Etaamb.openjustice.be
Decreet van 04 maart 1999
gepubliceerd op 03 april 1999

Decreet betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031162
pub.
03/04/1999
prom.
04/03/1999
ELI
eli/decreet/1999/03/04/1999031162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MAART 1999. - Decreet betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces (1)


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen op 12 februari 1999 en Wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet dient onder « gehandicapte » te worden verstaan : elkeen die voldoet aan de voorwaarden zoals vastgesteld in artikel 5 van dit besluit.

Onverminderd de samenwerkingsakkoorden met de andere bevoegde Gewesten of Gemeenschappen kan het College voor het recht op alle of een deel van de bepalingen van dit decreet voorwaarden opleggen betreffende het verblijf.

Art. 3.Ter bevordering van de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces kunnen ze beroep doen op hulpverleners en adviseurs, dit geldt eveneens voor de centra, ondernemingen en diensten die hen opvangen.

De Franse Gemeenschapscommissie, hierna de Commissie genoemd, staat in voor de bevordering van de voorlichting van de gehandicapten en sensibiliseert de publieke opinie door elke nuttige informatie daartoe te verzamelen en te verspreiden.

Art. 4.Bij de toekenning van de krachtens dit decreet verleende financiële tegemoetkomingen wordt rekening gehouden met de andere tegemoetkomingen waarvan de gehandicapten, centra, ondernemingen en diensten die hen opvangen, zouden kunnen genieten krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die hetzelfde doel beogen.

Indien de cumulering van die tegemoetkomingen met de tegemoetkomingen die zijn toegekend krachtens dit decreet de werkelijk gedane uitgaven overstijgt, wordt het bedrag van de door de diensten van het College toegekende tegemoetkomingen met het verschuldigde bedrag verminderd.

Art. 5.De benaming « revalidatiecentrum », « dienst voor pedagogische begeleiding », « dienst voor begeleiding », « dienst voor dovenvertolking », « onderneming met aangepast werk », « dagcentrum » of « verblijfscentrum » wordt voorbehouden voor de centra, ondernemingen of diensten die overeenkomstig dit besluit zijn erkend.

De vermelding van de erkenning dient te zijn aangenkondigd op een plaats die van buitenaf zichtbaar is en dient te zijn aangeduid op alle documenten, affiches en publicaties van het centrum, de onderneming of dienst. HOOFDSTUK II. - De gehandicapten Afdeling 1. - De toelating van de gehandicapten

Art. 6.Om te kunnen genieten van de bepalingen van dit decreet dient de gehandicapte te voldoen aan de volgende voorwaarden : a) een handicap vertonen als gevolg van een verminderde fysieke capaciteit met minstens 30 % of een verminderde mentale capaciteit met minstens 20 %.Onder handicap dient te worden verstaan : het sociale nadeel dat het gevolg is van een deficiëntie of een onbekwaamheid die het gewone gedrag met betrekking tot de leeftijd, sekse, sociale en culturele factoren beperkt of in de weg staat.

Indien een handicap duidelijk wordt vastgesteld zonder dat een van de voornoemde percentages is bereikt, kan de betrokkene evenwel genieten van de bepalingen van dit decreet, rekening houdend met de daadwerkelijke impact van de vastgestelde beperking.

De handicap wordt in aanmerking genomen op basis van een evaluatie uitgevoerd door een pluridisciplinaire equipe, die is ingesteld krachtens artikel 10 van dit decreet.

Er kan een tweede evaluatie plaatsvinden.

Deze evaluatie kan steunen op gegevens van pluridisciplinaire onderzoeken die tevoren zijn ingezameld om te kunnen genieten van andere federale, gewestelijke of gemeenschapsbepalingen ten gunste van de gehandicapten; b) nog geen 65 jaar zijn op het tijdstip van de aanvraag om toelating;c) van Belgische nationaliteit zijn of het erkend statuut van staatloze of vluchteling hebben of werknemer zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap, of eraan gelijkgesteld zijn krachtens het internationale recht. Diegene die niet voldoet aan de nationaliteitsvoorwaarden kan niettemin genieten van de prestaties waarin dit decreet voorziet inzoverre hij kan rechtvaardigen dat hij gedurende een periode van vijf jaar op wettige wijze en ononderbroken in België woonachtig is geweest voordat zijn aanvraag om toelating werd ingediend.

De wettige en ononderbroken verblijfsperiode is niet vereist voor de echtgenoot of samenwonende partner of de ouder ten laste van een persoon die een vereiste verblijfsduur rechtvaardigt of die deze niet dient te rechtvaardigen.

Art. 7.Het College kan de toepassing van dit decreet uitbreiden tot andere categorieën van gehandicapten door af te wijken van de voorwaarden vermeld onder lid b) en c) van artikel 6 van dit decreet.

Art. 8.De aanvraag om toelating van de gehandicapte, die door hem, zijn wettelijke vertegenwoordiger of de jeugdrechter is ondertekend, dient te worden opgemaakt op een formulier conform het model zoals vastgesteld door de Diensten van het College.

Deze aanvraag omvat een medisch formulier met een omschrijving van de deficiëntie en de gevolgen ervan in termen van onbekwaamheid en handicap. Dit formulier wordt aangevuld door een geneesheer die gekozen is door de aanvrager.

Art. 9.De Diensten van het College sturen de aanvrager een ontvangstbewijs binnen de tien dagen die volgen op de indiening van de aanvraag. Tezelfdertijd vragen de Diensten van het College de gemeentebesturen om de inlichtingen die nodig zijn voor de behandeling van de aanvraag met het oog op de controle van de voorwaarden inzake leefdtijd, nationaliteit en verblijf in België.

De Diensten van het College verzoeken de aanvrager om alle gegevens die nodig zijn voor de behandeling van de aanvraag.

Art. 10.Om uitspraak te doen over de toelatingsaanvraag van de gehandicapte richt het College bij zijn Diensten een orgaan op dat is samengesteld uit drie ambtenaren van niveau 1 : één ambtenaar die gemachtigd is de titel van psycholoog te dragen, één ambtenaar met de titel van doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde en één ambtenaar die aangesteld is bij de Dienst om de toelatingsaanvragen van de gehandicapten te verwerken. Dit orgaan wordt de « pluridisciplinaire equipe » genoemd en beslist collegiaal.

Het College kan zo nodig meerdere pluridisciplinaire equipes instellen.

Art. 11.Wanneer de pluridisciplinaire equipe niet over alle gegevens beschikt om te kunnen beslissen, verzoekt ze de aanvrager om zich te laten onderzoeken door : - hetzij een geneesheer die erkend is als specialist en die door de aanvrager vrij gekozen is; - hetzij een erkende psycholoog die de aanvrager kiest uit een lijst die wordt bijgehouden door het Lid van het College belast met Bijstand aan Personen.

Het College bepaalt de erkenningsvoorwaarden waaraan de psychologen dienen te voldoen.

De Diensten van het College dienen de aanvrager ervan in kennis te stellen dat zijn aanvraag volledig is.

Art. 12.Binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat vanaf het tijdstip dat ze beschikt over de nodige gegevens, doet de pluridisciplinaire equipe uitspraak over de toelating van de gehandicapte. Hij wordt in kennis gesteld van de beslissing bij een ter post aangetekende brief. Deze kennisgeving vermeldt de toelatingsdatum, die niet mag dateren van voor de datum van de ontvangst van de aanvraag.

Art. 13.De uitgaven voor de uitvoering van de onderzoeken zoals voorzien in artikel 11 van dit decreet, worden terugbetaald binnen de perken en volgens de nadere regelen die door het College zijn vastgesteld. Van de gehandicapte mag geen tegemoetkoming in de kosten van deze onderzoeken worden gevraagd. Afdeling 2. - Het globaal proces inzake sociale integratie van de

gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces

Art. 14.Een gehandicapte die kan genieten van de bepalingen van dit decreet kan een aanvraag om bijstand, tegemoetkoming of advies indienen. Deze wordt ondertekend door de gehandicapte, diens wettelijke vertegenwoordiger of de jeugdrechter.

De Diensten van het College vragen aan de aanvrager alle gegevens die nodig zijn voor de behandeling van diens aanvraag. Ze brengen de aanvrager tevens op de hoogte van de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door mensen naar keuze.

De pluridisciplinaire equipe zoals bedoeld in artikel 10 van dit decreet, is bevoegd om uitspraak te doen over deze aanvraag. Ze neemt haar beslissing collegiaal in overleg met de gehandicapte. Op diens verzoek kan hij of zijn wettelijke vertegenwoordiger de vergadering bijwonen tijdens welke het globaal proces wordt vastgesteld.

De gehandicapte en de pluridisciplinaire equipe kunnen eender wie uitnodigen om deze vergadering bij te wonen.

Art. 15.De beslissing van de pluridisciplinaire equipe bepaalt, vervolldigt of wijzigt het globaal proces inzake sociale integratie van de gehandicapte en zijn inschakeling in het arbeidsproces, hierna het proces genoemd.

Dit proces bepaalt de bijstand en tegemoetkomingen die aan de gehandicapte worden verleend en omvat adviezen ter bevordering van diens integratie in de samenleving, rekening houdend met zijn aanvraag, capaciteiten en behoeften.

Art. 16.Het proces kan betrekking hebben op : 1° elke vorm van individuele bijstand zoals bedoeld in Onderafdeling één van Afdeling III van Hoofdstuk II;2° de beroepsopleiding;3° inschakeling in het arbeidsproces;4° begeleiding en vroegtijdige bijstand;5° dagopvang;6° verblijf.

Art. 17.In het raam van haar beslissing kan de pluridisciplinaire equipe de gehandicapte verzoeken een onderzoek te ondergaan dat verricht wordt door een centrum voor beroepskeuzevoorlichting dat door het College is erkend.

De gehandicapte kiest vrij het centrum waar hij zich wil aanbieden.

Van de gehandicapte mag geen enkele tegemoetkoming in de kosten van dit onderzoek worden gevraagd.

Art. 18.De centra voor beroepskeuzevoorlichting die zijn erkend door het College dienen de pluridisciplinaire equipe, op haar verzoek, een medische, psychologische, pedagogische en sociale balans van de gehandicapte te geven met voorstellen over de geschikte maatregelen voor de bevordering van diens sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces.

Art. 19.Het College bepaalt de inhoud van het onderzoek inzake beroepskeuzevoorlichting, de bedragen en de nadere regelen voor de terugbetaling ervan.

Art. 20.De centra voor beroepskeuzevoorlichting die zijn erkend door het College zijn hetzij opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw, hetzij ingericht door de Commissie of een universiteit.

Het College bepaalt de voorwaarden en procedures inzake erkenning, hernieuwing, weigering en intrekking van de erkenning van de centra voor beroepskeuzevoorlichting.

Art. 21.De beslissing tot bepaling, vervollediging of wijziging van het proces wordt genomen binnen de dertig dagen vanaf de dag dat de pluridisciplinaire equipe beschikt over de nodige gegevens. De Diensten van het College dienen de aanvrager in kennis te stellen van het feit dat zijn aanvraag volledig is.

Ze bepaalt de aanvangsdatum van de toekenning van de prestatie, die niet mag vallen vóór de dag waarop de gehandicapte geniet van de bepalingen van dit decreet.

Van deze beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven binnen de vijftien dagen aan de gehandicapte of diens wettelijke vertegenwoordiger. Desgevallend vermeldt ze : 1° de aard, het aantal en de duur van de prestaties waarvoor een tegemoetkoming wordt toegekend;2° de categorie van de handicap bedoeld in artikel 3, 7°, van het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;3° het bedrag van de toegekende tegemoetkoming;4° de financiële bijdrage van de gehandicapte.

Art. 22.De Diensten van het College zien samen met de gehandicapte toe op de verwezenlijking en opvolging van het proces.

Art. 23.Het College bepaalt de bijzondere voorwaarden en regels voor de toelating tot en opmaak van het proces. Afdeling 3. - De maatregelen en tegemoetkomingen ten gunste van de

gehandicapten Onderafdeling 1. - De sociale integratie

Art. 24.Ter bevordering van de sociale integratie van de gehandicapten bepaalt het College de voorwaarden voor de tegemoetkoming : 1° in de verplaatsingskosten op voorwaarde dat de gehandicapte als gevolg van zjin deficiëntie onbekwaam is zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer;2° in de kosten voor materiële bijstand, pedagogische bijstand, hulpmiddelen bij de communicatie, roerende en onroerende voorzieningen en elke andere vorm van individuele bijstand die noodzakelijk is voor de integratie van de gehandicapte. Het College bepaalt de maximumbedragen van de tegemoetkoming voor elke vorm van bijstand alsook de nadere regelen inzake de tegemoetkoming vanwege zijn diensten.

Het bepaalt de voorwaarden inzake sociale integratie waaraan de gehandicapte dient te voldoen om te kunnen genieten van de tegemoetkomingen die zijn vermeld in artikel 24, 2°, van dit decreet.

Art. 25.Deze tegemoetkomingen worden enkel toegekend aan de gehandicapte om de kosten te dekken die onontbeerlijk zijn voor zijn integratie.

Deze kosten dienen meeruitgaven te zijn ten opzichte van de uitgaven die een valide persoon in dezelfde omstandigheden maakt.

Onderafdeling 2. - De inschakeling in het arbeidsproces

Art. 26.Ter bevordering van de inschakeling van de gehandicapten in het arbeidsproces bepaalt het College de voorwaarden en de nadere regels die zijn diensten de mogelijkheid geven om over te gaan tot : 1° de erkenning van een overeenkomst voor beroepsaanpassing tussen de gehandicapte of diens wettelijke vertegenwoordiger en een werkgever;2° de toekenning van een « inschakelingspremie » aan de werkgever, dit is een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten van de gehandicapte werknemer om het rendementsverlies te compenseren;3° de toekenning van een « vestigingspremie » aan de gehandicapte die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigt als zelfstandige of die zijn activiteiten als zelfstandige hervat na een onderbreking veroorzaakt door een ongeval of ziekte of die zijn beroepsactiviteit wil behouden die door zijn deficiëntie in het gedrang is gebracht en wiens rendementsverlies dient te worden gecompenseerd;4° de toekenning aan de werkgever van een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost omwille van de deficiëntie van de werknemer om hetzij een gehandicapte aan te werven, hetzij de toegang van de werknemer tot een functie die beter aangepast is aan zijn bekwaamheden te bevorderen, hetzij een persoon die gehandicapt is geworden te behouden;5° de mogelijkheid tot de aanwerving in een onderneming met aangepast werk zoals bepaald in onderafdeling IV van hoofdstuk III van dit decreet.

Art. 27.De overeenkomst voor beroepsaanpassing omvat : 1° de identiteit en woonplaats van de partijen;2° de aanvangsdatum van de overeenkomst en de duur ervan;3° het voorwerp van de overeenkomst;4° de aard en de fasen van de beroepsaanpassing zoals overeengekomen tussen de gehandicapte, de werkgever en de vertegenwoordiger van de Diensten van het College;5° de respectieve plichten van de partijen;6° de bepalingen betreffende de redenen van de opschorting en uitdoving van de overeenkomst.

Art. 28.De gehandicapte die een overeenkomst voor beroepsaanpassing heeft gesloten, krijgt een loon ten laste van de werkgever. De Diensten van het College betalen een deel van dit loon terug.

Het College bepaalt het bedrag ervan en stelt het model van de overeenkomst vast.

Art. 29.De beslissing over de toekenning van een inschakelingspremie bepaalt het percentage van de tegemoetkoming in het loon dat door de werkgever wordt betaald. Het is gelijk aan het objectieve rendementsverlies van de werknemer.

Art. 30.De beslissing over de toekenning van een vestigingspremie bepaalt de tegemoetkoming die gelijk is aan een percentage van het gemiddeld maandelijks minimuminkomen zoals gegarandeerd door de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 die gesloten is in de Nationale Arbeidsraad.

Art. 31.De beslissing inzake de aanpassing van een werkpost dekt alle werkelijk gedane uitgaven. Indien de aanpassing bestaat in de aankoop van materieel dat speciaal is aangepast aan de werknemer dekt de tegemoetkoming enkel het verschil tussen de kostprijs van dit soort materieel en het standaardmaterieel.

Art. 32.Het College bepaalt het minimumaantal gehandicapten dat in zijn diensten en in de instellingen van openbaar nut die afhangen van de Franse Gemeenschapscommissie moet worden tewerkgesteld. HOOFDSTUK III. - De centra, ondernemingen en diensten die instaan voor de opvang van de gehandicapten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 33.Indien de Diensten van het College een tegemoetkoming verlenen aan een centrum, onderneming of dienst die de gehandicapte opvangt met het oog op de uitvoering van het proces dat is opgesteld in overleg met een gehandicapte, dan beslist de pluridisciplinaire equipe over de toekenning van de tegemoetkoming.

Art. 34.De tegemoetkomingsaanvraag wordt ingediend door het centrum, de onderneming of de dienst.

De beslissing wordt genomen binnen de dertig dagen die volgen op de dag dat de pluridisciplinaire equipe beschikt over de nodige gegevens.

Ze geeft de aanvangsdatum van de toekenning van de tegemoetkoming, deze mag niet voorafgaan aan de datum vanaf welke de gehandicapte geniet van de bepalingen van dit decreet.

Van deze beslissing wordt binnen de vijftien dagen en bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan het centrum, de onderneming of de dienst. Desgevallend vermeldt ze de aard, het aantal en de duur van de prestaties waarvoor een tegemoetkoming is toegekend, het bedrag ervan alsook de financiële bijdrage die van de gehandicapte kan worden gevraagd.

Het College bepaalt de bijzondere modaliteiten voor het nemen van de beslissing.

De gehandicapte wordt ingelicht over deze beslissing.

Art. 35.Het College erkent de bijzondere centra, ondernemingen of diensten die de opdrachten moeten vervullen die niet worden vervuld door de gewone structuren.

De vrije keuze van de gehandicapte wordt alleszins gewaarborgd.

De centra, ondernemingen of diensten dienen voor eenieder toegankelijk te zijn, ongeacht de ideologische, filosofische, religieuze overtuiging of seksuele geaardheid, en mogen geen druk uitoefenen op de rechthebbenden.

Voor de inschrijving van de gehandicapten mag geenszins een tegenprestatie in speciën of in natura worden gevraagd.

Art. 36.Het College bepaalt de nadere regels voor de indiening en behandeling van de erkenningsaanvragen. Het bepaalt eveneens de regels en voorwaarden op basis waarvan de erkenning kan worden toegekend, verlengd, geweigerd, opgeschort of ingetrokken.

Het College kan een quotum vaststellen voor elk soort erkend centrum, onderneming of dienst.

De erkenning is beperkt in de tijd. Ze wordt verlengd met inachtneming van de aanvankelijke erkenningsvoorwaarden.

Art. 37.Voor elk soort erkend centrum, onderneming of dienst die zich specifiek richten tot de gehandicapten erkent het College afzonderlijk erkenningsnormen met betrekking tot : 1° de infrastructuur;2° de organisatie en werking;3° het aantal en het kwalificatieniveau van de personeelsleden en de navorming ervan;4° het aantal en categorie van gehandicapten;5° het beheer, boekhouding en betrekkingen die door het centrum, onderneming of dienst dienen te worden verwezenlijkt;6° de betrekkingen tussen het centrum, de onderneming of dienst en de gehandicapte.

Art. 38.De erkende centra, ondernemingen of diensten kunnen subsidies krijgen onder de voorwaarden en volgens de nadere regelen inzake toekenning en betaling die door het College zijn vastgesteld. Afdeling 2. - De erkende centra, ondernemingen of diensten

Onderafdeling 1. - De revalidatiecentra

Art. 39.De door het College erkende revalidatiecentra zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of ingericht door de Commissie; daarnaast dienen ze een overeenkomst te hebben gesloten met het Verzekeringscomité voor de geneeskundige verzorging opgericht bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, dat bevoegd is voor de tenlasteneming van de verstrekkingskosten voor de revalidatie.

Wanneer ze zijn ingericht binnen een ziekenhuis dient dit te worden erkend door het College.

Wanneer ze zijn opgericht binnen een vzw of een ziekenhuis dient hun activiteiten onderscheiden te zijn van alle andere activiteiten van de vzw of het ziekenhuis, zowel op het vlak van de werknemers, het administratief beheer als de rekeningen.

Art. 40.De revalidatiecentra dienen de motorische, sensoriële of psychische functies te verbeteren door gebruikmaking van specifieke medische en paramedische technieken voor elke categorie van gehandicapten. In dit raam bieden ze een globale tenlasteneming zowel op fysiek als psychologisch en sociaal vlak.

Art. 41.De revalidatiecentra ontvangen personeels-, werkings- en investeringssubsidies. Deze subsidies houden rekening met het paramedish personeel dat belast is met de revalidatie, de gevolgde navorming, voorlichting van de gehandicapten en de vereiste uitrusting.

Onderafdeling 2. - De diensten voor pedagogische begeleiding

Art. 42.De door het College erkende diensten voor pedagogische begeleiding zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of binnen een universiteit of zijn ingericht door de Commissie.

Art. 43.De diensten voor pedagogische begeleiding staan in voor : 1° de pedagogische omkadering van de gehandicapten die hogere studies volgen of een kwalificerende beroepsopleiding zoals bepaald door het College;2° de psychopedagogische begeleiding van deze personen, met uitzondering van de therapeutische activiteiten;3° voorlichting van het lerarenkorps, de andere studenten of stagiairs over de bijzondere behoeften van de gehandicapte;4° de bemiddeling tussen de studenten of stagiairs en het omkaderingspersoneel. Onderafdeling 3. - De diensten voor begeleiding

Art. 44.De door het College erkende diensten voor begeleiding zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of ingericht door de commissie. Wanneer ze zijn opgericht binnen een vzw dienen hun activiteiten onderscheiden te zijn van alle andere activiteiten van de vzw, zowel op het vlak van de werknemers, het administratief beheer als de rekeningen.

Art. 45.Hun opdrachten zijn de volgende : 1° wanneer ze zeer jonge kinderen en hun naaste verwanten opvangen, soms zelfs vóór de geboorte, dienen ze vroegtijdige bijstand te leveren, dit is een educatieve, psychologische en sociale bijstand aan het kind en zijn naaste verwanten alsook technische bijstand door een gepersonaliseerde steun thuis en in de verschillende levenssferen;2° wanneer ze een gehandicapt kind van leerplichtige leeftijd begeleiden dienen ze in te staan voor een vervolg op de vroegtijdige bijstand aan zeer jonge kinderen door stap voor stap de nadruk te leggen op de relatie kind-gezin-school en voor een omkadering van de schooltijd op psychologisch, karakterieel en relationeel vlak;3° bij de begeleiding van een gehandicapte volwassene dienen ze deze te helpen bij het bewaren of verwerven van diens autonomie door een geïndividualiseerde bijstand bij de dagelijkse handelingen.Ze lichten de gehandicapte in over de diensten die voor hem nuttig kunnen zijn en begeleiden hem bij zijn contacten met deze diensten zonder hun evenwel te vervangen; 4° wanneer ze instaan voor de plaatsing in een gezin dienen ze de begeleiding, het zoeken en de selectie van de opvanggezinnen te zamen te organiseren. Daarenboven sensibiliseren ook zij alle beroepsmensen en elkeen die in contact staat met de gehandicapte voor de handicap.

Art. 46.In afwijking van artikelen 6 tot 12 van dit decreet kunnen de diensten voor begeleiding gehandicapten opvangen die hun toelatingsaanvraag nog niet hebben ingediend. In dat geval stellen ze de gehandicapte voor de nodige stappen te ondernemen.

In het raam van de vroegtijdige bijstand worden deze stappen uitgesteld totdat de handicap van het kind kan worden vastgesteld.

Art. 47.In afwijking van artikel 33 van dit decreet is een beslissing van de pluridisciplinaire equipe niet verplicht om begeleiding te krijgen.

Art. 48.Artikelen 46 en 47 van dit decreet zijn niet van toepassing wanneer een dienst voor begeleiding instaat voor de plaatsing in een gezin.

Art. 49.De begeleidingsdiensten ontvangen personeels-, vormings-, werkings- en verplaatsingssubsidies alsook subsidies voor gepresteerde diensten. Deze subsidies houden rekening met de opdrachten van de dienst zoals bedoeld in artikel 45 van dit decreet en met het aantal begeleide personen.

Wanneer ze instaan voor de plaatsing in een gezin wordt een bijkomende subsidie voor het opvanggezin toegekend.

Bovendien kunnen subsidies worden toegekend voor bepaalde opdrachten die verwant zijn aan de begeleiding.

Art. 50.Er wordt een financiële bijdrage gevraagd aan de gehandicapte. Het College stelt het bedrag ervan vast.

In het raam van de plaatsing in een gezin wordt deze bijdrage afgetrokken van de subsidies zoals voorzien in artikel 49 van dit decreet.

Onderafdeling 4. - De diensten voor dovenvertolking

Art. 51.De door het College erkende diensten voor dovenvertolking zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of ingericht door de commissie.

Wanneer ze zijn opgericht binnen een vzw dienen hun activiteiten onderscheiden te zijn van alle andere activiteiten van de vzw, zowel op het vlak van de werknemers, het administratief beheer als de rekeningen.

Art. 52.De diensten voor dovenvertolking staan in voor : 1° de opmaak van een lijst van doventolken of iedere andere hulp bij de communicatie;de lijst wordt goedgekeurd door het College; enkel deze tolken worden erkend voor tolkenprestaties die door de Diensten van het College worden vergoed volgens de nadere regels en de voorwaarden die door het College zijn vastgesteld; 2° de opmaak van een overeenkomst met elke tolk die de doven een hoogstaande dienstverlening tegen een vaste prijs biedt;3° de organisatie van de navorming van de tolken;4° de bemiddeling tussen de doven en tolken;5° de verwerking van de aanvragen van de doven om vertolking door een dispatching.

Art. 53.De diensten voor dovenvertolking ontvangen personeels- en werkingssubsidies.

Onderafdeling 5. - De ondernemingen met aangepast werk

Art. 54.De ondernemingen met aangepast werk zijn bij voorrang bestemd voor gehandicapten die genieten van de gewestelijke of gemeenchapsbepalingen inzake integratie en die, rekening houdend met hun beroepscapaciteiten, in staat zijn een beroepsactiviteit uit te voeren doch voorlopig of definitief niet in gewone werkomstandigheden.

Art. 55.Elke onderneming met aangepast werk is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, geregeld bij de wet van 27 juni 1921 waarvan ze het enige maatschappelijk doel is.

Het College kan overgaan tot de erkenning van de ondernemingen met aangepast werk die zijn opgericht in de vorm van een vereniging met een sociaal doel waarvan de statuten bepalen dat de partners geen enkele patrimoniale winst in de zin van de wet van 13 april 1995 beogen. Het College kan bijzondere voorwaarden opleggen voor de erkenning van de ondernemingen met aangepast werk die in deze vorm zijn opgericht.

Art. 56.De ondernemingen met aangepast werk dienen in hoofdzaak : 1° de gehandicapte een nuttig en lonend werk te geven;2° de gehandicapte de mogelijkheid te geven zich te vervolmaken op beroepsvlak en zijn kunde te valoriseren.

Art. 57.De gehandicapten die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen met aangepast werk zijn aangeworven via een arbeidsovereenkomst of, indien gerechtvaardigd door de ernst van de handicap, via een overeenkomst voor beroepsaanpassing zoals bedoeld in artikelen 26 tot 28 van dit decreet.

Art. 58.De ondernemingen met aangepast werk zijn zodanig ingericht dat rekening wordt gehouden met de beroepscapaciteiten van elke gehandicapte die er tewerkgesteld is en dit door een passende verdeling van de taken en een aangepast tempo en werkomstandigheden.

Art. 59.De ondernemingen met aangepast werk ontvangen subsidies inzake : 1° investering;2° omkadering, begeleiding en verloning van de gehandicapte werknemers. Deze subsidies houden rekening met de beroepscapaciteiten van elke gehandicapte werknemer zoals bepaald door de Diensten van het College in overleg met de onderneming, alsook het aantal gehandicapte werknemers dat in de onderneming is toegelaten.

Onderafdeling 6. - De dagcentra

Art. 60.De door het College erkende dagcentra zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of ingericht door de Commissie.

Wanneer ze zijn opgericht binnen een vzw dienen hun activiteiten onderscheiden te zijn van alle andere activiteiten van de vzw, zowel op het vlak van de werknemers, het administratief beheer als de rekeningen.

Art. 61.De dagcentra dienen de gehandicapten overdag op te vangen (met inbegrip van de middagmaaltijd) en in te staan voor de medische, psychologische, paramedische, sociale en educatieve tenlasteneming zodat ze een zo groot mogelijke autonomie en een optimale integratie op sociaal en gezinsvlak verkijgen of behouden.

De dagcentra staan in voor de opvang van hetzij al dan niet schoolplichtige minderjarige gehandicapten, hetzij meerderjarige gehandicapten die niet in staat zijn zich te integreren in een al dan niet aangepaste opleidings- of werkomgeving.

Art. 62.De dagcentra maken een collectief project op met de kenmerken, doelstellingen en de middelen die moeten worden ingezet om hun taken te vervullen.

Het College stelt de schets van dit project vast.

Art. 63.Er worden subsidies toegekend voor : 1° de werking;2° de persoonlijke kosten;3° het collectief vervoer;4° het personeel;5° de navorming van het personeel;6° de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze subsidies wordt rekening gehouden met de handicap en het aantal personen dat wordt opgevangen.

Art. 64.Er wordt een financiële bijdrage vanwege de gehandicapte gevraagd. Het College stelt het bedrag ervan vast.

Deze bijdrage wordt afgetrokken van de subsidies die zijn voorzien in artikel 63 van dit decreet.

Onderafdeling 7. - De verblijfscentra

Art. 65.De door het College erkende verblijfscentra zijn opgericht in de vorm van een vzw of binnen een vzw of ingericht door de Commissie.

Wanneer ze zijn opgericht binnen een vzw dienen hun activiteiten onderscheiden te zijn van alle andere activiteiten van de vzw, zowel op het vlak van de werknemers, het administratief beheer als de rekeningen.

Art. 66.De dagcentra staan in voor de opvang van gehandicapte kinderen en volwassenen `s nachts, met inbegrip van het ontbijt, alsook overdag wanneer de gewone dagactiviteiten niet zijn georganiseerd of de gehandicapte niet in staat is zich er te begeven.

Art. 67.Naast huisvesting, voeding en onderhoud bieden ze : 1° de gehandicapte kinderen een gezinsomgeving, een pedagogische, psychologische en sociale opvolging en leren ze hen de handelingen van het dagelijkse leven aan;2° de volwassen gehandicapten een psycho-sociale en educatieve begeleiding, bijstand bij hun sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces en leren ze hen de handelingen van het dagelijkse leven aan, met inbegrip van de vrijetijdsbesteding;3° in afwijking van 1° en 2° kunnen de centra een specifiek project voor de opvang van een kort of crisisverblijf indienen.Dit project wordt ter advies voorgelegd aan de Adviesraad.

Wanneer de gehandicapte niet wordt opgevangen in een dagcentrum of zich er niet naar kan begeven, dan kan het verblijfscentrum in de plaats treden van het dagcentrum voor wat de medische en paramedische tenlasteneming betreft.

Art. 68.De verblijfscentra maken een collectief project op met de kenmerken, doelstellingen en de middelen die moeten worden ingezet om hun taken te vervullen.

Het College stelt de schets van dit project vast.

Art. 69.Er worden subsidies toegekend voor : 1° de werking;2° de persoonlijke kosten;3° het personeel;4° de navorming van het personeel;5° de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze subsidies wordt rekening gehouden met de handicap en het aantal personen dat wordt opgevangen.

Art. 70.Er wordt een financiële bijdrage vanwege de gehandicapte gevraagd. Het College stelt het bedrag ervan vast.

Deze bijdrage wordt afgetrokken van de subsidies die zijn voorzien in artikel 69 van dit decreet. HOOFDSTUK IV. - Beroep

Art. 71.Onverminderd de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken kunnen de beslissingen die zijn genomen krachtens artikelen 12 en 21 van dit decreet worden herzien op aanvraag van de gehandicapte, die wordt ingediend binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing.

Deze procedure maakt het voorwerp uit van een nieuwe beslissing waarvan kennis wordt gegeven aan de gehandicapte.

Het College bepaalt de nadere regelen van deze procedure voor het nieuwe onderzoek. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 72.Onverminderd de bevoegdheden van de officiers van de gerechtelijke politie, zien de door het College aangestelde ambtenaren toe op de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Ze leggen de eed af in deze hoedanigheid.

De ambtenaren kunnen bij de uitoefening van hun opdrachten : 1° overgaan tot eender welk onderzoek, controle, enquête en inzameling van de gegevens die ze nuttig achten : a) door eenieder te ondervragen over eender welk feit dat nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;b) door elk document op te vragen of op te zoeken dat nuttig is voor de vervulling van hun opdracht, het te copiëren of mee te nemen tegen ontvangsbewijs.2° processen-verbaal van bevinding op te maken die bewijskracht hebben tot het tegenbewijs wordt geleverd.Een afschrift ervan wordt binnen de veertien dagen na de bevinding bezorgd aan de betrokkenen. HOOFDSTUK VI. - Strafrechtelijke bepalingen

Art. 73.De werkgever, diens personeel of gevolmachtigden die een overtreding hebben begaan op de bepalingen van de besluiten, genomen tot uitvoering van dit decreet of die het toezicht dat is ingesteld krachtens dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan hebben tegengewerkt, worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 500 tot 1 000 frank of met een van beide.

Art. 74.Elk natuurlijk persoon dat, ook in de hoedanigheid van een orgaan of ondergeschikte van een rechtspersoon, een of meerdere van de volgende benamingen gebruikt : « revalidatiecentrum », « dienst voor pedagogisch begeleiding », « begeleidingsdienst » « dienst voor dovenvertolking », « onderneming met aangepast werk », « dagcentrum » en « verblijfscentrum » en dit in overtreding op artikel 5, wordt bestraft met een geldboete van 1 000 tot 3 000 frank. HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen

Art. 75.Worden opgeheven : 1° in de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale herklassering van de gehandicapten : artikel 17, gewijzigd bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 december 1992, en artikel 18, gewijzigd bij het koninklijk besluit van nr.27 van 29 juni 1967 en bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 december 1992; 2° in het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 houdende de oprichting van een fonds voor medische, sociale en pedagogische verzorging van gehandicapten : artikel 1bis, ingevoegd bij decreet van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1992, artikel 1ter, ingevoegd bij decreet van de Franse Gemeenschap van 26 juni 1992, artikel 3, §§ 2 tot 7, gewijzigd bij bij decreet van de Franse Gemeenschap van 26 juni 1992, artikelen 8, 9, 13, 14, 15, 16 en 17; 3° het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 12 juli 1990 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor vroegtijdige hulp aan gehandicapte kinderen;4° het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 3 juli 1991 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces;5° het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 28 juli 1992 betreffende de diensten voor begeleiding van gehandicape volwassenen;6° in het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 betreffende betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces : artikelen 1 tot 4, artikel 6, gewijzigd bij decreet van 23 januari 1997, artikelen 7, 8, 20, 21, 22, 23, 29, 30 en 31;7° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 houdende de instelling van een recht op het tolken in gebarentaal voor doven;8° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 januari 1997 tot bevordering van de inschakeling van gehandicapten in het arbeidsproces;9° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 februari 1997 betreffende de erkenning van een handicap, de inschrijving in een centrum of dienst voor gehandicapten en de aanvraag om tegemoetkoming vanwege de Franse Gemeenschapscommissie HOOFDSTUK VIII.- Overgangsbepalingen

Art. 76.De aanvragen die vóór de inwerkingtreding van dit decreet zijn ingediend om te kunnen genieten van de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, blijven geldig. Ze worden behandeld volgens de bepalingen van dit decreet.

De beslissingen van het Brussels Franstalig Fonds voor de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces waarvan kennis is gegeven aan de gehandicapten vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig.

Art. 77.De aanvragen om tenlasteneming in internaat, semi-internaat, home, dagcentrum of dienst voor gezinsplaatsing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig en worden behandeld volgens de bepalingen die van toepasing waren vóór deze datum.

De beslissingen om tenlasteneming in internaat, semi-internaat, home, dagcentrum of dienst voor gezinsplaatsing waarvan kennis is gegeven aan de gehandicapten vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig.

Art. 78.De uitvoeringsbesluiten en de reglementaire beslissingen die zijn aangenomen krachtens het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces en van het het decreet van de Commissie van 23 januari 1997 tot bevordering van de inschakeling van gehandicapten in het arbeidsproces, blijven geldig tot op het tijdstip dat ze door het College worden gewijzigd of opgeheven.

Art. 79.De uitvoeringsbesluiten die zijn genomen krachtens het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 houdende de oprichting van een fonds voor medische, sociale en pedagogische verzorging en het decreet van de Commissie van 20 februari 1997 betreffende de erkenning van een handicap, de inschrijving in een centrum of dienst voor gehandicapten en de aanvraag om tegemoetkoming vanwege de Franse Gemeenschapscommissie, blijven geldig tot op het tijdstip dat ze door het College worden gewijzigd of opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 80.In het decreet van 18 december 1998 betreffende de oprichting van een dienst met afzonderlijk beheer tot uitvoering van een beleid inzake de sociale en professionele integratie van de gehandicapten, wordt het woord « infrastructuren » in artikel 2, 2e zin, aangevuld met de woorden « van de dagcentra en verblijfcentra ».

Art. 81.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1999.

Verkondigen dit decreet en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 4 maart 1999.

H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest alsook met Internationale betrekkingen.

Ch. PICQUE, Lid van het College, belast met Bijstand aan Personen.

D. GOSUIN, Lid van het college, belast met Cultuur, Sport en Toerisme.

E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en de Permanente opleiding van de Middenklasse.

E. TOMAS, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt. _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Documenten van de Vergadering. - Ontwerpdecreet doc. 75 (1998-1999) nr. 1. - Verslag doc. 75. (1998-1999) nr. 2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Zitting van 12 februari 1999.

^