Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2022
gepubliceerd op 30 december 2022

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van tijdelijke maatregelen om de vraag naar gas en elektriciteit te verminderen en voor toegang tot het statuut van beschermde afnemer voor de huishoudens in het kader van de energiecrisis

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022043167
pub.
30/12/2022
prom.
15/12/2022
ELI
eli/besluit/2022/12/15/2022043167/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van tijdelijke maatregelen om de vraag naar gas en elektriciteit te verminderen en voor toegang tot het statuut van beschermde afnemer voor de huishoudens in het kader van de energiecrisis


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de artikelen 22 en 31, § 2;

Gelet op de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de artikelen 16 en 23, § 2;

Gelet op de gelijkekansentest, uitgevoerd op 17 november 2022 overeenkomstig artikel 2, § 1, 1°, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 5 december 2022;

Gelet op het advies van Brupartners, gegeven op 5 december 2022;

Gelet op de hoogdringendheid, ingegeven door de noodzaak om vóór het begin van de winter maatregelen aan te nemen om de toegang van de Brusselse huishoudens tot gas en elektriciteit te beschermen en maatregelen om de vraag naar gas en elektriciteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te verminderen, gezien de stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen en de volgende omstandigheden, beschreven in verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen: - De ernstige moeilijkheden voor de levering van energieproducten (gas en elektriciteit) op het niveau van de Europese Unie als gevolg van de huidige verstoringen van de gasvoorziening, de verminderde beschikbaarheid van bepaalde elektriciteitscentrales en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de gas- en elektriciteitsprijzen; - Het ernstige risico dat de situatie in het winterseizoen 2022-2023 verder zal verslechteren in het geval van verdere verstoringen van de gasvoorziening en een koud winterseizoen, waardoor de vraag naar gas en elektriciteit zou toenemen. Een verdere verslechtering van de huidige situatie zou kunnen leiden tot meer opwaartse druk op de prijzen van gas en andere energiegrondstoffen, met gevolgen voor de elektriciteitsprijzen; - Zonder snelle aanpak kan deze crisis ernstige negatieve gevolgen hebben voor de inflatie, de liquiditeit van marktdeelnemers en de economie als geheel; - Het verminderen van de vraag naar elektriciteit op het niveau van elke lidstaat kan een positief, Uniebreed effect hebben op de elektriciteitsprijzen, aangezien de elektriciteitsmarkten gekoppeld zijn en de vermindering van de vraag naar elektriciteit in één lidstaat dus ook andere lidstaten ten goede komt; - Gezien de buitengewone en plotselinge stijging van de elektriciteitsprijzen en het dreigende risico van verdere stijgingen moeten onmiddellijk de nodige maatregelen worden genomen om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen, teneinde een snelle prijsverlaging mogelijk te maken en het gebruik van fossiele brandstoffen tot een minimum te beperken;

Gelet op het advies 72.617/3 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag, inzonderheid artikel 3 `Vrijwillige vraagreductie', waarbij de lidstaten van de EU ertoe worden aangespoord "naar beste vermogen [...] hun gasverbruik in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 met ten minste 15 % te reduceren ten opzichte van hun gemiddelde gasverbruik in de periode van 1 augustus tot en met 31 maart van de vijf opeenvolgende jaren voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening";

Overwegende verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen, inzonderheid artikel 3 waarbij de lidstaten van de EU ertoe worden aangespoord "maatregelen in te voeren om hun totale maandelijks bruto-elektriciteitsverbruik met 10 % te verminderen ten opzichte van het gemiddelde van het bruto-elektriciteitsverbruik in de overeenkomstige maanden van de referentieperiode", van toepassing tot en met 31 december 2023;

Overwegende dat de omstandigheden beschreven in de preambule van die twee verordeningen van de Europese Unie het bestaan aantonen van een plotse crisis op de energiemarkt en van bijzondere omstandigheden die de veiligheid en de integriteit van personen of van elektriciteits- en gasnetten bedreigen in de zin van artikel 22 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van artikel 16 van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die vereisen dat de Brusselse regering passende tijdelijke maatregelen neemt om de vraag naar gas en elektriciteit op het grondgebied van het Gewest te verminderen teneinde het hoofd te bieden aan de huidige verstoringen van de gasvoorziening, het risico van een onderbreking in de gas- en elektriciteitsvoorziening en de daaruit voortvloeiende stijging van de energieprijzen; dat de huidige energiecrisis op het niveau van de Europese Unie immers een gezamenlijke inspanning vergt om de vraag naar elektriciteit en gas van alle lidstaten te verminderen, teneinde de druk op de energieprijzen te doen dalen en de toegang tot energie tegen een betaalbare prijs te garanderen; dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet bijdragen aan die inspanning om deze crisis het hoofd te bieden en de druk op de energieprijzen te doen dalen en de toegang tot energie tegen een betaalbare prijs te garanderen op het Brusselse grondgebied, in aanvulling op de maatregelen die op federaal niveau worden genomen;

Overwegende dat de energiezuinigheidsmaatregelen waarin bij dit besluit wordt voorzien, het mogelijk maken de vraag naar elektriciteit en gas op het Brussels grondgebied te verminderen zonder afbreuk te doen aan de essentiële energiebehoeften van de inwoners en van degenen die er een activiteit uitoefenen; dat het in feite gaat om maatregelen die de energiebehoeften die in tijden van crisis niet essentieel zijn, beperken, zowel op individuele als op collectieve schaal, of die ertoe strekken de hoeveelheid energie die nodig is om aan dezelfde behoefte te voldoen (verwarmingsbehoefte van gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn of koelingsbehoefte voor het bewaren van levensmiddelen in levensmiddelenwinkels) te verminderen;

Overwegende dat de stijging van de elektriciteits- en gasprijzen het vermogen van de huishoudens om hun energierekeningen te betalen beïnvloedt en een rechtstreekse impact heeft op hun risico en de hoogte van hun energieschuld; dat het in deze tijden van crisis noodzakelijk is de huishoudens die moeilijkheden ondervinden bij het betalen van hun energierekeningen te beschermen tegen een ontbindingsprocedure van hun leveringscontract, die tot afsluiting kan leiden, en snel toegang te verlenen tot het statuut van beschermde afnemer, om snel het sociale tarief voor gas en elektriciteit te kunnen genieten en zo hun integriteit te beschermen;

Overwegende dat uit de getuigenissen van de actoren die betrokken zijn bij de sociale begeleiding en de voorlichting op energiegebied en van de DBDMH blijkt dat sommige huishoudens van elektriciteit en gas zouden kunnen afzien ten gunste van energieoplossingen die zijn losgekoppeld van het gas- en elektriciteitsdistributienet, uit angst voor het effect van de prijsstijging en -schommeling op hun rekeningen en voor een onderbreking van de bevoorrading; dat de DBDMH heeft herinnerd aan de risico's op brand en CO-vergiftiging die zijn verbonden aan een verkeerd gebruik van bepaalde gedecentraliseerde verwarmingstoestellen; dat het derhalve van essentieel belang is maatregelen te nemen om de huishoudens aan te moedigen zich niet - uit angst voor de stijgende energieprijzen, schulden en afsluiting - af te keren van energiedragers die via veilige infrastructuur worden verdeeld, ten gunste van gedecentraliseerde en losgekoppelde oplossingen die gepaard gaan met onveilige brandstofopslag in de woning en het gebruik van technologieën waarvan verkeerd gebruik risico's voor hun fysieke veiligheid inhoudt; dat het statuut van beschermde afnemer kan bijdragen tot het bestrijden van dit verschijnsel, dankzij de garanties die het biedt in termen van beschermde toegang tot energie en controle over de prijs ervan en het verbod op afsluiting; dat het derhalve van belang is dat dit statuut snel toegankelijk is voor de huishoudens die het nodig hebben, teneinde dit verschijnsel te beteugelen;

Overwegende het advies van de Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas, gegeven op 7 december 2022;

Op voordracht van de minister van Stedenbouw en de minister van Leefmilieu en Energie;

Na beraadslaging;

Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° `lichtgevende reclame': opschrift, vorm of beeld met als doel het publiek te informeren of de aandacht ervan te trekken, met inbegrip van de drager, in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere lichtbronnen, uitgezonderd de uithangborden en de bewegwijzering voor wegen, plaatsen en gebouwen van algemeen nut;2° `lichtgevend uithangbord': opschrift, vorm of beeld in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere lichtbronnen, of een geheel van deze elementen, geplaatst op een gebouw en betrekking hebbend op een activiteit die er wordt uitgeoefend;3° `handelszaak': geheel van voor het publiek toegankelijke lokalen waarin diensten aan het publiek worden verleend of roerende goederen aan het publiek worden verkocht, met inbegrip van de bijbehorende kantoren en lokalen;4° `kantoren': gebouwen of delen van gebouwen die niet bij een woning horen en die bestemd zijn: - hetzij voor beheers- of administratiewerkzaamheden van een onderneming of een openbare dienst; - hetzij voor de uitoefening van een vrij beroep; - hetzij voor de activiteiten van ondernemingen voor intellectuele dienstverlening; 5° `ordonnantie van 19 juli 2001': de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° `ordonnantie van 1 april 2004': de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;7° `huishouden': gezin in de zin van artikel 2, punt 30°, van de ordonnantie van 19 juli 2001 en artikel 3, punt 27°, van de ordonnantie van 1 april 2004; 8° `auto': auto in de zin van artikel 2, punt 2.21°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Art. 2.De lichtgevende reclame en de lichtgevende uithangborden worden ten minste tussen 23.00 en 6.00 uur gedoofd, met uitzondering van: 1° de lichtgevende uithangborden met betrekking tot nachtwinkels en horecazaken, met een geldige vergunning, die mogen blijven branden tijdens de effectieve openingsuren;2° de lichtgevende uithangborden met betrekking tot apotheken of andere gebouwen waar wachtdiensten worden verzekerd, die mogen blijven branden tijdens de wachtdiensten. De burgemeester van een gemeente kan van het eerste lid afwijken voor de lichtgevende reclame en/of lichtgevende uithangborden op een door hem bepaald deel van het gemeentelijke grondgebied, indien het noodzakelijk is ze na 23.00 uur verlicht te houden om een bestaand veiligheidsrisico in de openbare ruimte te beperken. In dat geval kan hij de in het eerste lid bedoelde uitschakelingstermijn beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk is om dat risico het hoofd te bieden.

Art. 3.De binnenverlichting van de handelszaken en de kantoren wordt ten minste van 23.00 tot 6.00 uur gedoofd, behalve wanneer er in die periode een activiteit wordt uitgeoefend; in dat geval mag de verlichting voor de duur van die activiteit blijven branden voor zover dat noodzakelijk is voor het goede verloop ervan.

Art. 4.Elk gebouw dat wordt verwarmd of gekoeld met behulp van een of meer verwarmings- of klimaatregelingssystemen wordt uitgerust met handmatige of automatische deuren om het warmteverlies naar de buitenruimten te beperken.

Wanneer een of meer van die verwarmings- of klimaatregelingssystemen in werking zijn, mogen die deuren onder normale uitbatingsomstandigheden van het gebouw niet worden opengehouden door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor het beheer van het gebouw of het betrokken deel van het gebouw verantwoordelijk is, met inbegrip van tijdens de openingsuren voor het publiek, behalve wanneer veiligheidseisen of aanbevelingen van de bevoegde autoriteiten het openhouden ervan opleggen, zoals de brandveiligheids- of brandalarmeisen.

Art. 5.Het gebruik van verwarmings- of klimaatregelingssystemen die elektriciteit of gas verbruiken en buiten een gebouw werken, is verboden, met uitzondering van de systemen die werken: - in een overdekte, luchtdichte ruimte, afgesloten door harde zijwanden die door een luchtdichte verbinding met de bovenwand zijn verbonden; - in een vaste kiosk, met een geldige vergunning, die bestemd is voor de verkoop van goederen aan de consument; - in een auto of mobiele installatie met een gesloten cabine die speciaal is ingericht voor de ambulante verkoop van goederen aan de consument, en daarvoor geldig is vergund, zoals een foodtruck of elke andere auto die is ingericht voor de ambulante verkoop van goederen op een markt; - in een tijdelijke, overdekte en gesloten inrichting waar kermis- of circusactiviteiten worden georganiseerd of waar culturele, sportieve, feestelijke, religieuze of politieke evenementen worden gehouden, met een geldige vergunning.

Art. 6.Naast het recht voorzien in de artikelen 25septies, § 1, § 2 en § 3 van de ordonnantie van 19 juli 2001 en 20quinquies, § 1, § 2 en § 3 van de ordonnantie van 1 april 2004, kan een huishouden om de toekenning van het statuut van beschermde afnemer vragen met inachtneming van de voorwaarden voorzien in voornoemde artikelen, na ontvangst van de aanmaning verzonden door de leverancier overeenkomstig de artikelen 25sexies, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 19 juli 2001 en 20quater, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 1 april 2004.

Art. 7.Wordt gestraft met een geldboete van 1,20 tot 495 euro, wie: 1° als uitbater van een lichtgevende reclame of een lichtgevend uithangbord de verplichting bedoeld in artikel 2 niet nakomt;2° als uitbater of zaakvoerder van een handelszaak of kantoren de verplichting bedoeld in artikel 3 niet nakomt;3° de verplichting opgelegd in artikel 4 niet nakomt wanneer die op hem van toepassing is;4° als verantwoordelijke voor het gebruik van een verwarmings- of klimaatregelingssysteem de verplichting opgelegd in artikel 5 niet nakomt;

Art. 8.De bij dit besluit voorgeschreven maatregelen zijn van toepassing tot en met 31 december 2023. In geval van verlenging van de toepassingsperiode van verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen, naar aanleiding van de in artikel 20 bedoelde evaluatie van hoofdstuk II daarvan, kan de regering deze maatregelen verlengen tot na 31 december 2023 door zich aan te passen aan de nieuwe toepassingsperiode van genoemde verordening.

Art. 9.De minister die bevoegd is voor Energie, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 december 2022 Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President ? R. VERVOORT De Minister van de Brusselse van Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve democratie, A. MARON

^