Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 juni 2022
gepubliceerd op 29 juli 2022

Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 juni 2022 tot wijziging van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen en gelinkte bepalingen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022015098
pub.
29/07/2022
prom.
23/06/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 2022. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 juni 2022 tot wijziging van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen en gelinkte bepalingen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten);

Gelet op de Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;

Gelet op de richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, de artikelen 4 en 8;

Gelet op de richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, artikel 16.2, lid 2, c;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, de artikelen 20 en 87;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, de artikelen 8 en 40;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten tot oprichting van Leefmilieu Brussel, zoals dat werd bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, artikel 3;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, de artikelen 4, 6, 10, 13, 70, 71, 78/1, 78/1bis, 78/2, 78/4 en 86;

Gelet op de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems, artikel 3,3° ;

Gelet op de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen, de artikelen 3.13, 6, 9, 10, 16, 19, 22, 23, 26, 26/1, 27, 32, 33, 34, 35, 40, 41, 45, 46 en 56;

Gelet op de ordonnantie van 6 mei 2021 houdende wijziging van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen, van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid, van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems, van het koninklijk besluit van 8 november 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2007 pub. 09/11/2007 numac 2007014330 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de preventie en het herstel van milieuschade tengevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van : uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan, alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer type koninklijk besluit prom. 08/11/2007 pub. 13/11/2018 numac 2018014534 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de preventie en het herstel van milieuschade tengevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van : uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan; alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de preventie en het herstel van milieuschade ten gevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van: uitheemse plantensoorten evenals uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan; alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer en van de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IA bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, artikel 41, § 2;

Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/11/2002 pub. 19/12/2002 numac 2002031605 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval sluiten betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval;

Gelet op de bijlage van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/04/2019 pub. 16/04/2019 numac 2019011691 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen sluiten tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen;

Gelet op het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/12/2009 pub. 08/01/2010 numac 2010031002 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten sluiten tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 maart 1994 betreffende het beheer van afvalstoffen afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg;

Gelet op de "gelijkekansentest" van 2 februari 2021, zoals vereist door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/11/2018 pub. 04/12/2018 numac 2018032248 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijke kansentest sluiten tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;

Gelet op de aanmeldingen in de kader van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Gelet op het advies nr. A-2021-045-BRUPARTNERS van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 17 juni 2021;

Gelet op het advies nr. A-2021-023-CERBC van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 18 juni 2021 ;

Gelet op het advies nr. 12/2022 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 21 januari 2022;

Gelet op advies nr. 70.717/1 van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister belast met Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Wijziging van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen, hierna "Brudalex" Art. 1.1.

In artikel 1.1. § 1 van Brudalex, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 10° wordt vervangen als volgt: " 10° "producent": onder de producenten van producten in de zin van artikel 3, 13° van de ordonnantie afval, iedere natuurlijke of rechtspersoon die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, inclusief de verkoop op afstand: a) in België gevestigd is en onder zijn eigen naam of merknaam een product vervaardigt, of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn eigen naam of merknaam op de markt brengt op het Belgisch grondgebied;b) in België gevestigd is en in België onder zijn eigen naam of handelsmerk een product wederverkoopt die door andere leveranciers is geproduceerd, hierbij wordt de wederverkoper niet als producent aangemerkt wanneer het merkteken zoals bepaald in punt a) op het product zichtbaar is;c) in België gevestigd is en die beroepsmatig een product uit een derde land of een andere lidstaat van de Europese Unie op het Belgische grondgebied in de handel brengt;d) in België gevestigd is en een product vervaardigt of invoert en het beroepsmatig voor eigen gebruik toewijst; e) buiten België gevestigd is en via communicatie op afstand een product, in de zin van artikel I.8. 15° van het Wetboek van economisch recht, rechtstreeks verkoopt aan huishoudens of aan andere gebruikers dan huishoudens in België.

Diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst wordt niet als "producent" aangemerkt, tenzij hij tevens optreedt als producent in de zin van het bepaalde onder de punten a) tot en met e); "; b) de volgende punten worden toegevoegd : " 28° "Verordening (EG) nr.1013/2006": Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; 29° "Verordening (EG) nr.1069/2009": Verordening (EG) Nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002; 30° "Verordening (EU) nr.142/2011": Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn; 31° "compostering": een aerobe gecontroleerde afbraak van biodegradeerbare materie, die door het vrijkomen van biologische warmte toelaat om geschikte temperaturen te bekomen voor het ontwikkelen van thermofiele bacteriën;32° "bijkomend inzamelpunt": inrichting voor het inzamelen van afvalstoffen zoals bedoeld in punt 14 toegevoegd na de tabel van de bijlage van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;33° "matras": product bestemd om op te slapen en te rusten, geschikt voor het gebruik door elk persoon voor een lange periode, bestaand uit een sterke hoes, gevuld met kernmaterialen, en dat kan worden geplaatst op een bestaande ondersteunende bedstructuur, inclusief toppers die bovenop de matras worden gelegd;34° "afgedankte matras": elke matras die onder de definitie van "afvalstof" valt zoals beoogd in artikel 3, 1°, van de ordonnantie afvalstoffen, ongeacht het gewicht, de vorm, het volume, de samenstelling of het gebruik;35° "kunststof": een materiaal bestaande uit een polymeer zoals bedoeld in artikel 3, punt 5, van Verordening (EG) nr.1907/2006, waaraan mogelijk additieven of andere stoffen zijn toegevoegd, en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt, met uitzondering van natuurlijke polymeren die niet chemisch zijn gewijzigd; 36° "product voor eenmalig gebruik": een product dat niet werd bedacht, ontworpen of in de handel gebracht om binnen zijn levensduur meerdere cycli te maken door te worden teruggestuurd naar een producent om opnieuw gevuld te worden of opnieuw gebruikt te worden voor het doel waarvoor het gemaakt was;37° "kunststofproduct voor eenmalig gebruik": een product dat geheel of gedeeltelijk van kunststof is gemaakt en niet werd bedacht, ontworpen of in de handel gebracht om binnen zijn levensduur meerdere cycli te maken door te worden teruggestuurd naar een producent om opnieuw gevuld te worden of opnieuw gebruikt te worden voor het doel waarvoor het gemaakt was;38° "vistuig": elk voorwerp of onderdeel van een werktuig dat wordt gebruikt in de visserij of de aquacultuur om in zee levende organismen af te zonderen, te vangen of te kweken, of dat op het zeeoppervlak drijft en wordt uitgezet met als doel dergelijke in zee levende organismen aan te trekken, te vangen of te kweken;39° "vistuigafval": elk vistuig dat valt onder de definitie van "afvalstoffen" in artikel 3, 1°, van de ordonnantie afvalstoffen, met inbegrip van alle afzonderlijke bestanddelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten of bevestigd waren aan dergelijk vistuig toen het werd afgedankt, werd achtergelaten of verloren raakte;40° "vochtige doekjes": alle vooraf bevochtigde doekjes voor persoonlijke hygiëne, en huishoudelijk gebruik;41° "ballonnen": alle ballonnen, met uitzondering van ballonnen voor industriële of andere professionele toepassingen en die niet op particuliere basis aan consumenten worden verstrekt;42° "tabaksproducten": producten die geconsumeerd kunnen worden en die, al is het slechts ten dele, bestaan uit tabak, ook indien genetisch gemodificeerd;43° "peuken": alle afval van tabaksproducten met plastic filters voor eenmalig gebruik en alle afval van plastic filters voor eenmalig gebruik dat op de markt is gebracht als producten die in combinatie met tabaksproducten moeten worden gebruikt;44° "cateringmateriaal": alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van etenswaren en drank, met uitsluiting van voorverpakte dranken of etenswaren;45° "cateringmateriaal voor eenmalig gebruik": cateringmateriaal dat een product voor eenmalig gebruik is;46° "bereide voedingsmiddelen": voedingsmiddelen die ter plaatse worden klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd, geregenereerd of ontdooid; 47° "openbare entiteit": elke rechtspersoon die behoort tot één van de categorieën bedoeld in artikel 1.3.1, 4°, van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, met uitzondering van federale en gemeenschapsoverheden en van Europese en internationale instellingen.".

Art. 1.2.

In artikel 1.1. van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door: " § 2. Onverminderd de definities in dit artikel zijn de definities van - de ordonnantie milieuvergunningen, - de ordonnantie afvalstoffen, - de ordonnantie bodem, - de Europese verordeningen bedoeld in paragraaf 1 van toepassing op het huidig besluit.".

Art. 1.3.

In artikel 1.2, § 2, van hetzelfde besluit worden een punt 5 en 6 toegevoegd: "5. artikelen 4 en 8 van de richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu. 6. artikel 16.2, lid 2, c) van de richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.".

Art. 1.4.

In artikel 1.4. van hetzelfde besluit wordt een 5de paragraaf toegevoegd die als volgt luidt: " § 5. 1. In het geval van een grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen zoals bedoeld in de Verordening (EG) nr. 1013/2006 gelden de door deze verordening opgelegde documenten als traceerbaarheidsdocument in de zin van dit besluit. 2. In het geval van een overbrenging van dierlijke bijproducten, met uitzondering van keukenafval en etensresten van categorie 3, geldt het handelsdocument zoals bedoeld in bijlage VIII, hoofdstuk III, punt 6 van de Verordening (EU) nr.142/2011 als traceerbaarheidsdocument in de zin van dit besluit.".

Art. 1.5.

In artikel 1.5. van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 2, wordt punt 1 vervangen door: "1.de inzameling in één ophaalronde bij de eerste producenten op voorwaarde dat de lijst van ophaalpunten beschikbaar is in het voertuig: - van niet gevaarlijke afvalstoffen, of - van keukenafval en etensresten van categorie 3;"; b) in paragraaf 2, wordt het eerste streepje van punt 4 vervangen door: "- een inzamel- of verwerkingsinrichting van afvalstoffen voor zover de vervoerde hoeveelheid afvalstoffen niet groter is dan 500 kg en de afvalstoffen geen dierlijke bijproducten of afgeleide producten zijn bedoeld in Verordening (EG) nr.1069/2009, of"; c) in paragraaf 2, wordt punt 5 toegevoegd: "5.het vervoer van mest tussen twee plaatsen op hetzelfde agrarische bedrijf."; d) paragraaf 4 wordt opgeheven. Art. 1.6.

In artikel 1.6. van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 2 wordt vervangen door: " § 2.De afgifte van afvalstoffen aan een inrichting zoals bepaald in artikel 3.5.15, 1° door de afvalstoffenhouder kan gebeuren zonder een traceerbaarheidsdocument."; b) paragraaf 3 wordt vervangen door: " § 3.In volgende gevallen kan de afgifte van afvalstoffen gebeuren door, minstens jaarlijks een traceerbaarheidsdocument te bezorgen aan de afvalstoffenhouder: 1. de afgifte van niet gevaarlijke niet huishoudelijke afvalstoffen, met uitzondering van dierlijke bijproducten bedoeld door de Verordening (EG) nr.1069/2009, ingezameld bij de eerste afvalproducent; 2. de afgifte van afvalstoffen aan een inrichting zoals bepaald in punt 3° van artikel 3.5.15; 3. in afwijking van punt 1, de afgifte van keukenafval en etensresten van categorie 3 ingezameld bij de eerste afvalproducent.".

Art. 1.7.

In artikel 1.7. van hetzelfde besluit wordt paragraaf 6 opgesteld als volgt toegevoegd: " § 6. De beheerder van de afvalstoffen controleert de gegevens op de traceerbaarheidsdocumenten.

In geval van dierlijke bijproducten bedoeld door de Verordening (EG) nr. 1069/2009 brengt de afvalstoffenhouder Leefmilieu Brussel schriftelijk op de hoogte als op de traceerbaarheidsdocumenten de vermeldingen ontbreken die de afvalstoffen beschrijven en die bewijzen dat de afvalstoffen gehanteerd, verzameld, verwerkt of gebruikt zijn.".

Art. 1.8.

In artikel 1.8. van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, punt 3 worden de woorden "afvalstoffen andere dan huishoudelijke" vervangen door "huishoudelijke afvalstoffen";b) in paragraaf 5, worden de woorden "per post of" opgeheven. Art. 1.9.

Titel I van hetzelfde besluit, getiteld "Algemene bepalingen", wordt aangevuld met een hoofdstuk 4 getiteld "Verwerking van persoonsgegevens" dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 4. - Verwerking van persoonsgegevens Afdeling 1. - Gebruik van de gegevens

Art. 1.10.1.

De in artikel 2.2.9, 1° bedoelde gegevens worden gebruikt in het kader van de beoordeling van het preventie- en beheersplan van de afvalstoffen om de producent die het plan heeft ingediend te identificeren.

Art. 1.10.2.

De gegevens bedoeld in artikel 2.3.1, § 2, 2° worden gebruikt na de afgifte van de erkenning met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden.

Art. 1.10.3.

De in artikelen 3.3.2, 3.4.2, 3.5.2 en 4.7.5, § 3 bedoelde gegevens worden gebruikt in het kader van de aanvraag van registratie, erkenning of milieuvergunning, om te controleren of de aanvrager van de registratie, de erkenning of de milieuvergunning bekwaam is of beschikt over personeel dat bekwaam is op het vlak van afvalstoffenbeheer.

Deze gegevens worden ook gebruikt na de afgifte van de registratie, de erkenning of de milieuvergunning met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden.

Art. 1.10.4. § 1. De in artikel 3.9.9 § 2 bedoelde gegevens worden gebruikt om te controleren of de uitbater van een wijkcomposteersite of de door hem aangestelde persoon bekwaam is op het vlak van compostering.

Deze gegevens worden gebruikt met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden.

De in artikel 3.9.9, § 3 bedoelde gegevens worden gebruikt in het kader van de controle van de toegang tot de wijkcomposteersite door de beheerder van de composteersite, om de herkomst van de afvalstoffen te controleren.

Deze gegevens worden ook gebruikt met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden. § 2. De in artikel 3.9.10, § 2 tot § 4 bedoelde gegevens worden gebruikt met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden om te controleren of de uitbater van een bedrijfscomposteersite of de door hem aangestelde persoon bekwaam is op het vlak van compostering, evenals in het kader van de controle van de toegang tot de bedrijfscomposteersite door de beheerder van de composteersite, om de herkomst van de afvalstoffen te controleren.

Art. 1.10.5.

De in artikel 4.7.5, § 2 bedoelde gegevens worden gebruikt in het kader van de milieuvergunningsaanvraag om te controleren of de aanvrager van de milieuvergunning beschikt over personeel dat is opgeleid in het domein van het beheer van afvalstoffen van de zorg.

Deze gegevens worden ook gebruikt na de afgifte van de milieuvergunning met het oog op de controle van de naleving van dit besluit door de met het toezicht belaste personeelsleden. Afdeling 2. - Verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens en

bewaartermijn Art. 1.11.1.

De verwerkingsverantwoordelijke voor de in artikel 2.2.9, 1° bedoelde gegevens is Leefmilieu Brussel.

Deze gegevens worden bewaard gedurende de geldigheidsperiode van het preventie- en beheersplan van de afvalstoffen.

Art. 1.11.2.

De verwerkingsverantwoordelijke voor de in artikel 2.3.1, § 2, 2° en 3° bedoelde gegevens is Leefmilieu Brussel. Deze gegevens worden bewaard gedurende de geldigheidsperiode van de erkenning.

Art. 1.11.3.

De verwerkingsverantwoordelijke voor de in artikel 3.3.2, 3.4.2, 3.5.2 en 4.7.5, § 3 bedoelde gegevens is Leefmilieu Brussel.

Deze gegevens worden bewaard gedurende de geldigheidsperiode van de registratie, de erkenning of de milieuvergunning.

Art. 1.11.4. § 1. De verwerkingsverantwoordelijken voor de in artikelen 3.9.9, § 2 en 3.9.9, § 3 bedoelde gegevens zijn de beheerder van de wijkcomposteersite en Leefmilieu Brussel.

Deze gegevens worden bewaard gedurende een jaar na het einde van de deelname aan de wijkcompostering. § 2. De verwerkingsverantwoordelijken voor de in artikel 3.9.10, § 2 tot § 4 bedoelde gegevens zijn de beheerder van de bedrijfscomposteersite en Leefmilieu Brussel.

Deze gegevens worden vijf jaar bewaard na het einde van de deelname aan de bedrijfscomposteersite.

Art. 1.11.5.

De verwerkingsverantwoordelijke voor de in artikel 4.7.5, § 2 bedoelde gegevens zijn de titularis van de milieuvergunning en Leefmilieu Brussel.

Deze gegevens worden bewaard gedurende een jaar na het einde van de samenwerking met het personeelslid dat de opleiding heeft gevolgd. Afdeling 3. - Transparantie

Art. 1.12.1.

Leefmilieu Brussel neemt de passende maatregelen om aan de betrokken persoon de in artikelen 13 en 14 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europese Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) bedoelde informatie en de in artikelen 15 tot en met 22 en in artikel 34 van dezelfde verordening bedoelde communicatie in verband met de verwerking van zijn persoonsgegevens, voor het in artikelen 1.10.1 tot en met 1.10.5 van het huidig besluit bedoelde doel, te verstrekken in een duidelijke en eenvoudige taal en in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm.".

Art. 1.10 Onderhavig artikel zet de richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu om, artikel 8.

In artikel 2.1.1. van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 2 wordt aangevuld met een punt 8 als volgt geformuleerd: "8.een verplichting gelinkt aan openbare netheid."; b) paragraaf 3 wordt aangevuld met 6° tot 10°, luidende: "6.afgedankte matrassen; 7. afval van vochtige doekjes;8. afval van ballonnen;9. afval van kunststofhoudend vistuig; 10. peuken."; c) er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die als volgt luidt: " § 4.De regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld voor de in punten 7° tot en met 10° van paragraaf 3 bedoelde stromen, worden weerspiegeld in de volgende verplichtingen: 1. de in paragraaf 2, 5° bedoelde verplichting, overeenkomstig de artikelen 2.2.12. en 2.2.13.; 2. de in paragraaf 2, 6° bedoelde verplichting, overeenkomstig de artikelen 2.2.9. tot en met 2.2.11.; 3. de in paragraaf 2, 7° bedoelde verplichting, overeenkomstig artikel 2.2.14.; 4. de in paragraaf 2, 8° bedoelde verplichting;5. het instaan voor de kosten van de onder 1.tot en met 4. bedoelde verplichtingen, alsmede de kosten bedoeld in artikel 26/1, § 4, 1°, d) en e), van de ordonnantie afvalstoffen.".

Art. 1.11.

In artikel 2.2.2. van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 2.1.1, § 3" vervangen door de woorden "in artikel 2.1.1., § 3, 1° tot en met 6° ".

Art. 1.12.

Artikel 2.2.14. van hetzelfde besluit wordt aangevuld met paragraaf 4, die als volgt luidt: " § 4. De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de afvalstoffen bedoeld in artikel 2.1.1., § 3, 7° tot en met 10°. ".

Art. 1.13.

In artikel 2.3.1 paragraaf 2 van hetzelfde besluit wordt het punt 3 vervangen door: "3° een verklaring op eer dat de bestuurders en de personen die de vereniging kunnen verbinden voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in § 1, 3° en 4° van dit artikel;".

Art. 1.14 In artikel 2.4.46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Het stelsel van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is niet van toepassing op de volgende EEA: 1. apparatuur die noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van België, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal voor specifieke militaire doeleinden;2. apparatuur die specifiek is ontworpen en geïnstalleerd om deel uit te maken van andere apparatuur welke is uitgesloten van of niet onder het toepassingsgebied van deze afdeling valt, die haar functie alleen kan vervullen als zij deel uitmaakt van laatstbedoelde apparatuur;3. gloeilampen;4. apparatuur die ontworpen is om de ruimte ingestuurd te worden;5. grote, niet verplaatsbare industriële werktuigen;6. grote, vaste installaties met uitzondering van apparatuur die niet specifiek is ontworpen en geïnstalleerd wordt als onderdeel van zulke installaties, zoals bijvoorbeeld verlichtingsmateriaal of fotovoltaïsche zonnepanelen;7. vervoermiddelen voor personen of goederen, met uitzondering van elektrische tweewielers zonder typegoedkeuring;8. niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend beroepsmatig ter beschikking zijn gesteld;9. apparatuur die speciaal is ontworpen uitsluitend voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld; 10. medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, wanneer deze hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen."; b) paragraaf 5 wordt opgeheven. Art. 1.15.

In titel II van hetzelfde besluit getiteld "Bepalingen betreffende de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten" wordt hoofdstuk 4 getiteld "Verplichtingen per afvalstroom" aangevuld met een afdeling 6 getiteld "Afgedankte matrassen", die luidt als volgt: "Afdeling 6. - Afgedankte matrassen Onderafdeling 1. - Definities en toepassingsgebied Art. 2.4.68.

In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder: 1° "inzamelingspercentage": het percentage dat wordt verkregen door het totale gewicht van de ingezamelde afgedankte matrassen te delen door het totale gewicht van de nieuwe matrassen die op de markt worden gebracht gedurende het betrokken kalenderjaar;2° "recyclagepercentage": het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de gerecycleerde afgedankte matrassen te delen door het totale gewicht van de gedurende het betrokken kalenderjaar ingezamelde afgedankte matrassen. Onderafdeling 2. - Terugnameplicht Art. 2.4.69. § 1. De producent neemt gratis de afgedankte matrassen terug die aan de distributeurs en de kleinhandelaars werden teruggegeven.

Hij bouwt een gratis inzamelnetwerk uit met een voldoende groot aantal inzamelpunten die evenwichtig geografisch verspreid zijn over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. In afwijking van artikel 2.2.3, zijn de kleinhandelaars in nieuwe matrassen die de consumenten op een zichtbare plaats in al hun verkooppunten duidelijk leesbare informatie verstrekken over de door de producenten ingerichte inzamelpunten, niet verplicht om de huishoudelijke afgedankte matrassen te aanvaarden. § 3. De producent neemt de huishoudelijke afgedankte matrassen die ingezameld worden door de publiekrechtelijke rechtspersonen die territoriaal verantwoordelijk zijn voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen, gratis terug en laat ze in een hiertoe vergunde inrichting verwerken.

Art. 2.4.70.

Uiterlijk vanaf 1 januari 2023 organiseren de publiekrechtelijke rechtspersonen de selectieve inzameling en de opslag van de afgedankte matrassen in aangepaste containers of andere middelen die geschikt zijn om ze te beschermen tegen slechte weersomstandigheden of om gezondheidsrisico's te vermijden. De matrassen worden droog ingezameld, opgeslagen en vervoerd.

Art. 2.4.71.

Een onderneming met sociaal oogmerk kan vrijwillig, gratis en op eigen kosten de afgedankte matrassen aannemen die door de huishoudens worden aangeboden.

Art. 2.4.72.

De inzameling van de afgedankte matrassen andere dan huishoudelijke gebeurt door de indiening ervan bij een inzamelaar, handelaar of makelaar van niet gevaarlijke afvalstoffen, of bij een inzamel- of verwerkingsinrichting.

Voor de vrijwillige inzameling van huishoudelijke afgedankte matrassen en afgedankte matrassen andere dan huishoudelijke werkt de producent stimulerende maatregelen uit.

Onderafdeling 3. - Verwerking Art. 2.4.73.

De ingezamelde afgedankte matrassen worden verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken voor de bescherming van de gezondheid en het milieu. De producent waarborgt de recyclage of het hergebruik van de matrassen met het oog op het behalen van de doelstellingen beoogd in onderafdeling 5.

Een verwijderingshandeling zoals bepaald in bijlage 1 van de ordonnantie afvalstoffen is niet toegestaan voor afgedankte matrassen.

Onderafdeling 4. - Financiering Art. 2.4.74.

De producent is verantwoordelijk voor de financiering van de preventie, de inzameling en de verwerking van de ingezamelde afgedankte matrassen overeenkomstig deze titel.

Hij draagt de kosten van de voorlichtingscampagnes ten behoeve van de consumenten die handelen over de preventie, de inzameling en de verwerking van de afgedankte matrassen.

De producent betaalt de kosten voor het verstrekken van de voor het rapport zoals voorzien in artikel 2.4.80. noodzakelijke gegevens terug aan de inzamelaars, handelaars en makelaars.

Art. 2.4.75.

Wanneer de huishoudelijke afgedankte matrassen die selectief worden ingezameld via het netwerk van overheidsinfrastructuren, worden verwerkt in het kader van een openbare aanbesteding gegund door de voor het beheer van het huishoudelijke afval verantwoordelijke publiekrechtelijke rechtspersonen, betaalt de producent de reële en volledige kosten van het afvalbeheer die voortvloeien uit deze aanbesteding terug, met inbegrip van de kosten van het administratief beheer, volgens de procedures die met deze publiekrechtelijke rechtspersonen zijn overeengekomen.

Te dien einde sluit de producent een overeenkomst met de bovenvermelde publiekrechtelijke rechtspersonen binnen de 3 maanden na inwerkingtreding van huidige artikel.

De overeenkomst regelt minstens de voorwaarden van inzameling en verwerking van de huishoudelijke afgedankte matrassen en het bedrag van de vergoedingen.

Art. 2.4.76.

De producent sluit, met de vertegenwoordiger(s) van de vennootschappen met sociaal oogmerk, een overeenkomst over de huishoudelijke matrassen die minstens de volgende punten regelt: 1. de financiële compensatie die de producent toekent per teruggenomen matras.Deze compensatie bedraagt minstens evenveel als de compensatie die wordt toegekend aan de kleinhandelaars. 2. de organisatie en de financiering van een jaarlijkse informatiecampagne voor de verschillende doelgroepen, met name de huishoudens, de kleinhandelaars en de professionele gebruikers ter bevordering van het hergebruik van de matrassen via de vennootschappen met sociaal oogmerk voor hergebruik.3. de organisatie van een jaarlijkse vergadering voor beoordeling, coördinatie en aanpassing van het systeem en van de maatregelen die werden getroffen ter voorbereiding van hergebruik.4. de organisatie en de financiering van de rapportering van de jaarlijkse prestaties van de vennootschappen met sociaal oogmerk voor de voorbereiding voor hergebruik.5. het ter beschikking stellen, op kosten van de producent, voor alle aanvoerpunten van de vennootschappen met sociaal oogmerk voor de voorbereiding voor hergebruik, van een voldoende grote container voor de opslag van niet-herbruikbare matrassen met het doel de inzameling mogelijk te maken door een inzamelaar, handelaar of makelaar die een overeenkomst heeft gesloten met de producent. Art. 2.4.77.

De producent legt de in artikelen 2.4.75 en 2.4.76 bedoelde overeenkomsten, evenals alle wijzigingen ervan, vooraf ter goedkeuring voor aan Leefmilieu Brussel.

Onderafdeling 5. - Doelstellingen Art. 2.4.78. § 1. De producent behaalt een gecumuleerd inzamelingspercentage van minimaal: 1° 50 % op 1 januari 2023, 2° 65 % op 1 januari 2025, 3° 80 % op 1 januari 2030. § 2. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden eveneens de volgende doelstellingen behaald: 1° een gewicht van 0,60 kg/inwoner op 1 januari 2023, 2° een gewicht van 0,70 kg/inwoner op 1 januari 2025, 3° een gewicht van 0,80 kg/inwoner op 1 januari 2030. Art. 2.4.79. § 1. Voor de verwerking worden de volgende hergebruiks- en recyclagedoelstellingen behaald voor de ingezamelde hoeveelheden: 1° 35 % op 1 januari 2023, 2° 50 % op 1 januari 2025, 3° 75 % op 1 januari 2030. § 2. Voor hergebruik worden de volgende doelstellingen behaald voor de ingezamelde hoeveelheden na voorbereiding voor hergebruik door de vennootschappen met sociaal oogmerk: 1° 200 matrassen op 1 januari 2023, 2° 300 matrassen op 1 januari 2025, 3° 500 matrassen op 1 januari 2030. Onderafdeling 6. - Rapportage Art. 2.4.80.

Vóór 31 mei van ieder jaar bezorgt de producent Leefmilieu Brussel, overeenkomstig artikel 2.2.12 en voor het verstreken kalenderjaar, de volgende informatie: 1° de in kilogram en in eenheden uitgedrukte totale hoeveelheid matrassen die in de handel werden gebracht;2° de in kilogram uitgedrukte totale hoeveelheid afgedankte matrassen, ingezameld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in België, per inzamelkanaal, met onderscheid tussen huishoudelijke en andere dan huishoudelijke matrassen;3° de inrichtingen waar de ingezamelde afgedankte matrassen zijn verwerkt, de omschrijving van de verwerkingswijze en het percentage afvalstoffen dat verwijderd wordt na die verwerkingen;4° de in kilogram uitgedrukte totale hoeveelheid afgedankte matrassen die: a.werden voorbereid met het oog op hergebruik; b. gerecycleerd werden;c. energetisch gevaloriseerd werden;5° de in kilogram uitgedrukte totale hoeveelheid materialen afkomstig van de verwerking afgedankte matrassen die: a.gerecycleerd werden; b. energetisch gevaloriseerd werden;c. verwijderd werden;6° de nodige gegevens voor de beoordeling van de preventieacties en de berekening van de resultatenindicatoren;7° indien een beroep wordt gedaan op een erkend organisme of een beheersorganisme, de aan dit organisme betaalde bijdragen, met de berekeningsmodaliteiten en de ledenlijst van het organisme;8° de lijst van studies, pilootprojecten en andere initiatieven die werden genomen, evenals de lijst van belanghebbenden en de bedragen. Onderafdeling 7. - Preventie Art. 2.4.81. § 1. De producent stelt een preventieplan op, dat hij uitvoert, dat erop gericht is de hoeveelheid afval te verminderen en de recyclage van afgedankte matrassen te vergemakkelijken via, in het bijzonder, het principe van de eco-modulatie, om de producenten van matrassen aan te moedigen om alternatieven te zoeken voor de assemblage en de samenstelling van de matrassen, met het doel matrassen op de markt te brengen die gemakkelijker te ontmantelen en te recycleren zijn. § 2. De producent informeert de huishoudens en de professionele gebruikers van de voordelen en de mogelijkheden om dergelijke matrassen aan te schaffen. § 3. De producent beoordeelt zijn acties elk jaar en informeert Leefmilieu Brussel hierover samen met de rapportage zoals bedoeld in artikel 2.4.80.

Onderafdeling 8. - Sensibilisering van de gebruikers en de operatoren Art. 2.4.82. § 1. Vanaf uiterlijk 1 januari 2023 verzekert de producent dat de consumenten en de professionele gebruikers, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes, volledig ingelicht worden: 1° over de inzameling- en recyclagesystemen die hen ter beschikking gesteld worden;2° over hun rol bij de inzameling en de verwerking van afgedankte matrassen. § 2. De producent ziet toe op de doeltreffendheid en de veiligheid van de inzameling en verwerking van afgedankte matrassen, met name via sensibiliseringsacties ten behoeve van de inzameling- en verwerkingsoperatoren.".

Art. 1.16.

Artikel 3.1.1. van hetzelfde besluit wordt vervangen door: "Art. 3.1.1. Registratie § 1. Laat zich registreren volgens de voorwaarden van de ordonnantie milieuvergunningen en de voorwaarden van de huidige titel, de persoon die activiteiten uitoefent als: 1° vervoerder van afvalstoffen, met uitzondering van: a) de afvalstoffenproducent die zijn eigen afvalstoffen vervoert naar een inzamelinrichting zoals omschreven in artikel 3.5.15. of; b) de afvalstoffenproducent die zijn eigen afvalstoffen vervoert voor zover de hoeveelheid niet groter is dan 500 kg;2° inzamelaar, handelaar of makelaar van niet gevaarlijke afvalstoffen. § 2. Is niet onderworpen aan de registratie voor de inzamelactiviteit die plaats vindt op zijn site: 1° de houder van een milieuvergunning voor een inzamel- en/of een verwerkingsinrichting van niet gevaarlijke afvalstoffen; 2° de uitbater van een inzamelinrichting vallend onder artikel 3.5.15.".

Art. 1.17.

Artikel 3.1.2. van hetzelfde besluit wordt vervangen door: "Art. 3.1.2. Erkenning § 1. Laat zich erkennen volgens de voorwaarden van de ordonnantie milieuvergunningen en de voorwaarden van de huidige titel, de natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten uitoefent als inzamelaar, handelaar of makelaar van gevaarlijke afvalstoffen. § 2. Is niet onderworpen aan de erkenning voor de inzamelactiviteit die plaats vindt op zijn site: 1° de houder van een milieuvergunning voor een inzamel- en/of een verwerkingsinrichting van gevaarlijke afvalstoffen; 2° de uitbater van een inzamelinrichting vallend onder artikel 3.5.15.".

Art. 1.18.

Aan artikel 3.1.3. 1° van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: a) bij het 3de streepje worden de woorden "of personen die de vennootschap kunnen verbinden" vervangen door ", personen die de vennootschap kunnen verbinden of verantwoordelijken voor het afvalstoffenbeheer";b) bij het 4de streepje worden de woorden "of personen die de vennootschap kunnen verbinden" vervangen door ", personen die de vennootschap kunnen verbinden of verantwoordelijken voor het afvalstoffenbeheer". Art. 1.19.

Artikel 3.1.4. van hetzelfde besluit wordt vervangen door: "Art. 3.1.4. § 1. De registratie- en de erkenningsaanvraag gebeurt met behulp van het formulier dat Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt.

De minimale inhoud van het formulier is vastgelegd in bijlage 6, 7 en 8 van dit besluit. § 2. De aanvrager van een milieuvergunning voor een inzamel- en/of verwerkingsinrichting of de verlenging ervan, voegt aan de aanvraag het bijkomend formulier toe dat Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt. De minimale inhoud van het formulier is vastgelegd in bijlage 9 van dit besluit. § 3. Leefmilieu Brussel heeft het recht om tijdens het onderzoek van de aanvraag aanvullende informatie met betrekking tot het project te vragen. § 4. Leefmilieu Brussel kan deze formulieren aanpassen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan wijzigingen in de Europese regelgeving.".

Art. 1.20.

In artikel 3.1.5. § 2. van hetzelfde besluit worden twee bijkomende streepjes opgesteld als volgt, toegevoegd: "- een lijst met vergunde inzamel- en verwerkingsinrichtingen van afvalstoffen; - een lijst met bedrijven erkend volgens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.".

Art. 1.21.

Artikel 3.2.1. § 1. van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt: "De vervoerder die in één van de Belgische gewesten of in een ander land dat een lidstaat is van de Economische Europese Ruimte, erkend of geregistreerd is krachtens artikel 26 van de richtlijn 2008/98/EG of artikel 23 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 wordt van rechtswege geregistreerd als vervoerder voor de afvalstoffen die in de oorspronkelijke erkenning of registratie voorkomen.".

Art. 1.22.

In artikel 3.3.3. van hetzelfde besluit wordt de tweede paragraaf 2 hernummerd tot paragraaf 4.

Art. 1.23.

In artikel 3.4.2. § 3, tweede alinea van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "onder meer" worden opgeheven;b) de woorden "en enkel" worden vervangen door "of". Art. 1.24.

In titel III met als titel "Bepalingen betreffende afvalbeheeroperaties en -operatoren", van hetzelfde besluit, wordt de titel van hoofdstuk 5 met "en bijkomende inzamelpunten" aangevuld.

Art. 1.25.

In artikel 3.5.4. van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: a) de eerste paragraaf wordt vervangen door: " § 1.Een kwaliteitsbeheersysteem conform aan paragrafen 1 en 2 van het artikel 3.3.3. is aanwezig in elke inrichting voor inzameling of verwerking van afval."; b) een paragraaf 3 opgesteld als volgt wordt toegevoegd: " § 3.Naast de elementen opgenomen in paragrafen 1 en 2, neemt de titularis van de milieuvergunning, die geldt als erkenning volgens artikel 24 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009, in zijn kwaliteitsbeheersysteem de controlepunten en de maatregelen vermeld in de artikelen 28 en 29 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 op.".

Art. 1.26.

In artikel 3.5.9. § 4 van hetzelfde besluit, worden de woorden "aflopend naar de riolering" opgeheven.

Art. 1.27.

Artikel 3.5.15. van hetzelfde besluit wordt vervangen door: "Art. 3.5.15. De bepalingen van huidige afdeling zijn enkel van toepassing op de hieronder vermelde inrichtingen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het inzamelen van afvalstoffen als nevenactiviteit uitoefenen: 1° De inzamelinrichting van afvalstoffen afkomstig van verschillende uitbatingszetels van eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon, onder de volgende voorwaarden: 1.de inrichting en de verschillende uitbatingszetels beschikken over één en hetzelfde ondernemingsnummer; 2. een lijst wordt bijgehouden van de uitbatingszetels waarvan afvalstoffen ingezameld worden. 2° [...] 3° De inzamelinrichting van afvalstoffen afkomstig van verschillende natuurlijke en rechtspersonen die gevestigd zijn op hetzelfde bedrijventerrein, onder de volgende voorwaarden: 1.de afvalstoffen zijn geen gevaarlijke afvalstoffen of zijn dierlijke bijproducten bepaald in artikel 4.5.1. § 3; 2. een lijst wordt bijgehouden van de natuurlijke of rechtspersonen waarvan afvalstoffen ingezameld worden.4° De inzamelinrichting van afvalstoffen afkomstig van andere afvalstoffenhouders, onder de volgende voorwaarden: 1.de ingezamelde afvalstoffen zijn van dezelfde soort en afkomstig van eenzelfde sector als degene van de inrichting of de ingezamelde afvalstoffen zijn de dierenkadavers bepaald in artikel 4.5.1. § 3; 2. de hoeveelheid ingezamelde afvalstoffen bedraagt per afgifte maximaal 500 kg;3. een lijst wordt bijgehouden van de natuurlijke of rechtspersonen waarvan afvalstoffen ingezameld worden.5° De exploitatiezetel van de kleinhandelaar waar afvalstoffen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, volgens titel II worden teruggenomen.De afvalstoffen worden rechtstreeks aangebracht door de consument. 6° De exploitatiezetel van de kleinhandelaar waar afvalstoffen worden teruggenomen buiten het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.De afvalstoffen zijn van gelijke aard als de verkochte producten en worden rechtstreeks aangebracht door de consument.".

Art. 1.28.

In titel III, hoofdstuk 5 van hetzelfde besluit, wordt een vierde afdeling met als titel "Bepalingen betreffende de bijkomende inzamelpunten" toegevoegd, die als volgt luidt: " Afdeling 4. - Bepalingen betreffende bijkomende inzamelpunten Art. 3.5.18. Toepassingsgebied § 1. De afdeling is van toepassing op inzamelpunten. § 2. De afdelingen 1, 2 en 3 van huidig hoofdstuk zijn niet van toepassing op inzamelpunten.

Art. 3.5.19. Uitbating § 1. Het bijkomende inzamelpunt voldoet aan volgende voorwaarden: 1. de afvalstoffen worden opgehaald door een vergunde inzamelaar, handelaar of makelaar, 2.de inzameling gebeurt op regelmatige en georganiseerde wijze. § 2. Het bijkomende inzamelpunt vermeldt: 1. de naam van de inzamelaar, handelaar of makelaar en/of de beheerder van de site en/of het beheersorganisme;2. het type van de aanvaardde afvalstoffen;3. dat enkel afvalstoffen van huishoudens worden aanvaard. § 3. De recipiënten van een bijkomend inzamelpunt zijn zo ontworpen om overvulling te vermijden en om de veiligheid van de opslag, de inperking van de gevaarlijke stoffen, de voorbereiding voor hergebruik en het hergebruik te optimaliseren. De inrichting en de omgeving wordt proper gehouden. § 4. De inzameling via bijkomende inzamelpunten van grofvuil en van gevaarlijke afvalstoffen, andere dan heel klein AEEA en afgedankte batterijen en accu's, is verboden. § 5. De inzameling via bijkomende inzamelpunten van afgedankte batterijen en accu's is verboden in kleuter- en lagere scholen, behalve indien zij beschikken over een metalen inzamelrecipiënt met deksel en met een opening die batterijen met een diameter groter dan 47 mm niet doorlaat. § 6. De inzamelpunten van heel klein AEEA bedoeld onder artikel 4.1.4. zijn niet onderworpen aan huidig artikel. § 7. De inzamelpunten van afgewerkte voedingsolie en -vetten zoals bedoeld in artikel 4.5.14. zijn niet onderworpen aan huidig artikel.".

Art. 1.29.

In artikel 3.7.1. van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door: " § 1. Conform artikel 19 van de ordonnantie afvalstoffen sorteert de afvalstoffenhouder van andere dan huishoudelijke afvalstoffen de volgende stromen: 1. afvalstoffen van PMD-verpakkingen zonder inhoud met een maximumvolume van 8 liter: plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons;2. afvalstoffen van papier en karton, droog en proper;3. afvalstoffen van kleurloos en gekleurd verpakkingsglas;4. bioafval bestaande uit volgende fracties: a) biologisch afbreekbaar tuin- en parkafval;b) levensmiddelen- en keukenafval van kantoren, restaurants, groothandel, kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;5. gevaarlijke afvalstoffen;6. afvalstoffen die selectief ingezameld moeten worden in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid conform titel II van dit besluit en de afgewerkte voedingsolie en -vetten;7. textielafvalstoffen;8. metaalafvalstoffen;9. houtafvalstoffen;10. afvalstoffen van harde kunststoffen;11. afvalstoffen van geëxpandeerd polystyreen;12. afvalstoffen van plasticfolie andere dan de afvalstoffen bedoeld in punt 1;13. afvalstoffen van plastic spanbanden;14. dierlijke bijproducten, andere dan de afvalstoffen bedoeld in punten 4 en 6, volgens de bepalingen van hoofdstuk 5 van titel IV;15. risicohoudende afvalstoffen van de zorg, volgens de bepalingen van hoofdstuk 7 van titel IV; 16. puin.".

Art. 1.30.

In artikel 3.8.2. van hetzelfde besluit, wordt 4° vervangen door: "4° afvalstoffen uit de gezondheidszorg: afvalstoffen afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg in de zin van artikel 4.7.2., 2°. "

Art. 2.Composteren In titel III van hetzelfde besluit wordt er een hoofdstuk 9 toegevoegd, getiteld " Composteren ", dat als volgt luidt: « HOOFDSTUK 9. - Composteren Afdeling 1. - Wijkcompostering en bedrijfscompostering

Onderafdeling 1. - Toepassingsgebied en afwijkingen Art. 3.9.1. Toepassingsgebied en afwijkingen § 1. In de zin van onderhavige afdeling wordt verstaan onder: - "wijkcompostering": de compostering uitgevoerd door een groep huishoudens; - "bedrijfscompostering": de compostering uitgevoerd door een onderneming of een groep ondernemingen; - "beheerder van de composteersite": een natuurlijke of rechtspersoon die is aangesteld als verantwoordelijke voor het goede beheer van de composteersite; - "groep ondernemingen": de ondernemingen van eenzelfde bedrijventerrein die gebonden zijn door een contract voor het beheer van de composteersite op hun bedrijventerrein. § 2. Deze afdeling is van toepassing op de wijkcompostering en de bedrijfscompostering.

Deze afdeling is niet van toepassing op de individuele inrichtingen voor thuiscomposteren bij gezinnen en waarvan de compost door hen voor eigen rekening gebruikt wordt.

Behoudens andersluidende bepalingen zijn titel I, hoofdstukken 1 tot 8 van deze titel en hoofdstuk 5 van titel IV niet van toepassing op de wijkcompostering en de bedrijfscompostering. § 3. De wijkcompostering en de bedrijfscompostering zijn niet onderworpen aan een milieuvergunning.

Onderafdeling 2. - Algemeen Art. 3.9.2. Aanvoer § 1. Alleen keukenafval en etensresten van categorie 3 en tuin- en parkafval, kan worden gecomposteerd. § 2. Alleen keukenafval en etensresten geproduceerd door de groep van huishoudens, door de onderneming of de groep ondernemingen mag worden aangebracht op hun eigen composteersite.

Een huishouden brengt deze afvalstoffen niet aan op een site voor bedrijfscompostering en een bedrijf brengt deze niet aan op een site voor wijkcompostering. § 3. Tuin- en parkafval kan worden aangevoerd door de volgende derden: 1° de publiekrechtelijke rechtspersoon die beheerder is van de groene ruimten en;2° professionele landschapsverzorgers. § 4. Het composteer en opslagvolume mag de 25 m3 niet overschrijden. § 5. Wanneer de composteersite zijn maximale verwerkingscapaciteit bereikt heeft, is de aanvoer van afvalstoffen niet meer toegelaten.

In dit geval brengt de beheerder van de composteersite de in artikel 3.9.5. § 1 bedoelde personen die toegang hebben tot de site hiervan op de hoogte, verbiedt hij bijkomende aanvoer van afvalstoffen tot nader order en verstrekt hij informatie over alternatieve manieren van afvalverwijdering.

Art. 3.9.3. Locatie § 1. De locatie van de composteersite voldoet aan de volgende criteria: 1. ze situeert zich zodanig dat de risico's op hinder voor het leefmilieu en de buurt beperkt zijn;2. ze is ingeplant op minstens 4 meter afstand van oevers van geklasseerde onbevaarbare waterlopen en vijvers in de zin van de ordonnantie van 16 mei 2019 houdende het beheer en de bescherming van onbevaarbare waterlopen en vijvers;3. ze is niet ingeplant in de waterwinningsgebieden en beschermingszones van grondwaterwinningen. § 2. Er wordt geen afval opgeslagen buiten de in artikel 3.9.4. genoemde zones voor compostering. § 3. Artikel 3.5.5. § 1 en 3 is van toepassing.

Art. 3.9.4. Infrastructuur § 1. Op elk moment beschikt de composteersite minstens over: 1. een verwerkingszone waar aerobe ontbinding en rijping plaatsvinden;2. een opslagzone voor structuurmateriaal;3. een opslagzone voor compost. § 2. De zones zijn duidelijk ruimtelijk afgebakend. § 3. Een technische uitrusting die de compostering versnelt of die geen installatie voor aerobe biologische omzetting is, is verboden op de site voor wijk- of bedrijfscompostering.

Art. 3.9.5. Controle van de toegang tot de composteersite § 1. Alleen personen die vooraf toestemming hebben gekregen van de beheerder van de composteersite, hebben toegang tot de composteersite. § 2. Bij de ingang van de composteersite wordt een informatiebord geplaatst op een plek die van buitenaf zichtbaar is.

Dit informatiebord bevat: 1. informatie die de identificatie van en het contact met de beheerder van de composteersite mogelijk maakt;2. openingstijden van de composteersite;3. instructies betreffende de voorwaarden voor het afgeven van afvalstoffen;4. de lijst van aanvaarde afvalstoffen. Art. 3.9.6. Controle en opvolging van het composteren Al de aangevoerde afvalstoffen worden gecomposteerd.

De correcte ontbinding en hygiënisering van de afvalstoffen wordt verzekerd door een permanente toevoer van koolstofhoudend structuurmateriaal in een toereikende hoeveelheid en door het regelmatig draaien en verplaatsen van de afvalstoffen om deze te homogeniseren.

De hopen afvalstoffen die aan het composteren zijn, zijn niet hoger dan 2 meter en hebben een minimaal volume van 1 m3.

Artikel 3.5.6. § 3 is van toepassing.

Art. 3.9.7. Voorkomen van hinder Artikel 3.5.12. is van toepassing.

Art. 3.9.8. Gebruik van de compost § 1. Alleen de huishoudens, de onderneming of de ondernemingen van de groep ondernemingen die keukenafval en etensresten aanvoeren, mogen de compost gebruiken afkomstig van hun eigen composteersite.

Bij de verdeling van de compost ziet de beheerder van de composteersite erop toe dat de gezondheidsrisico's in verband met het gebruik van de compost en de goede hygiënische praktijken voor de hantering ervan in herinnering worden gebracht.

De compost mag enkel voor eigen gebruik aangewend worden en onder eigen verantwoordelijkheid. De compost mag niet weggegeven of verkocht worden. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de compost worden gebruikt door de publiekrechtelijke rechtspersoon die de groene ruimten beheert en die toegang heeft tot een composteersite conform artikel 3.9.5. § 1, in de eigen groene ruimten.

In dit geval is het gebruik van de compost op grond bestemd voor fruit- en groententeelt, op weiden of op akkers bestemd voor de teelt van voedergewassen voor diervoeders verboden. § 3. De overtollige hoeveelheden compost worden vervoerd naar een vergunde inzamel- of verwerkingsinrichting. Deze overtollige hoeveelheden kunnen niet worden overgebracht tussen verschillende wijkcomposteersites en/of bedrijfscomposteersites.

Onderafdeling 3. - Exploitatie Art. 3.9.9. Beheerder van de wijkcomposteersite § 1. Een natuurlijke persoon, de beheerder van de composteersite, wordt aangewezen als verantwoordelijke voor het goede beheer van de composteersite. § 2. De beheerder van de composteersite of een door hem aangeduide persoon, volgt een opleiding over de reglementering en de richtlijnen van de gids van goede praktijken op het vlak van composteren. § 3. De beheerder van de composteersite geeft zijn voorafgaande goedkeuring aan de huishoudens die toegang hebben tot de site en houdt de lijst van de huishoudens met hun adressen bij.

Hij geeft zijn voorafgaande schriftelijke en gedateerde toestemming aan de publiekrechtelijke rechtspersoon die de groene ruimten beheert en/of de professionele landschapsverzorger die tuin- en parkafval aanvoert, en werkt de lijst met hun gegevens minstens een keer per jaar bij.

De lijsten worden op eenvoudig verzoek voorgelegd aan de personeelsleden belast met het toezicht volgens de bepalingen van artikel 5 van het wetboek van inspectie. § 4. De beheerder van de composteersite en de in de paragraaf 3 bedoelde personen organiseren zich om een goed beheer van de composteersite te verzekeren. § 5. Leefmilieu Brussel stelt een gids van goede praktijken inzake composteren op en publiceert deze op zijn website.

Art. 3.9.10. Beheerder van de bedrijfscomposteersite § 1. Een natuurlijke of rechtspersoon wordt aangesteld als beheerder van de composteersite en is verantwoordelijk voor het goede beheer van de composteersite. § 2. De beheerder van de composteersite, of een door hem aangeduide persoon, volgt een opleiding over de reglementering en de richtlijnen van de gids van goede praktijken op het vlak van composteren. § 3. De onderneming legt minimum de volgende informatie vast in een intern register van de onderneming: - de gegevens van de persoon die is aangesteld als beheerder van de composteersite; - het bewijs dat de beheerder van de composteersite of een door hem aangesteld persoon de onder paragraaf 2 bedoelde opleiding heeft gevolgd; - de lijst van medewerkers van de onderneming die toegang hebben tot de composteersite; - alle voorafgaande schriftelijke en gedateerde akkoorden met de publiekrechtelijke rechtspersoon die de beheerder is van de groene ruimten en/of met de professionele landschapsverzorgers die toegang hebben tot de site en die tuin- en parkafval aanvoeren, en een lijst met hun gegevens. § 4. In het geval van een groep van ondernemingen bepalen de ondernemingen op het terrein van welke onderneming van de groep de composteersite zal worden geïnstalleerd. Er wordt een contract gesloten tussen de ondernemingen die deze composteersite gebruiken en elk van hen houdt een kopie van het contract bij. Het contract bevat minstens de volgende informatie: - de gegevens van de ondernemingen die deel uitmaken van de groep van ondernemingen; - de exacte plaats van de composteersite; - de gegevens van de persoon die is aangesteld als beheerder van de composteersite; - het bewijs dat de beheerder van de composteersite of een door hem aangestelde persoon de onder paragraaf 2 bedoelde opleiding heeft gevolgd.

De beheerder van de composteersite legt minimum de volgende informatie vast in een register: - de kopie van het contract bedoeld onder het eerste lid; - de lijst van medewerkers van de ondernemingen die toegang hebben tot de composteersite; - alle voorafgaande schriftelijke en gedateerde akkoorden met derden die toegang hebben tot de site en die tuin- en parkafval aanvoeren, en een lijst met hun gegevens. § 5. De akkoorden, contracten en registers zijn gedateerd en worden regelmatig bijgewerkt, minstens een keer per jaar naargelang van de evolutie van de staat van de composteersite. § 6. Het register kan worden gebruikt als bewijs van afvalbeheer zoals bedoeld onder artikel 1.7. § 2, 3. van Brudalex op voorwaarde dat de bedrijfscomposteersite voldoet aan de voorwaarden van deze afdeling.

Het register wordt op eenvoudig verzoek voorgelegd aan de personeelsleden belast met het toezicht volgens de bepalingen van artikel 5 van het wetboek van inspectie. § 7. De beheerder van de composteersite ziet toe op een goed beheer van de composteersite. § 8. Leefmilieu Brussel stelt een gids van goede praktijken inzake composteren op en publiceert deze op zijn website. Afdeling 2. - Kleinschalig composteren

Onderafdeling 1. - Toepassingsgebied Art. 3.9.11. Toepassingsgebied § 1. Deze afdeling is van toepassing op de composteerinrichtingen die door de rubriek 41-1A beoogd worden tenzij het gaat om wijkcomposteerinrichtingen onderworpen aan afdeling 1.

Behoudens andersluidende bepalingen, zijn titel I, de hoofdstukken 1 tot 8 van deze titel en hoofdstuk 5 van titel IV van toepassing op het kleinschalig composteren. § 2. Deze afdeling is van toepassing onverminderd de Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Onderafdeling 2. - Algemeen Art. 3.9.12. Aanvoer § 1. Alleen biodegradeerbare afvalstoffen kunnen gecomposteerd worden.

Onverminderd andere regelgevingen, is de aanvoer van de volgende soorten afvalstoffen verboden: 1. de gevaarlijke afvalstoffen zoals opgenomen in de lijst van afvalstoffen zoals bepaald in artikel 1.9. van huidig besluit; 2. het behandeld hout. De milieuvergunning vermeldt de afvalstoffen die kunnen verwerkt worden in de composteerinrichting. § 2. Chemische en/of biologische composteeradditieven zijn verboden.

De milieuvergunning kan een afwijking van het gebruik van composteeradditieven toestaan, op voorwaarde dat de uitbater aantoont dat het gebruik van de additieven onschadelijk is voor het milieu en dat de regelgeving wordt nageleefd.

Art. 3.9.13. Locatie § 1. De locatie van de composteersite stemt overeen met artikel 3.9.3. § 1. § 2. Er wordt geen afval opgeslagen buiten de in artikel 3.9.14. genoemde zones voor compostering.

Art. 3.9.14. Infrastructuur § 1. De composteerinrichting omvat minstens: 1. een zone of uitrusting voor de ontvangst, de eventuele sortering en de controle van afvalstoffen;2. desgevallend een zone of uitrusting voor de opslag van afvalstoffen, aangepast aan de aard van de afvalstoffen;3. desgevallend een zone of uitrusting voor de voorbehandeling van afval;4. een zone of uitrusting bestemd voor de aerobe ontbinding;5. een zone of uitrusting bestemd voor de rijping;6. een zone of uitrusting bestemd voor de nabewerking, het zeven en desgevallend het bereiden;7. desgevallend een zone voor de opslag van de compost voorafgaand aan de verzending ervan. § 2. De zones beschikken over alle uitrustingen en constructies die nuttig zijn voor het composteren en zijn zodanig gedimensioneerd dat een voldoende lange verblijftijd gegarandeerd wordt om het verkrijgen van een compost te verzekeren die voldoet aan de normen gedefinieerd in artikel 3.9.17. § 3. De zones zijn goed afgebakend, zodat contact tussen de afvalstoffen en de compost vermeden wordt. § 4. De vloer van de zones bedoeld bij paragraaf 1, 1° tot 5°, is bedekt met of bestaat uit een ondoorlaatbaar materiaal. De vloer moet een voldoende grote helling hebben om het percolaat en het afvloeiingswater te kunnen opvangen. § 5. De inrichting is uitgerust met een systeem voor de opvang en het hergebruik van het percolaat en het afvloeiingswater voor het besproeien van het ontbindende materiaal tijdens de verwerking ervan door middel van composteren. § 6. De milieuvergunning kan een afwijking op de paragrafen 4 en 5 toekennen, op voorwaarde dat de uitbater kan aantonen dat er geen enkel risico voor de bodem en het water is.

Onderafdeling 3. - Uitbating Art. 3.9.15. Milieuvergunningsaanvraag § 1. Bij het indienen van de aanvraag voor een milieuvergunning zijn de in artikelen 3.5.2., 3.5.3. en 3.5.4. gevraagde documenten niet vereist. § 2. De uitbater, of een door hem aangeduide persoon, volgt een opleiding over de reglementering en de richtlijnen van de gids van goede praktijken op het vlak van composteren zoals bepaald in artikel 3.9.9. § 2.

Art. 3.9.16. Controle en opvolging van het composteren § 1. De uitbater is ertoe gehouden om alles in het werk te stellen om een goed verloop van de compostering te verzekeren, met name de organisatie, de planning van de activiteiten en de goede werking van het materieel. § 2. Indien de inrichting is uitgerust met een luchtzuiveringssysteem, wordt deze onderhouden volgens de instructies van de leverancier of installateur. § 3. De indeling van de ruimte maakt de organisatie van de compostering en de opslag mogelijk. § 4. De uitbater stelt een beheer per lot afvalstoffen in. Hij verzekert er zich van dat de afvalstoffen die een lot vormen identieke composteeromstandigheden ondergaan. Elk lot is geïdentificeerd. § 5. De uitbater zorgt ervoor dat er tijdens de ontbinding- en rijpingsfase geen anaerobe omstandigheden ontstaan bij de opslag van de afvalstoffen. § 6. Binnen 24 uur na aflevering worden de aangevoerde afvalstoffen ingevoerd in het composteringsproces. § 7. De afvalstoffen worden gestort in hopen waarvan de maximale hoogte tijdens het composteren beperkt is tot 3 meter. § 8. De correcte ontbinding en hygiënisering van de afvalstoffen wordt verzekerd door het regelmatig en homogeen draaien van het materiaal of door middel van geforceerde ventilatie.

Het draaien moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. het moet regelmatig voor al het materiaal gebeuren, met verplaatsing ervan om het te homogeniseren;2. de verblijftijd van het materiaal in aerobe ontbinding in de hiertoe voorziene zone, bedraagt minstens drie weken;3. tijdens de fase van de aerobe ontbinding wordt het materiaal minstens drie keer gedraaid. Bij geforceerde ventilatie bedraagt de bewaartijd van het materiaal in aerobe ontbinding in de hiertoe voorziene zone, minstens twee weken. § 9. Door de milieuvergunning kan een afwijking op paragraaf 8, punten 2 en 3, toegekend worden, als de uitbater aan de hand van een expertise aantoont dat het gebruikte alternatief een gelijkwaardige bescherming van het milieu en hygiënisering van de compost biedt. § 10. Aan het einde van de aerobe ontbinding wordt het materiaal naar de rijpingszone gebracht. § 11. De temperatuur van het materiaal dat aan het composteren is, wordt dagelijks gecontroleerd. § 12. Tijdens het composteren vertonen alle delen van het materiaal een variatie in temperatuur in functie van de tijd die overeenstemt met een van de volgende situaties: 1. 60 ° C of meer gedurende minstens 4 dagen, 2.55 ° C of meer gedurende minstens 12 dagen. § 13. Het personeel beschikt op de composteersite over alle benodigde informatie om de naleving van de procedures te verzekeren.

Art. 3.9.17. Samenstelling van de compost § 1. Behalve voor de parameter Zn respecteert de compost de saneringsnormen voor de bodem zoals opgenomen in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2018 tot vaststelling van de interventie en saneringsnormen. Voor de parameter Zn is de maximale drempel 400 mg Zn/kg droge stof. § 2. Er worden minstens analyses uitgevoerd met betrekking tot zware metalen en metalloïden, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en minerale oliën. § 3. De milieuvergunning kan bijkomende de te analyseren parameters opleggen in functie van de aanvoer.

Art. 3.9.18. Monsterneming en analyse § 1. De uitbater voert monsternames uit volgens de code van goede praktijken met betrekking tot het nemen van monsters en gepubliceerd op de site van Leefmilieu Brussel. § 2. De analyse van de compost wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium in het domein van bodem, in toepassing van het besluit van 23 juni 1994 betreffende de algemene voorwaarden en de procedure voor erkenning van laboratoria. § 3. De analyse van de compost wordt uitgevoerd volgens de code van goede praktijken gepubliceerd op de site van Leefmilieu Brussel voor de analysemethoden.

Art. 3.9.19. Voorkomen van hinder § 1. Alle maatregelen worden genomen om de geuroverlast zoveel mogelijk te beperken, vooral tijdens het draaien en zeven. § 2. Als het niet mogelijk blijkt om de naar de inrichting gebrachte afvalstoffen te verwerken in het composteringsproces, worden ze zo snel mogelijk afgevoerd om alle hinder te vermijden.

Art. 3.9.20. Activiteitenverslag § 1. De uitbater houdt een activiteitenverslag bij met de volgende informatie: 1. gedateerde informatie over de uitgevoerde handelingen, de analyseresultaten en de gemeten parameters, met name de temperatuur, het draaien, het zeven en de opslag van de compost;2. de geproduceerde hoeveelheden compost; 3. de informatie in het in artikel 1.7 bedoelde afvalstoffenregister. § 2. Het activiteitenverslag wordt op eenvoudig verzoek aan de overheden die belast zijn met het toezicht voorgelegd.

Art. 3.9.21. Einde van afvalstatuut in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gebruik van de compost Onverminderd de aanvullende verplichtingen van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is compost dat het resultaat is van een composteringsproces overeenkomstig artikel 3.9.17. en 3.9.18. niet langer een afvalstof overeenkomstig artikel 9 van de ordonnantie afvalstoffen.

De compost kan gebruikt worden als grondverbeteringsmiddel.

De compost geproduceerd in het Vlaamse gewest of het Waalse gewest bekomt het einde van afvalstatuut in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op voorwaarde dat deze voldoet aan de vereisten van artikels 3.9.17. § 1 en 3.9.18. Deze compost is niet onderworpen aan de toelating voor rubriek 178. Afdeling 3. - Grootschalig composteren

Onderafdeling 1. - Toepassingsgebied Art. 3.9.22. Toepassingsgebied § 1. Deze afdeling is van toepassing op de composteerinrichtingen die door rubriek 41-1B beoogd worden.

Behoudens andersluidende bepalingen, zijn titel I, de hoofdstukken 1 tot 8 van deze titel en hoofdstuk 5 van titel IV van toepassing op het grootschalig composteren. § 2. Deze afdeling is van toepassing onverminderd de Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Onderafdeling 2. - Algemeen Art. 3.9.23. Aanvoer Artikel 3.9.12. is van toepassing.

Art. 3.9.24. Locatie § 1. De locatie van de composteersite voldoet aan art. 3.9.3. § 1. § 2. Er wordt geen afval opgeslagen buiten de in artikel 3.9.14. genoemde zones voor compostering. § 3. De zones en de uitrustingen voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. ze zijn gelegen op ten minste 50 meter afstand van door derden bewoonde woningen, voor bewoning bestemde ruimten, inrichtingen die publiek ontvangen, met uitzondering van die welke verband houden met de inzameling of verwerking van afvalstoffen.Deze minimumafstand wordt verhoogd tot 200 meter wanneer ze niet zijn uitgerust met een systeem voor opvang en behandeling van de gasvormige effluenten; 2. de inrichting mag zich niet boven of onder door derden bewoonde vertrekken of als kantoor gebruikte ruimten bevinden, met uitzondering van de technische ruimten die nodig zijn voor de werking van de installatie. § 4. De omheiningen en andere inrichtingen die indringers buiten moeten houden, worden in goede staat gehouden.

Art. 3.9.25. Infrastructuur Artikel 3.9.14. is van toepassing met uitzondering van de afwijking voorzien in paragraaf 6.

Onderafdeling 3. - Uitbating Art. 3.9.26. § 1. Artikel 3.9.16. is van toepassing met uitzondering van zijn paragraaf 9. § 2. Artikelen 3.9.17. tot en met 3.9.21. zijn van toepassing.

Art. 3.Wijziging van hoofdstuk 1 van titel IV betreffende de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Art. 3.1.

Het artikel 4.1.2. van Brudalex wordt vervangen als volgt: "Art. 4.1.2. § 1. Er wordt voorrang gegeven aan het hergebruik van gebruikte EEA en aan de voorbereiding voor hergebruik van AEEA. Hergebruik en voorbereiding voor hergebruik is verboden voor de volgende apparaten: 1. huishoudelijke schermen met kathodestraalbuizen (CRT);2. apparaten die CFK's of HCFK's bevatten zoals vermeld in Verordening (EG) nr.1005/2009 van het Europees parlement en de raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen. Bij een apparaat zonder vermelding van het gebruikte koelgas, wordt er van uitgegaan dat het apparaat CFK's of HCFK's bevat. § 2. Voor het hergebruik van gebruikte EEA zijn de volgende regels van toepassing: 1. het toestel bevindt zich in goede staat;2. alle essentiële onderdelen zijn aanwezig;3. de behuizing is volledig. § 3. Voor de voorbereiding voor hergebruik van AEEA, zijn de volgende regels van toepassing: 1. Een apparaat wordt alleen voor hergebruik voorbereid als er een reguliere markt voor het betrokken apparaat bestaat.2. De door auteursrechten beschermde software waarvoor er geen licentie is, wordt gewist.3. De elektrische veiligheid van het apparaat wordt getest.Deze test omvat ook desgevallend een isolatiemeting, een aardingsmeting en een kortsluitingscontrole. Alleen een elektrisch veilig apparaat, mag worden hergebruikt. 4. De functionaliteit van het apparaat wordt getest.Alleen een volledig functioneel apparaat mag worden hergebruikt. Een apparaat is volledig functioneel als de test aantoont dat het zijn oorspronkelijke functies volledig kan vervullen.

De specifieke bepalingen, vastgesteld in bijlage 4, zijn van toepassing op de apparaten die erin vermeld worden. § 4. Elk apparaat dat werd voorbereid voor hergebruik beschikt over een etiket en een hergebruiksfiche die voldoen aan de verplichtingen bepaald in deze paragraaf.

Het etiket vermeldt minimaal: 1. het identificatienummer van het apparaat of een andere unieke identificatiecode;2. de naam van het centrum voor voorbereiding voor hergebruik waar de apparatuur werd voorbereid voor hergebruik. Het etiket wordt stevig op het apparaat bevestigd en is zichtbaar en leesbaar.

De hergebruiksfiche vermeldt minimaal: 1. het identificatienummer van het apparaat of een andere unieke identificatiecode;2. de naam van het centrum voor voorbereiding voor hergebruik waar de apparatuur werd voorbereid voor hergebruik;3. de benaming van het apparaat; 4. de categorie van het apparaat in de zin van artikel 2.4.46.; 5. het resultaat van de uitgevoerde tests en de datum waarop ze plaatsvonden. De hergebruiksfiche kan de vorm aannemen van een papieren fiche, een digitale fiche of een registratie in een database.

De hergebruiksfiche wordt op eenvoudig verzoek aan de overheden die belast zijn met het toezicht voorgelegd.

De hergebruiksfiche wordt gedurende ten minste 5 jaar bewaard door het centrum voor voorbereiding voor hergebruik.".

Art. 3.2.

In artikel 4.1.3. § 4 van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder punt 3 vervangen als volgt: "3. apparaten verboden voor hergebruik en voor voorbereiding voor hergebruik overeenkomstig artikel 4.1.2. § 1.".

Art. 3.3.

In titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 2 wordt in de titel van de onderafdeling 3 vervangen door: "Grensoverschrijdende overbrenging van gebruikte EEA".

Art. 3.4.

In artikel 4.1.6. van hetzelfde besluit worden de paragrafen 1, 2, 3 en 4 vervangen als volgt: "Art. 4.1.6. § 1. De grensoverschrijdende overbrenging van gebruikte EEA is enkel toegestaan als de gebruikte EEA doeltreffend worden beschermd tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading. § 2. Om het onderscheid te maken tussen "gebruikte elektrische en elektronische apparatuur" en "afgedankte elektrische en elektronische apparatuur", in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte EEA overbrengt of voornemens is over te brengen die geen AEEA is, stelt hun houder de volgende documenten ter beschikking van de diensten die de douaneformulieren opstellen en van instanties die bevoegd zijn om controles uit te voeren, om de juistheid van deze bewering te staven: 1. een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is;2. een bewijs van beoordeling of beproeving zoals beschreven in paragraaf 4, in de vorm van een kopie van de documenten (beproevingscertificaat, keuringsbewijs), voor elk apparaat dat deel uitmaakt van de zending;3. een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3 van de ordonnantie afvalstoffen. § 3. Het bepaalde in 1° en 2° van paragraaf 2, en paragraaf 4 is niet van toepassing wanneer dit wordt gedocumenteerd door afdoende bewijs dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen en dat: a) de EEA wordt teruggestuurd naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik, of b) de gebruikte EEA voor professioneel gebruik wordt verzonden naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt of naar faciliteiten van een derde in landen waar Besluit C(2001)107/def.van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/def. Betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is, met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract, met het oog op hergebruik, of c) de defecte gebruikte EEA voor professioneel gebruik, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt wordt verzonden, voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract, wanneer zo'n analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent of derden die in zijn naam handelen. § 4. Als bewijs dat de overgebrachte apparaten gebruikte EEA vormen en geen AEEA, moeten de volgende test- en documentatiestappen met betrekking tot gebruikte EEA worden doorgelopen in een inrichting onderworpen aan een milieuvergunning voor voorbereiden voor hergebruik: Stap 1: tests om na te gaan of de apparaten beantwoorden aan de bepalingen zoals beschreven in artikel 4.1.2. paragraaf 1, 2 en 3. a) er wordt gekeken of het apparaat functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat.Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van de EEA. Voor de meeste gebruikte EEA volstaat een functionaliteitstest van de belangrijkste functies; b) de resultaten van de beoordeling en het testen worden geregistreerd in de hergebruiksfiche. Stap 2: etiket a) het etiket wordt stevig, maar niet onlosmakelijk bevestigd hetzij aan de onverpakte EEA zelf, hetzij aan de verpakking, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder dat de apparatuur moet worden uitgepakt;b) het etiket bevat de volgende informatie: - het identificatienummer van het apparaat of een andere unieke identificatiecode; - de naam, het adres en het ondernemingsnummer van het centrum voor voorbereiding voor hergebruik waar de apparatuur werd voorbereid voor hergebruik; - de benaming (benaming van het apparaat en vermelding van de categorie waartoe het behoort overeenkomstig artikel 2.4.46.); - het productiejaar, indien bekend; - de resultaten van de tests als omschreven in stap 1 met inbegrip van de datum van de test van de functionele capaciteit; - de aard van de uitgevoerde tests.".

Art. 3.5.

Het artikel 4.1.13. van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Art. 4.1.13. De kennisgever in de zin van Verordening (EG) nr. 1013/2006, die AEEA heeft overgebracht, bezorgt de organisatie, aangesteld conform artikel 2.4.62. een rapport dat minimaal de volgende informatie bevat: 1. de periode waarop het rapport betrekking heeft; 2. de hoeveelheid AEEA, uitgedrukt in kilogram en in eenheden, per categorie overeenkomstig artikel 2.4.46 en per type (huishoudelijk en professioneel), die werd overgebracht.".

Art. 4.Voedingsolie en -vetten Het hoofdstuk 2 van titel IV van Brudalex met opschrift " Afgewerkte voedingsolie en -vetten " wordt opgeheven.

Art. 5.Dierlijke bijproducten Hoofdstuk 5 van titel IV van Brudalex met opschrift " Dierlijke bijproducten " wordt vervangen door: « HOOFDSTUK 5. - Dierlijke bijproducten en afgeleide producten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 4.5.1. Toepassingsgebied § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing onverminderd de Verordening (EG) nr. 1069/2009 en de Verordening (EU) nr. 142/2011.

Dit hoofdstuk is van toepassing op dierlijke bijproducten en afgeleide producten die afvalstoffen zijn in de zin van de ordonnantie afvalstoffen of die zijn ingedeeld onder rubriek 106.1, 106.2 of 106.3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn mutatis mutandis van toepassing op afgeleide producten.

Overeenkomstig artikel 15 van de Verordening (EU) nr. 142/2011 is dit hoofdstuk niet van toepassing op voormalige voedingsmiddelen als bedoeld in artikel 10. f) van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 op voorwaarde dat het volume van deze dierlijke bijproducten bij de houder niet meer dan 20 kilogram per week bedraagt. § 2. Tenzij anders of specifiek bepaald, zijn titel I en III van toepassing. § 3. Artikel 3.5.15. is enkel van toepassing op de volgende dierlijke bijproducten: - keukenafval en etensresten van categorie 3; - kadavers van dieren ontdekt door de beheerder van de site waar ze gevonden werden, met uitzondering van landbouwhuisdieren; - kadavers van dieren geproduceerd door en gebracht naar dierenartsen, dierenklinieken en opvangcentra voor wilde dieren. § 4. De dierlijke bijproducten zijn onderworpen aan de bepalingen voor afvalstoffen als zij dermate verontreinigd zijn met andere stoffen of andere afvalstoffen waardoor deze dierlijke bijproducten niet kunnen worden beheerd overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 1069/2009 en de Verordening (EU) nr. 142/2011. Afdeling 2. - Handelingen voor het beheer van dierlijke bijproducten

Art. 4.5.2. Verpakking § 1. Dierlijke bijproducten worden verpakt in een verpakking, recipiënt en/of voertuig dat toelaat de categorie van de dierlijke bijproducten te identificeren tijdens het vervoer en de opslag, van productie tot verwijdering, met inachtneming van de in bijlage VIII, hoofdstuk II van de Verordening (EU) nr. 142/2011 vastgestelde kleurcode en verplichte vermeldingen.

Het oppervlak of een deel van het oppervlak van de verpakking, recipiënt of voertuig, of een daarop bevestigd etiket heeft de vastgestelde kleurcode. § 2. De kleur van de verpakking of het recipiënt mag geen verwarring veroorzaken met de kleurcode op het etiket. § 3. De verpakking of het recipiënt wordt geïdentificeerd met de naam en de contactgegevens van de producent van de dierlijke bijproducten.

Deze paragraaf is niet van toepassing op de verpakking of het recipiënt van dierlijke bijproducten die door de oorspronkelijke producent worden gebracht naar een inrichting voor het inzamelen van afvalstoffen als nevenactiviteit bedoeld in artikel 3.5.15. § 4. De bepalingen betreffende de kleurcode zijn niet van toepassing voor de verpakking of het recipiënt van keukenafval en etensresten van categorie 3. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op: - mest die wordt vervoerd tussen twee punten die zich op hetzelfde bedrijf bevinden of op mest die is opgeslagen op het bedrijf waar deze is geproduceerd; - afgewerkte voedingsolie en -vetten ingezameld in de in artikel 4.5.14. bedoelde inzamelpunten; - de verpakking of het recipiënt van keukenafval en etensresten van categorie 3 ingezameld bij huishoudens.

Art. 4.5.3. Contract en melding van inzameling § 1. Om zijn dierlijke bijproducten te laten inzamelen, sluit de houder een contract met een geregistreerde inzamelaar, handelaar en makelaar of meldt hij de productie van de dierlijke bijproducten binnen 24 uur aan een geregistreerde inzamelaar, handelaar en makelaar. § 2. In het in paragraaf 1 bedoelde contract wordt de frequentie van de inzameling van de dierlijke bijproducten vermeld, die zodanig wordt vastgesteld dat alle hinder aan het milieu of aan de gezondheid van mens of dier wordt voorkomen. § 3. In afwijking van paragraaf 1 is het contract of de melding niet verplicht voor: 1° kadavers van dieren afkomstig van huishoudens waarvan het gewicht kleiner is dan 1 kg; 2° dierlijke bijproducten die bestemd zijn voor een inrichting als bedoeld in artikel 3.5.15.; 3° dierlijke bijproducten die worden ingezameld in een inzamelpunt als bedoeld in artikel 4.5.14. § 4. In afwijking van paragraaf 1 is de melding binnen 24 uur niet verplicht voor dierlijke bijproducten die incidenteel worden geproduceerd, zoals: - dierlijke bijproducten afkomstig van dierenartsen, dierenklinieken en opvangcentra voor wilde dieren; - dierlijke bijproducten die ontstaan in een dierenhandelszaak of een kwekerij van dieren; - kadavers van dieren afkomstig van huishoudens waarvan het gewicht groter is dan 1 kg.

Deze afwijking is niet van toepassing indien hinder bij de houder werd vastgesteld door een personeelslid belast met het toezicht volgens de bepalingen van artikel 5 van het wetboek van inspectie.

Art. 4.5.4. Bewaring en vervoer § 1. Dierlijke bijproducten worden rechtstreeks vervoerd naar een vergunde inrichting voor opslag, inzameling of verwerking van dierlijke bijproducten. § 2. In afwachting van de ophaling van de opgeslagen dierlijke bijproducten worden alle maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de risico's van overdracht van ziekten op de mens, de risico's van milieuverontreiniging en de hinder worden beperkt, in het bijzonder een hiervoor aangewezen opslagzone en een aangepaste koeling in functie van de omgevingstemperatuur. § 3. Het karkas van een landbouwhuisdier dat door de houder overeenkomstig artikel 4.5.3. § 1 gemeld is, wordt binnen 2 werkdagen na de melding door een geregistreerde inzamelaar, handelaar en makelaar opgehaald. § 4. De in artikel 4.5.3. § 4 bedoelde ophaling van dierlijke bijproducten vindt plaats: - binnen 2 werkdagen na de melding indien de dierlijke bijproducten bij een omgevingstemperatuur van meer dan 5 ° C worden opgeslagen; - binnen de 2 weken na de melding indien de dierlijke bijproducten worden bewaard in een actief gekoelde ruimte of in een recipiënt met een maximale omgevingstemperatuur van 5 ° C; - op verzoek, indien de dierlijke bijproducten bij een omgevingstemperatuur van maximaal -18 ° C worden bewaard. § 5. Voertuigen en recipiënten, met inbegrip van hun dekzeil, die opnieuw kunnen worden gebruikt voor het vervoer van dierlijke bijproducten, worden, na elk gebruik voor zover nodig, gereinigd en ontsmet met een door de FOD Volksgezondheid - Voedselveiligheid en Leefmilieu toegestaan ontsmettingsmiddel om kruisbesmetting en het risico van milieuverontreiniging en hinder te voorkomen.

De personeelsleden belast met het toezicht volgens de bepalingen van artikel 5 van het wetboek van inspectie kunnen, indien nodig, opdracht geven tot reiniging en ontsmetting van voertuigen en containers.

Art. 4.5.5. Verwijdering en gebruik § 1. De verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1069/2009. § 2. Het gebruik van dierlijke bijproducten voor vervoedering aan wilde dieren wordt toegestaan bij voorafgaande schriftelijke toestemming van Leefmilieu Brussel, zoals bepaald in artikel 18, paragraaf 1, punt e), en paragraaf 2, onder b), van de Verordening (EG) nr. 1069/2009. § 3. Een andere verwijderingsmethode kan worden toegestaan bij voorafgaande schriftelijke toestemming, zoals bepaald in artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009: 1° door het bevoegde gemeentebestuur, met name het begraven van dode huisdieren op een begraafplaats voor dieren, ingericht overeenkomstig de geldende milieuvoorschriften of reglementeringen;2° door Leefmilieu Brussel, met name het verbranden ter plaatse bij het uitbreken van een meldingsplichtige ziekte, indien het vervoer naar het dichtstbijzijnde erkende bedrijf voor verwerking of verwijdering het gevaar van verspreiding van gezondheidsrisico's zou vergroten;3° door Leefmilieu Brussel, met name het verbranden in geval van het uitbreken van een belangrijke epizoötie die zou leiden tot een gebrek aan verwijderingscapaciteit in de hiervoor voorziene verwerkingsinrichtingen. § 4. Volgende verwijderingsmethoden zijn toegelaten van rechtswege, zonder schriftelijke toestemming, zoals bepaald in artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009: 1° het verbranden of begraven ter plaatse van bijen en bijproducten van de bijenteelt, in omstandigheden waarmee de overdracht van risico's voor de volksgezondheid en de dierengezondheid wordt voorkomen;2° het verwijderen op het agrarische bedrijf van dierlijke bijproducten, uitgezonderd categorie 1-materiaal, die ontstaan bij chirurgische ingrepen bij levende dieren of bij de geboorte van dieren op dat bedrijf;3° het verwijderen op een andere wijze dan toegelaten is conform de Verordening (EG) nr.1069/2009, van categorie 2- en 3-materiaal dat afkomstig is van inrichtingen met een toelating om het te gebruiken voor onderzoek en andere specifieke doeleinden, als de hoeveelheid per week niet meer dan 20 kg bedraagt; 4° het verwijderen op een andere wijze dan toegelaten is conform de Verordening (EG) nr.1069/2009, van dierlijk materiaal dat wordt opgevangen bij het voorbehandelingsproces van de afvalwaterbehandeling in bedrijfsruimten die alleen categorie 3-materiaal ontvangen, als de hoeveelheid per week niet meer dan 20 kg bedraagt. Afdeling 3. - Operatoren voor het beheer van dierlijke bijproducten

Art. 4.5.6. Registratie § 1. De exploitant bedoeld in artikel 23, punt 1. a) van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 laat zich registreren volgens artikel 3.1.1. van dit besluit. § 2. De uitzondering voorzien in artikel 3.1.1. 1° b) is niet van toepassing voor dierlijke bijproducten. § 3. De geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar van dierlijke bijproducten die gevaarlijke afvalstoffen zijn, is niet onderworpen aan de erkenning van artikel 3.1.2. voor dezelfde afvalstoffen.

Art. 4.5.7. Erkenning § 1. De milieuvergunning voor de rubrieken 40, 41, 50, 106.2, 212 en/of 219 voor inrichtingen waar de in artikel 24, punt 1, van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde activiteiten worden uitgevoerd, geldt als erkenning. § 2. De erkenning is alleen geldig wanneer bij een bezoek ter plaatse door de bevoegde autoriteit, vóór het begin van een activiteit, is aangetoond dat aan de overeenkomstig artikel 27 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 vastgestelde relevante voorschriften is voldaan.

Art. 4.5.8. In geval van gezondheidscrisis Op verzoek van de bevoegde overheid voor de veiligheid van de voedselketen kan Leefmilieu Brussel in geval van beheer van een gezondheidscrisis een tijdelijke afwijking toestaan op de artikelen 4.5.6. en 4.5.7. Afdeling 4. - Specifieke regels

Onderafdeling 1. - Mest Art. 4.5.9. Opslag § 1. De uitbating onderworpen aan rubriek 66 respecteert de volgende voorwaarden: - alle maatregelen worden genomen om geurhinder maximaal te beperken; - de opslag gebeurt in een waterdicht recipiënt of in een daarvoor bestemde zone; - afvloeivocht zoals vloeibare mest en percolatiewater wordt opgevangen in een afgesloten tank zonder overloop; - de vloer van de opslag- en overslagzone is gemaakt van harde, ondoordringbare materialen; - de opslagzone is rond drie zijden omgeven door stevige waterdichte wanden die voldoende hoog zijn om overstorten te vermijden. De vierde zijde is zo gebouwd dat er geen percolatie- of afvloeiend water buiten de opslagplaats kan lopen; § 2. Dit artikel is van toepassing tenzij anders bepaald in de milieuvergunning.

Art. 4.5.10. Beheer Mest mag zonder verwerking op het land uitgereden worden wanneer er geen risico is op verspreiding van ernstige overdraagbare ziekte. Dit gebeurt zonder afbreuk te doen aan het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 inzake de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

Onderafdeling 2. - Afgewerkte voedingsolie en -vetten Art. 4.5.11. Algemene bepalingen § 1. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder: 1° "voedingsolie en -vetten": alle voor voeding bestemde plantaardige en dierlijke oliën en vetten die kunnen worden gebruikt om voedingsmiddelen te frituren;2° "afgewerkte voedingsolie en -vetten": alle voedingsoliën en vetten waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen en die afvalstoffen zijn in de zin van de ordonnantie afvalstoffen, met inbegrip van de afgewerkte bak- en braadolie waarop de Verordening (EU) nr.142/2011 van toepassing is; 3° "afgewerkte voedingsolie en -vetten andere dan huishoudelijke": afgewerkte voedingsolie en -vetten afkomstig van professionele gebruikers, namelijk iedere persoon die een permanente, mobiele of tijdelijke restauratie-inrichting uitbaat zoals een restaurant, hotel, café, fastfoodrestaurant, snackbar, frituur, traiteurszaak, maar ook een openbare instelling met name een ziekenhuis, kantine, catering en soortgelijke inrichting waar voedingsmiddelen worden bereid of verpakt om verbruikt te worde, en soortgelijke inrichting, die in het kader van haar beroepsactiviteit frituuroliën en vetten gebruikt om voedingsmiddelen te frituren. § 2. Deze onderafdeling is van toepassing op afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong. De criteria op grond waarvan een onderscheid wordt gemaakt tussen huishoudelijke en professionele voedingsolie en -vetten, worden ter goedkeuring voorgelegd aan Leefmilieu Brussel overeenkomstig artikel 2.3.6.

Art. 4.5.12. Beheer van afgewerkte voedingsolie en -vetten § 1. Iedere houder van afgewerkte voedingsolie en -vetten moet deze bij de inzameling gescheiden van het restafval aanbieden. § 2. De afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong worden ingezameld door: - publiekrechtelijke rechtspersonen die territoriaal verantwoordelijk zijn voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen, meer bepaald via mobiele inzamelsystemen en in containerparken, of - geregistreerde inzamelaars, handelaars of makelaars in inzamelsystemen zoals beschreven in artikels 4.5.13. en 4.5.14.

Voor de afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong moeten de producenten, in samenwerking met de publiekrechtelijke rechtspersonen, de ingezamelde hoeveelheden ten laatste tegen eind 2020 verhogen met 20 % in vergelijking met de hoeveelheden die in 2011 werden ingezameld. Ten laatste tegen eind 2023 en eind 2025 moeten de ingezamelde hoeveelheden met respectievelijk 15 % en 20 % verhogen in vergelijking met de hoeveelheden die in 2018 werden ingezameld. De hoeveelheden, ingezameld conform artikel 4.5.13. en 4.5.14. worden in aanmerking genomen bij de evaluatie van deze doelstellingen. § 3. De producenten richten een begeleidingscomité op dat als taak heeft het beheer van de afvalstromen van afgewerkte voedingsolie en -vetten op te volgen. Het begeleidingscomité bestaat minimaal uit vertegenwoordigers van de publiekrechtelijke rechtspersonen die territoriaal verantwoordelijk zijn voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen en van Leefmilieu Brussel. Het vergadert minimaal één keer per jaar. § 4. De producenten sluiten met de publiekrechtelijke rechtspersonen een overeenkomst die minimaal de volgende elementen omschrijft: - de berekeningsmodaliteiten voor de vergoeding van de inzamelpunten, hierbij inbegrepen de dekking van de infrastructuur- en werkingskosten van de containerparken; - de modaliteiten voor de organisatie en de financiering van de sensibiliseringscampagnes waarvan sprake is in artikel 4.5.17.

Deze overeenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan Leefmilieu Brussel, overeenkomstig artikel 2.3.6. § 5. De afgewerkte voedingsolie en -vetten die afzonderlijk zijn ingezameld worden volledig gerecycleerd of gevaloriseerd.

Art. 4.5.13. Inzamelinrichting als nevenactiviteit § 1. Overeenkomstig artikel 3.5.15. 6° kan de kleinhandelaar die voedingsolie en -vetten verkoopt, de afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong terugnemen. Als de kleinhandelaar ze terugneemt, brengt hij of laat hij de producenten op de hoogte brengen van het gebruikte inzamelsysteem, met een omschrijving van de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. § 2. De inzamelaar, handelaar of makelaar, die afgewerkte voedingsolie en -vetten ophaalt bij de kleinhandelaar waarvan sprake is in paragraaf 1, verstrekt uiterlijk op 30 april van ieder jaar de volgende informatie aan de producenten: - de ingezamelde hoeveelheid afgewerkte voedingsolie en -vetten; - het verwerkingsproces van de ingezamelde afgewerkte voedingsolie en -vetten. § 3. De terugname van de afgewerkte voedingsolie en -vetten bij de kleinhandelaar voldoet aan de volgende voorwaarden: - de teruggenomen afgewerkte voedingsolie en -vetten worden niet opgeslagen op de openbare weg; - de opslag gebeurt op zodanige wijze dat geen schade kan worden toegebracht aan de menselijke gezondheid of het milieu; - de afgewerkte voedingsolie en -vetten worden regelmatig opgehaald door een geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar; - de opslagplaats en haar omgeving worden zuiver gehouden; - de recipiënten worden zuiver gehouden en zijn voorzien van een tweetalig etiket met de aanduiding « Categorie 3: niet voor menselijke consumptie - pas pour consommation humaine »; - op de site moet een toegelaten ontsmettingsproduct aanwezig zijn.

Art. 4.5.14. Inzamelpunt voor afgewerkte voedingsolie en -vetten § 1. Met inachtneming van de verplichtingen van paragrafen 2 tot 4, kan de geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar bijkomende inzamelingen organiseren van afgewerkte voedingsolie en -vetten, via een inzamelpunt. § 2. Voor het inzamelpunt van afgewerkte voedingsolie en -vetten, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: 1. De geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar tekent een overeenkomst met de beheerder van de site.Deze overeenkomst vermeldt minstens: a. het adres of, bij gebrek daaraan, de exacte ligging van het inzamelpunt;b. de beschrijving van de inzamelrecipiënten;c. de gegevens van de beheerder van de site en van de geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar;d. de frequentie van de inzameling;e. de duur van de overeenkomst;f. de verdeling van de verantwoordelijkheden.2. De recipiënten worden zuiver gehouden en zijn voorzien van een etiket met de vermelding van: a.de naam van de inzamelaar, handelaar of makelaar; b. de tweetalige vermeldingen: - « Categorie 3: niet voor menselijke consumptie - pas pour consommation humaine », - « Voor afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong - Pour les déchets d'huiles et graisses alimentaires issus exclusivement des ménages ».3. De inzamelrecipiënten zijn zo ontworpen om de veiligheid van de opslag en de beperking op lekken te optimaliseren.Ze bevinden zich op een veilige plaats. 4. Het inzamelpunt en zijn omgeving wordt zuiver gehouden.5. Het inzamelpunt heeft een maximale capaciteit van 1000 kg. 6. De ophaling bij een inzamelpunt gebeurt op regelmatige en voldoende wijze en overeenkomstig paragrafen 1, 2 en 5 van artikel 4.5.4. van dit hoofdstuk. § 3. De inzameling van afgewerkte voedingsolie en -vetten via een inzamelpunt is verboden in kleuter- en lagere scholen. § 4. De geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar, die afgewerkte voedingsolie en -vetten ophaalt bij de inzamelpunten, verstrekt uiterlijk op 30 april van ieder jaar de volgende informatie aan de producenten: 1. de ingezamelde hoeveelheid afgewerkte voedingsolie en -vetten tijdens het jaar, voor elk inzamelpunt;2. het verwerkingsproces van de ingezamelde afgewerkte voedingsolie en -vetten. Art. 4.5.15. Financiering § 1. De producent draagt de werkelijke en volledige kosten van de inzameling, het sorteren en de verwerking van de afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong die beheerd worden door de publiekrechtelijke rechtspersonen die territoriaal verantwoordelijk zijn voor het beheer van de huishoudelijke afvalstoffen. § 2. De dekking van de kosten bedoeld in paragraaf 1 en de verdeling van de eventuele ontvangsten worden in onderling overleg overeengekomen door de betrokken publiekrechtelijke rechtspersonen en de producenten. § 3. De verdeling van de eventuele ontvangsten met de publiekrechtelijke rechtspersonen geldt enkel als de totale kosten, die toegerekend zijn aan de producent voor de uitvoering van de sensibiliseringscampagnes bedoeld in artikel 4.5.17, gedekt zijn door de wederverkoop van de ingezamelde afgewerkte voedingsolie en -vetten.

Art. 4.5.16. Rapportage § 1. De producenten verstrekken Leefmilieu Brussel voor 31 mei van ieder jaar de volgende informatie voor het verstreken kalenderjaar: 1° de totale hoeveelheid voedingsolie en -vetten bestemd voor huishoudens, uitgedrukt in kilogram, die in de handel werden gebracht;2° de totale hoeveelheid afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong, uitgedrukt in kilogram, die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden ingezameld per inzamelingswijze;3° het aantal inzamelinrichtingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun identificatie, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de inzamelinrichtingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen en de overige inzamelinrichtingen;4° de installaties waar de ingezamelde voedingsolie en -vetten werden verwerkt, met vermelding van de verwerkte hoeveelheid en de beschrijving van de verwerkingsmethode;5° de totale hoeveelheid afgewerkte voedingsolie en -vetten van huishoudelijke oorsprong, uitgedrukt in kilogram, die gevaloriseerd of gerecycleerd werden;6° de gegevens over de ondernomen sensibiliserings- en preventieacties, de beoordeling van die acties en de berekening van de resultatenindicatoren. § 2. Leefmilieu Brussel kan van elke producent eisen dat hij alle andere relevante informatie verstrekt om te beoordelen in hoeverre de in dit besluit beschreven doelstellingen werden bereikt en om de uitvoering te controleren.

Art. 4.5.17. Informeren van de consument § 1. Om de in artikel 4.5.12. bedoelde doelstellingen te halen, voeren de producenten en de publiekrechtelijke rechtspersonen gezamenlijk minstens éénmaal per jaar regionale en lokale voorlichtings- en sensibiliseringscampagnes gericht op de huishoudens. § 2. De campagnes bedoeld in paragraaf 1 worden gefinancierd uit de opbrengst van de inzameling van afgewerkte voedingsolie en -vetten door de publiekrechtelijke rechtspersoon, na aftrek van de inzamelingskosten bedoeld in artikel 4.5.15. Wanneer deze opbrengst onvoldoende is om de campagnes bedoeld in de vorige paragraaf te financieren, betaalt de producent de nodige som om deze te financieren. § 3. De modaliteiten voor de sensibiliseringscampagnes worden overeengekomen in onderling overleg tussen de producenten en de publiekrechtelijke rechtspersonen.

Art. 6.Productenvoor eenmalig gebruik In hoofdstuk 6 van titel IV van Brudalex wordt er een afdeling 2 toegevoegd, getiteld "Producten voor eenmalig gebruik", die luidt als volgt: « Afdeling 2. - Producten voor eenmalig gebruik Art. 4.6.3. § 1. Onderhavige afdeling zet de richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, artikel 4, om, evenals de richtlijn 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, artikel 16.2, lid 2, c. § 2. Het is voor een openbare entiteit in het kader van haar eigen activiteiten en tevens in het kader van door haar georganiseerde evenementen verboden: a) vanaf 1 januari 2023 dranken te schenken in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik, met uitzondering van verpakkingen van wijn en sterkedranken;b) vanaf 1 juli 2023 bereide voedingsmiddelen aan te bieden in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik;c) vanaf 1 juli 2023 water ander dan leidingwater te schenken. § 3. De verplichtingen bedoeld in paragraaf 2 zijn niet van toepassing in de volgende gevallen: 1° wanneer de openbare entiteiten gezondheidszorgactiviteiten uitvoeren zoals bedoeld in artikel 4.7.2, 1° ; 2° in noodsituaties;3° bij straathoekwerk en daklozenronde beoogd in artikel 2, 8°, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 juni 2018 betreffende de noodhulp aan en de inschakeling van daklozen. § 4. Leefmilieu Brussel kan een afwijking van het verbod in paragraaf 2, c) verlenen in geval de toegang tot leidingwater niet mogelijk. § 5. Leefmilieu Brussel kan een afwijking van alle of een deel van de verbodsbepalingen in paragraaf 2 toekennen: 1° in het kader van een evenement wanneer de verbodsbepalingen duidelijk onevenredig zijn gezien de specifieke kenmerken van het evenement;2° wanneer de naleving van de in paragraaf 2 genoemde termijnen redelijkerwijs niet kan worden verzekerd gelet op de kosten en de operationele modaliteiten die uit de maatregelen voortvloeien. § 6. De aanvragen tot afwijking worden gemotiveerd en aan Leefmilieu Brussel overgemaakt in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door Leefmilieu Brussel.

Het in paragraaf 5, 2°, van deze bepaling bedoelde verzoek om afwijking bevat een stappenplan voor de tenuitvoerlegging van de verbodsbepalingen dat niet verder reikt dan 1 januari 2025 en dat uiterlijk binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit artikel wordt ingediend.

De afwijkingen moeten evenredig zijn en gericht zijn op de handhaving van een hoog niveau van milieubescherming.

Art. 7.Afvalstoffen van activiteiten in de gezondheidszorg In titel IV getiteld "Bepalingen betreffende bepaalde afvalstromen" van Brudalex wordt een hoofdstuk 7 toegevoegd getiteld "Afvalstoffen van activiteiten in de gezondheidszorg", dat luidt als volgt: « HOOFDSTUK 7. - Afvalstoffen van activiteiten in de gezondheidszorg Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

Art. 4.7.1. Toepassingsgebied § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de afvalstoffen geproduceerd gedurende de activiteiten in de gezondheidszorg zoals gedefinieerd in artikel 4.7.2. 1°. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op afvalstoffen van de zorg afkomstig van huishoudens totdat deze worden aanvaard voor inzameling, verwijdering of nuttige toepassing door een vergunde installatie. § 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op afvalstoffen van diergeneeskundige zorgen, met uitzondering van scherpe, snijdende en prikkende afvalstoffen. Afvalstoffen van diergeneeskundige zorgen, anders dan scherpe, snijdende en prikkende afvalstoffen zijn onderworpen aan hoofdstuk 5 van titel IV van huidig besluit. § 4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op afvalstoffen van de zorg geproduceerd door de laboratoria zoals bedoeld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen van 8 november 2001. § 5. Tenzij tegengestelde of specifieke bepalingen, zijn de titels I en III van toepassing.

Art. 4.7.2. Definities Voor de toepassing van huidig hoofdstuk worden verstaan onder: 1° "activiteiten in de gezondheidszorg": activiteiten van preventieve, curatieve of palliatieve diagnosestelling, opvolging en behandeling, in de domeinen van mens- en diergeneeskunde.Zijn gelijkgesteld aan deze activiteiten in de gezondheidszorg : de activiteiten in onderwijs, onderzoek en industriële productie in de domeinen van mens- en diergeneeskunde, de activiteiten van thanatopraxie, esthetische chirurgie, tatoeage en cosmetologie ; 2° "afvalstoffen van de zorg": risicohoudende afvalstoffen van de zorg en niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg;3° "risicohoudende afvalstoffen van de zorg": a) afvalstoffen met infectierisico, dit wil zeggen die pathogenen bevatten die ziektes kunnen veroorzaken bij mens of dier en die niet behoren tot de respectievelijke menselijke of dierlijke eigen flora;b) scherpe, snijdende, prikkende afvalstoffen;c) anatomisch menselijke afvalstoffen met inbegrip van bloed en bloedderivaten;d) afvalstoffen met cytotoxische en cytostatische eigenschappen;4° "niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg": afvalstoffen afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg andere dan risicohoudende afvalstoffen van de zorg;5° "verwerking door desinfectie": procedé voor reductie van het aantal levensvatbare pathogenen aan de hand van fysische en/of chemische methodes om het risico te beperken tot een aanvaardbaar niveau voor het leefmilieu en de volksgezondheid, gecombineerd met een wijziging van het uitzicht van de afvalstoffen van de zorg om ze onherkenbaar te maken, en dat toelaat dat risicohoudende afvalstoffen van de zorg overgaan naar niet gevaarlijke afvalstoffen;6° "gezondheidscrisis": door de Nationale Veiligheidsraad zoals bepaald in artikel 3, 1° wet van 30 november 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/11/1998 pub. 18/12/1998 numac 1998007272 bron ministerie van landsverdediging Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst sluiten houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verklaarde crisis, die de gezondheid van een groot aantal personen aantast na blootstelling aan een pathogeen. Afdeling 2. - Operaties voor het beheer van de afvalstoffen van de

zorg Onderafdeling 1. - Preventie Art. 4.7.3. Algemene bepalingen De producent van afvalstoffen van de zorg neemt de nodige maatregelen om de hoeveelheid geproduceerde afvalstoffen te beperken.

Art. 4.7.4. Preventie- en beheersplan van de afvalstoffen § 1. De verantwoordelijke voor het beheer van de afvalstoffen van de zorg van de uitbating die onderworpen is aan rubriek 79-A stelt een preventie- en beheersplan van de afvalstoffen op en let op de uitvoering ervan. § 2. Het preventie- en beheersplan van de afvalstoffen betreft de afvalstoffen van de zorg evenals de andere afvalstoffen geproduceerd door de uitbating. § 3. Het preventie- en beheersplan van de afvalstoffen wordt bij de aanvraag tot milieuvergunning of verlenging van milieuvergunning gevoegd. Dit plan is gedateerd en wordt regelmatig en minimaal één maal per jaar bijgewerkt aan de actuele omstandigheden van de inrichting of de activiteit. § 4. Het preventie- en beheersplan van afvalstoffen wordt op vraag bezorgd aan Leefmilieu Brussel. § 5. Het preventieluik van het preventie- en beheersplan van de afvalstoffen bevat minstens: 1. een analyse van de bestaande situatie;2. nieuwe te bereiken doelstellingen voor elke periode van 5 jaar. § 6. Leefmilieu Brussel stelt een lijst ter beschikking aan het publiek met de essentiële elementen die voorkomen in het preventie- en beheersplan. § 7. De houder van de milieuvergunning of de uitbater onderworpen aan rubriek 79-B beschikt over een kwaliteitsbeheersysteem conform aan artikel 3.5.4. 4.7.5. Vorming van het personeel § 1. De uitbating onderworpen aan rubriek 79-A of 79-B beschikt over een persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de afvalstoffen van de zorg. § 2. Voor de onderneming onderworpen aan rubriek 79-A, de persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van afvalstoffen van de zorg: 1. stelt de procedure op voor het sorteren en/of verwerken van de afvalstoffen van de zorg en hangt ze uit op de sorteer- en/of verwerkingsplaatsen zichtbaar voor het personeel;2. ziet erop toe dat het personeel deze procedure kent en toepast;3. houdt een register bij van de vormingen met betrekking tot het beheer van de afvalstoffen en de aanwezigheden op deze vormingen.Het register wordt regelmatig bijgewerkt, en minstens één keer per jaar. § 3. Voor de uitbating onderworpen aan rubriek 79-B, beschikt de persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de afvalstoffen van de zorg over voldoende kennis van de wetgeving en het beheer van deze afvalstoffen. Deze kennis wordt aangetoond conform artikel 3.3.2. § 2 en § 3.

Onderafdeling 2. - Sorteren Art. 4.7.6. Algemene bepalingen § 1. De afvalstoffen die worden geproduceerd buiten de zones waar de activiteiten in de gezondheidszorg plaatsvinden worden gesorteerd zoals bepaald in artikel 3.7.1. § 2. De niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden gesorteerd zoals bepaald in artikel 3.7.1. Keukenafval en etensresten geproduceerd in zones waar activiteiten in de gezondheidszorg plaatsvinden, mag worden gesorteerd met het oog op compostering en biomethanisatie in een inrichting die de erkenning heeft van artikel 24 punt 1 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009. § 3. Onmiddellijk na de productie ervan worden de risicohoudende afvalstoffen van de zorg in de hiervoor voorziene verpakkingen geplaatst. § 4. Indien niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg in contact komen of worden vermengd met risicohoudende afvalstoffen van de zorg moeten al deze afvalstoffen worden beheerd als risicohoudende afvalstoffen van de zorg. § 5. De risicohoudende afvalstoffen van de zorg die bestemd zijn voor verwerking door desinfectie worden gescheiden van de afvalstoffen geviseerd in artikel 4.7.13. § 1.

Onderafdeling 3. - Verpakking en opslag Art. 4.7.7. Algemene bepalingen § 1. De niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden verpakt als niet gevaarlijke niet huishoudelijke afvalstoffen. § 2. De risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden verpakt volgens de bepalingen opgenomen in de tabel van bijlage 18. § 3. Wanneer de vulgrens voor goede afsluiting van de verpakking is bereikt, wordt de verpakking afgesloten conform de richtlijnen van de fabrikant.

Art. 4.7.8. Buitenverpakking van de risicohoudende afvalstoffen van de zorg § 1. De buitenverpakking wordt geïdentificeerd met de naam, het adres van de uitbatingszetel, het ondernemingsnummer van de producent van de afvalstoffen. § 2. Het sluitingsysteem van de buitenverpakking zorgt voor een volledige en lekdichte afsluiting. § 3. De herbruikbare buitenverpakking is afwasbaar en kan gemakkelijk worden ontsmet. De binnen- en buitenwanden worden gereinigd en ontsmet na elke lediging.

Art. 4.7.9. Opslag § 1. De afvalstoffen van de zorg worden opgeslagen in een lokaal of een zone die uitsluitend is voorbehouden voor dit gebruik en waarin geen nieuwe verpakkingen mogen worden opgeslagen. § 2. Aan de ingang van het opslaglokaal of de -zone voor risicohoudende afvalstoffen van de zorg hangt een signalisatie die het infectierisico vermeldt aan de hand van het symbool voor "biologisch gevaar" dat is opgenomen in bijlage 18. § 3. Het opslaglokaal voor risicohoudende afvalstoffen van de zorg voldoet aan de volgende criteria: 1. de wanden, vloeren en plafonds hebben een brandweerstand van minstens EI 60;2. elke toegangsdeur in een binnenmuur van het lokaal is een automatische sluitende deur met een brandweerstand van EI 30. § 4. De toegang tot het opslaglokaal of -zone voor risicohoudende afvalstoffen van de zorg is verboden voor publiek. § 5. De capaciteit van het opslaglokaal of -zone voor afvalstoffen van de zorg is aangepast aan de geproduceerde hoeveelheid afvalstoffen en aan de frequentie van ophaling. § 6. De verpakkingen zijn op zodanige wijze gestapeld om ongelukken te vermijden en zodanig dat ze eenvoudig, snel en in alle veiligheid kunnen geladen worden, met een minimum aan manipulaties van de inzamelaar. § 7. In het geval van buitenopslag: 1. de stevige buitenverpakkingen zijn permanent gesloten;2. de zone is duidelijk afgebakend en niet toegankelijk voor het publiek;3. de zone is beschermd tegen slechte weersomstandigheden. § 8. De opslag van risicohoudende afvalstoffen van de zorg op de openbare weg is niet toegelaten.

Onderafdeling 4. - Inzameling Art. 4.7.10. Intern transport Het intern transport van risicohoudende afvalstoffen van de zorg gebeurt met karretjes die gemakkelijk afwasbaar zijn.

Art. 4.7.11. Inzameling § 1. Niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden ingezameld zoals niet gevaarlijke niet huishoudelijke afvalstoffen. § 2. Risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden beschouwd als gevaarlijk afval en worden als dusdanig beheerd. § 3. De inzameling van risicohoudende afvalstoffen van de zorg vindt plaats binnen een termijn die toelaat dat alle gevaar en hinder voor het leefmilieu en de volksgezondheid vermeden wordt. § 4. Met uitzondering van de scherpe, snijdende en prikkende afvalstoffen worden de risicohoudende afvalstoffen van de zorg ten laatste vierentwintig uren na de inzameling verwerkt. § 5. De producent van risicohoudende afvalstoffen van de zorg kan zijn eigen afvalstoffen vervoeren conform artikel 3.1.1. 1°, voor zover de vervoerde hoeveelheid afvalstoffen niet groter is dan 20 kg.

Onderafdeling 5. - Behandeling en nuttige toepassing Art. 4.7.12. Algemene bepalingen § 1. Risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden ofwel verbrand, ofwel verwerkt door desinfectie conform van deze onderafdeling. § 2. Niet risicohoudende afvalstoffen van de zorg en risicohoudende afvalstoffen van de zorg die verwerkt werden door desinfectie volgens de bepalingen van deze onderafdeling worden ofwel verbrand, ofwel gevaloriseerd, voor zover dit niet schadelijk is voor het leefmilieu zoals bepaald in artikel 17 van de ordonnantie afvalstoffen.

Art. 4.7.13. Valorisatie van risicohoudende afvalstoffen van de zorg § 1. Risicohoudende afvalstoffen van de zorg kunnen een verwerking door desinfectie ondergaan, met uitzondering van de volgende afvalstoffen: a) die radioactief zijn;b) die mogelijk prionen bevatten;c) die vermalingstoestellen kunnen beschadigen of de werking ervan kunnen verstoren;d) die cytostatisch en cytotoxisch zijn;e) die biologische agentia van groep 4 kunnen bevatten, volgens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 08/11/2001 pub. 26/02/2002 numac 2001031446 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen en betreffende de indeling van de betrokken installaties sluiten betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen. § 2. Op basis van artikel 13 van de ordonnantie milieuvergunningen wordt het advies van de Dienst Bioveiligheid en Biotechnologie van Sciensano gevraagd in de loop van het onderzoek van de aanvragen van milieucertificaten en -vergunningen voor rubriek 79-B. Dit advies controleert de naleving van de minimumeisen van artikel 4.7.14. § 3. De Dienst Bioveiligheid en Biotechnologie van Sciensano kan bijkomende informatie vragen om haar advies op te stellen. § 4. Risicohoudende afvalstoffen van de zorg die een verwerking door desinfectie hebben ondergaan, worden beheerd als niet gevaarlijke andere dan huishoudelijke afvalstoffen.

Art. 4.7.14. Inrichting voor de verwerking door desinfectie § 1. De inrichting voor verwerking door desinfectie voldoet minimum aan de volgende vereisten: 1. de reductie van het aantal micro-organismen, gemeten door telling van de levensvatbare aerobe bacterieflora, is gelijk aan of hoger dan 5 log10;2. het monster omvat geen specifieke bacteriële indicatoren zoals enterobacteriën, Staphylococcus aureus, Pseudomonas aeruginosa, en andere indicator micro-organismes als daartoe aanleiding is;3. indien de wijziging van het uitzicht van de afvalstoffen wordt veroorzaakt door vermaling, heeft minstens 80 % van het verwerkte afval een granulometrie kleiner dan 30 mm. § 2. De inrichting voor de verwerking door desinfectie is uitgerust met middelen voor continue controle van het goede procesverloop. Een alarmsysteem meldt alle onregelmatigheden. In het geval van een onregelmatigheid en/of wanneer het resultaat van de verwerking door desinfectie niet gegarandeerd kan worden, wordt de afvalstoffen verwerkt als risicohoudende afvalstoffen van de zorg. § 3. In de inrichting voor de verwerking door desinfectie mogen enkel risicohoudende afvalstoffen van de zorg worden gehanteerd die verpakt zijn conform bijlage 18. § 4. De verwerking door desinfectie van risicohoudende afvalstoffen van de zorg vindt plaats binnen een termijn die toelaat dat alle gevaar en hinder voor het leefmilieu en de volksgezondheid vermeden wordt. § 5. Er wordt een register van verwerking van risicohoudende afvalstoffen van de zorg bijgehouden. Voor elke cyclus van de verwerking door desinfectie vermeldt het: 1. de registratie van gedetailleerde gegevens betreffende de kritieke parameters voor beheersing van de behandeling;2. het verslag van de vastgestelde technische problemen en de eventueel uitgevoerde herstellingen. De gegevens worden geregistreerd voor elke cyclus en bijgehouden op zodanige manier dat de exploitant en de bevoegde overheid de werking van de inrichting kunnen controleren.

Art. 8.Bijlagen Art. 8.1.

De volgende bijlagen van hetzelfde besluit worden vervangen: a) Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage I van huidig besluit;b) Bijlage 6 wordt vervangen door bijlage II van huidig besluit;c) Bijlage 7 wordt vervangen door bijlage III van huidig besluit;d) Bijlage 8 wordt vervangen door bijlage IV van huidig besluit;e) Bijlage 9 wordt vervangen door bijlage V van huidig besluit;f) De bijlage 16 wordt vervangen door bijlage VI van huidig besluit. Art. 8.2.

In hetzelfde besluit wordt een bijlage 18 ingevoegd die als bijlage VII is gevoegd bij dit besluit.

Art. 9.Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen § 1. De rubrieken nr. 22-3, 41-1 44, 45-1, 45-3, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 62, 79, 106 van de bijlage van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen worden respectievelijk door volgende rubrieken vervangen:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De rubriek nr. 67 van de bijlage van hetzelfde besluit wordt geschrapt. § 3. Punten 14, 15 en 16 worden toegevoegd na de tabel van de bijlage van hetzelfde besluit: (14) Voor de toepassing van rubriek 51 zijn de al dan niet ingegraven bijkomende inzamelpunten van volgende types niet geviseerd: het type glasbollen, textielcontainers, recipiënten voor afgewerkte voedingsolie en -vetten, voor afgedankte batterijen en accu's, voor heel klein AEEA, enz... die dienen om afvalstoffen van huishoudens te ontvangen. (15) Voor de toepassing van rubriek 79-B, is de verwerking door desinfectie deze zoals gedefinieerd in artikel 4.7.2, 5° van Brudalex en die de voorwaarden respecteert, vermeld in artikel 4.7.14. van de Brudalex. (16) Voor de toepassing van rubriek 62 zijn uitgesloten: - grondwaterwinningen waarbij geen motorisch aangedreven pomp wordt gebruikt; - grondwaterwinningen nodig voor het uitvoeren van bodemsaneringswerken in de zin van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems; - grondwateronttrekkingen die worden uitgevoerd met een pomp voor het afvoeren van infiltratiewater in constructies bestaand op 1 april 2019. § 4. Punt 8 dat is toegevoegd na de tabel van de bijlage van hetzelfde besluit wordt vervangen door: (8) Voor de toepassing van rubriek 106, onder categorie de categorieën verstaan worden in de zin van de Verordening (EG) Nr.1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en de Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Art. 10.Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/04/2019 pub. 16/04/2019 numac 2019011691 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen sluiten tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen De rubrieken nr. 41.1.B, nr. 44, nr 45.1.B, nr 45.3, nr. 46, nr. 47, nr. 48, nr. 49, nr. 50 en nr. 79 in de bijlage I bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/04/2019 pub. 16/04/2019 numac 2019011691 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen sluiten tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor bepaalde ingedeelde inrichtingen worden respectievelijk vervangen door volgende rubrieken:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 11.Wijziging van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/12/2009 pub. 08/01/2010 numac 2010031002 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten sluiten tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten De rubrieken nr. 22.3, nr. 45.1.B, nr. 45.3, nr. 46, nr. 47 en nr. 51 van de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/12/2009 pub. 08/01/2010 numac 2010031002 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten sluiten tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten worden respectievelijk vervangen door volgende rubrieken:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 12.Treedt in werking, het artikel 39 van de ordonnantie van 6 mei 2021 houdende wijziging van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen, van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid, van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems, van het koninklijk besluit van 8 november 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2007 pub. 09/11/2007 numac 2007014330 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de preventie en het herstel van milieuschade tengevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van : uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan, alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer type koninklijk besluit prom. 08/11/2007 pub. 13/11/2018 numac 2018014534 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de preventie en het herstel van milieuschade tengevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van : uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan; alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de preventie en het herstel van milieuschade ten gevolge van het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren of in de lucht van: uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, naar aanleiding van de in-, de uit- en de doorvoer ervan; alsook van afvalstoffen bij hun doorvoer en van de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IA bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.

Art. 13.Opheffingsbepalingen Worden opgeheven: - het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 maart 1994 betreffende het beheer van afvalstoffen afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg; - het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval.

Art. 14.Overgangsbepalingen § 1. De persoon die geregistreerd is als vervoerder of ophaler van dierlijk afval volgens de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/11/2002 pub. 19/12/2002 numac 2002031605 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval sluiten betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval is respectievelijk van rechtswege geregistreerd als vervoerder van dierlijke bijproducten of als inzamelaar, handelaar en makelaar van dierlijke bijproducten. Wanneer hij van rechtswege geregistreerd is als inzamelaar, handelaar en makelaar van dierlijke bijproducten, beschikt hij vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit over een termijn van een jaar om zich in orde te stellen met artikels 3.3.2. en 3.3.3. van de Brudalex. § 2. De uitbating die geregistreerd is als een inrichting voor groeperen of verwerken van dierlijk afval volgens de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/11/2002 pub. 19/12/2002 numac 2002031605 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval sluiten betreffende de verwijdering van dierlijk afval en betreffende de inrichtingen voor de verwerking van dierlijk afval is respectievelijk van rechtswege erkend als inrichting voor de opslag van dierlijke bijproducten of voor de verwerking van dierlijke bijproducten. Hij maakt aan Leefmilieu Brussel het formulier van bijlage 9 van de Brudalex over binnen een termijn van een jaar vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit. § 3. Het nieuwe artikel 4.6.3. van de Brudalex ingevoegd door artikel 6 van dit besluit is niet van toepassing op overheidsopdrachten waarvan de sluiting plaatsvond voor de inwerkingtreding van dit besluit. § 4. De uitbatingsvoorwaarden tegenstrijdig aan artikel 2 en opgenomen in de milieuvergunningen voor de rubriek 41-1A of 41-1B blijven van toepassing. Dit geldt daarentegen niet voor de bepalingen met betrekking tot de staalname en de analyse.

Art. 15.Inwerkingtreding § 1. Huidig besluit treedt in werking 10 dagen na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad. § 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn de regelingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn ingevoerd voor de stromen bedoeld in 7° tot 10° van artikel 2.1.1., § 3 van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd door artikel 1.10. van huidig besluit, van toepassing op een door de Regering vastgestelde datum en ten laatste vanaf 5 januari 2023. § 3. In afwijking van paragraaf 1, treedt het nieuwe artikel 3.7.1. § 1, 4° b) en 8° tot 13° van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd door artikel 1.29 van huidig besluit, in werking op 1 mei 2023 en treedt het nieuwe artikel 3.7.1. § 1, 7° van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2016 betreffende het beheer van afvalstoffen ingevoegd door artikel 1.29 van huidig besluit, in werking op 1 januari 2025. § 4. In afwijking van paragraaf 1, treedt artikel 2 van huidig besluit in werking : - 1 jaar na de datum van publicatie wat betreft de bepalingen met betrekking tot de bestaande wijkcomposteerinrichtingen en bestaande bedrijfscomposteringen; - 1 jaar na de datum van publicatie wat betreft de bepalingen met betrekking tot de controle en de opvolging van het composteren, tot de samenstelling van de compost, tot de staalname en de analyse, evenals de einde afvalfase in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot het gebruik van de compost.

Art. 16.Uitvoeringsbepaling De Minister bevoegd voor het Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juni 2022.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT Minister belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^