel 33 van dit artikel. De plaatsen die voorbehouden zijn aan de lichte zorg veroorzaken geen enkele omkaderingsnorm voor het medisch personeel ».

Art. 8.Artikel 38, § 2 van hetzelfde besluit wordt door volgende bepaling aangevuld : « § 2 : De individuele norm van kort verblijf of respijt (NIR M) : Volgens het aantal plaatsen die aan opvang of verblijf voor kort verblijf of respijt zijn voorbehouden, wordt de omkaderingsnorm die aldus wordt berekend verhoudingsgewijs aangevuld op basis van de verhouding tussen de erkende basiscapaciteit en het aantal bijkomende plaatsen die voorbehouden zijn aan een dergelijke zorg en de erkende basiscapaciteit.

Indien de gemiddelde bezettingsgraad in de loop van een jaar van deze plaatsen geen 80 % bedraagt, dan wordt de nieuwe omkaderingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum het jaar daarop herleid in verhouding tot deze bezettingsgraad, zonder dat deze bepaling samengenomen kan worden met de toepassing van artikel 10, § 3, 2e lid van dit besluit ».

Art. 9.Artikel 39, § 2 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « De resultaten van de evaluatierooster van de personen met een handicap, bekrachtigd door het multidisciplinaire team maken tweemaal per jaar het voorwerp uit van een registratie. Indien op de datum van de registratie blijkt dat evaluaties voor bepaalde personen met een handicap nog niet konden worden bekrachtigd, dan wordt de som van de bestaande resultaten verhoudingsgewijs omgezet volgens het aantal personen die in het centrum worden opgevangen of die er verblijven.

De wijziging van de specifieke omkaderingsbehoeften van de personen met een handicap in een centrum wordt opgesteld op basis van het resultaat dat de meest gunstige omkaderingsbehoeften voor het centrum vertoont. Binnen de perken van het beschikbare budget, brengt deze wijziging de herziening met zich mee van de omkaderingsnormen in kwestie van het centrum vanaf 1 januari van het jaar daarop. Hiertoe kan er een verminderend coëfficiënt op de verhogingen van de normen worden toegepast.

Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 en van artikel 12, de omkaderingsnorm à la hausse wordt herzien, dan wordt deze norm van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de betekening, door de administratie, van de herzieningsbeslissing.

Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 en van artikel 12, de omkaderingsnorm à la baisse wordt herzien, dan wordt deze norm van kracht : 1. ofwel de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie.Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de administratie; 2. ofwel de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt.Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de administratie; 3. of, bij gebrek, onmiddellijk ».

Art. 10.In artikel 45 wordt de tweede alinea van § 1 geschrapt.

Art. 11.In artikel 45, § 2, 4de alinea worden de woorden : « elk document betreffende het vakantieverlof van de handarbeiders » geschrapt.

Art. 12.Artikel 48, § 3 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « § 3. Bij afwijking van alinea 2 van de vorige paragraaf, staat, voor de plaatsen die binnen de erkende capaciteit van een centrum voor lichte zorg zijn voorbehouden, de jaarlijkse toegekende toelage voor algemene onkosten gelijk met een verblijfsforfait zoals bepaald in afdeling 7 van dit hoofdstuk ».

Art. 13.In artikel 50, § 3 en 4, wordt het woord « werkman » vervangen door technicus'.

Art. 14.Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « Indien bij de aanwerving van een nieuwe medewerker binnen het psychologische, educatieve, re-educatieve en sociale team, de gemiddelde anciënniteit van dit team binnen het centrum, die bepaald wordt volgens de betoelaagde voltijdsequivalenten de dag vóór de aanwerving van deze nieuwe medewerker, hoger is dan 10 jaar, dan heeft de toelage voor personeelskosten van deze persoon een grenslimiet die gelijkstaat met de kosten die overeenstemmen met die voor een werknemer die een maximum van 5 jaar anciënniteit heeft. Indien de nieuwe medewerker een functie uitoefent van hoofd opvoeder, opvoeder groepshoofd of licenciaat in psychologie, dan heeft de toelage voor personeelskosten een grenslimiet die gelijkstaat met de kosten die overeenstemmen met die voor een werknemer die een maximum van 10 jaar anciënniteit heeft.

Onder « nieuwe medewerker » wordt een persoon verstaan van wie de prestaties in het kader van zijn vorig arbeidscontract niet in centrum, onderneming of dienst werden uitgevoerd zoals erkend in het decreet van 4 maart 1999 betreffende de maatschappelijke en professionele integratie van personen met een handicap ».

Art. 15.Artikel 57, § 2 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « Wat de eventuele ontslagen betreft ingevolge de toepassing van de bepalingen van artikel 71 van dit besluit, wordt er in de toelage rekening gehouden met hun kosten zonder een duur van drie maanden te overschrijden, behalve bij afwijking toegestaan door het Collegelid en verantwoord door de naleving van de sociale wetgeving op het vlak van duur van de opzegtermijn ».

Art. 16.Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « § 3. : De toelage voor personeelskosten van een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die « Tandemplan » wordt genoemd, wordt toegekend over hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij presteerde voordat hij zijn prestaties tot halftijdse prestaties herleidde.

Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn prestaties van een driekwarttijdse of een voltijdse prestatie tot een halftijdse prestatie herleidt, wordt niet in aanmerking genomen.

Worden als toelaatbare uitgaven beschouwd van de toelage voor personeelskosten van een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die « Tandemplan » wordt genoemd : - de kosten in verband met een werknemer die ontvanger is van een inrichtingsmaatregel voor het einde van een beroepsloopbaan die Tandemplan wordt genoemd; - de kosten in verband met een werknemer die aangeworven wordt om de werknemer te vervangen die zijn prestaties tot een halftijdse prestatie herleidt in het kader van deze bepaling; - de bijdrage gestort aan het het maatschappelijk fonds Old Timer', in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst zoals deze afgesloten werd binnen de paritaire Commissie 319.02 tot instelling van bepalingen omtrent de inrichting van het einde van de beroepsloopbaan die « Tandemplan » wordt genoemd ».

Art. 17.Artikel 60, § 3, van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « § 3. De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt op het bedrag verkregen bij § 1 een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van een eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd gedurende een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen in direct verband met het inkomen dat in beschouwing wordt genomen in het kader van de bepaling van de financiële bijdrage en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen ».

Art. 18.Artikel 60, § 4, van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « § 4. Bij afwijking aan de artikelen 59 en 60, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van de personen met een handicap in respijtsituatie vastgesteld op 5 euro per halve dag verzorging.

De persoon met een handicap die jonger is dan 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % gedurende een jaar indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en verhoogt met een eventueel belastbaar inkomen dat afzonderlijk vermeld is op het aanslagbiljet van zijn familie betreffende het op twee na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een vermindering indien de titularis van de inkomens die in overweging wordt genomen eigenaar is van onroerende goederen die anders zijn dan die welke als persoonlijke woning worden gebruikt of van elk ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.

De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van een eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen ».

Art. 19.Artikel 62, § 3, 4 en 5 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « § 3. Voor de niet schoolgaande persoon met een handicap vanaf 21 jaar, wordt het in § 1. berekende bedrag verminderd tot het bedrag dat het verschil uitmaakt tussen de maandelijkse inkomens en het bedrag van een eventuele alimentatie, medische, pramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten kosten van beheerders van goederen in direct verband met inkomens die in beschouwing wordt genomen in het kader van de bepaling van de financiële bijdrage en de financiële bijdragen die verschuldigd zijn vanwege zijn inschrijving in een ander erkend centrum of erkende dienst en betoelaagd door een overheid in het kader van bijstand aan gehandicapte personen.

Een minimaal bedrag van 146 euro per maand blijft ter beschikking van de persoon met een handicap. Voor de werknemers, wordt dit bedrag gebracht op een derde van het netto maandsalaris maar mag niet lager zijn dan 191 euro ». « § 4. Bij afwijking van artikelen 61 en 62, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, stemt de financiële bijdrage van personen met een handicap die een lichte verzorging genieten in een plaats van zelfstandig leven overeen met een verblijfsforfait waarvan het bedrag vastgesteld is door het centrum en aan de administratie wordt medegedeeld, en waarin de huur en de huurlasten zijn opgenomen, desgevallend verhoogd door gepersonaliseerde kosten overeenkomstig de gepersonaliseerde overeenkomst.

Dit verblijfsforfait mag niet meer bedragen dan de helft van de inkomens van de persoon met een handicap ». « § 5. Bij afwijking aan artikelen 61 en 62, paragrafen 1 tot en met 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van personen met een handicap in een situatie van kort verblijf vastgesteld op 15 euro per nacht van verzorging. Dit bedrag wordt met 3 euro verminderd voor personen met een handicap die minder dan 21 jaar oud zijn.

De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is verkrijgt een korting van 50 % gedurende een jaar indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en verhoogd met een eventueel belastbaar inkomen dat afzonderlijk in het aanslagbiljet van zijn gezin wordt vermeld betreffende het op twee jaar na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op korting indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van welk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.

De persoon met een handicap vanaf 21 jaar verkrijgt een korting van 50 % indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrekking van eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap binnen het centrum, van kosten van beheerders van goederen en de huren of terugbetalingen van hypotheekleningen ».

Art. 20.Artikel 73 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « De bepalingen van artikelen 17 tot en met 20 evenals van bijvoegsel 1 van dit besluit zijn van toepassing op de persoon met een handicap die verzorgd wordt in het kader van een prioritaire overeenkomst ».

Art. 21.Artikel 74 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « De forfaitaire financiering die aan een centrum wordt toegekend in het kader van een prioritaire overeenkomst heeft tot doel de bijkomende kosten van alle aard te dekken in verband met de zorg voor de persoon met een handicap van wie de gegevens opgenomen zijn in de prioritaire overeenkomst.

Op jaarbasis komt deze financiering overeen, voor een voltijds bezoek, met maximum de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de prioritaire overeenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tienden verminderd in verhouding tot de halve dagen van afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn voorzien.

De financiële bijdrage van de gehandicapte persoon wordt bepaald krachtens de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit ».

Art. 22.De 1e alinea van punt 2.4. « Opstelling van het individueel project en evaluatie » van bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « Modaliteiten voor de evaluatie van de bevoegdheden en de behoeften (ook die welke betrekking hebben op het gevoelsleven en het sexleven) van elke persoon met een handicap, rekening houdend met zijn levensproject ».

Art. 23.Bijvoegsel 2 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « De terugvorderingen van de kosten worden afgetrokken van de lasten van overeenstemmende aard.

Worden afgetrokken van de aanvaardbare uitgaven : - de toelagen die van de overheid werden verkregen wanneer ze toegekend worden om dezelfde lasten te dekken als die welke in aanmerking worden genomen volgens de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de bedragen toegekend in het kader van een educatieverlof en tegemoetkomingen met het oog op het compenseren van het rendementverlies van de werknemer; - de verschillende terugvorderingen van kosten, met uitzondering van de privéschenkingen, opbrengsten afkomstig van handelingen van beroep op privéfondsen, verkoop van producten buiten het centrum. Deze uitzonderingen worden in overweging genomen indien de producten in kwestie in de boeken opgenomen worden in afzonderlijke rekeningen of subrekeningen en tegelijk de lasten in verband met deze handelingen ook afzonderlijk worden opgetekend; - de lasten met betrekking tot de organisatie van handelingen van beroep op privéfondsen, verkoop van producten buiten het centrum. Deze dienen in de boeken te worden opgenomen met aparte vermelding van al deze soort lasten, zoals de opbrengsten verkregen ingevolge de organisatie van elk van deze handelingen.

Art. 24.Bijvoegsel 8 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : « Bijvoegsel 8 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfcentra MODEL VAN PRIORITAIRE OVEREENKOMST Overeenkomst betreffende de toekenning van een bijkomende toelage verantwoord door de prioritaire zorg voor een persoon met een handicap Tussen de Franse Gemeenschapscommissie Paleizenstraat 42 1030 Brussel vertegenwoordigd door hierna de « Commissie » genoemd, en de VZW « « voor het dagcentrum of het verblijfcentrum : « « te Brussel vertegenwoordigd door : hierna het « Centrum » genoemd;

Gelet op hoofdstuk V van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen van de dagcentra en de verblijfcentra, Wordt het volgende overeengekomen : Artikel 1 De Commissie verleent aan het Centrum vanaf ................... tot 31 december .... een bijkomende toelage verantwoord door de prioritaire zorg voor een persoon met een handicap, van wie de gegevens als volgt luiden : Naam : Adres : ................................................ te Brussel Nr. SH : Deze overeenkomst loopt automatisch af bij het vertrek van de persoon met een handicap.

Art. 2 De bepalingen van de artikelen 17 tot en met 20 van de afdeling 7 van hoofdstuk 3 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan dagcentra en verblijfcentra zijn van toepassing op de persoon met een handicap bedoeld in artikel 1.

Art. 3 De bepalingen van de artikelen 21 tot en met 31 betreffende de architecturale normen van het besluit van het College van 21 september betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en aan de verblijfcentra zijn van toepassing op het Centrum.

Art. 4 De toelage bedraagt.... euro op jaarbasis voor een voltijds bezoek.

De financiering wordt verminderd met ... tienden volgens het aantal halve dagen afwezigheid voorzien in de gepersonaliseerde overeenkomst.

De toelage wordt toegekend in het kader van het begrotingsartikel ... van de begroting van de « Service bruxellois francophone des personnes handicapées » voor het jaar 20...

Art. 5 De toelage bedoeld in artikel 4 wordt uitbetaald via maandelijkse voorschotten uiterlijk de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de toelage wordt toegekend.

Art. 6 De toelage wordt verantwoord door de utigaven met betrekking tot de algemene kosten, de kosten in verband met de persoon met een handicap en de personeelskosten die betrekking hebben op de prioritaire verzorging van de persoon met een handicap zoals bedoeld in artikel 1.

Art. 7 Een verantwoordingsdossier betreffende deze kosten dient uiterlijk op 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de toelage wordt toegekend bij de administratie te worden ingediend. Hierin is de aftrekking van de bij de persoon met een handicap bedoeld in artikel 1 geïnde financiële bijdragen opgenomen.

Dit verantwoordingsdossier omvat : 1. de resultaatrekening samen met het verslag van de revisor 2.het grote boek van lasten en opbrengsten 3. de individuele rekening(en) van de werknemers die instaan voor de prioritaire zorg. Art. 8 De aanvaarde uitgaven als algemene onkosten en kosten met betrekking tot de persoon met een handicap worden bedoeld in bijvoegsel 2 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfcentra.

De aanvaarde uitgaven als personeelskosten worden bedoeld in artikel 55 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfcentra.

Art. 9 Indien de controle van het verantwoordingsdossier een verantwoord bedrag vertoont dat lager is dan de toegekende toelage, dan wordt het verschil teruggevorderd volgens de modaliteiten die door de Commissie worden gedefinieerd.

Art. 25.Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2009 met uitzondering van de artikelen 11 en 13 die gelijktijdig van kracht worden op de datum van het van kracht worden van het wijzigende besluit van het besluit van 18 oktober 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van 12 juli 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van verschillende wetgevingen betreffende de toelagen die in de sector van het bezondheidsbeleid en het beleid van bijstand aan personen worden toegekend en betreffende de wijziging van verschillende toepassingsbesluiten betreffende de sectoren van bijstand aan personen, gezondheid, personen met een handicap en de sociaal-professionele inschakeling zoals gewijzigd en artikel 14 dat op 1 juli 2009 van kracht wordt.

Art. 26.Het Collegelid dat bevoegd is voor het Beleid Bijstand aan personen met een handicap wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 maart 2009.

Namens het College : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met het beleid Bijstand aan Personen met een Handicap, Mevr. E. HUYTEBROECK

^