Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 09 december 2021
gepubliceerd op 06 januari 2022

Besluit 2021/972 van het college van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer moeten voldoen om erkend te worden

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2021022860
pub.
06/01/2022
prom.
09/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 DECEMBER 2021. - Besluit 2021/972 van het college van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer moeten voldoen om erkend te worden


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van 22 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018011283 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer sluiten betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer, artikel 5;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de respectieve situatie van vrouwen en mannen, van 1 juli 2021;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de situatie van personen met een handicap, van 1 juli 2021;

Gelet op het advies van de Permanente Overlegcommissie, gegeven op 1 oktober 2019;

Gelet op advies 70.016 van de Raad van State, gegeven op 7 september 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het samenwerkingsakkoord van 8 november 2018 tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet-dringend ziekenvervoer ten uitvoer moet worden gelegd;

Overwegende dat ook het besluit 2018/2280 van 17 januari 2019 houdende uitvoering van het decreet van 22 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018011283 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer sluiten betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer ten uitvoer moet worden gelegd;

Op voordracht van het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Gezondheid, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet. § 2. Naast de in artikel 2 van het decreet van 22 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018011283 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer sluiten betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer omschreven begrippen, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: 1° `decreet': het decreet van 22 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018011283 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer sluiten betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer;2° `collegelid': het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Gezondheid;3° `Commissie': de Permanente Overlegcommissie bedoeld in artikel 2, 9°, van het decreet;4° `administratie': de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;5° `dienst': de dienst voor niet-dringend ziekenvervoer zoals nader bepaald in artikel 2, 5°, van het decreet;6° `attest': het document waaruit blijkt dat het nodig is voor een patiënt om niet-dringend ziekenvervoer te gebruiken en waarin, in voorkomend geval, bepaalde wenselijke omstandigheden tijdens dat vervoer worden vastgesteld.7° Dit is ofwel een medisch voorschrift, ofwel een attest opgesteld door een beoefenaar van een erkend gezondheidszorgberoep, krachtens de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, om de vervoersbehoeften van de patiënt te beoordelen;8° `medewerker': de persoon die niet-dringend ziekenvervoer uitvoert voor een dienst;9° `medewerker opgeleid in de assistentietechnieken': de medewerker die een opleiding heeft gevolgd in een door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap erkende instelling, waarvan de inhoud minimaal de volgende elementen omvatte: a) de assistentietechnieken;b) het relationele aspect;c) de verkeersregels en aangepaste rijtechnieken;d) de hygiëneregels;e) de privacywetgeving. HOOFDSTUK II. - Erkenningsnormen Afdeling 1. - Werking en interne organisatie

Art. 2.§ 1. Elke erkende dienst stelt procedures op met betrekking tot: 1° de hygiëne van de medewerkers en hun kledij;2° de identificatie van de patiënten;3° de veiligheid en het comfort van de patiënten tijdens het vervoer;4° de omgang met patiënten met een besmettingsrisico;5° de schoonmaak en ontsmetting van de voertuigen en het aan boord aanwezige materiaal;6° de verwijdering van afval, inclusief van patiënten met een besmettingsrisico;7° de klachtenbehandeling. Met het oog op klachtenbehandeling kan het uur en de plaats van vertrek en aankomst voor iedere rit worden geobjectiveerd. De klachtenprocedure is onderdeel van het kwaliteitssysteem van de dienst en omvat ten minste: a) de registratie van de klacht;b) de registratie van het type klacht;c) het onderzoek naar de gegrondheid van de klacht;d) de correctieve maatregelen die worden genomen naar aanleiding van de klacht;e) de communicatie over de klacht met de klager;f) de verdere stappen die kunnen worden genomen als de klachtenbehandeling geen afdoend resultaat heeft opgeleverd voor de klager. § 2. Er geldt een absoluut en algemeen verbod om te roken (inclusief e-sigaretten), alcohol of verboden middelen te gebruiken in de voertuigen, voor alle inzittenden, ook in het bestuurdersgedeelte, zelfs in afwezigheid van een patiënt.

Art. 3.In alle gevallen waarin het geplande vervoer afwijkt van het op het attest aangegeven vervoer of in de gevallen waarin de patiënt geen attest voorlegt, zijn diensten die een patiënt voor de eerste keer vervoeren, verplicht: a) de patiënt te informeren over de regelgeving betreffende het niet-dringende ziekenvervoer;b) de patiënt een door het collegelid vastgesteld document te laten ondertekenen, waaruit blijkt dat de onder punt a) bedoelde informatie naar behoren is meegedeeld.

Art. 4.Diensten die patiënten vervoeren van wie de zuurstofbehandeling wordt voortgezet tijdens het vervoer, sluiten een samenwerkingsovereenkomst af met een apotheker voor de levering van zuurstofflessen.

Art. 5.De diensten sluiten een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af voor hun dienst en voor elk van hun medewerkers, overeenkomstig artikel 5, § 2, 9°, van het decreet.

Ze zijn in orde met de sociale zekerheid en belastingen.

Art. 6.De diensten zijn eigenaar van de gebruikte voertuigen, behalve: 1° wanneer een voertuig het voorwerp uitmaakt van een verkoopovereenkomst op afbetaling, een leasingovereenkomst of een huurkoopovereenkomst;2° wanneer het gaat om een tijdelijk vervangvoertuig ter vervanging van een niet-beschikbaar voertuig als gevolg van een ongeval, een mechanisch defect, brand of diefstal; Het gebruik van een voertuig dat het voorwerp uitmaakt van een verkoopovereenkomst op afbetaling, een leasingovereenkomst of een huurkoopovereenkomst of van een vervangvoertuig moet vóór de ingebruikname ervan worden aangegeven bij de administratie.

Die aangifte mag gebeuren per gewone brief of via e-mail.

Art. 7.De diensten vermelden op alle facturen en officiële documenten dat het gaat om een door de Franse Gemeenschapscommissie erkende dienst en vermelden hun erkenningsnummer, overeenkomstig artikel 7, § 1, tweede lid, van het decreet.

Art. 8.De diensten bieden ten minste een telefonische wachtdienst, elke dag van 6.00 tot 20.00 uur, met uitzondering van zon- en feestdagen. Deze wachtdienst mag aan een derde worden gedelegeerd.

Diensten die alleen over lichte ziekenwagens beschikken, bieden ten minste een telefonische wachtdienst op werkdagen, van 9.00 tot 16.00 uur.

Art. 9.§ 1. De diensten nemen de nodige maatregelen om de wachttijden voor de patiënten zo kort mogelijk te houden, met voor 80% van de opdrachten maximaal 30 minuten wachttijd ten opzichte van het tijdstip dat bij de aanvraag is afgesproken voor de heenrit en 45 minuten wachttijd ten opzichte van het tijdstip dat bij de aanvraag is afgesproken voor de terugrit. § 2. De zorgverstrekker bij wie de patiënt vertrekt of bij wie hij aankomt, neemt de nodige maatregelen om de wachttijden voor de patiënten maximaal te beperken. § 3. Als de wachttijd meer dan 30 minuten bedraagt voor de heenrit of 45 minuten voor de terugrit, neemt de dienst proactief contact op met de patiënt of de persoon die het vervoer heeft aangevraagd, om een nieuw tijdstip voor het vervoer af te spreken of om voor te stellen de vervoersaanvraag te annuleren.

Art. 10.Een naaste of een mantelzorger mag altijd de patiënt begeleiden tijdens het vervoer. Dat mag niet leiden tot bijkomende kosten als die persoon geen extra zorgaandacht van de medewerkers van de dienst vraagt.

De patiënt bepaalt wie die naaste of die mantelzorger is.

Art. 11.Overeenkomstig artikel 5, § 2, 8°, van het decreet verstrekken de erkende diensten elk jaar, op een door het collegelid bepaalde datum, een activiteitenverslag aan de administratie.

Dat verslag vermeldt met name: 1° het aantal uitgevoerde ritten met een ambulance;2° het aantal uitgevoerde ritten met een lichte ziekenwagen;3° het aantal afgelegde kilometers per type voertuig;4° de gemiddelde wachttijd;5° het type en het aantal door de medewerkers gevolgde opleidingen;6° het aantal ontvangen klachten en de gevolgen die hieraan zijn gegeven.

Art. 12.De dienst die gebruikmaakt van een ambulance, stelt een medisch verantwoordelijke aan, die een arts of een verpleegkundige gespecialiseerd in intensieve zorg en spoedgevallenzorg is, met de volgende verantwoordelijkheden: 1° de procedures voor technische prestaties en hygiënemaatregelen voor het niet-dringende ziekenvervoer valideren;2° toezicht houden op de inhoud en de frequentie van de permanente vorming van de medewerkers van de dienst;3° de ontsmettingsmiddelen waarmee de dienst werkt, bepalen. De arts of de gespecialiseerde verpleegkundige mag de functie van medisch verantwoordelijke uitoefenen voor verschillende diensten.

Diensten die alleen over lichte ziekenwagens beschikken, stellen dezelfde schriftelijke procedures vast, die zij voor advies voorleggen aan de Commissie.

Het verzoek om advies wordt uiterlijk één jaar na het verkrijgen van de erkenning ingediend.

De procedures worden om de vijf jaar herzien.

Art. 13.De dienst stelt een algemeen verantwoordelijke aan die ten minste de volgende taken heeft: 1° erop toezien dat alle activiteiten van de dienst beantwoorden aan de erkenningsnormen van dit besluit;2° het register van de medewerkers en hun arbeidsovereenkomsten bijhouden;3° het register van de medische attesten van rijgeschiktheid en alle opleidingen en bijscholingen van de medewerkers bijhouden;4° het register van alle standplaatsen bijhouden;5° het register van alle voertuigen bijhouden met, per voertuig, een kopie van het inschrijvingsbewijs, het gelijkvormigheidsattest, het geldende verzekeringsbewijs en het geldige keuringsbewijs;6° het register bijhouden met, per rit, de identiteitsgegevens van de medewerkers, alsook van de patiënt die is vervoerd;7° het klachtenregister bijhouden;8° toezien op de kwaliteit van het vervoer, inclusief de klachtenbehandeling;9° interne audits organiseren om na te gaan of de opgestelde procedures worden nageleefd. Afdeling 2. - Uiterlijke kenmerken van de ambulances en de lichte

ziekenwagens

Art. 14.§ 1. De ambulances en de lichte ziekenwagens hebben als basiskleur wit. § 2. De inschakeling in de medische zorg wordt aangegeven door vlakken: - in de kleuren geel en groen; - in retroreflecterend materiaal (klasse 2); - geplaatst in een dubbele rij van vierkanten (met zijden van 100 mm), afwisselend fluorescent geel/groen en groen; - evenwijdig aan de grond zodat de bovenrand van de bovenste rij vierkanten zich op dezelfde hoogte bevindt als de gemiddelde hoogte van de onderrand van de ruit van het voorportier; - de onderste rij vierkanten wordt zo aangebracht dat onder een vierkant in de basiskleur een vierkant in de contrastkleur komt en omgekeerd. § 3. Langs de contouren van de ambulances wordt een witte markering in retroreflecterend materiaal (klasse 2) aangebracht. De contourmarkering is 50 mm breed en loopt evenwijdig aan de contourlijnen van het voertuig.

Langs de contouren van de lichte ziekenwagens mag eventueel een witte markering in retroreflecterend materiaal (klasse 2) worden aangebracht. De contourmarkering is 50 mm breed en loopt evenwijdig aan de contourlijnen van het voertuig. § 4. Op de rand van de deuren van de ambulances en de lichte ziekenwagens mogen eventueel witte microprismatische, retroreflecterende, fluorescente markeringen (klasse 2) worden aangebracht, zodat de contour van de geopende deuren altijd duidelijk zichtbaar is. § 5. Op de achterzijde van de ambulances wordt een visgraatmotief aangebracht, dat vertrekt van de onderrand van het voertuig en loopt tot de bovenrand van de bovenste rij vierkanten.

Het visgraatmotief wordt aangebracht in retroreflecterend materiaal (klasse 2) van 100 mm breed, afwisselend in de kleuren fluorescent geel/groen en fluorescent oranje.

Op de achterzijde van de lichte ziekenwagens mag een visgraatmotief worden aangebracht, dat vertrekt van de onderrand van het voertuig en loopt tot de bovenrand van de bovenste rij vierkanten.

Als het visgraatmotief wordt aangebracht, moet het bestaan uit retroreflecterend materiaal (klasse 2) van 100 mm breed, afwisselend in de kleuren fluorescent geel/groen en fluorescent oranje. § 6. Op de achterzijde van de ambulances wordt de aanduiding `ambulance' aangebracht in rood retroreflecterend materiaal.

Op de achterzijde van de lichte ziekenwagens wordt de aanduiding `niet-dringend ziekenvervoer' aangebracht in rood retroreflecterend materiaal. § 7. Op de achterzijde van de voertuigen wordt onderaan rechts een uniek, door de administratie afgegeven identificatienummer aangebracht. Dat identificatienummer is vervaardigd uit zwarte, zelfklevende cijfers in het lettertype `Segoe UI bold' van 75 mm hoog.

Het identificatienummer wordt aangebracht zodat er rechts van en onder het nummer 50 mm afstand is ten opzichte van de dichtstbijzijnde rand van het koetswerk.

Art. 15.§ 1. Naast de in artikel 14 voorziene elementen mag het volgende worden aangegeven op de zijkant van de voertuigen: a) het logo van de dienst;b) het logo voor niet-dringend ziekenvervoer, voor zover dat bestaat;c) de naam van de dienst. Het logo en de naam van de dienst worden vervaardigd uit zelfklevende folie die geen reflecterende of fluorescente eigenschappen heeft.

Het logo en de naam van de dienst worden evenwijdig aan het dambordpatroon aangebracht.

De grootte van het logo mag de afmetingen van een vierkant met zijden van 400 mm niet overschrijden.

Horizontaal wordt het logo aangebracht zodat er 100 mm afstand is tussen het logo en de achterstijl en de aangebrachte contourmarkering.

Het logo van de dienst wordt op de linker- en rechterzijde van het voertuig op dezelfde plaats aangebracht.

De letters die voor de naam van de dienst worden gebruikt, worden uitgevoerd in het lettertype `Segoe UI bold' en mogen niet groter zijn dan 100 mm. De kleur van de letters is dezelfde als de contrastkleur in het dambordpatroon indien de dienstnaam op het koetswerk wordt aangebracht, of wit indien de dienstnaam ter hoogte van een ruit wordt aangebracht.

De logo's en de naam van de dienst mogen nooit over het dambordpatroon of de contourmarkering worden aangebracht.

De afstand tussen de onderrand van de dienstnaam en de bovenrand van het dambordpatroon bedraagt 100 mm. Er is minimaal 50 mm afstand tussen de bovenrand van de letters van de dienstnaam en de onderrand van de aangebrachte logo's. § 2. Het telefoonnummer van de dienst mag worden aangebracht op de achterzijde en/of voorzijde van het voertuig.

Dit nummer wordt vervaardigd uit zelfklevende folie die geen reflecterende of fluorescente eigenschappen heeft.

De cijfers die voor het telefoonnummer van de dienst worden gebruikt, worden uitgevoerd in het lettertype `Segoe UI bold' en mogen niet groter zijn dan 100 mm.

Art. 16.§ 1. Het is verboden om de ambulances en de lichte ziekenwagens uit te rusten met prioritaire signalen, zoals blauwe knipperlichten of een speciaal geluidstoestel. § 2. Om veiligheidsredenen is het toegestaan deze voertuigen uit te rusten met permanente signalisatie van oranje knipperlichten. Die knipperlichten mogen alleen worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat of geparkeerd is. Afdeling 3. - Technische kenmerken en uitrusting van de ambulances

Art. 17.De ambulance beantwoordt ten minste aan de volgende technische kenmerken: 1° de ambulance is uitgerust met een communicatietoestel waarmee te allen tijde mondelinge tweerichtingscommunicatie mogelijk is tussen de ambulance en de plaats waar patiëntenvervoer wordt gepland, alsook met een zender waarmee de dispatching de ambulance kan lokaliseren tijdens de diensturen;2° de ambulance staat ingeschreven onder de categorie 'ambulance';3° de ambulance is voorzien van een antiblokkeersysteem of van een op zijn minst gelijkwaardig remsysteem;4° de ambulance beschikt over ten minste twee accu's van 12 volt die zijn geïnstalleerd zodat een elektrische installatie in de sanitaire cel permanent kan werken.Het elektrische systeem behoudt altijd voldoende reserve om de motor te starten; 5° aan de buitenzijde van de ambulance wordt voorzien in een aansluiting op een externe stroombron van 220 volt.Een beveiligingssysteem zorgt ervoor dat de ambulance niet kan worden gestart zolang de aansluiting tot stand is gebracht; 6° de ambulance is uitgerust met een hoofdschakelaar waarmee de volledige elektrische installatie onder alle omstandigheden kan worden uitgeschakeld;7° de ambulance is uitgerust met een acculader met beschermingsgraad IP44-7.Hij wordt uitsluitend gevoed door de primaire stroomkring aan 220 volt zonder aan-uitschakelaar. Hij kan een laadstroom van ten minste 8 A (= minimaal een tiende en maximaal een derde van de capaciteit (in Ah)) produceren bij zeer lage spanning op het chassis; 8° deze lader kan gedurende onbepaalde tijd permanent worden gevoed aan 220 volt zonder de accu's te beschadigen;9° de acculader kan gemakkelijk en snel worden in- en uitgeschakeld door middel van een aansluitsokkel van 16 A (IP44-7), die zich aan de buitenzijde van de ambulance aan de bestuurderszijde bevindt.Bij gebrek aan een aansluiting wordt de sokkel voorzien van een dop of een deksel. Een beveiligingssysteem voorkomt dat de ambulance kan worden gestart zolang de aansluitsokkel wordt gebruikt; 10° de sanitaire cel van de ambulance is voorzien van ten minste twee aansluitpunten van 12 volt en één aansluitpunt van 220 volt;11° alle stroomkringen in de sanitaire cel zijn beschermd met zekeringen voor de juiste stroomsterkte.De zekeringen worden gegroepeerd op een gemakkelijk toegankelijk paneel. De functie van elke kring wordt duidelijk aangegeven; 12° het chassis mag niet als onderdeel van de kring van de sanitaire cel worden gebruikt;13° in de sanitaire cel zijn ten minste twee afzonderlijke kringen aanwezig zodat bij het uitvallen van een kring de andere kring altijd van stroom blijft voorzien;14° de communicatiemiddelen worden aangesloten op een afzonderlijke kring, afgeleid van de hoofdkring van de oorspronkelijke installatie van de ambulance;15° de bekabeling van alle stroomkringen is geplaatst zodat die kringen beschermd zijn tegen elke schade veroorzaakt door trillingen of wrijving;16° als de ambulance is uitgerust met meerdere kringen met verschillende spanningen, zijn de aansluitpunten zodanig dat elke aansluitfout is uitgesloten;17° alle elektrische componenten, met inbegrip van die voor telecommunicatie, werken zonder elkaar wederzijds te storen;18° de ambulance is uitgerust met een ventilatiesysteem waarmee de lucht in de sanitaire cel ten minste 20 keer per uur wordt ververst wanneer de motor stationair draait;19° de sanitaire cel is uitgerust met: a) een afzonderlijk verwarmingssysteem met een zodanig vermogen dat, bij een buitentemperatuur van - 10 ° C, de temperatuur in de sanitaire cel in maximaal 15 minuten op + 5 ° C en in maximaal 30 minuten op + 22 ° C kan worden gebracht;b) een afzonderlijk verkoelingssysteem met een zodanig vermogen dat de binnentemperatuur met 6 ° C tot maximaal 10 ° C kan worden verlaagd ten opzichte van de buitentemperatuur;20° de verlichting in de sanitaire cel is minimaal 100 lx in het gedeelte waar de patiënt zich bevindt en minimaal 30 lx in het gedeelte rond de patiënt;21° de geluidsisolatie in de sanitaire cel is zodanig dat het geluid gemeten in de sanitaire cel bij een snelheid van 120 km/uur minder dan 78 dB(A) is.Tijdens de geluidsmeting wordt de communicatieapparatuur losgekoppeld.

Art. 18.De ambulance is ten minste uitgerust met: 1° een hoofdbrancard of een hoofdbrancard op onderstel met matras en drie riemen, die minstens het bekken en de schouders van de patiënt kan fixeren;2° een schepbrancard of equivalent;3° een draagstoel;4° een zitplaats in de sanitaire cel om een persoon comfortabel en veilig te vervoeren.Alle zitplaatsen zijn uitgerust met een hoofdsteun, een rugleuning en een veiligheidsgordel en voorzien van een bekleding die kan worden ontsmet; 5° een draagzeil, transfermatras of transferplank (patiëntslide);6° een effectieve gecumuleerde zuurstofvoorraad van ten minste 250 liter die bestaat uit: a) een vaste zuurstoffles met een capaciteit van ten minste 2000 liter, of het equivalent daarvan, met een reduceerventiel en een debietregelaar met regelkraan die een maximumdebiet van ten minste 15 liter per minuut mogelijk maakt;b) een draagbare zuurstoffles met een capaciteit van ten minste 400 liter met een reduceerventiel en een debietregelaar met regelkraan die een maximumdebiet van ten minste 15 liter per minuut mogelijk maakt;7° een manuele beademingsballon met zuurstofaansluiting en zuurstofreservoir, met een gezichtsmasker voor volwassenen en een gezichtsmasker voor kinderen;8° zuurstofmaskers voor verhoogde zuurstofconcentratie voor volwassenen en kinderen;9° zuurstofbrillen voor volwassenen en kinderen;10° een draagbaar manueel of elektrisch aspiratietoestel met aspiratiesondes van minstens de volgende maten: a) 8 CH;b) 12 CH;c) 14 CH;11° een CE-goedgekeurde geautomatiseerde externe defibrillator van type 1 of hoger, met elektroden voor volwassenen;12° dekens;13° hygiënische bescherming van de brancard, die na elke patiënt wordt vervangen, zoals stoffen lakens en/of wegwerplakens;14° een hoofdkussen dat kan worden ontsmet;15° reinigings- en ontsmettingsmateriaal om na het vervoer van een patiënt met een besmettingsrisico de ambulance te ontsmetten;16° ontsmettende handgel;17° niet-steriele medische wegwerphandschoenen;18° wegwerpnierbekkens;19° een vuilnisbakje;20° een container voor scherpe voorwerpen en naalden;21° steriele kompressen van minstens 7,5 cm op 7,5 cm;22° absorberende verbanden van 20 cm op 10 cm;23° elastische verbanden van verschillende breedtes;24° een brede rol pleister;25° ontsmettingsmiddel voor levend weefsel in unidosisverpakking;26° ontsmettingsmiddel voor inert materiaal;27° een verbandschaar;28° een beschermset te gebruiken bij patiënten met een besmettingsrisico, die bestaat uit een beschermingspak, een beschermbril, chirurgische maskers en FFP2-maskers;29° een bedpan met deksel, wegwerpbedpan of elk ander alternatief voor eenmalig gebruik;30° een onbreekbaar urinaal, een wegwerpurinaal of elk ander alternatief voor eenmalig gebruik;31° wegwerphanddoekjes;32° een communicatiemiddel, zoals een gsm of een mobiele zender-ontvanger;33° een zak om besmet materiaal op te bergen.

Art. 19.De dienst beschikt over of is aangesloten bij een gewestelijke dispatching die beschikt over een traceersysteem voor de ambulances en de locatiegegevens aan de patiëntgegevens kan koppelen om in alle transparantie met de patiënt te kunnen communiceren over: - de ophaallocatie en het tijdstip van aankomst ter plaatse; - het tijdstip dat het patiëntenvervoer start; - de aankomstlocatie en het tijdstip van aankomst ter plaatse; - het tijdstip van beschikbaarheid; - het aantal afgelegde kilometers tussen de ophaal- en aankomstlocatie.

Art. 20.De inhoud en de uiterlijke kenmerken van ambulances die occasioneel voor dringende medische hulpverlening worden ingezet, voldoen minimaal aan de voorwaarden die gelden voor de actieve middelen die routinematig voor dringende medische hulpverlening worden ingezet.

Als een dergelijk voertuig voor het vervoer van een patiënt met een levensbedreigende pathologie wordt ingezet, wordt dit gemeld aan de territoriaal bevoegde 112/100-oproepcentrale of de medische dispatching. Afdeling 4. - Technische kenmerken en uitrusting van de lichte

ziekenwagens

Art. 21.De lichte ziekenwagen beantwoordt ten minste aan de volgende technische kenmerken: 1° de lichte ziekenwagen is uitgerust met een communicatietoestel waarmee te allen tijde mondelinge tweerichtingscommunicatie mogelijk is tussen het voertuig en de plaats waar patiëntenvervoer wordt gepland en/of georganiseerd, alsook met een zender waarmee de dispatching het voertuig kan lokaliseren tijdens de diensturen;2° de lichte ziekenwagen is voorzien van een antiblokkeersysteem of van een op zijn minst gelijkwaardig remsysteem;3° de bekabeling van alle stroomkringen is geplaatst zodat die kringen beschermd zijn tegen elke schade veroorzaakt door trillingen of wrijving;4° alle elektrische componenten, met inbegrip van die voor telecommunicatie, werken zonder elkaar wederzijds te storen;5° de ruimte waar de patiënt zich tijdens het vervoer bevindt, is uitgerust met: a) een verwarmingssysteem met een zodanig vermogen dat, bij een buitentemperatuur van - 10 ° C, de temperatuur in de sanitaire cel in maximaal 15 minuten op + 5 ° C en in maximaal 30 minuten op + 22 ° C kan worden gebracht;b) een verkoelingssysteem met een zodanig vermogen dat de binnentemperatuur met 6 ° C tot maximaal 10 ° C kan worden verlaagd ten opzichte van de buitentemperatuur;6° de ruimte waar de patiënt zich tijdens het vervoer bevindt, is voorzien van wanden die kunnen worden ontsmet;7° als de lichte ziekenwagen aangepast is om patiënten in een rolstoel te vervoeren, dan is het voertuig uitgerust met: a) een gehomologeerde automatische rolstoellift of een gehomologeerd automatisch rolstoelplatform of een gehomologeerde rolstoelhelling;b) een gehomologeerd verankeringssysteem om de rolstoelen aan de bevestigingspunten van het voertuig vast te maken;c) gehomologeerde veiligheidsgordels om patiënten in een rolstoel vast te maken.

Art. 22.De lichte ziekenwagen is ten minste uitgerust met: 1° een zitplaats om een persoon comfortabel en veilig te vervoeren. Alle zitplaatsen zijn uitgerust met een hoofdsteun, een rugleuning en een veiligheidsgordel en voorzien van een bekleding die kan worden ontsmet; 2° dekens;3° reinigings- en ontsmettingsmateriaal om na het vervoer van een patiënt met een besmettingsrisico het voertuig te ontsmetten;4° ontsmettende handgel;5° niet-steriele wegwerphandschoenen;6° wegwerpnierbekkens;7° materiaal om de eerste hulp te verlenen;8° ontsmettingsmiddel voor levend weefsel in unidosisverpakking;9° ontsmettingsmiddel voor inert materiaal;10° een beschermset te gebruiken bij patiënten met een besmettingsrisico, die bestaat uit een beschermingspak, een beschermbril, chirurgische maskers en FFP2-maskers;11° een bedpan met deksel, wegwerpbedpan of elk ander alternatief voor eenmalig gebruik;12° een onbreekbaar urinaal, een wegwerpurinaal of elk ander alternatief voor eenmalig gebruik;13° wegwerphanddoekjes;14° een communicatiemiddel, zoals een gsm of een mobiele zender-ontvanger;15° een zak om besmet materiaal op te bergen;16° een vuilnisbakje.

Art. 23.De dienst beschikt over of is aangesloten bij een gewestelijke dispatching die beschikt over een traceersysteem voor de lichte ziekenwagens en de locatiegegevens aan de patiëntgegevens kan koppelen om in alle transparantie met de patiënt te kunnen communiceren over: - de ophaallocatie en het tijdstip van aankomst ter plaatse; - het tijdstip dat het patiëntenvervoer start; - de aankomstlocatie en het tijdstip van aankomst ter plaatse; - het tijdstip van beschikbaarheid; - het aantal afgelegde kilometers tussen de ophaal- en aankomstlocatie. Afdeling 5. - Dienstkledij van de medewerkers

Art. 24.§ 1. De dienstkledij van de medewerkers die actief zijn in het kader van het niet-dringende ziekenvervoer mag enkel de volgende kleuren hebben: - geel, conform de norm EN 20471; - enamel blauw, pantone 18-4733 TCX. § 2. De dienstkledij omvat minimaal de volgende elementen: - parka met zomerjas; - broek; - T-shirt of polo; - veiligheidsschoenen, conform de norm EN 20345 klasse S3. § 3. De drager van de dienstkledij mag zelf bepalen welke combinatie hij draagt, zolang er voldaan wordt aan de zichtbaarheid klasse 3, zoals beschreven in de norm EN 20471 betreffende de hogezichtbaarheidskleding. § 4. Alleen personen die erkend zijn als ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer, overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/05/2019 pub. 11/06/2019 numac 2019012957 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende het beroep van ambulancier niet dringend patiëntenvervoer type koninklijk besluit prom. 14/05/2019 pub. 11/06/2019 numac 2019012960 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van het inwerkingtreden van het Koninklijk besluit van 18 november 2004 betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen, voor het beroep van ambulancier niet dringend patiëntenvervoer sluiten betreffende het beroep van ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer, mogen de zilvergrijze `Star of Life' dragen. Die meet 75 mm bij 75 mm op de rechterborst en 150 mm bij 150 mm centraal op de rug. § 5. De medewerker die een patiëntenvervoer uitvoert, is altijd identificeerbaar, minimaal aan de hand van de naam en/of het logo van de dienst, waarbij de identificatiedrager minimaal 40 bij 80 mm meet. Afdeling 4. - Normen inzake begeleiding bij niet-dringend

ziekenvervoer

Art. 25.§ 1. Elk patiëntenvervoer met een ambulance vereist: a) de aanwezigheid van twee personen, van wie ten minste een persoon erkend is als ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer. Als de tweede persoon niet over een dergelijke erkenning beschikt, is hij of zij een werknemer die is opgeleid in de assistentietechnieken; b) de aanwezigheid van een persoon erkend als ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer in de sanitaire cel bij de patiënt gedurende het hele vervoer. Als de toestand van de patiënt evenwel de aanwezigheid van een arts of een verpleegkundige vereist, is de aanwezigheid van een persoon erkend als ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer in de sanitaire cel niet verplicht. § 2. Elk patiëntenvervoer met een lichte ziekenwagen vereist minimaal een medewerker opgeleid in de assistentietechnieken. § 3. De medewerkers die een patiënt in een rolstoel vervoeren, laten de patiënt tijdens het vervoer in de rolstoel zitten. Tijdens het vervoer: a) wordt de rolstoel met het vergrendelingssysteem vastgemaakt aan de bevestigingspunten van het voertuig;b) wordt de patiënt vastgemaakt met de veiligheidsgordels. De patiënt blijft in zijn eigen rolstoel zitten. § 4. Alle medewerkers die patiëntenvervoer uitvoeren, hebben voldoende kennis van het Frans. Afdeling 7. - Tarieven

Art. 26.§ 1. De dienstverlening door de diensten voor patiëntenvervoer wordt gefactureerd. De tarifering is gebaseerd op de volgende principes: a) een vork die een minimum- en een maximumtarief vaststelt, waarvan niet mag worden afgeweken;b) de inaanmerkingneming van de economische realiteit van de diensten en de patiënten;c) de berekening van de tarieven op basis van objectieve en kwantificeerbare gegevens;d) een gestandaardiseerde en transparante factureringsmethode die voor de patiënt gemakkelijk te begrijpen en te berekenen is. § 2. Het College bepaalt: a) de tariferingsvoorwaarden, die het volgende kunnen omvatten: i.een vast tarief voor de ophaling; ii. de prijs per kilometer, per trajecttijd of een vast tarief voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; iii. de berekening van het aantal kilometers of de trajecttijd; iv. een wachttijdvergoeding; v. de voorwaarden van tariefverhogingen voor ophalingen tussen 20.00 uur en 06.00 uur of op zaterdag, zondag of feestdagen; b) de minimum- en maximumtarieven voor deze diensten;c) de eventuele extra kosten en de bedragen daarvan. § 3. De tarieven en de supplementen worden in het Frans zichtbaar aangebracht in de voertuigen en op de website van de dienst. § 4. Op het ogenblik van de aanvraag voor vervoer wordt aan elke patiënt of aanvrager het geldende tarief van de dienst meegedeeld, met inbegrip van de tarieven die worden toegepast voor een aanvullende dienst en het maximumtarief. In dit verband worden altijd de vaste kosten met het aantal inbegrepen kilometers, de kosten voor extra kilometers, de kosten voor een aanvullende dienst en de berekeningswijze van het aantal kilometers vermeld. § 5. Op het ogenblik van de aanvraag voor vervoer worden de totale kosten geraamd op basis van eenvoudige en voorspelbare variabelen. Die raming omvat de vaste kosten, de berekende te factureren kilometers op basis van het vermoedelijk aantal af te leggen kilometers en eventuele supplementen. Voor de berekening van de tussenkomst van de verzekering van de patiënt verwijst de dienst de patiënt door naar zijn of haar verzekeringsmaatschappij.

Art. 27.De factuur vermeldt ten minste de volgende gegevens: 1° de identificatie van de dienst met vermelding van het erkenningsnummer, de rechtspersoon, de maatschappelijke zetel en het rekeningnummer;2° het factuurnummer en de factuurdatum;3° de datum en het type van het vervoer;4° de identificatie van de patiënt, en van de aanvrager van het vervoer indien de patiënt het vervoer niet zelf heeft geregeld;5° het vast tarief en/of het tarief per kilometer;6° het aantal gefactureerde kilometers, met de vermelding of het een enkele rit of een heen- en terugrit betreft;7° het door de patiënt te betalen bedrag, in voorkomend geval uitgesplitst als volgt: a) de vervoerskosten;b) de eventuele bijkomende kosten beperkt tot medicatie zoals zuurstof, het gebruik van defibrillatie-elektroden, prestaties uitgevoerd door de arts, prestaties uitgevoerd door de verpleegkundige, de ontsmettingskosten, de kosten voor het ter beschikken stellen van een rolstoel (waarborg + huur);8° de algemene verkoopvoorwaarden met vermelding van met name een maximumpercentage van de boete of de interest in geval van niet-betaling binnen de voorgeschreven termijn;9° het recht van de patiënt of elke belanghebbende om een klacht in te dienen alsook de regels voor het indienen ervan, overeenkomstig artikel 12 van het besluit 2018/2280 van het College van 17 januari 2019 houdende uitvoering van het decreet van 22 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018011283 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer sluiten betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer.

Art. 28.Contante betalingen voor de totale vervoerskosten of als voorschot worden beperkt en zijn alleen mogelijk als de ontvangende medewerker het bedrag onmiddellijk int bij het vervoer.

Hij overhandigt dan de patiënt een betalingsbewijs waarop hij het betaalde bedrag vermeldt. Het in contanten ontvangen bedrag wordt achteraf ook duidelijk vermeld op de factuur. Afdeling 4. - Accreditering

Art. 29.§ 1. De dienst is verplicht een accreditering van een onafhankelijke controle-instelling te verkrijgen voor alle erkenningsnormen met betrekking tot de technische kenmerken van de voertuigen.

Elke controle wordt gevolgd door een gedetailleerd eindverslag dat aan de betrokken dienst en de administratie wordt meegedeeld.

Deze accreditering geldt voor zes jaar. § 2. De onafhankelijke controle-instelling kan onaangekondigde controles uitvoeren.

De administratie kan, met name naar aanleiding van een klacht, beslissen de onafhankelijke controle-instelling opdracht te geven een controle uit te voeren. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 30.Voor de uiterlijke kenmerken bedoeld in de artikelen 14 en 15 alsook voor de kledij bedoeld in artikel 24, beschikken de diensten over een termijn van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit om zich in regel in stellen.

Art. 31.Dit besluit wordt van kracht op 1 september 2021.

Art. 32.Het lid van het College bevoegd voor Gezondheid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Voor het College : B. TRACHTE, Minister-voorzitster van het College van de Franse Gemeenschapscommissie A. MARON, Lid van het College bevoegd voor Gezondheid

^