Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 mei 2020
gepubliceerd op 28 mei 2020

Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/021 om de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling te verlengen omwille van de door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020041454
pub.
28/05/2020
prom.
20/05/2020
ELI
eli/besluit/2020/05/20/2020041454/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MEI 2020. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/021 om de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling te verlengen omwille van de door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis


VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING Ter attentie van de leden van de Regering, Het verlengen van de termijn waarbinnen de jaarlijkse verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling moeten worden betaald tot 124 dagen, is bedoeld om de liquiditeitspositie van belastingplichtigen wier inkomsten zijn opgedroogd of sterk zijn verminderd te verbeteren. Deze maatregel is dan ook van toepassing op alle aanslagbiljetten die zouden moeten worden betaald in de periode waarin belastingplichtigen worden geconfronteerd met verminderde of onbestaande inkomsten als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de corona-crisis alsook voor de aanslagbiljetten die worden verstuurd ten tijde van deze crisis.

Er werd voor geopteerd om het toepassingsgebied van de verlengde betalingstermijn te beperken tot de aanslagbiljetten die worden verzonden vóór 1 oktober 2020. Deze datum werd bepaald op grond van de op 24 april 2020 door de federale regering vastgelegde exitstrategie voor wat betreft de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus.

Deze exitstrategie stelt dat de laatste fase van de heropstarting zal plaatsvinden in de loop van de maand juni 2020. Ervan uitgaande dat deze opstarting pas eind juni zal plaatsvinden, zullen de laatste economische activiteiten pas opnieuw worden geactiveerd begin juli. De betrokken personen zullen dus pas in juli hun activiteiten kunnen hernemen.

Dit betekent evenwel niet dat de inkomstenstroom van bedrijven reeds medio juli opnieuw op gang zal komen. Het is immers gebruikelijk dat voor facturen een betalingstermijn van 30 dagen wordt toegekend. Deze betalingstermijn kan in sommige omstandigheden of voor bepaalde sectoren zelfs oplopen tot 60 dagen. De laatste heropstartende bedrijven zullen dus pas medio september opnieuw op een herneming van hun inkomstenstroom kunnen rekenen. Om reden van fiscale transparantie, wordt er in deze context bijgevolg voor geopteerd om de verlenging van de betalingstermijn toe te kennen tot eind september 2020. Vanaf oktober 2020 zou de inkomstenstroom van de bedrijven immers opnieuw op gang moeten zijn gekomen zijn zodat de verlenging van de betalingstermijn niet langer meer nodig is. Er werd dan ook, mede in het licht van de beveiliging van de liquiditeitspositie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor geopteerd om deze maatregel te beperken tot de aanslagbiljetten die vóór 1 oktober 2020 werden verstuurd. Deze beperking zorgt er immers voor dat de meeste verkeersbelastingen in beginsel alsnog in 2020 zullen worden betaald Ter informatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister van Financiën en Begroting, S. GATZ

RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving advies 67.338/4 van 7 mei 2020 over een ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/021 `om de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling te verlengen omwille van de door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis' Op 30 april 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/021 `om de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling te verlengen omwille van de door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 7 mei 2020. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Marc OSWALD, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 mei 2020.

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moet in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt: "Deze hoogdringendheid wordt gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 zorgt voor ernstige liquiditeitsproblemen bij de Brusselse burgers en rechtspersonen waardoor het nodig is om onmiddellijk maatregelen te nemen tot bescherming van deze liquiditeiten".

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP 1. Hoewel artikel 3bis, § 1, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' dat niet expliciet voorschrijft, wordt voorgesteld om gelijktijdig met dit besluit ook een verslag aan de Regering bekend te maken waarin de strekking en de concrete implicaties van dat besluit worden uiteengezet.2. De steller van het ontwerp moet in het licht van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, vastgelegd in de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, de keuze van de datum van 1 oktober 2020 objectief en redelijk kunnen rechtvaardigen, en hij moet die rechtvaardiging overnemen in het verslag aan de regering dat hij, zoals hierboven wordt aanbevolen, het best zou opstellen. DE GRIFFIER DE VOORZITTER Anne Catherine VAN GEERSDAELE Martine BAGUET

20 MEI 2020. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/021 om de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling te verlengen omwille van de door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, artikel 2;

Gelet op de Ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure, de artikelen 3 en 32;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 zorgt voor ernstige liquiditeitsproblemen bij de burgers en de rechtspersonen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is het nodig om onmiddellijk maatregelen te nemen tot bescherming van deze liquiditeiten;

Gelet op advies 67.338/4 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 3, 5° van ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, de gelijkekansentest niet moet worden opgesteld voor een reglementaire tekst waarvoor het advies van de Raad van State wordt gevraagd bij hoogdringendheid;

Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, het advies van de Gegevensbeschermings-autoriteit en van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet vereist zijn;

Overwegende dat de wereldwijde en gewestelijke economische activiteit is vertraagd als gevolg van gezondheidsmaatregelen om de Covid-19 epidemie te vertragen;

Overwegende dat de maatregelen om de bewegingsvrijheid van de burgers tot hun woning te beperken, evenals de tijdelijke stopzetting van een groot aantal economische en commerciële activiteiten, tot gevolg hebben dat huishoudens en bedrijven worden geconfronteerd met liquiditeitsproblemen;

Overwegende dat een verlenging van de betaaltermijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling van die aard is dat ze zal bijdragen om deze gezinnen en bedrijven enige ademruimte te geven, zonder de financiële situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het spel te zetten;

Overwegende dat de liquiditeitsproblemen van gezinnen en ondernemingen grotendeels voortvloeien uit de ophokplicht, is het niet opportuun om de maatregel te behouden tot na het einde van de periode van de ophokplicht. Aangezien het niet mogelijk is om met zekerheid te beoordelen wanneer deze plicht ten einde zal komen en aangezien de economie slechts geleidelijk zal worden heropgestart, werd er beslist om het einde van de maatregel vast te leggen op 30 september 2020.

Overwegende dat de Regering dus, gelet op de economische urgentie, gebruik wenst te maken van de volmachten die haar werden toevertrouwd door het parlement om de burgers en de bedrijven van het Gewest te ondersteunen in deze moeilijke periode;

Op voorstel van de Minister belast met Financiën, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In afwijking van artikel 32, eerste lid, eerste zin, van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure, wordt de betaaltermijn van de voor het aanslagjaar 2020 verschuldigde verkeersbelasting op de autovoertuigen verlengd tot 124 dagen.

Het eerste lid van dit artikel is slechts van toepassing voor de aanslagbiljetten die worden verstuurd vóór 1 oktober 2020.

Art. 2.In afwijking van artikel 32, eerste lid, eerste zin, van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure, wordt de betaaltermijn van de voor het aanslagjaar 2020 verschuldigde de belasting op de inverkeerstelling verlengd tot 124 dagen.

Het eerste lid van dit artikel is slechts van toepassing voor aanslagbiljetten die worden verstuurd vóór 1 oktober 2020.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.

Art. 4.De minister bevoegd voor Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 mei 2020.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, de Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn, B. CLERFAYT

^